Verordening nazorgheffing stortplaatsen Zeeland

Geldend van 17-03-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening nazorgheffing stortplaatsen Zeeland

De Staten der provincie Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 26 januari 1999, nr.990831/5;

  • -

    gelet op de artikelen 220 tot en met 221, artikelen 227 tot en met 232h van de Provinciewet en artikel 15.44 van de Wet milieubeheer;

besluiten het navolgende vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    storten van afvalstoffen: het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet in verpakking, om deze stoffen daar te laten;

  • b.

    stortplaats: inrichting waar na 1 september 1996 afvalstoffen zijn of worden gestort, dan wel het gedeelte van een inrichting, waar afvalstoffen worden gestort, indien in de inrichting niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort;

  • c.

    gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde verklaring is afgegeven;

  • d.

    niet-bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats niet zijnde bedrijfsgebonden stortplaats of stortplaats waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort;

  • e.

    ton: gewichtseenheid van 1.000 kg;

  • f.

    doelvermogen: het voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen, dat op het moment van aanvang nazorg moet zijn opgebracht;

  • g.

    startvermogen: het voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen, dat op het moment dat het storten van afvalstoffen wordt beëindigd, als bedoeld in artikel 8.47, lid 3 onder a van de Wet milieubeheer, moet zijn opgebracht.

Artikel 2 Aard van de heffing

Onder de naam "nazorgheffing" wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing opgelegd ter bestrijding van de kosten gemoeid met:

  • a.

    de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor de in de provincie Zeeland gelegen stortplaatsen;

  • b.

    de afdracht van gelden aan het interprovinciaal fonds als bedoeld in artikel 15.48 van de Wet milieubeheer;

  • c.

    de door de provincie Zeeland uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in de provincie Zeeland afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar;

  • d.

    de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3 Belastingplicht

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De nazorgheffing wordt niet geheven ter zake van stortplaatsen waar baggerspecie is gestort én die worden gedreven of mede worden gedreven door de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5 Maatstaf voor de heffing

De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats.

Artikel 6 Berekening van de heffing, het doelvermogen en het startvermogen

  • 1.

    Het doelvermogen, bedoeld in artikel 1 onder f, wordt berekend op grond van het IPO-model "Berekening van nazorgkosten en nazorgheffing" (versie 2.02), dat is opgenomen in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende bijlage 1.

  • 2.

    Het startvermogen, bedoeld in artikel 1 onder g, wordt berekend door het doelvermogen op grond van de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende bijlage 2 terug te rekenen naar het moment waarop het storten van afvalstoffen wordt beëindigd.

  • 3.

    Het bedrag van de nazorgheffing is als volgt opgebouwd:

    • a.

      het startvermogen, berekend overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, voor kosten genoemd in artikel 2, de onderdelen a en b;

    • b.

      een bedrag voor de kosten genoemd in artikel 2, onderdeel d;

    • c.

      een bedrag, uitsluitend voor niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen, voor kosten genoemd in artikel 2, onderdeel c.

  • 4.

    Het bedrag als bedoeld in het derde lid onder c bedraagt ƒ 2,-- (Euro 0,90757) per ton gestort afval en wordt via een afzonderlijke aanslag opgelegd.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan de periode tussen inwerkingtreding van deze verordening en het moment dat het storten van afvalstoffen wordt beëindigd als bedoeld in artikel 8.47, lid 3 onder a van de Wet milieubeheer.

Artikel 8 Wijze van heffing

De nazorgheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijn van betaling

De nazorgheffing moet worden voldaan binnen 30 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 10 Nadere regels

Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de nazorgheffing.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de heffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die van uitgifte van het provinciaal blad, waarin de verordening wordt afgekondigd.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 31 maart 1999.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening nazorgheffing stortplaatsen Zeeland".

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 16 maart 1999
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W. T. VAN GELDER, voorzitter.
mr. J. A. LANDER, griffier.
Uitgegeven 16 maart 1999.
De griffier der Staten,
mr. J. A. LANDER