Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 06-07-2023

Intitulé

Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

besluit:

vast te stellen Nadere regel Maatschappelijke ondersteuning 2020

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • b.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • c.

    begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • d.

    begeleiding plus: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een cliënt afgestemd geheel van diensten en activiteiten in het kader van intensieve ambulante individuele (woon-) begeleiding. Bedoeld voor personen met langdurige psychiatrische, psychische of psychosociale problemen, of een combinatie daarvan met een verstandelijke beperking of gedragsstoornissen, die niet volledig in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving c.q. niet geheel zelfstandig kunnen wonen. De maatwerkvoorziening wordt ingezet ter voorkoming dan wel afschaling van beschermd wonen;

  • e.

    beschermd wonen: wonen en verblijf in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend 24-uurs toezicht en begeleiding in de directe nabijheid, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • f.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a Wmo 2015;

  • g.

    cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoongsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • h.

    college: college van burgemeester en wethouders (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • i.

    diensten: maatwerkvoorziening niet zijnde hulpmiddelen of woning-aanpassingen;

  • j.

    dienstverlener: de zorgverlener die ingevolge een pgb diensten verleent aan een budgethouder;

  • k.

    ho: huishoudelijke ondersteuning;

  • l.

    kortdurend verblijf: de noodzakelijke ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg verleent aan een persoon met een beperking aangewezen op permanent toezicht en / of 24 uur per dag zorg in de nabijheid middels het laten verblijven van mensen met een beperking buitenshuis, tot een maximum van 52 etmalen op jaarbasis;

  • m.

    maatschappelijke ondersteuning:

  • 1.

    bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

  • 2.

    ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

  • 3.

    bieden van beschermd wonen en opvang (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • n.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

  • 1.

    ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

  • 2.

    ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

  • 3.

    ten behoeve van beschermd wonen en opvang (artikel 1.1.1 Wmo 2015

  • o.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzeke- ringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • p.

    ondersteuningsplan HO: document dat wordt conform opdracht en aanwijzing van het college opgemaakt door aanbieder huishoudelijke ondersteuning en cliënt en waarin de afspraken vastliggen om te komen tot een schoon en leefbaar huis en het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding. Na akkoord door het college wordt het plan als bijlage toegevoegd aan de toekenningsbeschikking en maakt het onderdeel uit van de besluitvorming door het college;

  • q.

    opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • r.

    particuliere inzet: inzet die niet wordt geleverd door een professionele dienstverlener. Onder particuliere inzet wordt mede begrepen inzet door het sociaal netwerk;

  • s.

    pgb: persoonsgebonden budget (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • t.

    professionele dienstverlener: een entiteit of dienstverlener (zelfstandige zonder personeel) die beroepsmatig zorg, maatschappelijk en / of aanpalende diensten aanbiedt aan burgers. Van een beroepsmatig aanbod van diensten zoals genoemd in de eerste zin, is sprake wanneer de entiteit of dienstverlener (zelfstandige zonder personeel) staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en daarnaast uit overige feiten en omstandigheden blijkt dat de entiteit of de dienstverlener als onderneming respectievelijk als ondernemer kan worden aangemerkt;

  • u.

    pgb-plan: het door de cliënt bij het college in te dienen plan ter ondersteuning van zijn wens tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb;

  • v.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • w.

    uitvoeringsbesluit Wmo 2015: landelijke AMvB ingevolge artikel 2.1.4, vierde lid, Wmo 2015;

  • x.

    verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020;

  • y.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • z.

    zorg in natura: maatwerkvoorziening die wordt verstrekt door het college. De voorziening bestaat uit goederen of diensten;

  • aa.

    zorgverlener: medewerker die onder de verantwoordelijkheid van een aanbieder of dienstverlener de ondersteuning verleent.

  • 1.

    Alle begrippen die in onderhavige Nadere Regels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven in het eerste lid hebben dezelfde betekenis als de begrippen in de verordening, de Wet maatschappelijke ondersteuning en /of de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Alle bedragen die in onderhavige Nadere Regels worden genoemd zijn netto bedragen inclusief BTW, tenzij anders vermeld.

Hoofdstuk 2 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 2.1 Maatwerkvoorziening HO

  • 1.

    Huishoudelijke ondersteuning wordt toegekend volgens de norm: ‘een schoon en leefbaar huis’ en het beschikken over schone en draagbare kleding. Aan deze norm wordt invulling gegeven middels bijlage 1 waarin de algemeen gebruikelijke activiteiten die onder deze norm vallen met de daarbij behorende frequentie nader zijn uitgewerkt.

  • 2.

    Ter beoordeling of voldaan wordt aan de norm ‘een schoon en leefbaar huis’ en een huis ook daadwerkelijk schoon is, hanteert het college een toetsingskader, zoals bedoeld in artikel 3.2, derde lid van de verordening. Het toetsingskader “Meetsysteem schoon en leefbaar huis” is als bijlage 2 toegevoegd aan de Nadere Regels.

  • 3.

    De huishoudelijke activiteiten in het kader van een maatwerkvoorziening HO worden uitgevoerd in de leefvertrekken van het woonhuis die wekelijks worden gebruikt (inclusief aangrenzende hal, trap of overloop).

  • 4.

    Bij het bepalen van de frequentie waarin de activiteiten (die door de zorgaanbieder worden overgenomen) moeten worden verricht om tot het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ en ‘het beschikken over schone en draagbare kleding’ te komen, wordt in eerste instantie aansluiting gezocht bij de frequentie zoals weergegeven in bijlage 1. Afwijking van deze norm is mogelijk indien de persoonlijke situatie en leefwijze (gezinssamenstelling en gezondheid) van de cliënt dat noodzakelijk maakt.

Artikel 2.2 Procedure maatwerkvoorziening HO – zorg in natura

  • 1.

    Voor de maatwerkvoorziening HO geldt, aanvullend op de algemene procedurele bepalingen zoals neergelegd in hoofdstuk 2 in de verordening, het navolgende:

    • a.

      uitgangspunt is dat na een melding door een cliënt een huisbezoek plaatsvindt;

    • b.

      van het huisbezoek dan wel een andersoortig contact ter beoordeling van de situatie van de cliënt in combinatie met overige relevante constateringen tijdens het vooronderzoek, maakt het college een verslag op. Zie hiertoe ook artikel 2.6 van de verordening;

    • c.

      na een aanvraag en het voornemen van het college tot toekenning van de maatwerkvoorziening HO, wordt een opdracht tot opmaak van een ondersteuningsplan naar de aanbieder (naar keuze cliënt) gestuurd. Het college vermeldt in de opdracht, indien nodig, specifieke c.q. relevante aspecten ten behoeve van de opmaak van het ondersteuningsplan:

- de (on) mogelijkheden van de cliënt en zijn netwerk tot het verrichten van bepaalde huishoudelijke taken;

- de eventuele aanwezigheid van een voor HO relevante algemene voorziening;

- eventuele aanwijzingen over de frequentie van uit te voeren taken alsook andere specifieke aangelegenheden;

- eventuele noodzaak tot vakantievervanging.

  • d.

    1. de aanbieder maakt, met inachtneming van de aanwijzingen van het college in de opdracht, met de cliënt samen het ondersteuningsplan op. Vertrekpunt voor wat betreft de activiteiten en de frequentie is, gelet op artikel 2.1 lid 4, het normenkader (bijlage 1). Vervolgens vindt er een vertaling plaats naar de persoonlijke situatie en leefwijze van cliënt (welke inzet is er bij deze cliënt nodig). Het ondersteuningsplan dient, ter blijke van akkoord, door zowel de aanbieder als de cliënt ondertekend te worden waarna de aanbieder het ondersteuningsplan naar het college stuurt;

    2. indien de aanbieder en cliënt niet tot overeenstemming komen over het ondersteuningsplan neemt de aanbieder contact op met het college. Het college intervenieert vervolgens in het proces tot opmaak ondersteuningsplan;

  • e.

    1. het college toetst of het ondersteuningsplan voldoet aan wet- en regelgeving, in overeenstemming is met hetgeen de cliënt nodig heeft en voldoende concreet is;

  • 2. Indien het college niet akkoord is met het ondersteuningsplan, neemt het college daartoe contact op met de aanbieder en eventueel de cliënt. Indien nodig wordt een nieuw ondersteuningsplan opgemaakt conform de aanwijzingen van het college;

    • f.

      na akkoord wordt het ondersteuningsplan ondertekend door het college en als bijlage aan de toekenningsbeschikking toegevoegd. Zo wordt het ondersteuningsplan expliciet onderdeel van het besluit.

  • 2.

    In verband met wijzigingen van omstandigheden na een eerdere toekenning en een melding van de cliënt hierover volgt het college de procedure zoals gesteld in lid 1 opnieuw.

  • 3.

    Bij beperkte wijzigingen van de ondersteuning kan het college met instemming van de klant volstaan met een loutere aanpassing van het ondersteuningsplan via een seperaat mutatieformulier zonder het doorlopen van de procedure zoals genoemd in lid 1.

  • 4.

    Het besluit tot toekenning HO in de vorm van zorg in natura, behelst het recht op een schoon en leefbaar huis en het kunnen beschikken over schone een draagbare kleding, waarbij de omvang van de ondersteuning wordt uitgedrukt in activiteiten en frequentie zoals benoemd in het ondersteuningsplan.

Artikel 2.3 Puntensysteem pgb-huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    Met inachtneming van hetgeen bepaald in artikel 5.4 van de verordening, hanteert het college het puntensysteem pgb huishoudelijke ondersteuning. Dit puntensysteem ligt vast in bijlage 3 bij deze Nadere Regels.

  • 2.

    De factor zoals genoemd in artikel 5.4 van de verordening bedraagt per 1 januari 2020: 32,18.

Artikel 2.4 Maatwerkvoorziening Primaire levensbehoeften

De maatwerkvoorziening Primaire levensbehoeften kan bestaan uit:

  • a.

    het middels het doen van boodschappen voorzien van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen; en / of

  • b.

    de noodzakelijke bereiding van maaltijden.

Artikel 2.5 Maatwerkvoorziening begeleiding

  • 1.

    Begeleiding individueel wordt toegekend in tijd per week. Voor wat betreft zorg in natura geldt de verbijzondering dat toekenning plaatsvindt binnen een gestelde bandbreedte van uren waarbinnen de zorginzet plaatsvindt, te weten:

  • - tot 2 uur per week;

  • - 2 tot 4 uur per week;

  • - 4 tot 8 uur per week;

  • - 8 uur per week.

  • 2.

    Begeleiding groep wordt toegekend in dagdelen per week. Voor wat betreft zorg in natura geldt de verbijzondering dat toekenning plaatsvindt binnen een gestelde bandbreedte van dagdelen waarbinnen de zorginzet plaatsvindt, te weten:

  • - 1 tot en met 4 dagdelen week;

  • - 5 tot en met 6 dagdelen per week;

  • - vanaf 7 dagdelen per week.

  • 3.

    Vervoer van en naar de dagbesteding / begeleiding groep;

    • a.

      Indien de cliënt niet op eigen kracht of met gebruikelijke hulp dan wel via de inzet van het sociaal netwerk in staat is om de dagbestedingslocatie te bereiken, is het college verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de dagbesteding.

    • b.

      In geval van zorg in natura organiseert de aanbieder dan het vervoer. Dit betekent dat de cliënt dan niet gerechtigd is tot inzet van een door het college toegekend Wmo-collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) als vervoermiddel van en naar de dagbesteding.

Artikel 2.6 Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

  • 1.

    De maatwerkvoorziening kortdurend verblijf omvat het feitelijk verblijf elders. Het gaat om logeren met faciliteiten direct daaraan gerelateerd, te weten: bed, voeding en zelfverzorgingsmogelijkheden.

  • 2.

    In geval van kortdurend verblijf is sprake van permanent toezicht en / of 24 uur per dag toezicht in de nabijheid gericht op:

    • a.

      het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig ingegrepen kan worden bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte; en / of

    • b.

      het verlenen van zorg op ongeregelde en / of frequente tijden, omdat de cliënt zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; en / of

    • c.

      het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).

  • 3.

    Gelet op het bepaalde in lid 2 behelst kortdurend verblijf geen integraal pakket van voorzieningen. Eventuele noodzakelijke aanvullende voorzieningen (behandeling, verpleging, verzorging en begeleiding) die nodig zijn tijdens het verblijf moeten apart worden geïndiceerd. De aanbieder of dienstverlener hoeft deze inzet niet zelf te kunnen plegen, maar dient in ieder geval daartoe de faciliteiten te bieden.

  • 4.

    Vervoer van en naar de locatie maakt geen onderdeel uit van de voorziening.

  • 5.

    Kortdurend verblijf is in omvang beperkt tot maximaal 52 etmalen (aaneengesloten periode van 24 uur) per jaar.

Artikel 2.7 Maatwerkvoorziening beschermd wonen en begeleiding plus

  • 1.

    Om in aanmerking te kunnen komen voor beschermd wonen dan wel begeleiding plus dient sprake te zijn van een psychiatrische aandoening of beperking.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening beschermd wonen wordt verstrekt in de vorm van een zorgzwaartpakket (ZZP) GGZ C, te weten GGZ 1C tot en met 6C waarbij vanaf 1 januari 2015 de pakketten 1C en 2C louter bestaan ten behoeve van overgangscliënten AWBZ.

  • 3.

    Begeleiding plus wordt toegekend in tijd per week: minimaal 8 uur / maximaal 18 uur. Voor wat betreft zorg in natura geldt de verbijzondering dat toekenning plaatsvindt binnen een gestelde bandbreedte van uren waarbinnen de zorginzet plaatsvindt, te weten:

    • a.

      8 tot en met 10 uur per week;

    • b.

      11 tot en met 12 uur per week;

    • c.

      13 tot en met 15 uur per week;

    • d.

      16 tot en met 18 uur per week.

Hoofdstuk 3 Kwaliteit

Artikel 3.1 Huishoudelijke ondersteuning zorg in natura

  • 1.

    Ingevolge artikel 9.1 van de verordening worden de navolgende kwaliteitseisen gesteld aan de aanbieder HO en de zorgverlener in het bijzonder:

    • a.

      goede beheersing van de Nederlandse taal in woord en in geschrift passend bij de werkzaamheden;

    • b.

      zelfstandig werken;

    • c.

      beschikken over kennis en vaardigheden met betrekking tot schoonmaken en hygiëne;

    • d.

      een verzorgd uiterlijk en gepaste kleding;

    • e.

      goede sociale en communicatieve vaardigheden;

    • f.

      respect voor geloofsovertuiging en/of leefwijze van de cliënt;

    • g.

      zelfredzaamheid stimuleren van de cliënt;

    • h.

      discreet omgaan met vertrouwelijke informatie;

    • i.

      resultaatgericht werken;

    • j.

      in staat zijn om wijzigingen in de situatie van de cliënt op te merken waaronder mede begrepen relevante wijzigingen in de situatie van het netwerk van de cliënt en indien noodzakelijk adequate vervolgacties te initieren;

    • k.

      de client kunnen ondersteunen bij de coördinatie van de huishoudelijke taken indien een ondersteunende regietaak nodig is;

    • l.

      het kunnen combineren van hands-on inzet op huishoudelijke taken met het geven van advies, instructie en voorlichting aan de cliënt betreffende huishoudelijke ondersteuning. Dit indien dit nodig is ten gevolge van psychische of psychiatrische problematiek van de cliënt. De beoordeling hiertoe is aan het college. Indien dit is beoordeeld door het college is tevens aantoonbare ervaring met en / of aantoonbare deskundigheid in het omgaan met gedragsproblematiek een vereiste.

  • 2.

    De inzet van leer-en werkstages en vrijwilligers is altijd aanvullend op en onder aansturing en verantwoordelijkheid van de direct bij de cliënt betrokken zorgverlener.

  • 3.

    Aanbieder beschikt over een vastgelegde klachtenregeling ter afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van aanbieder jegens een cliënt.

Artikel 3.2 Begeleiding zorg in natura

Ingevolge artikel 9.1 van de verordening wordt een voorziening in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dit betekent o.a. dat de aanbieder de maatwerkvoorziening begeleiding:

  • a.

    uitvoert in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard waaronder begrepen het “Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers”;

  • b.

    uitvoert met de zorgvuldigheidsmaatstaven zoals die worden gehanteerd in de bedrijfstak waartoe aanbieder behoort;

  • c.

    uitvoert met inzet van deskundige beroepskrachten. Dit betekent ook dat de inzet van leer-en werkstages en vrijwilligers altijd aanvullend op en onder aansturing en verantwoordelijkheid van de direct bij de cliënt betrokken zorgverlener is;

  • d.

    afstemt op de reële behoefte van cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die cliënt ontvangt;

  • e.

    beschikt over een vastgelegde klachtenregeling ter afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van aanbieder jegens een cliënt.

Artikel 3.3 Beschermd wonen en begeleiding plus zorg in natura

1. Ingevolge artikel 9.1 van de verordening wordt een voorziening in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dit betekent o.a. dat de aanbieder inzake het borgen van de kwaliteit van zorgverleners:

  • a.

    de maatwerkvoorziening uitvoert in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard waaronder begrepen het “Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers”;

  • b.

    er op toe ziet dat zorgverleners tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard, zoals geldend in de branche, waaronder begrepen het toezien op het gebruik van werkmethoden die planmatig, transparant en controleerbaar zijn. Dit betekent ook dat de zorginzet wordt afgestemd op de reële behoefte van cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die cliënt ontvangt;

  • c.

    voldoende gekwalificeerd personeel inzet ter uitvoering van de maatwerkvoorziening. Daaronder wordt verstaan: een mix van functionarissen met een combinatie van opleidingsniveau en -richting en opgedane (werk-)ervaring. Welke mix van functionarissen als passend wordt gezien, is de verantwoordelijkheid van de aanbieder.

    Daarbij dient wel minimaal één van de direct bij de cliënt betrokken hulpverleners te beschikken over een relevante Hbo-opleiding, waaronder: Sociale Studies, Sociaal Pedagogische Hulpverlener (SPH), Sociaalpsychiatrisch Verpleegkundige (SPV), Hbo-Verpleegkundige (Hbo-V), relevante InService-opleiding, Maatschappelijk Werker (MW), naast relevante werkervaring met deze doelgroep;

  • d.

    Mbo-geschoold personeel inzet onder directe aansturing en verantwoordelijkheid van een voldoende gekwalificeerde Hbo-er. De Mbo-opgeleide medewerkers dienen minimaal Mbo-niveau 3 met succes te hebben afgerond in een studierichting die relevant is voor de begeleiding aan deze specifieke doelgroep.

  • e.

    opleiding en (meerjarige) relevante werkervaring van de medewerker is passend bij het competentie profiel voor deze sector/beroepsgroep zoals is vastgelegd in het kader van de certificering;

  • f.

    opgeleide c.q. getrainde ervaringsdeskundigen inzet onder verantwoordelijkheid en aansturing van de direct bij de cliënt betrokken Hbo-opgeleide werknemer waarbij de begeleiding slechts ten dele bij de ervaringsdeskundige kan worden neergelegd;

  • g.

    stagiaires als boventallig beschouwd en altijd aanvullend inzet naast de bestaande inzet van gekwalificeerd personeel. De stagiaire werkt onder aansturing en verantwoordelijkheid van de direct bij de cliënt betrokken Hbo-opgeleide zorgverlener. De werkzaamheden van de stagiaire zijn gericht op de eigen leerdoelen van de stagiaire;

  • h.

    vrijwilligers - onder wie mede begrepen een persoon actief in het kader van een (gesubsidieerde) werkervaringsplaats - louter inzet op ondersteunende taken in de begeleiding aan cliënten. De vrijwilliger werkt onder aansturing en verantwoordelijkheid van de direct bij de cliënt betrokken Hbo-opgeleide zorgverlener. De totale begeleiding kan niet uitsluitend of overwegend bij deze vrijwilligers worden neergelegd. Indien de vrijwilliger bevoegd is om met de doelgroep te werken (voldoet aan de opleidingseis), kan de vrijwilliger tijdelijk ook boventallig ingezet worden op begeleidingstaken.

2. Ingevolge artikel 9.1 van de verordening wordt een voorziening in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dit betekent o.a. dat de aanbieder inzake het borgen kwaliteit van de dienstverlening:

  • a.

    beschikt over een goed werkend kwaliteitssysteem. Dit blijkt uit een certificering in het kader van de HKZ (specifiek gericht op de doelgroep van Beschermd wonen en Begeleiding Plus) of een daaraan vergelijkbaar keurmerk (specifiek gericht op de doelgroep van beschermd wonen en begeleiding plus);

  • b.

    voorziet in en uitvoering geeft aan de landelijke minimale eisen voor aanbieders met betrekking tot het waarborgen van veilige zorg. Dit betekent dat aanbieder in ieder geval beschikt over: een veiligheidsmanagementsysteem, een systeem ter waarborging van een veilig medicatiebeleid en een alarmeringssysteem bij calamiteiten;

  • c.

    cliënten en/of zijn mantelzorgers periodiek raadpleegt inzake de ervaren kwaliteit van de dienstverlening door een systematische CQ meting of het afnemen van een vergelijkbare methodische vragenlijst;

  • d.

    beschikt over een vastgelegde klachtenregeling ter afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van aanbieder jegens een cliënt.

Artikel 3.4 Kortdurend verblijf zorg in natura

De aanbieder zorgt voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

a. de voorziening veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te verstrekken;

a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie en reële behoefte van de cliënt;

b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

c. de maatwerkvoorziening uit te voeren in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard, zoals geldend in de branche;

d. het treffen van een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van aanbieder jegens een cliënt.

Artikel 3.5 Kwaliteit maatwerkvoorziening pgb

  • 1.

    Ingevolge het bepaalde in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c van de wet, wordt een pgb verstrekt indien sprake is van een veilige, doeltreffende en cliëntgerichte maatwerkvoorziening. Hierbij weegt het college, ingevolge artikel 2.3.6, derde lid, van de wet, mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2.

    Voor wat betreft de beoordeling of sprake is van een veilige, doeltreffende en cliëntgerichte maatwerkvoorziening ingevolge artikel 2.3.6., tweede lid, onder c van de wet, houdt het college ten aanzien van te verlenen diensten door een professionele dienstverlener in ieder geval rekening met de kwaliteitsnormen zorg in natura zoals neergelegd in artikel 3.1, leden 1 en 2, artikel 3.2 sub a tot en met d, artikel 3.3, lid 1 en artikel 3.4 sub a tot en met c. De genoemde kwaliteitsnormen zorg in natura gelden als wegingsfactoren ter beoordeling van de vraag of sprake is van een veilige, doeltreffende en cliëntgerichte voorziening.

Hoofdstuk 4 Overige en slotbepalingen

Artikel 4.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

1. Het college bepaalt ieder kalenderjaar waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers in de gemeente bestaat.

2. Het college kan, bij het nemen van het besluit zoals genoemd in lid 1, advies vragen aan ingezeten van de gemeente onder wie cliënten of hun vertegenwoordigers en mantelzorgers van cliënten.

Artikel 4.2 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4.3 Intrekking oude Nadere Regels en overgangsrecht

1. De Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2018 worden ingetrokken per datum inwerkingtreding onderhavige Nadere Regels.

2. Besluiten, genomen krachtens de eerdere Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2018 en die gelden op het moment van inwerkingtreding van deze Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning blijven van kracht tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden ingetrokken of beëindigd.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de onderhavige Nadere Regels, worden afgehandeld krachtens de onderhavige Nadere Regels.

4. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift tegen een besluit dat is genomen voor de inwerkingtreding van deze Nadere Regels, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de onderhavige Nadere Regels.

Artikel 4.4 Inwerkingtreding

Deze Nadere Regels treden in werking per 1 januari 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten van 17 december 2019.

College van burgemeester en wethouders van Asten,

mr. W.M.A. Verberkt

secretaris

mr. H.G. Vos

burgemeester