Beleidsregel Wet Bibob Rheden 2019

Geldend van 02-05-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob Rheden 2019

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

overwegende dat het noodzakelijk is om deze beleidsregel op te stellen waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Rheden de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) toepast;

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de Beleidsregel Wet Bibob Rheden 2019

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      APV: de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Rheden;

    • b.

      Besluit Bibob: het besluit van 12 april 2003, houdende uitvoering van de Wet Bibob;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • d.

      Bibob-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan, de gemeente, dan wel het Bureau of er sprake is van een situatie als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 9 van de Wet Bibob;

    • e.

      Bibob-vragenformulieren: vragenlijsten waarin vragen op basis van artikel 30 van de Wet Bibob zijn opgenomen;

    • f.

      wet: de Wet Bibob;

    • g.

      paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf, zoals omschreven in artikel 1 Drank- en Horecawet;

    • h.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost Nederland;

    • i.

      vastgoedtransactie: de definitie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder o, van de Wet Bibob.

Artikel 2 Doel

  • 1. De gemeente en haar bestuursorganen beogen met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteren en de belangen van bonafide ondernemers te beschermen.

  • 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de gemeente en haar bestuursorganen de wet toepassen.

Artikel 3 Algemene toepassing

De gemeente en haar bestuursorganen starten op alle terreinen die onder het bereik van de Wet Bibob vallen een Bibob-onderzoek, indien bijvoorbeeld op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie; en/of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau; en/of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners van het RIEC; en/of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip);

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 4 Horeca, speelgelegenheden, kansspelen, seksinrichtingen

  • 1. In geval van een aanvraag om een (wijziging van) een vergunning als bedoeld in artikel 3 en 30a van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2.28 van de APV (exploitatie openbare inrichting), artikel 2.39 APV (speelgelegenheden) en 3.4 van de APV (seksinrichtingen), zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien:

    • a.

      sprake is van een nieuwe vergunningaanvraag; en/of

    • b.

      sprake is van een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf; en/of

    • c.

      sprake is van een overname of wijziging van een exploitant.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid start het bestuursorgaan ten aanzien van een paracommerciële rechtspersoon alleen een Bibob-onderzoek, indien zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 3 van deze beleidsregel.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de betrokkene een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Awb.

Artikel 5 Kamerverhuurbedrijf

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.38b van de APV (kamerverhuurbedrijf) zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten.

Artikel 6 Vechtsportevenementen

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.25 van de APV (evenementenvergunning) een Bibob-onderzoek starten, indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportevenement.

Artikel 7 Overige vergunningen in een gemeentelijke verordening

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een gemeentelijke verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) een Bibob-onderzoek starten, indien de aanvraag betrekking heeft op een vergunningplicht die in een gemeentelijke verordening is opgenomen met als doel het tegengaan van ondermijnende criminaliteit.

Artikel 8 Omgevingsvergunningen bouw

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo, indien de bouwsom tenminste € 25.000,00 bedraagt en de verzochte activiteit betrekking heeft op of wordt uitgevoerd ten behoeve van de volgende branches: horeca, waterpijpcafé’s, smartshop, headshop, belwinkels, seksinrichtingen, massagesalons, autobranche (zoals autosloperijen), kapsalons, kamerverhuur, fitness, zorg, huisvesting van arbeidsmigranten, zonneparken, exploiteren van een bedrijfsverzamelgebouw en zorgbureaus.

  • 2. In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het vorige lid, zal het bestuursorgaan geen Bibob-onderzoek starten, indien:

    • a.

      de aanvraag gericht is op het in stand houden van de minimale veiligheids- en gezondheidseisen zoals bedoeld in het Bouwbesluit;

    • b.

      de aanvrager een (semi)overheidsinstantie of woning(bouw)corporatie is die op grond van de Woningweg is aangewezen als toegelaten instelling voor de volkshuisvesting.

Artikel 9 Omgevingsvergunningen milieu

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van die wet (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet milieubeheer) en die behoort tot de afval- en/of vuurwerkbranche of in geval van een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval van artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (Omgevingsvergunning beperkte milieutoets), zal het bestuursorgaan uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 3 van deze beleidsregel.

Artikel 10 Vergunningen op grond van de Huisvestingswet

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 3 van deze beleidsregel.

Artikel 11 Subsidies

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel kan het bestuursorgaan in geval van

een aanvraag voor een subsidie steekproefsgewijs een Bibob-onderzoek starten.

Artikel 12 Verleende beschikkingen

In geval van een verleende beschikking, zal het bestuursorgaan uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 3 deze beleidsregel.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 13 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1. In geval van een vastgoedtransactie, zal de gemeente een Bibob-onderzoek starten, alvorens een beslissing te nemen over het aangaan van die vastgoedtransactie.

  • 2. In geval een vastgoedtransactie gaat over huur of verhuur of het verlenen van een gebruikrecht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder o, sub 2 en 3 van de Wet Bibob zal het bestuursorgaan van de gemeente uitsluitend een Bibob-onderzoek starten als zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, ziet de gemeente af van een Bibob-onderzoek indien de omvang en/of het belang van de vastgoedtransactie een Bibob-onderzoek naar het oordeel van de gemeente niet rechtvaardigen.

  • 4. Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand, totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond en de gemeente heeft besloten over de consequentie van dat onderzoek, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 14 Vastgoedtransacties screening achteraf

De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingsclausule als bedoeld in artikel 5a van de Wet Bibob is opgenomen en indien zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 3 van deze beleidsregel.

Artikel 15 Overheidsopdrachten

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel:

  • 1.

    kan de gemeente een Bibob-onderzoek starten, indien:

    • a.

      de gedragsverklaring aanbesteden naar het oordeel van de gemeente ontoereikend is voor een beoordeling van de integriteit van de gegadigde; en/of

    • b.

      de overheidsopdracht betrekking heeft op de zorgsector;

  • 2.

    kan de gemeente steekproefsgewijs een Bibob-onderzoek starten.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

Artikel 16 Gevolgen van ontoereikende informatievoorziening door betrokkene

  • 1. Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 2. Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3. Het bestuursorgaan laat een aanvraag buiten behandeling, dan wel trekt een verleende beschikking in, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gestelde vragen, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de door het Bureau op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.

Artikel 17 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot het weigeren van een aanvraag voor een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, dan wel indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.

Het bestuursorgaan zal bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan de beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar.

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

Artikel 18 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat tenminste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 30 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Artikel 19 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

  • 1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet valt, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2. De gemeente gunt een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet valt niet, in geval van een niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3. De gemeente gunt een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet niet, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau gestelde vragen, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de door het Bureau verzochte gegevens.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking

De beleidsregel Wet Bibob Rheden wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 22 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Wet Bibob Rheden 2019’.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders en burgemeester d.d. 15 januari 2019.

De Steeg, 15 januari 2019

De burgemeester voornoemd,

burgemeester.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester.

secretaris.