Beleidsregels Bbz Gemeente Hilversum 2020

Geldend van 21-07-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels Bbz Gemeente Hilversum 2020

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de Participatiewet (hierna: PW), in het bijzonder de artikelen 17, 52, 58, 59 en 60 en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz), in het bijzonder de artikelen 12, 20, 22, 23, 24, 26, 38, 39, 41 en 43

en

in aanmerking nemende dat:

• het Bbz een bijzondere regeling van de PW is ten behoeve van ondernemers;

• het Bbz met ingang van 1 januari 2020 is gewijzigd waardoor het college, overeenkomstig

de bevoegdheden in de PW, meer beleidsvrijheid heeft waar het onder meer de

terugvordering van uitkeringen en kredietverstrekkingen betreft;

• een uitkering op grond van het Bbz gericht is op het verwerven van inkomsten uit eigen

bedrijf en in eerste instantie in de vorm van een geldlening wordt verstrekt;

• het bijzondere karakter van de uitkering op grond van het Bbz ten opzichte van de PW

uitkering een belangrijke overweging is om aparte beleidsregels voor terug- en invordering

op te stellen;

• de uitvoering van het Bbz binnen de Regio Gooi en Vechtstreek centraal is belegd bij

Hilversum, wat een uniforme regeling wenselijk maakt;

besluiten burgemeester en wethouders van Hilversum de hierna volgende beleidsregels vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

- Belanghebbende: persoon als bedoeld in artikel 2 van het Bbz;

- Bijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand

op grond van de PW en het Bbz, die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet, en de door het college in bijstand “om niet” omgezette bijstand;

- Bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of direct “om niet” verstrekte bijstand op grond van de artikelen 20 en 24 respectievelijk de artikelen 22 en 26 van het Bbz;

- Boekjaar: de periode van 12 maanden waarover de administratie van de zelfstandige wordt gevoerd;

- Jaarnorm: de tot een bedrag per boekjaar omgerekende som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 van de PW, verhoogd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van Zorgverzekeringswet en de verleende bijzondere bijstand.

Artikel 2. Onderzoek en toekenning bijstand

1. De bijstand wordt tijdelijk en in de regel voor een half jaar toegekend. Van deze termijn kan gemotiveerd worden afgeweken.

2. voor zover de feiten en omstandigheden daar naar het oordeel van het college om vragen kan tussentijds een heronderzoek worden verricht.

Artikel 3. Terugvordering bijstand

In aanvulling op artikel 58 PW en artikel 12 van het Bbz geldt het volgende. Indien de verleende bijstand (geldlening) vermeerderd met het in het betreffende boekjaar behaalde netto inkomen meer is dan de jaarnorm, vordert het college de bijstand ter grootte van het verschil terug en wordt de rest van de als geldlening verstrekte bijstand omgezet in een bedrag om niet.

Artikel 4. Aflossing lening voor bedrijfskapitaal na beëindiging onderneming

Indien na niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep een deel van de lening voor bedrijfskapitaal resteert (en deze niet met toepassing van het eerste lid van artikel 43 van het Bbz onder hypothecair verband is verleend), wordt het resterende deel van de lening vanaf de beëindiging renteloos gemaakt.

Artikel 5. Terugvordering verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)

1. Het college vordert het bedrijfskapitaal dat is toegekend op grond van artikel 20, 24 en 26 van het Bbz of de achterstanden in betaling aflossing en rente terug, indien de termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente, zoals genoemd in artikel 41 lid 2 van het Bbz, is verlopen, of als anderszins blijkt dat de belanghebbende is opgehouden aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

2. Het college zal tot terugvordering overgaan, als de belanghebbende ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Dit geldt ook voor bedrijfskapitaal dat is verstrekt op grond van artikel 26 van het Bbz, indien het vermogen meer bedraagt dan gesteld in artikel 3 van het Bbz en er geen bijstand “om niet” mogelijk is.

3. Als de financiële omstandigheden van de belanghebbende zodanig blijken te zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan worden de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.

4. Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente.

Artikel 6. Kwijtschelding bijstand

1. Het college kan besluiten tot kwijtschelding bijstand indien de belanghebbende:

a) Gedurende 60 maanden zijn aflossingsverplichting voor de teruggevorderde bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen; bij onderbreking van het terugbetalingsgedrag kan de periode met 3 jaar worden verlengd.

b) Gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vorderingen minder bedragen dan € 150,00.

c) Gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten.

d) De in onderdeel a. genoemde termijn bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

2. Als voorwaarde voor kwijtschelding geldt dat er geen sprake is van vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 PW, waarmee de vordering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan.

3. Het college kan tot kwijtschelding van algemene bijstand overgaan, als de belanghebbende een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restschuld, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, in één keer aflost.

4. Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

5. In beginsel wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a of d alleen genomen als de

belanghebbende daarom schriftelijk heeft verzocht.

6. Tot toepassing van het eerste lid onder b en c en het tweede lid wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

Artikel 7 Kwijtschelding lening bedrijfskapitaal

1. Het college kan besluiten om, buiten hetgeen is bepaald in de artikelen 42, 43 en 43a t/m 43d, tot kwijtschelding over te gaan, als:

a) Ten minste 10 jaar zijn verstreken sinds de verstrekking van het bedrijfskapitaal; en

b) Er geen sprake is van vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 PW, waarmee de vordering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan; en

c) Alle zekerheden zijn uitgewonnen.

2. Het college kan ook besluiten om tot kwijtschelding over te gaan, als de belanghebbende een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restschuld, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, in één keer aflost.

3. Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

4. Tot toepassing van het eerste lid en tweede lid wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

Artikel 8. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen wordt ten gunste van de belanghebbende afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing hiervan naar het oordeel van het college leidt tot onredelijk bezwarende gevolgen voor de belanghebbende.

Artikel 9. Ingangsdatum

Deze beleidsregels treden in werking per de eerstvolgende dag na publicatie en werken terug tot 1 januari 2020.

Artikel 10 Citeertitel:

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bbz Gemeente Hilversum 2020.

Hilversum, 7 juli 2020

de secretaris, de burgemeester

D. Emmer P.I. Broertjes

TOELICHTING

Algemeen

Op 30 september 2019 is het gewijzigde Bbz bijstandverlening zelfstandigen 2004 (het Bbz) gepubliceerd. Het gewijzigde Bbz is per 1 januari 2020 in werking getreden. Het Bbz is gewijzigd als gevolg van de vernieuwing van de financieringssystematiek, die meer aansluit bij die van de PW, IOAW en IOAZ. Ook is overgegaan tot meer deregulering aan de gemeente (meer beleidsvrijheid).

De volgende tot 1 januari 2020 geldende verplichtingen zijn in het gewijzigde Bbz omgezet naar een bevoegdheid van het college. Het gaat om de bevoegdheid:

- om een onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de door de aanvrager van bijstand verstrekte gegevens;

- om regelmatig een heronderzoek te doen naar de voor het recht op bijstand van belang zijnde gegevens;

- om periodiek een heronderzoek te doen naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of het zelfstandige beroep;

- tot terugvorderen van het verschil van het netto inkomen en de verleende bijstand, boven de jaarnorm;

- tot terugvorderen van bedrijfskapitaal en rente als de zelfstandige, na het verstrijken van de maximale uitsteltermijn van drie jaar als bedoeld in het Bbz, niet aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen;

- tot terugvorderen van bedrijfskapitaal en rente als de zelfstandige, na het verstrijken van de vervaltermijn, geacht wordt aan de aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen;

- tot terugvorderen van teveel of ten onrechte verstrekte bijstand; voor zover er geen sprake is van het schenden van de inlichtingenplicht (in dat geval geldt verplichte terugvordering op grond van de PW).

In hoofdlijnen gelden de Beleidsregels Bbz Gemeente Hilversum 2020 als een voortzetting van het oude regime. Dit vanuit de gedachte dat de publieke middelen ten behoeve van de ondersteuning van zelfstandig ondernemers rechtmatig en verantwoord worden besteed. Andersom geldt dit ook voor de voor belanghebbende begunstigende bepalingen. Zo blijft de praktijk gehandhaafd dat in geval van een niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging de aflossing van het resterende deel van het bedrijfskapitaal renteloos wordt. Het voorgaande laat onverlet dat, wanneer onverkorte toepassing van de regels leidt tot onbillijke gevolgen, gebruik kan worden gemaakt van de hardheidsclausule. Daarnaast kan van terugvordering worden afgezien in geval van dringende redenen. Maatwerk blijft derhalve mogelijk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Er is voor gekozen om de periode van toekenning van bijstand op grond van het Bbz relatief kort te houden, zodat de ontwikkelingen van de onderneming goed gemonitord kunnen worden. Daardoor behoeven er tussentijds ook minder heronderzoeken plaats te vinden. Bij elke nieuwe toekenning van bijstand zal de levensvatbaarheid opnieuw worden getoetst. Bij de onderzoeken naar de levensvatbaarheid van het bedrijf kan het college gebruik maken van de diensten van een externe adviseur.

Artikel 3

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het verschil van het totaal van het netto inkomen en de verleende algemene bijstand, voor zover dat verschil boven de jaarnorm uitkomt. Deze bevoegdheid is geregeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van het Bbz. De werkwijze tot 1 januari 2020 wordt hiermee gecontinueerd.

Artikel 4

Aan de aflossing van de lening voor bedrijfskapitaal is een rentepercentage gekoppeld. Echter nadat het bedrijf of zelfstandig beroep is beëindigd en voor de lening geen zekerheid in de vorm van een hypotheek is gevestigd, kan de aflossing van het resterende deel van de lening renteloos worden gemaakt. Dit is geregeld in artikel 43, tweede lid van het Bbz. Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid. De voorwaarde die het college hieraan stelt is dat de beëindiging de belanghebbende niet te verwijten is. Eventuele achterstallige rente wordt nog wel teruggevorderd.

Nadat het resterende deel van de lening vanaf de beëindiging renteloos is gemaakt, bedraagt de aflossing gedurende een periode van vijf jaar na beëindiging vijftig procent van het inkomen boven de bijstandsnorm (artikel 43 lid 2 Bbz).

Artikel 5

Lid 1

Als de zelfstandige niet aan zijn verplichtingen tot het aflossen van de lening voor bedrijfskapitaal en rente kan voldoen, nadat de maximale uitsteltermijn als bedoeld in artikel 41 lid 2 van het Bbz is verstreken, heeft het college de bevoegdheid om de gelden terug te vorderen. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 41, vierde lid van het Bbz. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik.

Lid 2

Deze bepaling sluit aan bij lid 1 en stond voorheen in artikel 40 van de Bbz (vervallen per 1 januari 2020). Het debiteurenbeleid van de gemeente is erop gericht dat afspraken worden nageleefd en dat er tijdig wordt ingegrepen als de situatie daar om vraagt. De belanghebbenden worden zowel mondeling als schriftelijk bevraagd als er wat aan de hand is. In geval van niet reageren op een tweede schriftelijke waarschuwing wordt aangenomen dat de belanghebbende is opgehouden aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Lid 3

Als blijkt dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende zodanig zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen van aflossing van het bedrijfskapitaal en rente te kunnen voldoen, is het college bevoegd om vanaf de vervaldatum de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug te vorderen (de vervaldatum is de datum na de maximale uitsteltermijn en/of van beëindiging van het bedrijf of het zelfstandige beroep). Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 41, vijfde lid van het Bbz. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik. De bestaande werkwijze wordt voortgezet. Ook over het opeisbare deel van de lening blijft de renteverplichting Bbz staan. De eventuele wettelijke rente in geval van een toerekenbare tekortkoming ziet zowel op de lening zelf als op de Bbz rente.

Lid 4

Met partijen wordt hier bedoeld de partners of medevennoten ten behoeve van wier onderneming het bedrijfskapitaal wordt vertrekt en personen die zich zicht garant hebben gesteld voor de bedrijfsfinanciering.

Artikel 6

Lid 1, 2 en 4

Het bepaalde onder lid 1 sub a. sluit aan bij artikel 43 lid 2 van het Bbz. Het is niet wenselijk om een vordering in verband met levensonderhoud tot in lengte van jaren te laten voortbestaan. Een kortere terugvorderingsperiode is tevens te billijken als de belanghebbende van zijn kant al hetgeen heeft gedaan om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In geval de vordering door toedoen van de belanghebbende is ontstaan, geldt een langere aflossingsperiode (zie het gestelde onder sub d.).

Vanuit een bedrijfsmatig efficiënte debiteurenadministratie bezien is het weinig zinvol om een vordering in stand te houden die zeer laag is dan wel oninbaar blijkt. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de hand in geval de belanghebbende met onbekende bestemming is vertrokken. Hierop zien de bepalingen onder lid 1 sub b. respectievelijk sub c. Alvorens tot kwijtschelding wordt overgegaan zal altijd nog een prognose van de verhaalsmogelijkheden worden opgemaakt. In geval van enig relevant vermogen is kwijtschelding van het restantbedrag van de vordering niet aan de orde. Daarop ziet lid 2. Dit geldt eveneens in geval van een dwanginvordering (lid 4).

Lid 3

In lid 3 is opgenomen dat een vordering (deels) kan worden kwijtgescholden, als ten minste de helft van de hoofdvordering en bijkomende kosten wordt betaald. Dit artikel sluit aan bij het bepaalde in artikel 58 lid 7 sub d. PW. Het betreft hier een individuele afweging van het college en hier wordt terughoudend mee omgegaan. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een vordering geheel dient te worden terugbetaald.

Lid 5 en 6

In lid 5 ligt het initiatief in eerste instantie bij de belanghebbende zelf. Het gaat om de uitoefening van een recht. De belanghebbende heeft de mogelijkheid een verzoek tot kwijtschelding in te dienen. Als hij aan de voorwaarden voldoet, wordt de kwijtschelding ook verleend. Lid 6 omvat een bevoegdheid, waarbij het college op basis van eigen (efficiency)overwegingen al dan niet tot (gedeeltelijk) kwijtschelding overgaat. Voor zover vereist zal er in contact worden getreden met de belanghebbende, mogelijk ook op basis van de informatievoorziening van belanghebbenden zelf.

Artikel 7

Lid 1

Ook voor leningen bedrijfskapitaal geldt dat deze volledig worden terugbetaald. Voorafgaande aan de verstrekking van het bedrijfskapitaal wordt een analyse gemaakt in hoeverre de belanghebbende zijn aflossingsverplichtingen kan nakomen. Dit is onderdeel van de levensvatbaarheidstoets. Indien er twijfels zijn over de kredietwaardigheid van het bedrijf, wordt er geen dan wel een lager bedrijfskrediet verstrekt. In verband met de gewijzigde financieringssystematiek van bedrijfskredieten is dit des te gewichtiger daar de gemeente grotendeels eigenrisicodrager is. Betalingsverplichtingen dienen strikt te worden nageleefd. Als er een probleem is, wordt dit bespreekbaar gemaakt. Desalniettemin kan het toch gebeuren dat de belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Onder omstandigheden moet het dan mogelijk zijn om tot kwijtschelding over te gaan. Hierbij wordt voor de termijnstelling aangesloten bij het bepaalde in de artikel 58 lid 7 PW. Onder zekerheden worden verstaan recht van hypotheek en pandrecht.

Lid 2

Zie toelichting bij artikel 6 lid 3 van deze beleidsregels.

Lid 4

Zie toelichting bij artikel 6 lid 6 van deze beleidsregels.

Artikel 9

Het Bbz is gewijzigd per 1 januari 2020. Deze beleidsregels betreffen grotendeels een voortzetting van de werkwijze tot 1 januari 2020. Vandaar de terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ondertekening