Beleidsregel bestuurlijke boete BRP (basisregistratie personen).

Geldend van 26-09-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP (basisregistratie personen).

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van 10 september 2019;

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende, dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichten die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt, om fraude en andere onwenselijke gedragingen rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden,

overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen verder te verhogen,

overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Venlo in een beleidsregel vast te leggen,

besluiten:

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP (basisregistratie personen) Venlo

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet basisregistratie personen;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a van de wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b van de Wet of een valse aangifte heeft gedaan;

    • e.

      ingeschrevene: de ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 onder e van de wet;

    • f.

      gelegenheidsgever: de persoon als bedoeld in artikel 4.17 onder b van de wet;

    • g.

      toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de Wet door het college benoemde ambtenaar.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregel onverkort van toepassing.

Artikel 2 Doel

De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 vijfde lid, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de wet.

Artikel 3 Algemene bepalingen

  • 1.

    Per geconstateerde overtreding kan slechts één boete worden opgelegd.

  • 2.

    Een boete wordt binnen drie jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd, opgelegd.

  • 3.

    In het geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of de aangifteplichtige zelf wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting ingevolge de wet rust.

  • 4.

    Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

  • 5.

    Indien de overtreder vóór inning van de opgelegde bestuurlijke boete komt te overlijden, vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4 Hoogte van de boete

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete bedraagt € 240,00.

  • 2.

    De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,00. Deze zal worden opgelegd indien:

    • a.

      het aannemelijk is dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 van de wet bewust niet is nagekomen;

    • b.

      geen brondocumenten in de zin van artikel 2.8 in samenhang met de artikelen 2.44 en 2.46 van de wet worden overgelegd;

    • c.

      de overtreder eerder een overtreding heeft begaan, waarvoor de boete opgelegd kan worden (recidive);

    • d.

      de overtreder aan te merken is als gelegenheidsgever;

    • e.

      de overtreder valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

  • 3.

    De boete als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen opgelegd als de overtreder bij voorbaat schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als opgenomen in de wet.

Artikel 5 Verwijtbaarheid

  • 1.

    Een bestuurlijke boete kan alleen opgelegd worden wanneer het de persoon verweten kan worden dat hij de overtreding heeft begaan.

  • 2.

    Het ontbreken van verwijtbaarheid wordt in beginsel niet aangenomen, in de volgende situaties waarin de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de wet heeft begaan;

    • b.

      zegt de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet te begrijpen, daaronder mede begrepen vanwege gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

    • c.

      stelt niet op de hoogte te zijn van de verplichtingen genoemd in artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan, maar dit is niet aantoonbaar;

    • e.

      stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Dit geldt ook in geval van tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, een instelling op het gebied van kinderbescherming of een penitentiaire instelling;

    • f.

      stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat hij er niet woont;

    • h.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 6 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet, zich uitgeeft voor iemand anders dan wel valse of vervalste documenten overlegt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken is er sprake van valsheid in geschrifte.

  • 2.

    Van valsheid in geschrifte wordt door de toezichthouder BRP namens het college aangifte bij de politie gedaan.

  • 3.

    Indien er sprake is van valsheid in geschrifte kan niet direct een bestuurlijke boete worden opgelegd. Conform artikel 5:44 Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreding eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) voorgelegd. Afhankelijk van de reactie van het OM kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Venlo”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Venlo, 10 september 2019

Burgemeester en wethouders van Venlo

de secretaris de burgemeester

Twan Beurskens Antoin Scholten