Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020 (Verordening hondenbelasting 2020)

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020 (Verordening hondenbelasting 2020)

De raad van de gemeente Baarn – gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2019 – behandeld in het debat in de raad d.d. 11 december 2019

b e s l u i t:

1. De volgende gemeentelijke belastingverordeningen vast te stellen:

A. Legesverordening 2020 + tarieventabel 2020;

B. Verordening reinigingsheffingen 2020 + tarieventabel 2020;

C. Verordening begraafplaatsrechten 2020 + tarieventabel 2020;

D. Verordening forensenbelasting 2020;

E. Verordening hondenbelasting 2020;

F. Verordening onroerendezaakbelastingen 2020;

G. Verordening precariobelasting 2020 + tarieventabel 2020;

H. Verordening reclamebelasting Centrumgebied 2020;

I. Verordening rioolheffing 2020;

J. Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2020;

K. Verordening toeristenbelasting 2020.

Vastgesteld in de vergadering,

op 18 december 2019

N.C. Both

griffier

M.A. Röell

voorzitter

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020 (Verordening hondenbelasting 2020).

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen

1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

a. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

b. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

c. die verblijven in een hondenasiel;

d. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden. 

f. die worden gehouden door ambtenaren van politie of bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeente dan wel van de provinciale of rijksoverheid, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ter verrichting van opsporingsdiensten.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief

1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

a. voor een eerste hond € 56,52;

b. voor iedere hond boven het aantal van één € 113,16.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar, per kennel € 268,16. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11. Overgangsrecht

De Verordening hondenbelasting 2019 van 28 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hondenbelasting 2020.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2019.

griffier, voorzitter,