Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hollands Kroon 2019

Geldend van 04-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hollands Kroon 2019

Jeugdwet

Per 1 januari 2015 is de Jeugdwet ingegaan en is elke gemeente verantwoordelijk voor jeugdhulp. De gemeenten bepalen zelf hoe zij de toegang tot de jeugdhulp organiseren. Het doel van het Jeugdwet is dat jeugdigen en hun ouders waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp krijgen, waarbij zoveel mogelijk de eigen kracht en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin wordt versterkt.

Partner

De gemeenten bepalen zelf hoe zij de toegang tot de jeugdhulp organiseren. Gemeente Hollands Kroon heeft sinds zomer 2016 zorgpartner Incluzio Hollands Kroon opdracht gegeven voor de realisatie van de domeinen voorliggende voorzieningen, WMO en Jeugdhulp en wijkteams. Incluzio Hollands Kroon realiseert de integrale aanpak, waarbij wijkteams hulp bieden aan iedereen die dat nodig heeft. Incluzio Hollands Kroon organiseert alle zorg, sociale ondersteuning en dienstverlening in samenhang en dichtbij inwoners. Hollands Kroon heeft ervoor gekozen wijkteams in te zetten die in het kader van de Jeugdwet en de Wmo met inwoners kijken welke zorg en ondersteuning er nodig is en hoe het eigen netwerk en de verschillende voorzieningen hierin een steun kunnen zijn.

Verordening en beleidsregels

De Tweede en Eerste Kamer hebben de Jeugdwet vastgesteld. In deze wet staat dat elke gemeente verplicht is een verordening Jeugdhulp te ontwikkelen en vast te stellen. De Jeugdwet bepaalt ook welke onderwerpen verplicht zijn op te nemen in de verordening Jeugdhulp. De gemeenteraad stelt de verordening Jeugdhulp vast op advies van het college. Het college van burgemeester en wethouders voert namens de gemeenteraad de verordening uit.

Beleidsregels

Het college van burgemeester en wethouders voert namens de gemeenteraad de verordening uit. Het college stelt de beleidsregels vast. Beleidsregels zijn een verdere uitwerking van de verordening. Beleidsregels zijn afgeleid van de verordening en wettelijke regelingen. Beleidsregels beschrijven de uitleg van een norm die in een wet of verordening is neergelegd. Verordeningen en Beleidsregels zijn openbaar en worden officieel bekend gemaakt via www.officielebekendmakingen.nl . Beleidsregels zijn van belang voor inwoners, medewerkers en juristen en rechters.

Als een inwoner bij het aanvragen van een Jeugdwet-voorziening het niet eens is met de gemeente, kan hij/zij daartegen in bezwaar gaan bij de gemeente. Is de inwoner het na het bezwaar dan nog steeds oneens met de gemeente, dan kan hij een beroep doen op de rechter. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in de verordening en de beleidsregels correct heeft gehanteerd.

Deze beleidsregels jeugdhulp 2019 van gemeente Hollands Kroon geven uitvoering aan de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp 2019.

Toelichting op begrippen in de tekst

Daar waar “ouders” staat bedoelen we ook vertegenwoordigers. Daar waar medewerker staat bedoelen we ook wijkteamconsulent.

Hoofdstuk 1 Definities en begrippen

(Verordening Jeugdhulp 2019 – Artikel 1)

Hieronder vindt u een begrippenlijst met uitleg van gebruikte begrippen in deze beleidsregels.

Familiegroepsplan

Een familiegroepsplan is een hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

In een familiegroepsplan staat welke problemen de jeugdige of het gezin heeft, welke hulp nodig is, en wie deze hulp geeft. Ouders, familieleden of andere direct betrokkenen kunnen een familiegroepsplan maken. Op deze manier kunnen zij meedenken en meehelpen aan een oplossing.

Een jeugdige kan om allerlei redenen hulp nodig hebben, bijvoorbeeld bij opgroei- en opvoedproblemen of zorg vanwege een beperking of psychische behandeling. De familie en het sociale netwerk krijgen in die situaties eerst de gelegenheid samen met de jeugdige een plan voor de hulpverlening te maken.

Dit geldt ook als het kind of de jongere te maken heeft met jeugdbescherming. In dat geval is de voorwaarde wel dat de ouders het ouderlijk gezag hebben over hun kind.

Een familiegroepsplan geeft familie en het sociale netwerk meer verantwoordelijkheid en meer controle. Mensen in het sociale netwerk zijn overigens niet altijd familie; het is ook mogelijk om bijvoorbeeld een leraar of het wijkteam te betrekken bij de totstandkoming van het familiegroepsplan.

In het plan kan zowel hulp uit het eigen netwerk als professionele hulp beschreven worden. Het familie-groepsplan is vergelijkbaar met wat in de Wmo 2015 het persoonlijk plan heet.

Jeugdige

Een Jeugdige is een persoon die:

  • 1.

    de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

  • 2.

    de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of;

  • 3.

    de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

Jeugdreclassering

Reclasseringswerkzaamheden

Onderzoek en verslag

Een medewerker van het wijkteam doet namens het college onderzoek naar aanleiding van een aanvraag. Daarbij wordt het volgende onderzocht:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de zorgvraag;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de zorgvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een basisvoorziening;

  • e.

    de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

  • g.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met basisvoorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • h.

    hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders,

  • i.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze, en

  • j.

    of er sprake is van een onveilige situatie.

De uitkomsten van het genoemd onderzoek worden neergelegd in het verslag.

Aanvraag voor jeugdhulpvoorziening

Onder een aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een jeugdige en/of zijn ouders een besluit te nemen op grond waarvan een individuele jeugdhulpvoorziening wordt verstrekt. Een aanvraag kan schriftelijk bij het wijkteam worden ingediend.

Verordening

De Verordening jeugdhulp gemeente Hollands Kroon.

Wijkteam

De gemeente Hollands Kroon heeft ervoor gekozen via opdracht aan zorgpartner Incluzio Hollands Kroon wijkteams samen te stellen en deze wijkteams de opdracht te geven de Jeugdwet (en de Wmo 2015) uit te voeren. Na aanmelding bij de gemeente beoordeelt het wijkteam welke zorg nodig is. Daarbij heeft het wijkteam de mogelijkheid in de vorm van een algemene/voorliggende voorziening de hulp zelf in te zetten.

Hoofdstuk 2 Het Afwegingskader, de niveaus van hulp

(Verordening Jeugdhulp 2019 - artikelen 2, 3 en 9).

Niveaus zorg en ondersteuning bij toegangsprocedure jeugdhulp

In de toegangsprocedure tot jeugdhulp wordt onderscheid gemaakt in zorg en ondersteuning op de volgende drie niveaus:

1. het niveau van de sociale infrastructuur, het eigen netwerk, informele zorg en ondersteuning;

2. het niveau van algemene voorzieningen;

3. het niveau van de individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp.

Ad 1 Niveau van de sociale infrastructuur

Het eerste niveau vormt de basis van de sociale infrastructuur, waaronder het netwerk. Binnen het jeugddomein wordt ernaar gestreefd om ouders zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te laten zijn voor de opvoeding van hun kind. Naast de eigen netwerken van mensen zijn er allerlei particuliere initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Hollands Kroon die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan onderlinge hulp- en dienstverlening en het versterken van de onderlinge sociale samenhang en verbondenheid in een buurt. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige hulp (al dan niet van de buren) en de bestaande maatjesprojecten. Hier vallen ook de scholen onder, evenals de sportverenigingen.

Ad 2 Niveau van de algemene voorzieningen

Deze voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en flexibel van inzet. Ouders en kinderen die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben kunnen hier terecht. De Hulpwijzer (www.hulpwijzernoordkop.nl) is een instrument voor de jeugdige en zijn ouder om hun weg te vinden in de binnen de gemeentegrenzen aanwezige algemene voorzieningen.

Hollands Kroon heeft ervoor gekozen wijkteams in te zetten die in kader van Jeugdwet en Wmo met inwoners kijken welke zorg en ondersteuning er nodig is en hoe het eigen netwerk en de verschillende voorzieningen hierin een steun kunnen zijn. In de gemeente Hollands Kroon kunnen vragen vaak door het wijkteam worden beantwoord, al dan niet in de vorm van individuele begeleiding. Dit betreft een algemene voorziening, die zonder aanvraag, indicatie of beschikking gegeven kan worden.

Ad 3 Niveau van de individuele voorzieningen in het kader van specialistische hulp

Niet alle problemen zijn door middel van de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of algemene voorzieningen op te lossen. Soms hebben jeugdigen specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om voorzieningen die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk zijn georganiseerd.

In situaties waar algemene voorzieningen niet voldoende ondersteuning bieden, moet snel en bij voorkeur dichtbij in de regio ondersteuning vanuit individuele voorzieningen worden ingezet. Deze hulp moet een passende voorziening zijn. Welke voorziening in een individueel geval passend is, wordt namens het college onderzocht naar aanleiding van een aanvraag. Tijdens het onderzoek bekijkt het wijkteam al dan niet aangevuld met de analyse van andere professionals die al contact hebben gehad met het gezin, welke (combinatie) van zorg en ondersteuning passend is bij de zorgvraag van de jeugdige.

De beslissing of iemand voor jeugdhulp in aanmerking komt, is naast de aanvraagprocedure bij het college ook voorbehouden aan - onder anderen - de huisarts, kinderarts of jeugdarts (zie ook de Verordening jeugdhulp gemeente Hollands Kroon 2019). De inzet van specialistische jeugdhulp zal altijd worden gebaseerd op het oordeel van deskundigen.

Tot welke leeftijd kun je een beroep doen op Jeugdhulp?

Jeugdhulp is er voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het Burgerlijk Wetboek, waarbij de leeftijdsgrens tot 18 jaar wordt gehanteerd. Een betrokkene kan na de 18e verjaardag mogelijk aanspraak maken op maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder haar verantwoordelijkheid bij de overgang bij 18 jaar. Soms is verlengde jeugdhulp mogelijk, voor jongeren tot 23 jaar. Bijvoorbeeld als de jeugdhulp nog niet is afgerond op de 18e verjaardag of voor pleegkinderen.

Wie komt in aanmerking voor een jeugdhulpvoorziening?

Een jeugdige komt in aanmerking voor een individuele voorziening (artikel 3 lid 2 van de verordening), indien:

  • a.

    de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren geen oplossing voor zijn zorgvraag kan vinden (artikel 2.1 aanhef, onderdeel d van de Jeugdwet), en;

  • b.

    er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn zorgvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

  • c.

    geen oplossing gevonden kan worden voor zijn zorgvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorliggende- of andere voorzieningen die buiten de Jeugdwet vallen.

Het wijkteam neemt het onderzoek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.

Bij het bepalen van de eigen kracht zal het wijkteam beoordelen of de cliënt of de ouders/verzorgers zelf in staat zijn een oplossing te vinden voor de zorgvraag van de jeugdige, door te kijken naar alle leefdomeinen aan de hand van de volgende punten:

  • a.

    een beoordeling van de eigen kracht van het netwerk;

  • b.

    een beoordeling van de aanwezige voorzieningen binnen het netwerk of beschikbare algemene- of voorliggende voorzieningen in de directe omgeving van de cliënt.

Het wijkteam houdt bij de beoordeling welke individuele voorziening noodzakelijk is redelijkerwijs rekening met de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders.

Het wijkteam kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling. In geval dat een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling, dient het wijkteam de individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk toe te kennen. In geval van drang dient de gecertificeerde instelling te overleggen met het wijkteam.

Huisarts, medisch specialist en jeugdarts

Het wijkteam kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de huisarts, medisch specialist, jeugdarts. De gemeente Hollands Kroon kan aanvullende afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de wijze waarop de verwijzing in het kader van de Jeugdwet plaatsvindt.

Het wijkteam kent geen individuele voorziening toe voor psychologische interventies binnen de GGZ die niet voldoen aan de stand der wetenschap en praktijk.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

(Verordening Jeugdhulp 2019 - artikel 3, lid 3)

4.1 Definitie Jeugdhulp

Onder jeugdhulp verstaat de Jeugdwet:

  • ondersteuning van hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

  • het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

  • het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt. Met dien verstande de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Jeugdhulp is hulpverlening bestemd voor jongeren met problemen, bijvoorbeeld hulp in de vorm van het bieden van bescherming en opvang, of van extra begeleiding en opvoeding.

Jeugdhulp wordt aangeboden in de vorm van vrij toegankelijke basisvoorzieningen (zonder indicatie) en individuele voorzieningen (met indicatie).

4.2 Algemene en individuele voorzieningen

De gemeente Hollands Kroon beschikt over algemene en individuele voorzieningen. Hieronder beschrijven we ze.

  • 1.

    Algemene voorzieningen/ vrij toegankelijke basisvoorzieningen

De volgende vormen van algemene voorzieningen Jeugdhulp, vrij toegankelijke basis voorzieningen zijn beschikbaar:

  • Jeugd- en jongerenwerk

  • De kerntaken van de jongerenwerker zijn signaleren, preventief optreden en vroegtijdige actie organiseren om individuele problemen en problemen met groepen jongeren aan te pakken. De hoofddoelstellingen van het jongerenwerk zijn: signaleren en doorverwijzen, verbinden en stimuleren.

  • Wijkteam

  • Hollands Kroon heeft ervoor gekozen wijkteams samen te stellen en deze wijkteams de opdracht te geven de Jeugdwet (en de Wmo 2015) uit te voeren. Na aanmelding bij de gemeente zal het wijkteam beoordelen welke zorg nodig is. Daarbij heeft het wijkteam de mogelijkheid om in de vorm van een algemene voorziening de hulp zelf in te zetten. Er hoeft dan geen aanvraag ingediend te worden, geen beschikking te worden genomen en de hulpverlening kan direct beginnen. Hollands Kroon werkt bij de uitvoering van de Jeugdwet samen met haar zorgpartner Incluzio Hollands Kroon. In het geval het wijkteam een jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt in de vorm van een algemene voorziening worden de jeugdige en/of zijn ouders volledig geïnformeerd door het wijkteam, ook over de mogelijkheid dat zij een aanvraag kunnen indienen voor een individuele voorziening indien en voor zover de jeugdige en zijn ouders van oordeel zijn dat de algemene voorziening gezien de omstandigheden van het geval ontoereikend is.

  • (School)maatschappelijk werk

  • Het schoolmaatschappelijk werk wordt zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs vormgegeven door een functionaris vanuit het jeugddomein/wijkteam die direct ondersteuning op de school kan bieden, gezinnen kan bezoeken, het advies kan geven en intensieve begeleiding kan inzetten en in bijzondere gevallen docenten en zorgcoördinatoren kan adviseren en bijstaan. In het primair onderwijs heeft de schoolmaatschappelijk werker ook een taak die aansluit op de interne zorgstructuur van de school.

  • Opvoedondersteuning

  • Voorlichting, advies en hulp aan ouders en opvoeders bij opvoedingsvragen en ondersteuning bij de opvoeding. De GGD biedt in dat kader preventieve ondersteuning. Hieronder vallen ook de trainingen en voorlichting die collectief worden aangeboden in het onderwijs en voorschoolse voorzieningen.

  • Jeugdgezondheidszorg

  • Zorg die gericht is op het bevorderen, beschermen en beveiligen van gezondheid, groei en lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen en jeugdigen (0-18 jaar). De zorg omvat gezondheidsbevordering, gezondheidsbescherming en ziektepreventie.

  • Veilig Thuis

  • Inwoners en professionals kunnen bij Veilig Thuis terecht met hun zorgen en vragen over huiselijk geweld en kindermishandeling en hier meldingen doen. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) heten sinds 1 januari 2015 samen 'Veilig Thuis'.

  • Vertrouwenspersoon

  • Een vertrouwenspersoon is een onafhankelijk persoon waar inwoners terecht kunnen voor een vertrouwelijk gesprek over bijvoorbeeld problemen en klachten in verband met geboden zorg- of hulpverlening. De namen van de vertrouwenspersonen staan vermeld op de website.

  • Kindertelefoon

  • Het telefonisch hulp bieden aan jeugdigen van acht t/m achttien jaar, die met een vraag of probleem zitten. De website van de Kindertelefoon is te vinden op de website van het wijkteam.

  • Mantelzorgondersteuning

  • Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. De mantelzorgers in de gemeente Hollands Kroon kunnen op verschillende manieren worden ondersteund en er zijn verschillende mogelijkheden hen te ontlasten. Dat kan onder andere door het mantelzorgcentrum of door het wijkteam.

  • Cliëntondersteuning

  • Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

4.3 Individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in zijn algemeenheid beschikbaar:

  • 3-milieus voorziening

Verblijf en behandeltrajecten voor kinderen in de doelgroep licht verstandelijk beperkten (LVB).

  • Generalistische basis geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

Niet vrij toegankelijke behandeling van jeugdigen met psychische/psychiatrische problematiek.

  • Specialistische geestelijke gezondheidszorg GGZ (SGGZ)

SGGZ wordt ingezet bij complexe en ernstige psychische/psychiatrische stoornissen. SGGZ diagnosticeert en behandelt deze aandoeningen

  • Specialistische jeugdzorg

  • Programma’s en trainingen die zich richten op de aanpak van complexe (multi)problematiek.

  • Persoonlijke begeleiding, verzorging en kort verblijf

Persoonlijke begeleiding van jeugdigen met bijvoorbeeld een somatische of psychiatrische aandoening, beperking of handicap maakt het mogelijk dat zij zelf in hun eigen persoonlijke verzorging voorzien. Deze zorgsoorten zijn gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de jeugdigen en de omgeving. Kort verblijf betreft de tijdelijke opvang van jeugdigen met bijvoorbeeld een somatische of psychiatrische aandoening, beperking of handicap om de ouders/verzorgers te ontlasten.

4.4 Alternatieve voorzieningen – niet vergoed

De volgende vormen van jeugdhulp worden, indien en voor zover dit niet beschikbaar is als algemene voorziening, niet aangeboden of vergoed op grond van de Jeugdwet:

Alternatieve (ook wel: complementaire) psychosociale zorg, voornamelijk gericht op de preventie

  • Psychosociale zorg, een verzamelnaam voor verschillende soorten niet-reguliere psychotherapieën, de zogenaamde niche therapieën. Hieronder verstaan wij in ieder geval:

  • integraal therapie;

  • kindertherapie;

  • psychomotorische therapie;

  • associatie voor psychotherapie;

  • mindfullness.

Hoofdstuk 4 Procedure jeugdhulp via wijkteam

(Verordening Jeugdhulp 2019-Hoofdstuk 3)

Aanvraag (zie ook artikel 4 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning de jeugdige en/of zijn ouders aanvraagt met welk doel.

Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele jeugdhulpvoorziening te verkrijgen. Als het wijkteam de begeleiding zelf uitvoert in de vorm van een algemene voorziening kan van een beschikking worden afgezien. In het geval het wijkteam een jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt in de vorm van een algemene voorziening worden de jeugdige en/of zijn ouders volledig geïnformeerd door het wijkteam, ook over de mogelijkheid dat zij een aanvraag kunnen indienen voor een individuele voorziening indien en voor zover de jeugdige en zijn ouders van oordeel zijn dat de algemene voorziening gezien de omstandigheden van het geval ontoereikend is.

Het onderzoek (zie ook artikel 5 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Het wijkteam informeert de jeugdige of zijn ouders naar aanleiding van een aanvraag over de gang van zaken bij het onderzoek dat vervolgens zal plaatsvinden, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

Het wijkteam onderzoekt in overleg met de jeugdige of zijn ouders en mogelijk andere betrokkenen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig (zie ook artikel 8 van de verordening):

  • a.

    de aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen;

  • b.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de zorgvraag;

  • c.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • d.

    het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de zorgvraag te vinden;

  • e.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

  • g.

    de noodzaak om een individuele voorziening te verstrekken;

  • h.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • i.

    hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en;

  • j.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het wijkteam dat bij het onderzoek.

Het wijkteam onderzoekt naar aanleiding van een aanvraag welke jeugdhulp zij nodig acht en in welke mate de jeugdige en zijn ouders, zo nodig met hulp uit de naaste omgeving, op eigen kracht bepaalde problemen (deels) kunnen oplossen. Een deugdelijk familiegroepsplan, al dan niet opgesteld met hulp van de gemeente, kan deze stap in het proces vergemakkelijken.

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke zorgvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek bij het wijkteam plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Mocht dat nodig zijn, kunnen in het kader van het onderzoek ook meerdere gesprekken plaatsvinden.

Aangegeven is dat het onderzoek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden. Naar aanleiding van een aanvraag dient het wijkteam te beslissen binnen de termijnen die in dat kader zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. De beslistermijn betreft in beginsel 8 weken.

In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan een professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag dient te liggen.

Medewerkings- en informatieverplichting (zie ook artikel 6 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Desgevraagd verschaft de jeugdige en/of zijn ouders de daarvoor noodzakelijke inlichtingen of gegevens en verleent zijn medewerking aan het onderzoek. het kader van het onderzoek inzake de inzet van gebruikelijke zorg kan het horen/spreken van het netwerk door de deskundige aan de orde zijn. Betrokkene uit het netwerk hebben hiertoe een medewerkingsverplichting.

Advisering (zie ook artikel 7 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Het wijkteam kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag of het opstellen van het gezinsplan nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs verplicht. Het wijkteam waarborgt dat het onderzoek wordt uitgevoerd door een specifieke deskundige. Het is bij de adviesvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt versterkt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.

Verslag (zie ook artikel 10 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Het wijkteam maakt van het onderzoek een verslag. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd c.q. overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Inhoud beschikkingen en beslistermijnen (zie ook artikel 12 van de verordening Jeugdhulp 2019)

In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt. Als een pgb wordt verstrekt worden daarbij de voorwaarden waaronder het pgb wordt verstrekt vermeld. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de ondertekende aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).

In lijn met de termijnen zoals opgenomen in de Wmo 2015 zal het wijkteam binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag het onderzoek afronden en binnen twee weken na afronding van het onderzoek en oplevering van het onderzoeksrapport een beschikking nemen (zie bijlage 1).

De wetgever heeft aangegeven dat bestuursorganen er altijd naar moeten streven binnen de wettelijke termijnen besluiten te nemen. Na het verstrijken van een wettelijke beslistermijn dient een bestuursorgaan zich derhalve in te spannen om op een zo kort mogelijke termijn alsnog te besluiten.

Familiegroepsplan (zie ook artikel 13 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Dat jeugdigen en ouders niet gedwongen kunnen worden om een familiegroepsplan op te stellen spreekt voor zich, uiteraard kan het wijkteam het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – wel aanraden en stimuleren. Bovendien, ook als er geen familiegroepsplan wordt opgesteld, zullen bepaalde zaken die ter sprake kunnen komen tijdens het opstellen van een familiegroepsplan, óók ter sprake komen tijdens het vooronderzoek (een gesprek tussen het wijkteam en de jeugdige of zijn ouders). Dan gaat het bijvoorbeeld om het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de zorgvraag te vinden.

Het kan zijn dat het nodig is om enige vorm van cliëntondersteuning te bieden bij het opstellen van een familiegroepsplan om hier effectief uitvoering aan te (kunnen) geven. Deze ondersteuning dient geboden te worden als de jeugdige of zijn ouders hier behoefte aan hebben. Uiteraard kunnen de jeugdige of zijn ouders niet gedwongen worden om genoemde ondersteuning te accepteren, maar kan het wijkteam het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – aanraden en stimuleren. Voor de inzet van onafhankelijke cliëntondersteuning worden door de gemeente geen kosten in rekening gebracht bij de jeugdige of zijn ouders.

In het familiegroepsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/of zijn ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke overige jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen naar het oordeel van de jeugdige en/of zijn ouders nodig zijn. Het familiegroepsplan beschrijft niet de wijze van invulling van de ondersteuning. Dat is onderwerp van het onderzoek. Naar aanleiding van het onderzoek worden de individuele voorzieningen worden vastgelegd in de beschikking.

Het familiegroepsplan vormt de verbinding met ondersteuning uit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, participatie en volwassenenzorg. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders of het wijkteam van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt.

Omdat het familiegroepsplan onderwerp zal zijn van het onderzoek, ligt het voor de hand het familiegroepsplan voorafgaand aan het begin van het onderzoek wordt opgesteld. Het wijkteam heeft het familiegroepsplan nodig uiterlijk binnen zeven dagen na de aanvraag.

Toegang via deskundigen (zie hoofdstuk 4 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Op grond van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet moeten gemeenten onder meer de voorwaarden voor toekenning van jeugdhulp regelen, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. Deze deskundigen zijn werkzaam in het wijkteam.

De huisarts, medisch specialist of jeugdarts kunnen jeugdigen en ouders ook rechtstreeks verwijzen naar zowel een individuele (zie artikel 3 van de verordening) als een algemene voorziening (zie artikel 2 van de verordening). De algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk, inwoners kunnen hier direct naartoe zonder aanvraag te doen.

PGB in geval van een verwijzingsbesluit van de Gecertificeerde Instelling (zie ook hoofdstuk 4 van de verordening Jeugdhulp 2019)

De Gecertificeerde Instelling (hierna: ‘GI’) is op grond van de Jeugdwet bevoegd om een individuele voorziening voor jeugdhulp in te zetten. Ook voor die jeugdhulp kan gekozen worden voor inzet in de vorm van een pgb. De Gecertificeerde Instelling dient derhalve, evenals de gemeente, de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb ter sprake te brengen met ouders en jeugdigen. De GI dient daarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen in te lichten over de gevolgen van die keuze.

De GI neemt niet zélf een besluit over de toekenning van een pgb, dat doet de gemeente. De GI draagt derhalve de behandeling van de aanvraag voor een pgb over aan de gemeente, voorzien van reeds ingewonnen informatie en een advies inzake de aan-of afwezigheid van overwegende bezwaren.

PGB in geval van een verwijzing van een arts (zie artikel 14 van de verordening Jeugdhulp 2019)

Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen zijn op grond van de Jeugdwet bevoegd om een individuele voorziening voor jeugdhulp in te zetten. Voor die jeugdhulp kan gekozen worden voor inzet in de vorm van een pgb. De huisarts dient derhalve, evenals de gemeente, de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb ter sprake te brengen met ouders en jeugdigen. Wanneer ouders en jeugdigen hiervoor willen kiezen, moeten zij een aanvraag hiertoe indienen bij het wijkteam, die dan zorgt voor de verdere behandeling van die aanvraag.

Beëindiging van een voorziening

Het wijkteam kan namens het college een toegekende aanspraak op een jeugdhulpvoorziening dan wel een pgb geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of de verordening;

  • b.

    de jeugdige verhuist of wordt elders opgenomen (voor meer informatie omtrent het woonplaatsbeginsel wordt u verwezen naar bijlage 2);

  • c.

    de jeugdige en zijn ouders zich niet houden aan de verplichtingen verbonden aan het gebruik van de jeugdhulpvoorziening of het pgb;

  • d.

    de jeugdige is overleden, waarbij het pgb eindigt op de dag gelegen na de dag van overlijden.

Hoofdstuk 5 Onderwerpen beoordelen aanvraag

(Verordening Jeugdhulp 2019 - hoofdstuk 3)

Woonplaatsbeginsel

In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van voorzieningen op grond van de wet. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen.

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is. In bijlage 2 wordt dit per situatie verder beschreven.

Per 1 januari 2021 wordt het woonplaatsbeginsel gewijzigd. Tot die tijd zijn in een convenant een aantal praktische afspraken gemaakt om – ook nu al – de grootste administratieve problemen te verminderen. Als de wettelijke aanpassing in 2021 ingaat, houdt de werking van het convenant op.

Verhuizing

Bij verhuizing kan met toestemming van de jongere en zijn ouders alle beschikbare informatie doorgestuurd worden naar de nieuwe gemeente. Als in de gemeente Hollands Kroon de begeleiding werd uitgevoerd door het wijkteam heeft men geen beschikking ontvangen. Dat zou problemen op kunnen leveren in de nieuwe gemeente, omdat men geen verstrekte voorziening kan continueren. In die situatie kan, indien gewenst, vanuit het wijkteam een brief aan de nieuwe gemeente geschreven worden waarin uitgelegd wordt hoe het systeem in de gemeente Hollands Kroon werkt en wat de begeleiding in het kader van een algemene voorziening inhield.

Ouderbijdrage

Op grond van een wijziging in de wet wordt er geen ouderbijdrage gevraagd.

Informatie vanuit de gemeente

Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college ouders en jeugdigen informeert over de rechten en plichten, die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Vertrouwenspersoon

De functie van vertrouwenspersoon is vastgelegd in de Jeugdwet. Jongeren, kinderen, ouders en verzorgers kunnen een beroep doen op de vertrouwenspersoon als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdhulp. Ook professionals kunnen voor informatie en advies een beroep op de vertrouwenspersoon doen. De functie van de vertrouwenspersoon wordt voor de komende jaren uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (hierna: ‘AKJ’) en geldt voor alle vormen van jeugdhulp. De vertrouwenspersoon is voor de cliënt gratis.

Het AKJ is een onafhankelijke landelijke organisatie. De kerntaken van het AKJ zijn; het beantwoorden van vragen, informeren van cliënten en professionals, het bevorderen van de communicatie tussen cliënt en hulpverlener, het ondersteunen bij klachten- en/of bezwaarprocedures, het signaleren van verbeterpunten alsmede het adviseren van jeugdhulpinstanties. De medewerkers houden zich aan de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld.

Hoofdstuk 6 Regels Persoonsgebonden budget

(Hoofdstuk 5 verordening)

Het college verstrekt een persoonsgebonden budget (pgb) aan de jeugdige of ouders, welke hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

Een pgb kan een geschikt middel zijn voor de jeugdige en zijn ouders om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente Hollands Kroon vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een pgb kunnen inzetten.

Ook daar waar zorg in natura niet passend is, kan een pgb worden verstrekt. Met het pgb kunnen nieuwe, niet door de gemeente gecontracteerde aanbieders worden gefinancierd, waarmee het pgb een belangrijke functie vervult bij het bevorderen van innovatie in het beschikbare ondersteuningsaanbod.

Voor de uitvoering van diagnostiek en behandeling GGZ, crisisopvang, pleegzorg en een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt geen pgb verstrekt. Hetzelfde geldt als de jeugdige moet worden opgenomen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb

Uitgangspunt is dat de klant een individuele voorziening ‘in natura’ krijgt. De mogelijkheid van een toekennen van een pgb bestaat echter, indien de aanvrager dit wenst. Aan het toekennen van een pgb verbinden de wet en de verordening van de gemeente Hollands Kroon voorwaarden.

Budgetplan (zie ook artikel 17 van de verordening)

Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, indien de cliënt dit aan de hand van een plan en een begroting motiveert. Dit plan moet aangeleverd worden voordat het besluit kan worden genomen.

In genoemd plan dienen onder andere de volgende zaken te worden aangegeven (zie artikel 17 lid 3 en 4 van de verordening):

  • a.

    voldoende eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders;

  • b.

    een probleemanalyse ;

  • c.

    motivatie waarom een individuele voorziening in natura niet passend is;

  • d.

    de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning;

  • e.

    hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning gewaarborgd is;

  • f.

    de verwachte / gewenste omvang en duur van ondersteuning;

  • g.

    een begroting, inclusief uurtarief en omvang te leveren zorg.

Het wijkteam beoordeelt of het plan voldoet aan de gestelde criteria (zie ook artikel 21 van de verordening). In het bijzonder worden hieronder nadere regels gesteld aan de beoordeling door het wijkteam.

Bekwaamheid van de aanvrager

Een voorwaarde voor het verkrijgen van een pgb betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Allereerst wordt van een inwoner verwacht dat deze een zelfstandige waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. Een persoon kan bijvoorbeeld worden gevraagd duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn. Ten tweede wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan de pbg verbonden taken op verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan worden gedacht aan het kiezen van een zorgverlener, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en bijhouden van een juiste administratie. Door het invoeren van een trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om vaardigheden van de klant om een budget te beheren.

Situaties waarin van onbekwaamheid van de aanvrager sprake kan zijn (zie ook artikel 21 van de verordening):

  • a.

    de belanghebbende handelingsonbekwaam is;

  • b.

    een belanghebbende heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • c.

    er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • d.

    er sprake van schuldenproblematiek is;

  • e.

    er eerder misbruik gemaakt is van het PGB;

  • f.

    eerder sprake is geweest van fraude.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

Indien de klant niet zelf in voldoende mate in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, kan iemand uit zijn sociale netwerk hem hierin bijstaan. Dit kunnen bijvoorbeeld een buurman, een voogd, een familielid etc. Ook de vertegenwoordiger van de klant (curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde) die wellicht (nog) niet tot het sociale netwerk van de klant behoort, kan de klant ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren.

Motivering door aanvrager ten opzichte van de aangeboden zorg in natura

Een andere voorwaarde betreft de motivering door aanvrager dat het bestaande aanbod niet passend is. Hier gaat het om argumenten van een persoon om aan te geven dat de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de inwoner gebruik wenst maken van een pgb. Met de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich in voldoende mate heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren.

Er zijn enkele concrete voorbeelden te noemen die de aanvrager redelijkerwijs kan aanvoeren om te motiveren dat de ondersteuning niet passend is:

  • de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

  • de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijd geleverd worden;

  • de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

  • de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties geleverd worden;

  • als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

  • als de ondersteuning door de aard van de beperking (bijvoorbeeld autisme) door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

Ook moet de gemeente rekening houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen dat personen kiezen voor een pgb, omdat zij met het pgb een aanbieder kunnen contracteren passend bij de geloofsovertuiging.

Gewaarborgde kwaliteit van de aanvrager

Een andere voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb betreft de kwaliteit van de jeugdhulp. De kwaliteit dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. De budgethouder heeft op grond van de Jeugdwet zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de kwaliteit bij de budgethouder voldoende gegarandeerd is. Dit kan door van de aanvrager te vragen deze inzichtelijk te maken. De gemeente is vrij in de manier waarop zij hier invulling aan geeft. Zo kan de gemeente periodiek in gesprek gaan met de budgethouders over de behaalde resultaten met het pgb of steekproefsgewijs toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

Afhankelijk van het type jeugdhulp worden meer of minder eisen gesteld over de kwaliteit van hulp die wordt geboden bij een pgb.

Bij persoonlijke verzorging en specialistische vormen van begeleiding is hulp van een SKJ geregistreerde professional nodig en een VOG (verklaring omtrent gedrag).

In alle gevallen zijn de volgende kwaliteitsverplichtingen van toepassing:

  • de zorgovereenkomst moet zijn afgestemd op het plan van aanpak dat ten behoeve van de budgethouder is opgesteld en moet leiden tot de daarin afgesproken resultaten.

  • degene die hulp/ondersteuning verleent moet een VOG kunnen overleggen.

  • degene die hulp/ondersteuning verleent moet over een passende opleiding/registratie beschikken.

  • de hulpverlener neemt bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard, uiteraard voor zover de hulpverlener een professional is.

De hulpverlener is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van personen die in hun opdracht beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met jeugdigen of ouders. Een dergelijke verklaring is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip dat de aanbieder ging werken.

De wijkteamconsulent toetst periodiek de voortgang en de mate waarin de resultaten worden bereikt.

Trekkingsrecht (artikel 22 van de verordening)

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het Servicecentrum PGB van de Sociaal Verzekeringsbank (SVB). De belanghebbende inwoner overlegt per type hulp een zorgovereenkomst (arbeidsrechtelijke toetsing overeenkomst door SVB) en laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd. De SVB zorgt vervolgens voor uitbetaling van de hulpverlener. De niet bestede pgb-bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

Mocht de jeugdige met een voorziening in de vorm van een pgb wisselen van hulpverlener, dient dit te worden doorgegeven aan het wijkteam. Het wijkteam zal vervolgens opnieuw beoordelen of de voorziening van voldoende kwaliteit is. Het wijkteam zal dit namens de gemeente ook doorgeven aan de SVB. De jeugdige dient bij een nieuwe hulpverlener ook opnieuw een zorgovereenkomst te sluiten.

De SVB verricht in het kader van het trekkingsrecht de volgende diensten:

  • advies voor budgethouders op het gebied van arbeidsrecht, werkgeversverplichtingen, loondoorbetaling bij ziekte en Arbo-begeleiding;

  • modelovereenkomsten voor budgethouders voor diverse situaties;

  • collectieve verzekeringen voor budgethouders voor wettelijke aansprakelijkheid (WA) en rechtsbijstand;

  • hulp voor de budgethouder bij de salarisadministratie;

  • kwartaalrapportages van geleverde diensten aan Wmo-budgethouders;

  • een jaarlijks verslag van de uitvoering van onze dienstverlening.

Voor meer informatie over het trekkingsrecht en de dienstverlening van de SVB kan contact worden opgenomen met de SVB.

Voorlichting

Zoals uit de Jeugdwet is af te leiden, is het belangrijk dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Tijdens het onderzoek zal de belanghebbende door de wijkteamconsulent geïnformeerd worden.

Eigen verantwoordelijkheid van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het sluiten van een zorgovereenkomst met een hulpverlener. Dit moet via de formats die de SVB hiervoor beschikbaar stelt. Het SVB toetst de arbeidsrechtelijke juistheid van de door de pgb-houder ingediende zorgovereenkomsten. Degene die ingeschakeld wordt voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de Belastingdienst.

Het is ook de eigen verantwoordelijkheid van de budgethouder tijdig voor de afloop van de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt een nieuwe aanvraag in te dienen bij het wijkteam. Dit moet zodanig gebeuren dat er aansluitend aan de oude indicatie een nieuwe indicatie afgegeven kan worden. De budgethouder doet er goed aan hierover tijdig (uiterlijk minimaal acht weken voor de beëindiging van het budget) bij het wijkteam informatie in te winnen. Bij de nieuwe aanvraag dient alle informatie meegeleverd te worden die een snelle beoordeling door het wijkteam mogelijk maakt.

Voorlichting pgb

Het pgb mag niet worden besteed aan een voorziening die voor de jeugdige en/of de ouder algemeen gebruikelijk is.

Uit het pgb mogen geen administratieve bemiddelingsbureaus, geen tussenpersonen of belangenbehartigers worden betaald.

De budgethouder aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder op basis van een plan van aanpak een zorgovereenkomst overeen, waarin ten minste afspraken zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de jeugdhulp, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van een zorgorganisatie, zzp’er of sociaal netwerk) en wijze van declareren.

PGB besteed aan personen uit het sociaal netwerk (artikel 19 van de verordening)

In het persoonlijk plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociaal netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van oordeel dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt (zie bijlage 3). Ingeval hiervoor een pgb wordt aangevraagd, is het voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. In het persoonlijk plan dient door de cliënt een begroting te worden gemaakt. De begroting maakt onderdeel uit van het persoonlijk plan.

Bij de beoordeling of inzet vanuit het sociale netwerk geoorloofd is, kunnen de volgende factoren meespelen:

  • het gaat niet om gebruikelijke hulp;

  • er is sprake van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuning;

  • er is sprake van zorg en ondersteuning gericht op participatie en zelfredzaamheid. Geen inzet van het sociale netwerk als het gaat om ondersteuning gericht op gedragsverandering en verpleging tenzij dit aantoonbaar beter, efficiënter en doelmatiger is.

Regels voor vaststellen hoogte, toetsing en controle van pgb

De hoogte van een pgb voor de verschillende vormen van jeugdhulp wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het laagste tarief (per uur) of per resultaat voor de betreffende vorm van jeugdhulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling (zie artikel 20 van de verordening).

De pgb-houder komt met de aanbieder een pgb-zorgovereenkomst overeen, waarin ten minste afspraken zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van cao zorgorganisatie, zzp’er/andere zorgorganisatie of sociaal netwerk) en de wijze van declareren.

Toetsing over de hoogte van de gedifferentieerde tariefstelling pgb-diensten vindt vervolgens door de gemeente plaats aan de hand van de pgb-zorgovereenkomst.

Verantwoording en uitbetaling van het pgb vindt plaats via de Sociale Verzekeringsbank

De controle richt zich alleen op de besteding van het doel van het pgb. Er vindt geen controle plaats of het aantal geïndiceerde uren ook overeenstemt met het door de pgb-houder ingekochte zorguren.

Indien uit de gegevens van de Sociale Verzekeringsbank blijkt dat binnen een half jaar geen besteding van het pgb heeft plaatsgevonden, vindt in overleg tussen het wijkteam en de cliënt een afweging plaats of de voorziening kan worden beëindigd of dient te worden omgezet naar een voorziening in natura.

De gemeente controleert het gebruik van het pgb per kalenderjaar. Bij onderbesteding > 25% volgt een overleg met de pgb-houder naar de oorzaak van de onderbesteding.

Inlichtingenplicht met betrekking tot pgb

Artikel 8.1.2 lid 1 van Jeugdwet luidt als volgt: “De jeugdige en zijn ouders doen aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget." Het college verwacht dat de ouders of de jeugdige in dat kader binnen tien werkdagen nadat het relevant feit of de relevante omstandigheid zich heeft voorgedaan hiervan een mededeling doet aan het college.

Hoofdstuk 7 Vervoer jeugdige

(zie ook Verordening Jeugdhulp 2019, hoofdstuk 6)

Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet omvatten voorzieningen op het gebied van jeugdhulp ook het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid. Vervoer wordt niet als een aparte voorziening verstrekt en beschikt, maar is onderdeel van andere voorzieningen. Een algemene uitzondering op dit uitgangspunt zijn medisch, rolstoelvervoer en uitzonderlijk vervoer tijdens vakantieperioden.

Bij het bepalen of een vervoersvoorziening naar een individuele voorziening jeugdhulp noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, hanteert het college het volgende afwegingskader:

  • De regeling is alleen van toepassing indien het gaat om een vervoersvraag voor een jeugdige die een beschikking heeft voor een individuele voorziening jeugdhulp.

  • Indien dit het geval is, wordt vervolgens nagegaan of en in hoeverre de ouders het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp zelf kunnen regelen (eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid).

  • Als ouders het vervoer naar de jeugdhulpvoorziening zelf niet of niet volledig kunnen regelen, wordt nagegaan of er iemand uit het sociale netwerk is die wat kan betekenen in het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp.

  • Indien de inzet van het sociaal netwerk niet of onvoldoende mogelijk is, dan wordt nagegaan welke vervoersvoorziening het meest passend is. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar voorliggend aanbod, vervolgens naar vervoer met het OV (al dan niet met begeleiding) en tenslotte naar aangepast vervoer. Combinaties van vervoersmogelijkheden zijn daarbij ook mogelijk.

De vraag om een vervoersvoorziening voor een individuele voorziening zal in de regel tegelijk met een aanvraag voor de desbetreffende voorziening aan de orde zijn en wordt dan meegenomen bij de besluitvorming. Het kan echter ook zo zijn dat een vervoersvraag zich na verloop van tijd voordoet (een jeugdige heeft al jeugdhulp, maar er ontstaat een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid).

De volgende vormen van vervoersvergoeding worden onderscheiden:

  • Een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

  • Een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien door de ouders ten genoegzaam wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken;

  • Kilometervergoeding indien de ouders of iemand uit het sociaal netwerk de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief, conform de Reisregeling binnenland;

  • Aangepast vervoer (taxivervoer) indien voorgaande opties niet tot de mogelijkheid behoren.

Hoofdstuk 8 Overig

Klachtenregeling (zie ook hoofdstuk 11 van de verordening)

De gemeente Hollands Kroon heeft een klachtenregeling als het gaat om de afhandeling van aanvragen. Met een dergelijke klacht kan men naar de gemeente gaan.

Incluzio Hollands Kroon, als zorgpartner WMO en Jeugdhulp en organisatie die de wijkteams levert en de algemene voorziening Jeugdhulp uitvoert en eventueel andere aanbieders hebben een klachtenregeling voor klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van behandeling en voorzieningen die zij verstrekken.

Naast andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de Klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een cliëntervaringsonderzoek.

Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels jeugdhulp gemeente Hollands Kroon 2019.

Ondertekening

Bijlage 1 Van aanvraag tot beschikking

De beslistermijn die de gemeente hanteert zijn conform de Awb. Indien en voor zover de bovengenoemde termijnen niet kunnen worden gehaald, communiceert het wijkteam dit tijdig aan de jeugdige en/of zijn ouders.

  • De aanvraag De jeugdige of zijn ouders dienen een aanvraag in bij het wijkteam

  • Het onderzoek Het onderzoek wordt verricht binnen zes weken na de aanvraag

  • Beschikking De beschikking wordt genomen binnen twee weken na afronding van het onderzoek.

Bijlage 2

De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet met stappenplan

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats

Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de zorgvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.

Verhuizing

Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht.

Hulp bij acute situaties

Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermings- maatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige. Gemeenten die kosten voor jeugdhulp hebben gemaakt moeten in die uitzonderlijke gevallen de kosten verhalen op de reisverzekering, de desbetreffende buitenlandse verzekeraar of via de gezagsdrager van de jeugdige.

Gescheiden ouders in verschillende gemeenten

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.

Voorlopige voogdij

De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Daarbij gaat het altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is.

Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.

Tijdelijke voogdij

Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Dit kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.

Instellingsvoogdij

Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.

Meerderjarige jeugdige

Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het Burgerlijk Wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige.

Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland

Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de zorgvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.

Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland

Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.

Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland

De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.

Briefadres

Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de zorgvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.

Bijlage 3 Gebruikelijke hulp voor jeugdigen

Voor jeugdigen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen jeugdigen van dezelfde leeftijd zonder “zorg-grondslag” kan de omvang van de hulp (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Gebruikelijke hulp bij jeugdigen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen.

Van bovengebruikelijke hulp bij jeugdigen in chronische situaties is pas sprake wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan bij een jeugdige zonder “zorg-grondslag” van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft.

Inzet en begeleiding voor persoonlijke verzorging bij jeugdigen tot drie jaar komt in de praktijk niet vaak voor (kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig). Bij kinderen tot drie jaar is sprake van totale afhankelijkheid van de ouder in het voorzien van de primaire behoeften. Om deze reden kan geen aanspraak worden gedaan op een maatwerkvoorziening als extra begeleiding of persoonlijke verzorging.

Voor kinderen van 12 jaar of ouder geldt nog in het bijzonder dat geen ondersteuning op het gebied van zorg binnen de gebruikelijke hulp van de ouder wordt verwacht wanneer het kind geen intieme persoonlijke verzorging of verpleging wil ontvangen van de ouder. Kinderen vanaf 12 jaar hebben eigen beslisbevoegdheid wat betreft de lichamelijke integriteit.

Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind:

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en;

  • een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • Kinderen vanaf vijf jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Een verdere toelichting ten aanzien van de toepassing van het begrip gebruikelijke hulp kan gevonden worden in de CIZ-Indicatiewijzer 2014.