Regeling vervallen per 28-03-2024

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen (Beleidsregels Gehandicpatenparkeerplaats)

Geldend van 10-09-2020 t/m 27-03-2024

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen (Beleidsregels Gehandicpatenparkeerplaats)

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

gelet op artikel 13 lid 2 en 18 lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 12 en de artikelen 49 t/m 55 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), de artikelen 85, 86 en 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), de Regeling gehandicaptenparkeerkaart en het besluit Regionale gehandicaptenparkeerkeerregeling Haaglanden;

Besluit:

vast te stellen de volgende beleidsregels met betrekking tot het aanvragen en het toekennen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nabij woning en/of werk en het toekennen van algemene gehandicapten parkeerplaatsen.

Artikel 1 Definities

  • a)

    Indicatiebesluit: het besluit van de Keuringsarts naar aanleiding van de medische keuring uitgevoerd ten behoeve van de gehandicaptenparkeerkaart;

  • b)

    Parkeergelegenheid op eigen terrein: parkeergelegenheid zoals omschreven in artikel 6.1;

  • c)

    RVV: Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • d)

    Stoppen in tweede linie: het stil laten staan van een voertuig op de rijbaan naast geparkeerde voertuigen, teneinde de gehandicapte persoon kort te begeleiden bij het in- of uitstappen.

Artikel 2 Individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders nabij woning/werk (artikel 12 BABW)

  • 2.1 De aanvraag dient te bevatten: het aanvraagformulier voor de gehandicaptenparkeerplaats. Op dit aanvraagformulier machtigt de aanvrager de Gemeente om gebruik te mogen maken van het indicatiebesluit waaruit de geschatte maximale loopafstand (met de gebruikelijke loophulpmiddelen) (0-50/50-100/100-200 meter) van de gehandicapte blijkt.

  • 2.2 Voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders kunnen in aanmerking komen: bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, brommobielen en van gehandicaptenvoertuigen, die beschikken over een rechtsgeldige Europese dan wel een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regionale gehandicaptenparkeerkeerregeling Haaglanden, die nog minimaal een ½ jaar geldig is.

  • 2.3 De aanvrager beschikt niet over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in artikel 6, met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand. Het is voor de aanvrager ook niet mogelijk om een parkeergelegenheid op eigen terrein te creëren.

  • 2.4 De aanvrager kan blijkens de uitkomst van het verkeerstechnisch onderzoek, zoals omschreven in artikel 6 van deze beleidsregels, niet beschikken over voldoende beschikbare parkeergelegenheid binnen de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand.

  • 2.5 De werkgever is verantwoordelijk voor een parkeerplek voor gehandicapten op het terrein van de werkgever. Alleen indien de werkgever geen ruimte op eigen terrein heeft, kan worden uitgeweken naar de openbare ruimte. Indien wordt uitgeweken naar de openbare ruimte geldt dat er een tijdsbeperking op de plek kan worden gelegd.

  • 2.6 De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats mag geen negatieve gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer en de aard van het gebied (autoluw).

  • 2.7 Voor individuele gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van bestuurders die aangelegd worden op een particulier terrein van derden heeft de gemeente Delft vooraf toestemming nodig van de eigenaar van het terrein waarop de gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd dient te worden.

  • 2.8 Voor toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders dient de aanvrager, dan wel diens huisgenoot, eigenaar te zijn van een motorvoertuig. Indien hij geen eigenaar is van het motorvoertuig waarvoor hij de aanvraag doet, een verklaring te overleggen waaruit blijkt dat het motorvoertuig wordt gehuurd of geleast.

  • 2.9 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders wordt gerealiseerd door plaatsing van twee tegels met het gehandicaptenlogo en het bord E6 van bijlage 1 van het RVV met een onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager.

Artikel 3 Individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers nabij woning/werk

  • 3.1 De aanvraag dient te bevatten: het aanvraagformulier voor de gehandicaptenparkeerplaats. Op dit aanvraagformulier machtigt de aanvrager de Gemeente om gebruik te mogen maken van het indicatiebesluit waaruit de geschatte maximale loopafstand (0-50/50-100) van de aanvrager blijkt.

  • 3.2 Voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers kunnen in aanmerking komen: personen die beschikken over een rechtsgeldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart, die nog minimaal een ½ jaar geldig is.

  • 3.3 De aanvrager dient niet te (kunnen) beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in artikel 6.1, met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand. Het is voor de aanvrager ook niet mogelijk om een parkeergelegenheid op eigen terrein te (laten) creëren.

  • 3.4 De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats mag geen negatieve gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer en de aard van het gebied (autoluw).

  • 3.5 De aanvrager kan blijkens de uitkomst van het verkeerstechnisch onderzoek, zoals omschreven in artikel 6 van deze beleidsregels, niet beschikken over voldoende beschikbare parkeergelegenheid binnen de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand.

  • 3.6 Daarnaast dient het op erftoegangswegen niet mogelijk te zijn om in tweede linie verkeersveilig te stoppen om de passagier te begeleiden bij het in- of uitstappen binnen de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand. Tenslotte mag de afstand van de locatie waar in tweede linie kan worden gestopt tot de voordeur niet groter zijn dan 100 meter (tenzij de op de gehandicaptenparkeerkaart genoemde afstand kleiner is).

  • 3.7 De werkgever is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van parkeerruimte voor een werknemer met een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers. Indien het niet mogelijk is om verkeersveilig te stoppen in tweede linie op een erftoegangsweg (30 km/h) op een afstand van niet meer dan 50 meter van de voordeur van het bedrijf moet de werkgever zorg dragen voor ruimte voor een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Alleen indien de werkgever geen ruimte op eigen terrein heeft, kan worden uitgeweken naar de openbare ruimte. Er wordt dan een tijdsbeperking aan de plek gekoppeld.

  • 3.8 Voor toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers dient de aanvrager of een huisgenoot van de aanvrager, eigenaar te zijn van een motorvoertuig. Indien hij of zijn huisgenoot geen eigenaar zijn van het motorvoertuig waarvoor hij de aanvraag doet, dient een verklaring te worden overlegd waaruit blijkt dat het motorvoertuig wordt gehuurd of geleast.

  • 3.9 Voor individuele gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van passagiers die aangelegd worden op een particulier terrein van derden heeft de gemeente Delft vooraf toestemming nodig van de eigenaar van het terrein waarop de gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd dient te worden.

  • 3.10 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers wordt gerealiseerd door plaatsing van twee tegels met het gehandicaptenlogo en het bord E6 van bijlage 1 van het RVV met een onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager of van de huisgenoot van aanvrager.

Artikel 4 Algemene gehandicaptenparkeerplaats bij nieuwbouw

Bij nieuwbouwlocaties wordt voor het aantal geplande gehandicaptenparkeerplaatsen aangesloten de “aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen” van het CROW.

Artikel 5 Algemene gehandicaptenparkeerplaats voor bestaande voorzieningen

Grootschalige openbare voorzieningen

  • 5.1 Grootschalige openbare voorzieningen waar veel gehandicapten komen, hebben tenminste recht op één algemene gehandicaptenparkeerplaats, in de nabijheid van de ingang.

  • 5.2 Het college kan beperkingen verbinden aan de tijdstippen waarop de algemene gehandicaptenparkeerplaats gebruikt mogen worden. Deze tijdstippen dienen, zoveel mogelijk, aan te sluiten bij de openingstijden van de grootschalige openbare voorziening en kan per parkeeractie maximaal 3 uur achtereen bedragen.

  • 5.3 Bij bestaande voorzieningen worden alleen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aangelegd indien er een geschikte ruimte is om parkeerplaatsen aan te leggen of aan te wijzen en er geen infrastructurele belemmeringen zijn. Ook het karakter van het gebied is van belang. In het autoluwplus gebied worden geen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aangelegd.

Kleinschalige publieke voorzieningen

  • 5.4 Ten behoeve van kleinschalige publieke voorzieningen dient de aanvrager een voorziening of instelling met een sociaal-maatschappelijke of medische functie te zijn.

  • 5.5 De kleinschalige voorziening of instelling dient naar oordeel van het college een buurtoverstijgende functie te hebben.

  • 5.6 De parkeerdruk in de directe omgeving van de kleinschalige voorziening of instelling (binnen 100 meter loopafstand) dient tijdens de uren dat de voorziening of instelling wordt bezocht hoger te zijn dan 80%.

  • 5.7 Het college kan beperkingen verbinden met betrekking tot de tijdstippen waarop de algemene gehandicaptenparkeerplaats gebruikt mogen worden. In ieder geval is de parkeerduur per parkeeractie beperkt tot maximaal 3 uur.

  • 5.8 Er dient sprake te zijn van een aanzienlijke bezoekfrequentie van gehandicapten aan de kleinschalige voorziening of instelling. De genoemde beperkingen in artikel 5.7 komen overeen met de bezoekfrequentie van gehandicapten en dient zoveel mogelijk te passen in aaneengesloten (korte) tijdsblokken. Deze tijdsblokken dienen hetzelfde te zijn elke dag dat de plaats benodigd is. Het college zal dit beoordelen.

Artikel 6 Verkeerstechnisch onderzoek

  • 6.1 Alvorens een besluit op een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt genomen, dient duidelijkheid te bestaan in het aantal parkeerplaatsen en de parkeerdukte in de straat en/of het gebied waarvoor de aanvraag is ingediend. Daarnaast dient duidelijk te zijn of de aanvrager beschikt dan wel kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien de hiervoor genoemde gegevens niet beschikbaar zijn, wordt een verkeerstechnisch onderzoek uitgevoerd.

  • 6.2 In het geval de aanvraag voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats betrekking heeft op het autoluwplus gebied, wordt de individuele gehandicaptenparkeerplaats slechts toegekend wanneer er gezien de vereiste loopafstand geen mogelijkheden zijn om de gehandicapten parkeerplaats buiten dit gebied te realiseren.

  • 6.3 In geval van een gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van een passagier op een erftoegangsweg (30 km/h) wordt aanvullend bezien of het mogelijk is om (in tweede linie) te stoppen teneinde de passagier te begeleiden bij het in- of uitstappen binnen de maximaal in het indicatiebesluit vastgestelde loopafstand. De afstand van het voertuig tot de voordeur mag niet groter zijn dan 100 meter.

  • 6.4 Een algemene gehandicaptenparkeerplaats op de openbare weg dient conform het handboek inrichting openbare ruimte :

    • a)

      als haaksparkeervak: 3,50 meter breed (min 3,00 m) en 5,00 meter lang te zijn;

    • b

      als langsparkeervak 3,50 meter breed (of 2,5 m + 1,20 m ruimte op het trottoir met oprit) en 6,00 meter lang te zijn.

    In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de hiervoor bedoelde afmetingen.

  • 6.5 Als gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt zo mogelijk een bestaande parkeerplaats aangewezen.In dat geval wordt de maatvoering van de plek alleen aangepast naar maximaal bovenstaande maten, voorzover dat ter plekke technisch mogelijk en voor de aanvrager noodzakelijk is.

  • 6.6 Indien de aanvrager verhuist, wordt nagegaan of de aanvrager op het nieuwe adres redelijkerwijze kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien dat niet het geval is dan dient voor het nieuwe adres een nieuw verkeerstechnisch onderzoek te worden gedaan naar het aantal plaatsen en de parkeerdrukte in de straat en/of het gebied waar de aanvrager naar toe is verhuisd, alvorens de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verplaatst.

Artikel 7 Parkeergelegenheid op eigen terrein

  • 7.1 Onder een parkeerplaats op eigen terrein wordt verstaan:

    • a.

      een parkeerplaats op een eigen terrein of in een garage) waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruik gegeven aan de aanvrager;

    • b.

      een parkeerplaats,-koop of huur- op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning , de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager;

    • c.

      een parkeerplaats die vermeld staat in het namens het college vastgestelde overzicht van POET-plaatsen.

  • 7.2 Een parkeerplaats als bedoeld in artikel 7.1 wordt als parkeerplaats op eigen terrein beschouwd indien deze voldoet aan de volgende voorwaarden

    • a)

      toegankelijkheid: de parkeerplaats dient te kunnen worden bereikt via een doorgang of toegang die minimaal 2.30 meter breed is;

    • b)

      een parkeerplaats op eigen terrein dient ten minste 2.50 meter breed en 6.00 lang te zijn;

    • c)

      een parkeerplaats in een garage dient ten minste 2.65 meter breed en 6.00 meter lang te zijn;

    • d)

      een parkeerplaats in een mechanische garage (VAB-garage).

  • 7.3 Als parkeerplaats op eigen terrein wordt niet beschouwd een parkeerplaats welke niet geschikt is voor LPG, indien de aanvrager eigenaar of houder is van een voertuig dat op LPG rijdt.

  • 7.4 Indien een aanvrager over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt welke hij, om welke reden dan ook, aan een derde ter beschikking heeft gesteld, wordt deze parkeerplaats voor de toepassing van deze beleidsregels als een parkeerplaats op eigen terrein voor de aanvrager beschouwd. Indien het besluit tot invoering van betaald parkeren in een bepaald gebied in werking is getreden, wordt een parkeerplaats die door een aanvrager aan een derde ter beschikking is gesteld, voordat de inwerkingtreding heeft plaatsgevonden, gedurende een periode van 12 maanden na deze inwerkingtreding, niet als een parkeerplaats op eigen terrein beschouwd. De aanvrager dient in bovengenoemd geval door middel van een huur- of ingebruikgevingsovereenkomst aan te tonen dat hij niet over de parkeerplaats kan beschikken en dat hij de parkeerplaats aan een derde ter beschikking heeft gesteld.

  • 7.5 Indien er op een eigen terrein of in een garage zoals bedoeld in artikel 7.1 parkeerplaatsen beschikbaar zijn of komen, worden deze geacht beschikbaar te staan aan het huishouden dat het langst op het betreffende adres waarvoor de parkeerplaats bestemd is, staat ingeschreven.

Artikel 8 De aanvrager

  • 8.1 De gehandicapte dient ingeschreven te staan in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Delft en wordt geacht te wonen op het adres waar hij volgens de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

  • 8.2 Van hetgeen vermeld in artikel 8.1 dient te worden afgeweken indien de aanvrager in aanmerking wenst te komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders nabij het werkadres. Bij deze aanvraag dient de aanvrager een werkgeversverklaring te overleggen danwel stukken waaruit blijkt dat hij op dat adres een zelfstandige onderneming drijft.

  • 8.3 De aanvrager wordt geacht te zijn: degene ten behoeve van wie de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.

Artikel 9 Kosten

  • 9.1 De kosten voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats komt voor rekening van de aanvrager. Ook indien naderhand de aanvraag wordt afgewezen. De kosten voor het in behandeling nemen van een algemene gehandicaptenparkeerplaats worden niet bij de instelling die de algemene gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt in rekening gebracht.

  • 9.2 De kosten voor de aanleg en verplaatsing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats zoals bedoeld in de artikelen 2.9 en 3.10 komen voor rekening van de aanvrager.

  • 9.3 De gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt niet eerder aangelegd dan nadat de kosten als bedoeld onder 1 en 2 zijn voldaan.

  • 9.4 De kosten voor de medische beoordeling, dan wel de herbeoordeling komen voor rekening van de aanvrager.

  • 9.5 Het verkeersbord “gehandicaptenparkeerplaats”, de logotegels en de bijbehorende flespaal blijven eigendom van de gemeente.

  • 9.6 De hoogte van de kosten bedoeld in lid 1 en 2 worden vastgesteld in de Legesverordening.

Artikel 10 Overige bepalingen

  • 10.1 In gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels tot een bijzondere hardheid leidt, kan te gunste van de aanvrager van deze beleidsregels worden afgeweken. Van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien de aanvrager van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare ernstige beperking heeft anders dan een loopbeperking, die het hebben van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken rechtvaardigt.

  • 10.2 Een gehandicaptenparkeerplaats verliest zijn geldigheid:

    • a.

      door het verloop van de geldigheidstermijn van de gehandicaptenparkeerkaart;

    • b.

      door het overlijden van de aanvrager aan wie de gehandicaptenparkeerplaats is toegekend;

    • c.

      indien de houder niet langer voldoet aan de criteria van afgifte, dit ter beoordeling van het college;

    • d.

      indien de houder de aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats verbonden voorschriften niet naleeft, dit ter beoordeling van het college;

    • e.

      indien de aanvrager verhuist en in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet meer geregistreerd staat op het betreffende adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats was aangelegd.

  • 10.3 Indien een aanvrager in Delft is komen te wonen en een gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt, dient de aanvrager keuringsgegevens te overleggen indien deze zijn afgegeven door de keurende instantie in zijn of haar voormalige woonplaats, teneinde deze gegevens mee te nemen in de overweging de gehandicaptenparkeerplaats toe dan wel af te wijzen.

  • 10.4 De aangevraagde individuele gehandicaptenparkeerplaats kan alleen worden verstrekt aan een natuurlijk persoon.

  • 10.5 Het college bepaald op welke locatie de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 11.1 Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de belendmaking.

  • 11.2 Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregels Gehandicpatenparkeerplaats”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 9 juli 2013

De secretaris,

De burgemeester,