GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BUREAU OPENBARE VERLICHTING

Geldend van 29-12-2016 t/m 09-04-2020

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BUREAU OPENBARE VERLICHTING

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Krimpenerwaard, Leerdam, Molenwaard, Papendrecht, Vianen en Zederik, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;

Gelezen:

het voorstel van het Bureau Openbare Verlichting B.V. van 7 juni 2011, tot oprichting van een gemeenschappelijk openbaar lichaam Bureau Openbare Verlichting (Bureau OVL) overeenkomstig het advies van de Stuurgroep van 31 mei 2011;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Overwegende dat:

de deelnemende gemeenten per 1 januari 2008 voor een proefperiode van 3 jaar hebben besloten tot samenwerking op het gebied van administratief beheer en het onderhoud van de openbare verlichting op hun grondgebied;

de deelnemende gemeenten hebben besloten dat het administratieve beheer van de Openbare Verlichting bestanden enerzijds en de uitvoering van het technische onderhoud anderzijds door verschillende partijen zullen worden uitgevoerd;

de deelnemende gemeenten hebben besloten dat zij zelf een uitvoerende organisatie willen opzetten voor:

  • a.

    het beheer en onderhoud van de openbare verlichting;

  • b.

    het gezamenlijk kunnen inkopen van energie en aanverwante producten en diensten.

de deelnemende gemeenten hebben ingestemd met de oprichting van het Bureau Openbare Verlichting Lek-Merwede BV (Bureau OVL) per 16 februari 2009 ten behoeve van het administratief beheren van de bestanden van de openbare verlichting en het coördineren en het voeren van de directie over de onderhoudswerkzaamheden van de openbare verlichting, uitgevoerd door derden;

de oprichting van het Bureau OVL:

  • a.

    de onderhandelingspositie van de deelnemende gemeenten tegenover de aannemers en leveranciers op het gebied van openbare verlichting versterkt;

  • b.

    economische schaalvoordelen biedt aan de deelnemende gemeenten;

  • c.

    leidt tot uniforme en hogere kwaliteit van de dienstverlening;

  • d.

    leidt tot overzicht en slagvaardigheid door een centraal administratief beheer van de openbare verlichtingsbestanden en centrale aansturing van de onderhoudswerkzaamheden;

de deelnemende gemeenten een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan met BDI Advies bv waarbij BDI Advies vanaf 1 maart 2009 tot en met 31 december 2010 de taken kwartiermaker en manager van het Bureau Openbare Verlichting Lek-Merwede (Bureau OVL) uitvoert. Op 30 augustus 2010 is overeengekomen om deze overeenkomst te verlengen tot 31 december 2011.

de deelnemende gemeenten wensen te komen tot een rechtsvorm die passend is bij het samenwerkingsverband en waarvan de deelnemende gemeenten eigenaar zijn;

de deelnemende gemeenten aan Bureau Berenschot hebben gevraagd om te onderzoeken welke rechtsvorm de meest geschikte vorm;

de deelnemende gemeenten op basis van de eindrapportage van Berenschot van 13 oktober 2010 en een advies van de Stuurgroep van 22 november 2010 een voorkeur hebben uitgesproken voor de omvorming van het Bureau OVL B.V. naar een Gemeenschappelijk Openbaar Lichaam Bureau OVL;

de dienstverlening van het Bureau Openbare Verlichting per gemeente zal worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten;

het Bureau Openbare Verlichting gaat opereren als onderneming waarbij, zonder te werken aan vermogensopbouw anders dan voor een gezonde bedrijfsvoering noodzakelijk is, de financiële voordelen toekomen aan de burgers.

Na het verkrijgen van toestemming van hun gemeenteraden overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN:

De volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Gemeenschappelijke Regeling Bureau Openbare Verlichting

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: deze Gemeenschappelijke Regeling;

    • b.

      gemeenten: de gemeenten waarvan de colleges deelnemen aan de regeling, zijnde per 1 januari 2019 de gemeenten Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Krimpenerwaard, Molenlanden, Papendrecht en Vijfheerenlanden;

    • c.

      Raden: de raden van de gemeenten;

    • d.

      Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • e.

      Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de plaats van vestiging van het Openbaar lichaam is gelegen;

    • f.

      Bestuur: het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de voorzitter van het Openbaar lichaam;

    • g.

      Algemeen manager: de Algemeen manager als bedoeld in artikel 21 van de regeling;

    • h.

      Bureau Openbare Verlichting het op artikel 8 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen gebaseerde Openbaar lichaam.

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, onverminderd het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' onderscheidenlijk gelezen: 'het Bureau Openbare Verlichting', 'het Algemeen Bestuur', 'het Dagelijks Bestuur' en 'de voorzitter'.

HOOFDSTUK 2 Het openbaar lichaam

Artikel 2

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd 'Bureau Openbare Verlichting'.

  • 2.

    Het Bureau Openbare Verlichting is rechtspersoon en is gevestigd te Hardinxveld-Giessendam.

  • 3.

    De regeling geldt voor het grondgebied van de gemeenten.

HOOFDSTUK 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden

Artikel 3

  • 1.

    Het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting behartigt de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van de gemeenten op het gebied van het beheren en in stand houden van de openbare verlichting van de gemeenten. Het draagt zorg voor een zo doelmatig mogelijke uitvoering van taken en uitoefening van bevoegdheden op het voornoemde terrein.

  • 2.

    In het kader van haar doelstelling, als genoemd in het eerste lid, heeft het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting als basistaken het:

    • a.

      het administratief beheren van de bestanden van de openbare verlichting;

    • b.

      het verzorgen van de totstandkoming van overeenkomsten tussen de gemeenten en externe aannemers voor het technische onderhoud van de openbare verlichting en het contractmanagement van die overeenkomsten;

    • c.

      het coördineren en het voeren van de directie over de onderhoudswerkzaamheden van de openbare verlichting, uitgevoerd door derden;

    • d.

      het direct, of indirect via de gemeenten fungeren als meldpunt voor storingen aan de Openbare Verlichting, het registreren van schades en het begeleiden van de schadeafwikkeling dan wel het beheer daarvan, indien uitbesteed;

    • e.

      het voorbereiden van gezamenlijk beleid van de gemeenten op het gebied van beheer en onderhoud van de openbare verlichting en

    • f.

      het bieden van deskundige ondersteuning aan gemeenten op het gebied van beheer en onderhoud van de openbare verlichting.

  • 3.

    De uitvoering van de basistaken, bedoeld in het tweede lid, geschiedt tegen kostprijs, op basis van een dienstverleningsovereenkomst tussen het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting en de gemeenten. In deze overeenkomst wordt nader omschreven welke prestaties het Bureau Openbare Verlichting zal leveren en onder welke voorwaarden tot dienstverlening wordt overgegaan. Mocht de inhoud van een (lopende) dienstverleningsovereenkomst afwijken van het bepaalde in deze regeling dan prevaleert de regeling.

  • 4.

    Het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting heeft voorts als taak:

    • a.

      het verlenen van aanvullende diensten aan één, meer of alle gemeenten op het gebied van het beheren en in stand houden van de openbare verlichting, zoals het voorbereiden, coördineren, optreden als projectleider bij renovaties, reconstructies en projecten;

    • b.

      het inkopen van energie en aanverwante producten en diensten, indien daarom door één, meer of alle gemeenten wordt verzocht en het Dagelijks Bestuur daarmee instemt. De aanvullende dienstverlening geschiedt op contractbasis.

  • 5.

    Aan het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting is het, ieder voor zover bevoegd, toegestaan te besluiten tot het oprichten van en deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals stichtingen, vennootschappen en verenigingen, indien dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde taken en diensten.

Artikel 4

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan beslissen de taken en diensten zoals bedoeld in artikel 3 ook aan niet aan de regeling deelnemende gemeenten te verlenen, mits het merendeel van de bedoelde taken en diensten van het Bureau Openbare Verlichting met in achtneming van het Europese aanbestedingsrecht plaatsvindt ten behoeve van de gemeenten.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde dienstverlening vindt plaats met in achtneming van het bepaalde in artikel 3, derde en vierde lid.

Artikel 5

  • 1.

    De Colleges dragen ter uitvoering van de in artikel 3, eerste en tweede lid genoemde belangen en taken en de daarmee samenhangende wetten, regelingen en praktijkrichtlijnen, hun daarmee verband houdende bevoegdheden die zij als wegbeheerder hebben op grond van de Wegenwet, en hun daarmee verband houdende bevoegdheden krachtens artikel 160 lid 1 onder a, b, e en f Gemeentewet, - mede ter voorkoming van aansprakelijkheid op grond van het Burgerlijk Wetboek - over aan het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting.

  • 2.

    Na besluitvorming ten aanzien van de in artikel 3, vierde lid genoemde belangen en taken dragen de Colleges de in het eerste lid genoemde bevoegdheden eveneens over aan het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting.

HOOFDSTUK 4 Het Bestuur

Artikel 6

Het Bestuur van het Bureau Openbare Verlichting bestaat uit:

a. het Algemeen Bestuur;

b. het Dagelijks Bestuur, en;

c. de voorzitter.

Paragraaf 1 De samenstelling van het Algemeen Bestuur

Artikel 7

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten dat aan de regeling deelneemt. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur worden zo spoedig mogelijk door de Colleges uit hun midden benoemd.

  • 3.

    Indien de leden van het Algemeen Bestuur ophouden lid van het College te zijn, houden zij van rechtswege tevens op lid van het Algemeen Bestuur te zijn. Het College van de desbetreffende gemeente geeft daarvan binnen één week kennis aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur en voorziet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, in de vacature.

  • 4.

    Van elke aanwijzing tot lid van het Algemeen Bestuur geeft het College van de betreffende gemeente binnen één week kennis aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    Een lid van het Algemeen Bestuur dat het vertrouwen van het College dat hem als lid heeft aangewezen, niet meer bezit, kan door dat College als zodanig worden ontslagen.

  • 6.

    Het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid is mede van toepassing op de plaatsvervangende leden, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Paragraaf 2 De samenstelling van het Dagelijks Bestuur

Artikel 8

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit een voorzitter en twee andere leden die door en uit het Algemeen Bestuur worden gekozen.

  • 2.

    De voorzitter van het Bureau Openbare Verlichting is tevens voorzitter van het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur. De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de Colleges. Deze leden kunnen opnieuw worden aangewezen.

  • 4.

    Degene die ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur beschikbaar komt, wordt door het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een nieuw lid aangewezen.

  • 6.

    Onverminderd het bepaalde in het vierde en vijfde lid blijft degene die geen lid meer is van het Dagelijks Bestuur, zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.

  • 7.

    De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn op de leden van het Dagelijks Bestuur, de voorzitter inbegrepen, van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3 De voorzitter

Artikel 9

Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

HOOFDSTUK 5 De bevoegdheden der bestuursorganen

Paragraaf 1 De bevoegdheden van het Algemeen Bestuur

Artikel 10

  • 1.

    Aan het Algemeen Bestuur behoren alle bevoegdheden met betrekking tot de verwezenlijking van het belang en de doelstelling van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 3 van deze regeling, die niet bij of krachtens deze regeling zijn opgedragen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van werknemers op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten een lid van het Dagelijks Bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, overdragen aan de Dagelijks Bestuur met in achtneming van het bepaalde in artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6.

    Het heffen van rechten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 7.

    Het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang handhaven als bedoeld in artikel 33a lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Paragraaf 2 De bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

Artikel 11

  • 1.

    Aan het Dagelijks Bestuur behoren in elk geval:

    • a.

      het gevraagd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan het Algemeen Bestuur;

    • b.

      besluiten om namens het openbaar lichaam of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten;

    • c.

      het beheren van en het houden van toezicht op al wat het Bureau Openbare Verlichting aangaat;

    • d.

      het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht, en;

    • e.

      het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, mandateren aan de Algemeen manager.

Paragraaf 3 De bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 12

  • 1.

    Aan de voorzitter is de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur opgedragen. Bij verhindering of ontstentenis vervangt de plaatsvervangend voorzitter de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter en de Algemeen manager tekenen alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan. Het Dagelijks Bestuur kan, onder eigen verantwoordelijkheid, het tekenen van bepaalde stukken, welke van het Dagelijks Bestuur uitgaan, opdragen aan de Algemeen manager van het Bureau Openbare Verlichting.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Bureau Openbare Verlichting in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde. Indien de door de voorzitter vertegenwoordigde gemeente partij is in het geding waarbij het Bureau Openbare Verlichting betrokken is, wordt het openbaar lichaam door een ander, door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid van het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigd.

Paragraaf 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 13

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 14

  • 1.

    Het Algemeen en het Dagelijks Bestuur geven aan de Colleges en de Raden ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het Algemeen en het Dagelijks Bestuur verstrekken aan de Colleges en de Raden alle inlichtingen die door een of meer leden van die Colleges of de Raden worden verlangd.

  • 3.

    Over al hetgeen het Bureau Openbare Verlichting betreft dient het Dagelijks Bestuur Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad.

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de raad en het college van de eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of het college of door één of meer leden van die raad of het college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad of college aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur is de raad en het college van de eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad of het college aangegeven wijze.

HOOFDSTUK 6

Paragraaf 1 De werkwijze van de bestuursorganen

Artikel 16

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert in beginsel twee maal per jaar. Voorts vergadert het Algemeen Bestuur zo dikwijls als de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of tenminste drie leden zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.

  • 2.

    Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de openbare kennisgeving door het openbaar lichaam geschiedt.

  • 3.

    De vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    De artikelen 16, 17, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 vijfde, en zesde lid.

  • 5.

    Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 6.

    De besluiten van het Algemeen Bestuur worden genomen bij meerderheid van 50% van de stemmen.

Artikel 17

  • 1.

    a. Het Algemeen Bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste drie van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • b. Artikel 23 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd noch een besluit genomen over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening.

Paragraaf 2 De werkwijze van het Dagelijks Bestuur

Artikel 18

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of één der leden dit nodig oordeelt in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.

  • 2.

    De artikelen 56 tot en met 60 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3 Adviseurs

Artikel 19

Tot de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur kunnen adviseurs worden toegelaten.

HOOFDSTUK 7 Commissies

Artikel 20

Het Algemeen Bestuur kan met in achtneming van het bepaalde in artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies van advies en commissies ter behartiging van bepaalde belangen instellen. De secretaris heeft in de commissies een adviserende stem.

HOOFDSTUK 8 De Algemeen manager

Artikel 21

  • 1.

    De Algemeen manager heeft de dagelijkse leiding over het Bureau Openbare Verlichting.

  • 2.

    De Algemeen manager is secretaris van het Algemeen en Dagelijks Bestuur. Hij woont de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur bij en heeft daarin een adviserende stem.

  • 3.

    De Algemeen manager kan in zijn werkzaamheden worden bijgestaan door één of meer functionarissen.

HOOFDSTUK 9 De rechtspositieregeling

Artikel 22

Het Algemeen Bestuur bepaalt welke arbeidsvoorwaarden voor het personeel van het Bureau Openbare Verlichting van toepassing zijn en neemt de hieruit voortvloeiende besluiten.

HOOFDSTUK 10 Financiële bepalingen

Paragraaf 1 Financieel beheer

Artikel 23

  • 1.

    De geldmiddelen van het Bureau Openbare Verlichting worden zelfstandig beheerd.

  • 2.

    Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van het openbaar lichaam alsmede de controle met betrekking tot de laatstgenoemde twee onderwerpen, zijn de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Boekjaar

Artikel 24

Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Paragraaf 3 De begroting

Artikel 25

  • 1.

    De begroting wordt uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden toe aan de Raden.

  • 3.

    De Raden kunnen omtrent de ontwerpbegroting aan het Dagelijks Bestuur hun zienswijzen over de begroting naar voren brengen.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Na vaststelling van de begroting zendt het Dagelijks Bestuur de begroting aan de Raden.

  • 6.

    Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 7.

    De begroting, alsmede de besluiten tot wijziging daarvan, worden binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, door het Dagelijks Bestuur aan Gedeputeerde Staten gezonden.

Paragraaf 4 Gemeentelijke bijdragen

Artikel 26

  • 1.

    Iedere gemeente verbindt zich ter uitvoering van de in artikel 3 tweede lid genoemde taken jaarlijks een bijdrage te verlenen, zulks met in achtneming van het bepaalde in artikel 3 derde lid. Deze gemeentelijke bijdrage bestaat uit een bedrag dat wordt berekend op basis van het aantal lichtobjecten dat zich op het grondgebied van de gemeente bevindt per 1 december van het jaar dat vooraf gaat aan het begrotingsjaar.

  • 2.

    In de begroting wordt aangegeven welke gemeentelijke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 3.

    De gemeenten betalen op factuurbasis aan het begin van ieder kwartaal een kwart van de in het eerste lid genoemde bijdragen.

Artikel 27

  • 1.

    Winsten en verliezen van het Bureau Openbare Verlichting worden in beginsel jaarlijks verrekend met de algemene reserve van het Bureau Openbare Verlichting.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd terzake een maximum te stellen aan de hoogte van de algemene reserve.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de jaarrekening kan het Algemeen Bestuur besluiten tot een andere bestemming van de winst of dekking van een verlies dan is bepaald in het eerste lid.

Artikel 28

Wanneer met in achtneming van het bepaalde in artikel 4 niet-deelnemende gemeenten gebruik wensen te maken van de diensten van het Bureau Openbare Verlichting, worden de kosten van deze diensten aan deze gemeenten doorberekend.

Paragraaf 5 Rekening

Artikel 29

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur legt uiterlijk 1 mei aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het afgelopen jaar in aansluiting aan de posten der begroting, onder overlegging van de door de Algemeen directeur opgestelde jaarrekening, de daarbij behorende bescheiden en een rekening van de door de gemeenten te betalen bedragen. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door op de op grond van artikel 30 aangewezen registeraccountant.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en stelt daarbij de raden acht weken in de gelegenheid om aan het Dagelijks Bestuur een zienswijze kenbaar te maken op de financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening met inbegrip van het voorstel tot bestemming van de winst of dekking van een verlies.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening uiterlijk 1 juli vast.

  • 4.

    De jaarrekening wordt binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten toegezonden, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 5.

    Het besluit van het Algemeen Bestuur houdende vaststelling van de rekening strekt, voor zover het de daarin opgenomen baten en lasten betreft, het Dagelijks Bestuur tot decharge, behoudens later in rechten gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

Paragraaf 6 Controle

Artikel 30

De controle op de administratie en het beheer van de vermogenswaarde van het Bureau Openbare Verlichting wordt opgedragen aan een door het Algemeen Bestuur aan te wijzen administratiekantoor. Deze controle dient onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

Paragraaf 7 Geldmiddelen

Artikel 31

De gemeenten waarborgen de voldoening van rente, aflossing en kosten van door het Bureau Openbare Verlichting af te sluiten vaste geldleningen alsmede van gelden die het Bureau Openbare Verlichting in rekening-courant of bij wijze van geldlening zal opnemen.

HOOFDSTUK 11 Archief

Artikel 32

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het Bureau Openbare Verlichting.

  • 2.

    De Algemeen manager is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3.

    Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in het regionaal archief of een door het Algemeen Bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 4.

    De gemeentearchivaris van Hardinxveld-Giessendam oefent naar de voor hem gestelde regelingen inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, als bedoeld in artikel 32 tweede lid van de Archiefwet.

HOOFDSTUK 12 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 33

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door een College van een niet aan de regeling deelnemende gemeente kan plaatsvinden door een daartoe strekkend verzoek van het college aan het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur doet de Colleges een voorstel voor de toetreding waarin zij aangeeft welke voorwaarden aan de toetreding zijn verbonden.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stemt niet in met de toetreding dan na een daartoe strekkend besluit van tenminste tweederde van de Colleges.

  • 4.

    Van elk bericht van toetreding door een College van een niet aan de regeling deelnemende gemeente, wordt kennis gegeven aan de Colleges en Gedeputeerde Staten.

Artikel 34

  • 1.

    Elke gemeente kan bij besluit van het college de deelneming aan deze regeling opzeggen per de datum waarop het vierjaarlijkse (Europese) aanbestedingscontract inzake het onderhoud van de openbare verlichting eindigt, zulks met in achtneming van een voorafgaande opzegtermijn van dertien maanden. Bedoelde besluiten worden gemotiveerd en per aangetekend schrijven terstond ter kennis gebracht van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding en houdt daarbij rekening met de door het Algemeen Bestuur vastgelegde uitgangspunten en een berekeningswijze voor toetreding en uittreding en de frictiekosten van het Bureau Openbare Verlichting.

  • 3.

    In afwachting van de in het tweede lid bedoelde regeling voor de uittredende gemeente zal de uittreding niet worden geëffectueerd. Gedurende de periode tussen opzegging en effectuering daarvan is de opzeggende gemeente gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid, kan indien het Algemeen Bestuur daartoe besluit, in afwijking van de in het eerste lid genoemde termijn een kortere termijn worden toegestaan.

  • 5.

    Van elk besluit tot uittreding van een gemeente wordt terstond kennis gegeven aan de Colleges en Gedeputeerde Staten.

Artikel 35

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats indien de Colleges van ten minste tweederde van de gemeenten daartoe besluiten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de Colleges van ten minste tweederde van de gemeenten.

  • 3.

    Indien een voorstel als bedoeld in het voorgaande lid uitgaat van de Colleges van de betreffende gemeenten wordt het bij het Algemeen Bestuur ingediend. Het Algemeen Bestuur legt het voorstel ter beslissing voor aan de Colleges van de gemeenten.

  • 4.

    In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen Bestuur een regeling vast met betrekking tot de gevolgen van de opheffing, daarbij rekening houdend met de datum waarop het vierjaarlijkse (Europese) aanbestedingscontract inzake van het onderhoud van de openbare verlichting eindigt. Deze regeling voorziet in elk geval in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van het Bureau Openbare Verlichting over de deelnemers te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.

  • 5.

    Zo nodig blijven de bestuursorganen functioneren tot de liquidatie voltooid is.

  • 6.

    Van elk besluit tot opheffing of wijziging van de regeling wordt terstond bericht gezonden aan de Raden en Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 13 Geschillen

Artikel 36

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, één aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt aan het Algemeen Bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK 14 Inwerkingtreding

Artikel 37

Deze Gemeenschappelijke Regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

HOOFDSTUK 15 Slotbepaling

Artikel 38

  • 1.

    De regeling wordt aangehaald onder de titel 'Gemeenschappelijke Regeling Bureau Openbare Verlichting’.

  • 2.

    De gemeenten dragen zorg voor de bekendmaking van de regeling op een in de desbetreffende gemeente gebruikelijke wijze.

  • 3.

    Het gemeentebestuur van de gemeente Hardinxveld-Giessendam is aangewezen als het gemeentebestuur bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet wordt door de Colleges een voorziening getroffen.

Ondertekening