Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk, Den Helder, Uitgeest, Castricum en Heiloo houdende regels omtrent gemeenschappelijke regeling Consensus (GR Cocensus 2020)

Geldend van 01-02-2020 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk, Den Helder, Uitgeest, Castricum en Heiloo houdende regels omtrent gemeenschappelijke regeling Consensus (GR Cocensus 2020)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk, Den Helder, Uitgeest, Castricum en Heiloo, ieder voor zoveel het zijn bevoegdheden betreft;

overwegende:

dat het gewenst is hun samenwerking bij het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie, heffing en invordering van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten, de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, de behandeling van bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie en de behandeling van verzoeken om kwijtschelding inclusief de behandeling van administratief beroep, voort te zetten op basis van een gemeenschappelijke regeling;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet op de artikelen 7, 8 en 40 van de Archiefwet 1995 en artikel 6 van het Archiefbesluit 1995;

besluiten:

vast te stellen de:

de gemeenschappelijke regeling Cocensus 2020.

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1 Definities

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

  • b.

    regeling: Gemeenschappelijke regeling Cocensus;

  • c.

    dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van Cocensus;

  • d.

    algemeen bestuur: algemeen bestuur van Cocensus;

  • e.

    deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk, Den Helder, Uitgeest, Castricum en Heiloo;

  • f.

    vertegenwoordigende organen van de deelnemers: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • g.

    inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet;

  • h.

    ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub b, van de Gemeentewet;

  • i.

    ambtenaar van Cocensus: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub c, van de Gemeentewet;

  • j.

    belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub d, van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK II Het openbaar lichaam

Artikel 2 Het openbaar lichaam Cocensus

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “gemeenschappelijke regeling Cocensus”, hierna te noemen “Cocensus”.

  • 2. Cocensus is gevestigd in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en heeft een dependance in Alkmaar.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

HOOFDSTUK III Belangen en bevoegdheden

Artikel 3 Te behartigen belangen

  • 1.

    De regeling wordt getroffen in het belang van een zo doelmatig mogelijk beheer en uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot:

    • a.

      de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten;

    • b.

      de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden;

    • c.

      de behandeling van bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie voorvloeiende uit de bij de onderdelen 1a. en 1b. genoemde werkzaamheden;

    • d.

      de uitvoering van de kwijtschelding inclusief de behandeling van administratief beroep.

  • 2.

    Cocensus kan de deelnemers adviseren omtrent de voorbereiding en opstelling van belastingbeleid en belastingverordeningen.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen dragen de deelnemers aan Cocensus de bevoegdheden over, welke benodigd zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot:

    • a.

      de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten als genoemd in bijlage 1;

    • b.

      de uitvoering van kwijtschelding voor de gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten als genoemd in bijlage 1, dit inclusief de behandeling van administratief beroep;

    • c.

      de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden;

    • d.

      de behandeling van bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie voorvloeiende uit de werkzaamheden genoemd bij de onderdelen 1a. en 1b.

  • 2. De vertegenwoordigende organen van de deelnemers geven elkaar wederzijdse toestemming om de bevoegdheid tot de heffing en de invordering en tot kwijtschelding van andere belastingen, heffingen en rechten dan bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, over te dragen aan Cocensus. Het dagelijks bestuur neemt de bevoegdheden als bedoeld in de vorige volzin op in bijlage 1 bij deze regeling en zendt deze aan de deelnemers en Gedeputeerde Staten.

  • 3. Aan Cocensus worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.

  • 4. De deelnemers dragen in dit kader het beheer van de archieven die ontstaan vanuit de primaire processen aan Cocensus op. Het dagelijks bestuur kan na advies van de archivaris van Cocensus, ten aanzien van deze archieven besluiten tot vervanging en vernietiging.

  • 5. De werkzaamheden worden per deelnemer nader geduid in een dienstverlenings-overeenkomst.

HOOFDSTUK IV Bestuursorganen

Artikel 5 Bestuursorganen

Het bestuur van Cocensus bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK V Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Aan het hoofd van Cocensus staat het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit veertien leden.

  • 2. Elk van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers wijst uit zijn midden één lid aan die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigt, alsmede een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

  • 3. De stemverhouding wordt vastgesteld aan de hand van de jaarlijkse bijdrage aan Cocensus, met dien verstande dat iedere deelnemer met een bijdrage van meer dan € 3 miljoen 5 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 2 miljoen en ≤ € 3 miljoen 4 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 1 miljoen en < € 2 miljoen 3 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 500.000 en < € 1 miljoen 2 stemmen en met een bijdrage van minder dan € 500.000 1 stem heeft.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester of wethouder van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

  • 5. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het vertegenwoordigende orgaan van de deelnemer die het aangaat ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

  • 6. Hij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat. De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt of wanneer ten minste één vijfde van het aantal deelnemers daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoekt.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren kunnen worden gesloten wanneer tenminste één vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5.

    Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van stemmen.

  • 6.

    Voor het inhoudelijk wijzigen van de doelstelling van de regeling ingevolge artikel 3 of van de uitgangspunten voor de kostentoerekening ingevolge artikel 19, zesde lid, is in afwijking van het vijfde lid, een twee derde meerderheid vereist.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 8.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 9.

    Indien ingevolge het achtste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 10.

    Op de vergadering, bedoeld in het negende lid, is het achtste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het negende lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van de bestuursleden aanwezig is.

Artikel 8 Bevoegdheden

Voor zover de bevoegdheden niet bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, behoren tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33, respectievelijk artikel 33a van de Wet, onder meer:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • c.

    het vaststellen van de organisatiestructuur;

  • d.

    het aangaan van geldleningen en van rekening-courant overeenkomsten;

  • e.

    het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers van Cocensus en de wijze van betaling daarvan.

Artikel 9 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van het college van die deelnemer worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaats vindt.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gemeenteraden van de deelnemers.

  • 5. Elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaats vindt.

  • 6. Het algemeen bestuur verstrekt de gemeenteraden van de deelnemers de door één of meer leden van die gemeenteraden gevraagde inlichtingen.

  • 7. De wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het vijfde lid plaats vindt, wordt nader geregeld in het Reglement van orde van het algemeen bestuur.

  • 8. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 9. Een lid van het algemeen bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, kan door dat college als lid van het algemeen bestuur worden ontheven. In dat geval draagt dat college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 10. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

HOOFDSTUK VI Het dagelijks bestuur

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier overige leden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde leden worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur, met dien verstande dat de voorzitter en twee leden uit de deelnemers met drie of meer stemmen worden aangewezen en twee leden uit de deelnemers met minder dan drie stemmen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid af op de dag waarop de zittingsperiode afloopt.

  • 4.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3. De vergadering van het dagelijks bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem.

  • 5. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, waarbij bij het staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

Artikel 12 Bevoegdheden

  • 1. Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoort, onverminderd het bepaalde in artikel 33b van de Wet, onder meer het voorbereiden van besluiten van het algemeen bestuur, alsmede het uitoefenen van het dagelijks bestuur van Cocensus, voor zover niet bij of krachtens wettelijke bepaling de voorzitter hiermede is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      het nemen van conservatoire maatregelen;

    • b.

      het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;

    • c.

      uitoefening van de Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit 1995 en van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van de Belastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

    • d.

      het besluiten tot vervanging van de analoge archiefbescheiden door digitale reproducties waarna de papieren versies vernietigd kunnen worden;

    • e.

      het vaststellen van instructies en uitvoeringsregels voor de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Cocensus en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

    • f.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting en rechten;

    • g.

      het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

    • h.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Cocensus;

    • i.

      het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen.

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde zoals bedoeld in artikel 7, zevende lid, houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks ter vaststelling een jaarverslag inclusief de financiële verantwoording aan over de werkzaamheden van Cocensus over het afgelopen jaar.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt het verslag na vaststelling door het algemeen bestuur toe aan de colleges van de deelnemers en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland respectievelijk Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

  • 6. Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het provincie bestuur desgevraagd van bericht en raad.

  • 7. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het in het zesde lid bedoelde verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers.

HOOFDSTUK VII De voorzitter

Artikel 14 Algemene bepalingen

  • 1. Het algemeen bestuur wijst conform artikel 10, tweede lid, één van de in artikel 6 genoemde leden als voorzitter aan.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst één van de in artikel 10, eerste lid, genoemde leden als plaatsvervangend voorzitter aan, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

  • 3. De voorzitter vervult geen andere functies waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn ambt of op handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid, of van het vertrouwen daarin.

Artikel 15 Bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is, onverminderd het bepaalde in artikel 33d van de Wet onder meer belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt Cocensus in en buiten rechte. Indien het college waarvan de voorzitter deel uitmaakt, partij is in een geding waarbij Cocensus is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding deze bevoegdheid uit. Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij dat geding betrokken is, wordt een ander lid van het bestuur gemandateerd om Cocensus met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

HOOFDSTUK VIII Ambtelijk apparaat

Artikel 16 Ambtelijk apparaat

  • 1. Cocensus heeft een ambtelijk apparaat, met aan het hoofd een directeur.

  • 2. De directeur is belast met de bedrijfsvoering en de dagelijkse leiding van het ambtelijke apparaat.

  • 3. De bevoegdheden die de directeur in het kader van zijn taakopdracht, bedoeld in het tweede lid, heeft, zijn neergelegd in een afzonderlijk mandatenbesluit.

  • 4. Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.

  • 5. Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

  • 6. Het dagelijks bestuur regelt de bezoldiging van de directeur.

  • 7. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

  • 8. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 9. De directeur vervult tevens de functie van secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 10. Met inachtneming van artikel 15, tweede lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

  • 11. De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan dit aan de directeur mandateren.

  • 12. Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van Cocensus aan als inspecteur, ontvanger, ambtenaar van Cocensus en belastingdeurwaarder.

Artikel 16a Inspecteur

  • 1. De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer, de Wet op de bedrijven-investeringszones en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de deelnemers.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de uitvoeringsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 16b Ontvanger

  • 1. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet op de bedrijveninvesteringszones zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de deelnemers.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ontvanger de door de gemeenteraad van de desbetreffende deelnemer vastgestelde kwijtscheldingsregels en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 16c Ambtenaar van Cocensus

  • 1. De ambtenaar van Cocensus oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer, de Wet op de bedrijven-investeringszones en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 232, tweede lid, sub d, van de Gemeentewet.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ambtenaar van Cocensus de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 16d Belastingdeurwaarder

  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet op de bedrijven-investeringszones zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

HOOFDSTUK IX Begroting, rekening, bevoorschotting en kostentoerekening

Artikel 17 Administratie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2. Het algemeen bestuur neemt daarbij de geldende wet- en regelgeving in acht, in het bijzonder op de terreinen rechtmatigheid, verantwoording en controle, zoals vastgelegd in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 18 Algemene Financiële en beleidsmatige kaders

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de gemeenteraden.

  • 2. De gemeenteraden kunnen bij het dagelijks bestuur voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de kadernota vóór 15 maart vast.

  • 4. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt het besluit en de kadernota aan de gemeenteraden, binnen twee weken na de vaststelling bedoeld in het derde lid.

Artikel 19 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stuurt jaarlijks, vóór 15 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de raden een ontwerp aan voor de begroting met toelichting, dit inclusief een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren. Per deelnemer is een kostentoerekening opgenomen waarbij de jaarbijdrage toegerekend is naar de onderhavige taakvelden.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaar stelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 3. De raden beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 4. De raden kunnen vóór 1 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Bij het voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur voegt het dagelijks bestuur een reactienota, waarin gemotiveerd wordt aangegeven op welke wijze de zienswijze wel of niet is verwerkt in dit voorstel.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de begroting van Cocensus vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt, als onderdeel van de begroting, jaarlijks de uitgangspunten voor de toerekening van de kosten aan de producten vast.

  • 7. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 9. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 10. Het bepaalde in het eerste tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 11. In afwijking van het bepaalde in het tiende lid, worden wijzigingen op de begroting tot 5% van de jaarlijkse totale exploitatiekosten niet voorgelegd aan de deelnemers; het bepaalde in het negende lid blijft op dergelijke wijzigingen van toepassing.

Artikel 20 Bijdragen van gemeenten

  • 1. De jaarlijkse vergoeding en de verdeelsleutel per deelnemer wordt jaarlijks in de begroting van Cocensus vastgelegd. Deze vergoeding is gebaseerd op de werkzaamheden zoals opgenomen in artikel 3, en is exclusief BTW.

  • 2. Cocensus kan het bedrag van de jaarlijkse vergoeding uitsluitend verhogen op grond van:

    • a.

      aanpassingen in regelgeving van hogere overheden:

      Cocensus brengt hiervan de deelnemer(s) binnen 2 maanden na de aanpassing van de regelgeving op de hoogte door informatie te verstrekken omtrent de aanpassing en de daarmee gemoeide kosten;

    • b.

      wijzigingen in de CAO voor gemeentelijk personeel;

    • c.

      de toename van het aantal objecten (areaaluitbreiding minus sloop) bij de deelnemer;

    • d.

      de toename van de aan Cocensus overgedragen taken;

    • e.

      prijsstijgingen (conform het prijsindexcijfer voor alle huishoudens zoals dit jaarlijks rond april door het CPB gepubliceerd wordt in het Centraal Economisch Plan).

  • 3. Voor uitgaven die leiden tot kostenstijging dient de deelnemer vooraf schriftelijk toestemming te verlenen.

  • 4. Cocensus brengt voor het begin van het kalenderjaar het bedrag van de jaarlijkse vergoeding, dit inclusief BTW, in rekening. Deze rekening wordt door de deelnemer verdeeld in vier gelijke termijnen welke worden voldaan op of voor respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van het kalenderjaar.

  • 5. Uiterlijk op 1 maart factureert Cocensus de in afwijking van de in de Dienstverlenings-overeenkomst opgenomen werkzaamheden werkelijk uitgevoerde werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar onder verrekening van de reeds gefactureerde voorschotten.

  • 6. Kosten die op basis van een schriftelijke opdrachtverstrekking dan wel met instemming van een deelnemer door Cocensus zijn gemaakt in het kader van procedures gericht tegen beleidsmatige overwegingen van de deelnemer of tegen de kostenonderbouwing van een door de gemeente gehanteerd tarief, worden door Cocensus afzonderlijk bij de deelnemende gemeente in rekening gebracht.

  • 7. De deelnemers dragen er zorg voor dat de regeling te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 21 Jaarrekening

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van Cocensus over het afgelopen jaar wordt vóór 1 april door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening een accountantsverklaring, een verslag van bevindingen en het jaarverslag.

  • 3. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. De jaarrekening wordt met alle bijbehorende stukken vóór 15 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

  • 5. Van de vaststelling van de jaarrekening doet het dagelijks bestuur mededeling aan de besturen van de gemeenten en biedt deze ter kennisgeving aan.

  • 6. De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onrechtmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

HOOFDSTUK X Archivering

Artikel 22 Het archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg van de archieven aangaande de bedrijfsvoering van Cocensus alsmede voor de archieven met betrekking tot de door de deelnemers overgedragen taken.

  • 2. De adjunct directeur van Cocensus is verantwoordelijk voor het beheer van het bedrijfsvoeringsarchief van Cocensus alsmede voor de archieven die ontstaan vanuit de primaire taken van Cocensus.

  • 3. Als archivaris wordt door het dagelijks bestuur van Cocensus aangewezen: de directeur van het Noord-Hollands Archief. De archivaris is belast met het toezicht op de archieven die in beheer zijn bij Cocensus.

  • 4. Als de archiefbewaarplaats wordt door het dagelijks bestuur aangewezen: de (e-)depots van het Noord-Hollands Archief.

  • 5. De archiefregeling is verder uitgewerkt in een Archiefverordening en in een Besluit informatiebeheer.

  • 6. Bij de opheffing van de regeling zal onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de betrokken colleges van burgemeester en wethouders van de aan de regeling deelnemende gemeenten, een projectorganisatie ingesteld worden die de verdeling en de overdracht van de belastingarchieven naar de verschillende gemeenten verzorgt.

  • 7. Bij de opheffing van de regeling wordt het archief gericht op de bedrijfsvoering van de regeling overgedragen naar de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente Haarlemmermeer voert daarmee het semi statisch beheer uit en zorgt op termijn voor overbrenging naar het Historisch Archief.

HOOFDSTUK XI Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 23 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 24 Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is de instemming van twee derde van de deelnemers vereist.

  • 2. Zowel het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur als elk der deelnemers is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

  • 3. Het algemeen bestuur zendt het voorstel, bedoeld in het tweede lid, onverwijld door aan de deelnemers.

  • 4. Het algemeen bestuur behandelt het verzoek tot wijziging binnen drie maanden na ontvangst.

Artikel 25 Toetreding

  • 1. Voor toetreding tot de regeling is de instemming van twee derde van de deelnemers vereist.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 26 Uittreding

  • 1. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 2. Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van het bestuur medegedeeld. De voorzitter zendt het voornemen onverwijld door aan de overige leden van het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de uittredingskosten vast.

  • 4. Voor de berekening van de uittredingskosten wordt de opbouw zoals opgenomen in bijlage 2 gehanteerd.

  • 5. Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van de uittreedsom, als bedoeld in het derde en vierde lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid van de wet. De uittreding geschiedt per 1 januari van een kalenderjaar met inachtneming van de opzegtermijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Nadat het definitieve besluit tot uittreding is genomen, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de vastgestelde uittreedsom aan Cocensus te voldoen.

Artikel 27 Opheffing

  • 1. Instemming van tenminste twee derde van het aantal deelnemers is vereist voor opheffing van de regeling.

  • 2. Bij opheffing van de regeling wordt door de accountant van Cocensus een liquidatieplan opgesteld

  • 3. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemers.

  • 4. Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste drie jaren na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 28 Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet is sprake als ten minste één der besturen van de deelnemers zodanige mening is toegedaan.

Artikel 29 Inzending regeling

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 30 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze met toepassing van artikel 26, tweede lid, van de Wet bekend is gemaakt, met dien verstande dat deze niet eerder in werking treedt dan op 1 januari 2020.

  • 2. Deze regeling dient ter vervanging van de gemeenschappelijke regeling Cocensus 2015, vijfde wijziging.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de voorgaande gemeenschappelijke regeling genomen besluiten op deze regeling.

  • 4. Deze regeling kan worden aangehaald als: GR Cocensus 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem op 2 april 2019,

De secretaris,

J. Scholten

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

M. Snoek

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer op 9 april 2019,

De secretaris,

C.H.J. Brugman

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

J. Nobel

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom op 16 april 2019,

De secretaris,

C. Baauw

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

A. de Jong

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk op 23 april 2019,

De secretaris,

E. Loenen

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

H. Erol

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan op 9 april 2019,

De secretaris,

A. van den Assem

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

R. Monen

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland op 9 april 2019,

De secretaris,

R. Kool

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

J. Schalkwijk

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar op 7 mei 2019,

De secretaris,

W. van Twuijver

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

P. Dijkman

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op 2 april 2019,

De secretaris,

M. Schroor

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

J. Houtenbos

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard op 2 april 2019,

De secretaris,

A. Meijer

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

B. Fintelman

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk op 23 mei 2019,

De secretaris,

E. Annaert

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

J. Nieuwenhuizen

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder 16 april 2019,

De secretaris,

R. Reus

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

J.K. Visser

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uitgeest op 16 april 2019,

De secretaris,

P. Schouten

De voorzitter,

W.J.A. Verkleij

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum op 2 april 2019,

De secretaris,

G.A. Suanet

De voorzitter,

A. Mans

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo op 30 april 2019,

De secretaris,

G. Heemskerk

De voorzitter,

namens deze, de wethouder,

F. Dellemijn

Bijlage 1

Bijlage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze regeling

De deelnemende gemeenten dragen zoals aangegeven in onderstaand schema, de bevoegdheden tot de heffing en invordering, de behandeling van bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie en tot de behandeling van verzoeken om kwijtschelding van de belastingen, heffingen en rechten, dit inclusief de behandeling van administratief beroep, over aan Cocensus:

Gemeente Haarlem

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Parkeerbelasting incl. parkeervergunningen

ja

n.v.t.

Precariobelasting,

dit met uitzondering van de navolgende onderdelen van de bij de verordening precariobelasting behorende tarieventabel:

  • -

    Onderdeel A;

  • -

    Onderdeel E, voor zover dit betreft de tariefonderdelen E 7.8 tot en met E 9.1;

  • -

    Onderdeel G;

  • -

    Onderdeel H.

ja

n.v.t.

Precariobelasting kabels en leidingen

ja

n.v.t.

Reclamebelasting Generaal Cronjéstraat/Julianapark

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

n.v.t.

Leges,

voor zover dit betrekking heeft op titel 1, hoofdstuk 19 (verkeer en vervoer)

ja

ja

BIZ-heffing Waarderpolder

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Generaal Cronjéstraat/Julianapark

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Binnenstad

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Amsterdamstraat

ja

n.v.t.

Gemeente Haarlemmermeer

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Parkeerbelasting

ja

n.v.t

Precariobelasting,

dit voor zover het betreft de belasting op kabels en leidingen

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

n.v.t.

Liggeld voor woonschepen

ja

ja

BIZ-heffing Hoofddorp Centrum

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Spoorzicht

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Cruquius

ja

n.v.t.

BIZ-heffing De Hoek

ja

n.v.t.

Gemeente Hillegom

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

ja

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja.

Lijkbezorgingsrechten,

dit voor zover dit betrekking heeft op de rechten zoals opgenomen in artikel 6, eerste lid, van de verordening Lijkbezorgingsrechten

ja

n.v.t.

BIZ-heffing Koopcentrum Hillegom

ja

n.v.t.

Gemeente Beverwijk

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Parkeerbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Binnenhavengelden

ja

n.v.t.

Zeehavengelden

ja

n.v.t.

Grafrechten

ja

n.v.t.

Marktgelden

ja

n.v.t.

Vermakelijkhedenretributie

ja

n.v.t.

Leges

ja

n.v.t.

Gemeente Wormerland

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

ja

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

ja

Forensenbelasting

ja

ja

Hondenbelasting

ja

ja

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Lijkbezorgingsrechten,

voor zover dit betrekking heeft op zoals opgenomen in artikel 7, eerste lid, van de verordening Lijkbezorgingsrechten

ja

n.v.t.

Leges,

voor zover dit betrekking heeft op de omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Gemeente Oostzaan

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

ja

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

ja

Hondenbelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

n.v.t.

Lijkbezorgingsrechten,

voor zover dit betrekking heeft op de rechten zoals opgenomen in artikel 7, eerste lid, van de verordening Lijkbezorgingsrechten

ja

n.v.t.

Leges,

voor zover dit betrekking heeft op de omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Gemeente Alkmaar

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

ja

Baatbelasting Noordelijke ontsluiting Beverkoog

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Parkeerbelasting, voor zover dit betrekking heeft op artikel 2, eerste lid, juncto artikel 10 van de verordening parkeerbelastingen

ja

n.v.t.

Reclamebelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting, voor zover dit betrekking heeft op de tarieven zoals opgenomen in de onderdelen 4, 6, 7.1.1, 7.1.3, 7.1.5, 7.1.6 en 8.1.4 van de tarieventabel behorende bij de Precarioverordening

ja

n.v.t.

Precariobelasting op kabels en leidingen

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Toeristenbelasting

Rioolheffing

ja

ja

Forensenbelasting*2

ja

n.v.t.

Gemeente Bergen

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting (incl. kabels en leidingen)

ja

n.v.t.

Forensenbelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Parkeerbelasting (naheffingsaanslagen)

ja

n.v.t.

Leges

ja

n.v.t.

Gemeente Heerhugowaard

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

ja

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Gemeente Langedijk

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Forensenbelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Reinigingsrecht

ja

n.v.t.

Rioolheffing

ja

n.v.t.

Lijkbezorgingsrechten

ja

ja

Precariobelasting kabels en leidingen

ja

n.v.t.

Leges, voor zover dit betrekking heeft op omgevingsvergunningen

ja

n.v.t.

Gemeente Den Helder

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Forensenbelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

n.v.t.

Lijkbezorgingsrechten

ja

n.v.t.

Leges, voor zover dit betrekking heeft op:

- omgevingsvergunningen

- bouwvergunningen

- evenementenvergunningen

- exploitatievergunningen

- drank- en horecavergunningen

- kansspelvergunningen

ja

n.v.t.

Gemeente Uitgeest

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Forensenbelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Leges

ja

n.v.t.

Grafrechten

ja

n.v.t.

Gemeente Castricum

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Hondenbelasting

ja

ja

Precariobelasting

ja

n.v.t.

Precariobelasting kabels en leidingen

ja

n.v.t.

Forensenbelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Leges

ja

n.v.t.

Grafrechten

ja

n.v.t.

Reclamebelasting

ja

n.v.t.

Gemeente Heiloo

Overgedragen aan Cocensus

Inclusief Kwijtschelding

Heffingssoort

Onroerendezaakbelastingen

ja

n.v.t.

Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting

ja

n.v.t.

Toeristenbelasting

ja

n.v.t.

Afvalstoffenheffing

ja

ja

Rioolheffing

ja

ja

Leges

ja

n.v.t.

Grafrechten

ja

n.v.t.

Bijlage 2

Bijlage als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van deze regeling

Inleiding

In de huidige GR 2020 is opgenomen, dat voor uittreding uit de regeling een opzegtermijn van één jaar geldt. Gedurende de eerste driejaren na toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk. De kosten van uittreding worden door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

In deze notitie wordt een nader voorstel gedaan voor de kosten van uittreding van een deelnemers uit de GR. Uitgangspunt daarbij is om deze specificatie zo eenvoudig en transparant mogelijk van aard te laten zijn en een afspiegeling van de jaarlijkse bijdrage.

Componenten

Op het moment van uittreding komen de variabele kosten te vervallen. Deze zijn eenvoudig te duiden en het gaat dan met name om bijvoorbeeld de kosten die gemaakt worden voor de aanslagen (kohieren, printservice en porti).

Voor een aantal andere componenten is dat niet het geval.

Huisvesting:

Voor huisvesting is rekening gehouden met vierkante meters en werkplekkosten, gebaseerd op de huidige omvang van de formatie. Naast kosten van huur en service betreft het ook de kosten (kapitaallasten) van investeringen op het gebied van huisvesting.

Belastingapplicatie:

De belastingapplicatie is min of meer een levend fenomeen. Upgrades of uitbreidingen worden aan het activum toegevoegd. De afschrijvingstermijn op de belastingapplicatie is 10 jaar, maar kent door alle uitbreidingen door de jaren heen derhalve ook een scala aan data waarop delen van het activum zijn afgeschreven.

Personeel:

Bij toetreding tot de GR zijn de voormalig medewerkers Belastingen met behoud van vaste aanstelling en opgebouwde rechten overgekomen naar de GR. Indien een gemeente uittreed dan ontstaat er overcapaciteit. De werkgever heeft dan de plicht om de medewerkers gedurende een periode van 2 jaar te begeleiden in het zogenaamde traject Van Werk-naar Werk. Dus gedurende 2 jaar is er sprake van boventalligheid op de formatie. Indien het traject niet leidt tot ander werk buiten Cocensus, dan is de GR als risicodrager nog twee tot drie jaar verplicht om de WW-aanspraken en andersoortige wettelijke toeslagen te financieren.

Belastingwerkzaamheden:

Na uittreding blijven er nog belastingwerkzaamheden over die betrekking hebben op voorgaande jaren. Het merendeel van de werkzaamheden ligt in de sfeer van invordering of dwanginvordering. Daarnaast kunnen er nog beroepsprocedures lopen en met terugwerkende kracht kwijtscheldings-verzoeken worden ingediend.

Indien als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de GR de lopende zaken met betrekking tot de oude belastingjaren voor wat betreft de aanslagoplegging (3 jaar) en de invordering (5 jaar) blijft afwikkelen dan is het voor de uittreding van belang om te bepalen welke componenten als risico bij de GR achterblijven.

De salarislasten betreffen 62,5% van de begroting met een risicoperiode van 4 jaar.

Hiervoor kan de staffel 60-45-30-15 worden toegepast.

De huisvestingslasten betreffen 5% van de begroting met een gemiddelde risicoperiode van 5 jaar.

Hiervoor kan de staffel 4-3-2-1 worden toegepast.

De ICT-lasten bedragen 16% van de begroting. De risicoperiode is afhankelijk van de termijn van afschrijving. Omdat deze varieert tussen de 1 en de 10 jaar, is een periode van 5 jaar te billijken.

Hiervoor kan de staffel: 16-12-8-4 worden toegepast.

De werkzaamheden voor invordering en dwanginvordering zouden op basis van een soort van no-cure-no-pay kunnen geschieden. Dat betekent dat de kosten die bij de belasting-belanghebbende in rekening worden gebracht uit hoofde van aanmaningen of dwanginvordering bij de GR achterblijven.

De kosten van aanslagoplegging en oude bezwaren gelden in hoofdzaak alleen nog in het eerste jaar van uittreding en in beperkte mate in de daarop volgende jaren. Hiervoor kan eenmalig 10% worden gerekend.

Met kosten van conversie naar de nieuwe applicatie van de uittredende gemeente wordt geen rekening gehouden. Deze kosten worden in hoofdzaak gemaakt door de nieuwe leverancier van de betreffende uittredende gemeente. Mocht de GR hiervoor benaderd worden, dan zullen de kosten afzonderlijk worden berekend.

Ook met de kosten van de beoordeling van de conversie door de accountant van de uittredende gemeente wordt geen rekening gehouden. De GR zal alle bestanden beschikbaar stellen, deze zijn immers eigendom van de gemeente. De kosten zullen in hoofdzaak worden gemaakt door de accountant van de betreffende uittredende gemeente.

Per saldo kunnen op de meest eenvoudige wijze de kosten van uittreding als volgt worden berekend, dit naar rato van de gemeentelijke bijdrage:

1e jaar

2e jaar

3e jaar

4e jaar

personeel

60

45

30

15

huisvesting

4

3

2

1

ict

16

12

8

4

belastingen

10

Totaal

90

60

40

20

In totaal zijn de uitredingskosten van een deelnemer vast te stellen op 90+60+40+20 = 210% van de jaarbijdrage die voor het jaar van uittreding van de betreffende gemeente zou gelden. Dit is vastgelegd in artikel 26, vierde lid. Deze uittredingskosten moeten conform artikel 26, vijfde lid, binnen zes maanden na vaststelling van de hoogte hiervan door het Algemeen Bestuur aan de GR Cocensus worden voldaan.