Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen houdende regels omtrent de Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER (Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER)

Geldend van 18-01-2020 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen houdende regels omtrent de Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER (Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft;

overwegende dat de gemeenteraden van de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen toestemming hebben verleend voor het wijzigen van deze regeling door de colleges van die gemeenten;

overwegende de ontwikkeling van GR Servicecentrum MER, recente regelgeving en praktijkervaring;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet;

besluiten:

de Gemeenschappelijke Regeling MER te wijzigen en als volgt vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • b.

    Deelnemende gemeenten: de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen.

  • c.

    De regeling: Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER.

  • d.

    Taakvelden: Omgevingsdienst, Sociaal Domein en Bedrijfsvoering.

  • e.

    Servicecentrum MER: Het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

  • f.

    Basistaken: De wettelijke taken die de het Servicecentrum MER uitvoert en de taken die alle deelnemende gemeenten afnemen.

  • g.

    Aanvullende dienstverlening: taken, activiteiten en projecten die niet in onder basistaken vallen.

  • h.

    Waar in deze regeling wordt gesproken over directeur, wordt hieronder mede verstaan directie.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, met de naam Servicecentrum MER.

  • 2. Het Servicecentrum MER is gevestigd te Echt.

Hoofdstuk 2 Belangen, uitgangspunten, taken en bevoegdheden

Artikel 3 Belangen en uitgangspunten

  • 1. Het Servicecentrum MER behartigt de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van de deelnemende gemeenten op de taakvelden Omgevingsdienst, Sociaal Domein en Bedrijfsvoering.

  • 2. Bij de behartiging van de belangen uit het voorgaande lid handelt het Servicecentrum MER volgens de uitgangspunten zoals vastgesteld in het door de drie colleges afgesloten “Convenant samenwerking gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen” van 12 juli 2011.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het Servicecentrum MER verricht alle uitvoerende taken en verzorgt of ondersteunt het operationeel beleid van het Servicecentrum MER en/of de deelnemende gemeenten op de taakvelden Omgevingsdienst, Sociaal Domein en Bedrijfsvoering.

  • 2. Ter uitvoering mandateren de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten taken en bevoegdheden over aan (de bestuursorganen van) het Servicecentrum MER.

  • 3. Voorts is het Servicecentrum MER belast met:

    • a.

      Het opstellen van verweerschriften tegen bezwaar- en beroepschriften. Het beslissen op bezwaarschriften voor zover het betrekking heeft op het werkgebied van het Servicecentrum MER vindt plaats door de afzonderlijke colleges van de deelnemende gemeenten.

    • b.

      Afhandeling van klachten voor zover deze betrekking hebben op het Servicecentrum MER.

  • 4. De specificatie van de taken en bevoegdheden als genoemd in het eerste lid en de daaraan verbonden kosten per deelnemer worden in 'Uitvoeringsprogramma’s', tussen de deelnemende gemeente en het Dagelijks Bestuur van het Servicecentrum MER vastgelegd.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan besluiten dat het Servicecentrum MER, bij samenwerkingsovereenkomst en onder door hem te stellen voorwaarden, één van de in het eerste lid genoemde taken verricht ten behoeve van andere instanties of van buiten het verzorgingsgebied van deze regeling gelegen gemeenten die daartoe een verzoek doen.

Hoofdstuk 3 Het Algemeen Bestuur

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de 3 colleges van de deelnemende gemeenten (maximaal 19 leden), maximaal 7 leden per deelnemende gemeente, waaronder de voorzitter.

  • 2. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college afloopt.

  • 3. Het lidmaatschap eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van het college waaruit het lid is aangewezen.

  • 4. Indien tussentijds een zetel van een lid van het Algemeen Bestuur vacant komt, wijst het college van de betreffende gemeente zo spoedig mogelijk een nieuw collegelid aan.

  • 5. Bij het bestaan van een vacature blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of als de meerderheid van de deelnemende gemeenten in het Algemeen Bestuur daarom vragen onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. In het Algemeen Bestuur heeft elke deelnemende gemeente één stem.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 7 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle taken en bevoegdheden die in het kader van deze regeling niet zijn opgedragen aan het Dagelijks Bestuur, behoren aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Tot de taken en bevoegdheden van het Algemeen Bestuur, als bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

    • a.

      Het aanwijzen en zo nodig ontslaan van de leden van het Dagelijks Bestuur.

    • b.

      Het instellen van een commissie.

    • c.

      Het vaststellen van de begroting en begrotingswijzigingen.

    • d.

      Het vaststellen van de jaarrekening.

    • e.

      Het besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, voor zover dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Dit besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerp is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.

    • f.

      Het aanwijzen van de accountant.

Hoofdstuk 4 Het Dagelijks Bestuur

Artikel 8 Samenstelling

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit drie leden, één lid per gemeente, waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van het Algemeen Bestuur wijzen uit hun midden één lid per deelnemende gemeente aan om zitting te nemen in het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid kan een lid van het Dagelijks Bestuur worden vervangen door een lid van het Algemeen Bestuur van dezelfde deelnemende gemeente.

  • 4. Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college afloopt.

  • 5. De leden van het Dagelijks Bestuur blijven na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.

  • 6. Het lidmaatschap eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van het college waaruit het lid is aangewezen.

  • 7. Bij het bestaan van een vacature blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur besluit bij consensus. Indien wordt geconstateerd dat geen consensus mogelijk is besluit het Dagelijks Bestuur in een volgende vergadering bij meerderheid van stemmen.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer leden van dat bestuur.

  • 4. De opgedragen bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het Dagelijks Bestuur uitgeoefend.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan te dien aanzien alle aanwijzingen geven die het nodig acht.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 10 Taken en bevoegdheden

  • 1. Tot de taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur behoren in ieder geval:

    • a.

      Het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd.

    • b.

      Het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur.

    • c.

      Het behartigen van de belangen van het Servicecentrum MER bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor het Servicecentrum MER van belang is.

    • d.

      Het houden van toezicht op het functioneren van het Servicecentrum MER.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 11 Aanwijzing, taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter van het Algemeen Bestuur is ook voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De voorzitter wordt door het Algemeen Bestuur aangewezen uit de leden van het Algemeen Bestuur met in achtneming van artikel 8, eerste en tweede lid.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door een ander lid van het Dagelijks Bestuur aan te wijzen door het Algemeen Bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur uitgaan, tenzij hij het tekenen van bepaalde stukken aan andere personen heeft opgedragen.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het Servicecentrum MER in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 12 Informatieplicht Algemeen Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur staat aan het hoofd van het Servicecentrum MER.

  • 2. Het Algemeen Bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 13 Verantwoording leden Algemeen Bestuur

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, alsmede aan de betreffende raad de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.

Artikel 14 Verantwoording Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het Algemeen Bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 15 Verantwoording voorzitter

  • 1. De voorzitter is aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. De voorzitter geeft het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. De voorzitter geeft het Algemeen Bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Hoofdstuk 7 Personeel en directie

Artikel 16 Personeel

  • 1. Bij het Servicecentrum MER is personeel werkzaam voor de uitvoering van de aan het Servicecentrum MER opgedragen taken.

  • 2. Voor het personeel in dienst van het Servicecentrum MER geldt vanaf 1 januari 2020 de cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (SGO).

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan in verband met de rechtspositie van de personeelsleden aanvullende regelingen vaststellen.

Artikel 17 Directeur

  • 1. Aan het hoofd van de ambtelijke organisatie van het Servicecentrum MER staat een directeur.

  • 2. De directeur staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de door het bestuur ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 3. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het Servicecentrum MER en draagt zorg voor de kwaliteit van de organisatie.

  • 4. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het Algemeen en Dagelijks Bestuur uitgaan.

Hoofdstuk 8 Archief

Artikel 18 Archief

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het Servicecentrum MER overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel 41, lid 2 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2. De directeur is belast met de bewaring van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. De archiefbescheiden in artikel 16.1 omvatten de bescheiden die niet terug te voeren zijn naar de deelnemende gemeenten. In dat geval geldt de archiefverordening van het Servicecentrum MER.

  • 4. Bij opheffing van deze regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk 9 Begroting, jaarrekening en financiering

Artikel 19 Financiën algemeen

  • 1. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan bij of krachtens de wet niet is afgeweken.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt in dat kader de vereiste verordeningen vast.

  • 3. De begroting en jaarrekening dienen te voldoen aan het bepaalde in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 20 Kadernota: algemene financiële en beleidsmatige kaders

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de kadernota met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 21 Begroting

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de colleges van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, algemeen (digitaal) beschikbaar gesteld.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, vóór 10 juni.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 6. De inkomsten van het Servicecentrum MER bestaan uit de door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de uitvoering van de basistaken van het Servicecentrum MER en uit de vergoeding voor de uitvoering van de aanvullende dienstverlening.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel is voor wat betreft de procedurele gang van zaken van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting van het Servicecentrum MER die financiële gevolgen hebben voor de begrotingen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 22 Jaarrekening

  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en uitgaven onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar het getrouwe beeld van de baten en lasten en van een onderzoek naar de rechtmatigheid daarvan, ingesteld door een door het Algemeen Bestuur ingestelde deskundige overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

  • 5. De vaststelling van de jaarrekening verleent aan het Dagelijks Bestuur décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 6. In de jaarrekening wordt voor elk van de deelnemende gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt.

Artikel 23 Financiering

  • 1. Voorschotten voor de dienstverlening van het basispakket worden bij de aanvang van elk kwartaal door Servicecentrum MER aan de gemeenten gefactureerd. De basis hiervoor vormt de begroting van het betreffende jaar.

  • 2. Facturering van de aanvullende dienstverlening geschiedt achteraf per kwartaal.

  • 3. De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat het Servicecentrum MER over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden en de eigen organisatie te kunnen voldoen.

  • 4. Indien het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 5. Alvorens het rekeningresultaat bepaald wordt, zal in geval van een verwacht positief resultaat, een hercalculatie plaatsvinden van de bij de deelnemende gemeenten in rekening gebrachte bedragen opdat zij niet meer dan de werkelijke nacalculatorische kostprijs in rekening gebracht krijgen en er geen positief resultaat ontstaat.

Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en liquidatie

Artikel 24 Toetreding

  • 1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats indien alle deelnemende gemeenten in het Algemeen Bestuur daarmee instemmen, na verkregen toestemming van de raden.

  • 2. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van toetreding en kan voorwaarden verbinden aan toetreding.

Artikel 25 Uittreding

  • 1. De gemeente die voornemens is uit te treden maakt dit kenbaar aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt een voorstel op voor de financiële, personele en overige gevolgen van de voorgenomen uittreding voor het Servicecentrum MER. De kosten voor het maken van het voorstel komen voor rekening van het bestuursorgaan dat voornemens is uit te treden.

  • 3. De gemeente die voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet. De uittreding geschiedt per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie kalenderjaren.

  • 4. De gevolgen van de uittreding worden op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld door de deelnemende gemeenten.

Artikel 26 Wijziging

  • 1. De regeling inclusief taken en bevoegdheden kan worden uitgebreid/gewijzigd indien de meerderheid van de deelnemende gemeenten in het Algemeen Bestuur daarmee instemmen, na verkregen toestemming van alle raden.

  • 2. De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan gedeputeerde staten, geschiedt door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 27 Liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij een unaniem besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten, na verkregen toestemming van de raden.

  • 2. In geval van opheffing stelt het Algemeen Bestuur een liquidatieplan vast, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen van de opheffing voor het personeel.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. De organen van de regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 11 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28 Inwerkingtreding en duur

  • 1. De gewijzigde regeling treedt met ingang van 1 januari 2020 in werking en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor bekendmaking van de regeling.

Artikel 29 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze regeling of de Wet niet voorziet, beslist het Algemeen Bestuur.

Artikel 30 Titel

Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Maasgouw,

d.d.

de secretaris,

W. Ploeg

de burgemeester,

drs. S. Strous

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Echt-Susteren,

d.d.

de secretaris,

drs. G. van Balkom

de burgemeester,

dr. J. Hessels

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Roerdalen,

d.d.

de secretaris,

J. L’Ortije

de burgemeester,

mr. M. de Boer-Beerta

Toelichting op Gemeenschappelijke regeling Servicecentrum MER

Deze toelichting op enkele artikelen vormt een vast onderdeel van GR Servicecentrum MER.

Artikel 4 lid 1

Met betrekking tot de maatwerkafspraken in de uitvoeringsprogramma’s is afgesproken dat 'minder werk' niet mogelijk is. De basis voor de deelnemende gemeenten is gelijk, 'meer werk' is wel mogelijk. Als er iets wijzigt in de taken en bevoegdheden als genoemd in artikel 4, dan wijzigt er ook iets in de regeling. Afgesproken is om dit met een meerderheid van stemmen in het Algemeen Bestuur toe te staan, conform artikel 25 van deze regeling. Dus indien er 3 gemeenten deelnemen, dan dienen er minimaal 2 voor de wijziging van de regeling te stemmen om de wijzing door te voeren.

Bij een wijziging van de regeling dienen alle raden toestemming te geven. Dit is wettelijk verplicht op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en kan slechts worden geweigerd vanwege strijd met het recht of algemeen belang.

Het opdrachtgeverschap met betrekking tot het informatiemanagement blijft bij de drie deelnemende gemeenten (artikel 4, lid 1, sub b).

Artikel 5

Het is de bedoeling dat alle collegeleden van de deelnemende colleges lid zijn van het Algemeen Bestuur. De Wet gemeenschappelijke regelingen geeft aan dat een regeling het (maximaal) aantal leden moet bepalen. Overigens heeft elke gemeente één stem.

Artikel 8 lid 2

Iedere gemeente dient vertegenwoordigd te zijn in het Dagelijks Bestuur. Iedere gemeente stelt zelf één kandidaat uit hun college beschikbaar voor het Dagelijks Bestuur.

Artikel 16 lid 3

De rechtspositieregeling van het Servicecentrum MER wijkt niet af van de geharmoniseerde regeling(en) van de deelnemende gemeenten.

Artikel 24

Afgesproken is dat alle deelnemende gemeenten in het Algemeen Bestuur dienen in te stemmen met de toetreding van een andere gemeente in deze regeling. Omdat de regeling door toetreding wijzigt, dienen alle raden op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen toestemming te verlenen.

Artikel 26

Uitbreiding van taken en bevoegdheden, leidt tot een wijziging van de regeling. Afgesproken is dat we overgaan tot een wijziging van de regeling, indien de meerderheid van de deelnemende gemeente in het Algemeen Bestuur daarmee instemt. Dit wil zeggen dat als 2 van de 3 colleges een wijziging wensen, deze wijziging doorgang vindt. Omdat de regeling wijzigt, dienen alle 3 de raden op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen toestemming te verlenen.