Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR625215
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR625215/2
Regeling vervallen per 10-06-2024
LEIDRAAD INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2023
Geldend van 05-06-2023 t/m 09-06-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023
Intitulé
LEIDRAAD INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2023Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;
gelet op de Invorderingswet 1990 en de artikelen 160, 231 en 249 tot en met 257 van de
Gemeentewet;
besluiten:
vast te stellen de navolgende LEIDRAAD INVORDERING GEMEENTELIJKE
BELASTINGEN GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2023 (Leidraad invordering 2023
gemeente Hof van Twente), opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage
Dit besluit treedt met onmiddellijke ingang in werking na bekendmaking en werkt terug
tot en met 1 januari 2023. Gelijktijdig wordt de leidraad invordering 2019, vastgesteld bij
besluit van 12 februari 2019, ingetrokken.
Leidraad invordering 2023 gemeente Hof van Twente
Bijlage bij besluit van 4 april 2023, registratienummer 478282
Artikel 1 Ineiding en toepassingsgebied
Dit artikel bevat de inleiding van de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen en
het beleid over het toepassingsgebied zoals opgenomen in artikel 1 van de
Invorderingswet 1990.
1.1. Inleiding
Net als de Leidraad Invordering 2008 van het Rijk1
(hierna: Rijksleidraad) bevat de
Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen enkel beleidsregels. Werkinstructies zijn
niet opgenomen.
Bij de opmaak van de gemeentelijke leidraad is aansluiting gezocht bij de Rijksleidraad.
Het is echter geen kopie. Daar waar noodzakelijk zijn bepalingen toegevoegd of
aangepast aan de gemeentelijke situatie.
1.1.1. Lijst met gebruikte afkortingen
Afkorting Omschrijving
Awb: Algemene wet bestuursrecht
Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
AWR: Algemene wet inzake rijksbelastingen
BW: Burgerlijk Wetboek
FW: Faillissementswet
MSNP: minnelijke schuldsanering natuurlijke personen
Pw: Participatiewet
Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Sr: Wetboek van Strafrecht
Sv: Wetboek van Strafvordering
WHOA: Wet homologatie onderhands akkoord
WSF: Wet Studiefinanciering 2000
WSNP: wettelijke schuldsanering natuurlijke personen
1.1.2. Definities
- •
- belasting(en): belastingen die door de gemeente worden geheven;
- •
belastingdeurwaarder: de daartoe door het college aangewezen gemeenteambtenaar
bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;
- •
besluit (het): het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990;
- •
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
- •
echtgenoot: de echtgenoot, bedoeld in artikel 3 Pw;
- •
hoger beroep: hoger beroep bij een gerechtshof dan wel, als beroep in cassatie bij de
Hoge Raad is ingesteld, cassatieberoep;
- •
heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake
mandaat is verleend door de heffingsambtenaar;
- •
ondernemer: de belastingschuldige die een onderneming drijft of zelfstandig een
beroep uitoefent;
- •
invorderingsambtenaar: de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid,
onderdeel c, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake
mandaat is verleend door de invorderingsambtenaar;
- •
particulier: de belastingschuldige die niet als ondernemer wordt aangemerkt;
- •
regeling (de): de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;
- •
wet (de): de wet van 30 mei 1990 op de invordering van rijksbelastingen
(Invorderingswet 1990).
Onder de overige in deze leidraad gebruikte begrippen wordt hetzelfde verstaan als de
wet daaronder verstaat.
1.1.3. Reikwijdte beleidsvoorschriften
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
1.1.4. Aansprakelijkgestelden en andere derden
De invordering met betrekking tot aansprakelijkgestelden en andere derden vindt voor
een groot deel op overeenkomstige wijze plaats als de invordering met betrekking tot
belastingschuldigen. Omwille van de leesbaarheid is vermeden steeds de
aansprakelijkgestelden en andere derden te noemen, zonder dat hiermee wordt beoogd
de toepasselijkheid van die voorschriften te beperken.
1.1.5 Awb en algemene beginselen van behoorlijk bestuur
In de invordering wordt zoveel mogelijk gehandeld in overeenstemming met de Awb en
het Besluit Fiscaal bestuursrecht, ondanks het feit dat artikel 3:40, titels 4.1 tot en met
4.3, artikel 4:125, titel 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1 Awb niet van
toepassing zijn op de wet.
Het uitgangspunt met betrekking tot de Awb-conforme werkwijze geldt niet voor de
beslistermijn op verzoek tot kwijtschelding. Op een verzoek om kwijtschelding, dat niet is
ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, neemt de
invorderingsambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene
wetbestuursrecht, een beslissing in het kalenderjaar waarin het verzoek is ontvangen.
Dit betekent onder meer dat de beslistermijnen uit de Awb inclusief de mogelijkheden tot
verlenging van toepassing zijn, tenzij de wet4
, de regeling of deze leidraad anders
bepaalt. Voor beschikkingen op aanvraag geldt daarom een termijn van acht weken met
de mogelijkheid hiervan af te wijken door een redelijke termijn te noemen (zie artikel
4:13, 4:14 en 4:15 Awb).
Voor het beslissen op bezwaarschriften geldt een verdagingstermijn van maximaal zes
weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:10 Awb).
Voor het beslissen op beroepschriften bij administratief beroep geldt een
verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in
gezamenlijk overleg (artikel 7:24 Awb).
Het uitgangspunt met betrekking tot de Awb-conforme werkwijze geldt niet voor de
regeling inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Awb)5. Het laatste
betekent dat bij de uitvoering van de wet de dwangsom uitsluitend van toepassing is op
de volgende gevallen:
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen invorderingsrente als bedoeld in artikel 30,
-
eerste lid, van de wet;
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49,
-
eerste lid, van de wet;
- •
bezwaar- en beroepschriften als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet
-
invordering rijksbelastingen.
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen kostenvergoeding bij een onrechtmatig
-
opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de wet;
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen bestuurlijke boete als bedoel in artikel 63b van
-
de wet.
Naast het zoveel mogelijk handelen in overeenstemming met de Awb moet de
invorderingsambtenaar bij zijn handelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
in acht te nemen, ook als sprake is van privaatrechtelijke handelingen (beslag,
executoriale verkoop en dergelijke). Dit betekent onder meer dat als de
belastingschuldige in een verzoek aan de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er
gegronde twijfels zijn bij de verschuldigdheid van een onherroepelijk geworden
belastingaanslag, de invorderingsambtenaar de belastingaanslag marginaal toetst.
Onder een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag wordt in dit verband verstaan
een belastingaanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer open staat en waarvoor
evenmin een ambtshalve beoordeling mogelijk is in verband met termijnoverschrijding.
Wanneer bij de marginale toetsing blijkt dat een belastingaanslag in materiële zin niet
verschuldigd kan worden geacht, neemt de invorderingsambtenaar voor een dergelijke
aanslag geen invorderingsmaatregelen. Onder invorderingsmaatregelen worden niet
alleen dwangmaatregelen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de
verrekening van een belastingaanslag met belastingteruggaven begrepen. Uitgangspunt
hierbij is dat de marginale toetsing zich beperkt tot feiten die de invorderingsambtenaar
bekend zijn op het moment dat hij tot invordering overgaat. De verrekening van een
belastingaanslag waarvan is gebleken dat die in materiële zin niet verschuldigd is met
een belastingteruggave wordt niet ongedaan gemaakt, tenzij het verzoek daartoe heeft
plaatsgevonden binnen één maand nadat de verrekening is bekendgemaakt.
1.1.5a Toepassing artikel 4:84 Awb
Artikel 4:84 Awb is van overeenkomstige toepassing bij de invordering van gemeentelijke
belastingen. Op grond hiervan is het onder omstandigheden mogelijk om af te wijken van
beleidsregels zoals die zijn opgenomen in een beleidsbesluit dat van toepassing is voor
de praktijk van de invorderingsambtenaar, zoals deze leidraad. Afwijking van
beleidsregels is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer
belanghebbenden gevolgen zou hebben, die vanwege bijzondere omstandigheden
onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen.
Toepassing van artikel 4:84 Awb zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het
afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het
gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere
omstandigheden waardoor onverkorte toepassing van de beleidsregels onevenredig
nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een
belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb.
1.1.6. Keuze uit verschillende invorderingsmaatregelen
Als de invordering op verschillende manieren kan plaatsvinden, heeft de eenvoudigste,
snelste en minst kostbare wijze voor de gemeente de voorkeur.
1.1.7. Invorderingsmaatregelen tegen grote bedrijven
Als de invorderingsambtenaar invorderingsmaatregelen wil treffen die het voortbestaan
kunnen bedreigen van een bedrijf met meer dan vijftig werknemers, dan vraagt hij
daartoe toestemming van het college. Onder een bedrijf wordt in dit verband ook
verstaan een geheel van bij elkaar behorende bedrijven of een zelfstandig uitgeoefend
beroep.
Beslaglegging hoeft niet het hiervoor bedoelde effect te hebben, als de
invorderingsambtenaar op een zodanige wijze kan handelen dat derden daarvan geheel
onwetend blijven.
De invorderingsambtenaar vraagt altijd toestemming als:
- •
met de beslaglegging op korte termijn de verkoop van (een deel van) de activa van het
-
bedrijf wordt beoogd;
- •
door de beslaglegging de werkvoorraad en/of geldmiddelen geheel of nagenoeg geheel
-
worden vastgelegd;
- •
derden niet onkundig blijven van de beslaglegging, zoals steeds het geval is bij
-
derdenbeslag;
- •
de invorderingsambtenaar aan een schuldeiser zodanige inlichtingen omtrent
-
openstaande belastingaanslagen verstrekt, dat deze kunnen dienen als
-
steunvorderingen bij het aanvragen van faillissement door die schuldeiser.
1.1.8.Voor de invordering minder geschikte dagen
De invorderingsambtenaar zal geen invorderingsmaatregelen nemen tegen particulieren
op dagen die daarvoor minder geschikt kunnen worden geacht, als die maatregelen
zonder bezwaar naar een later tijdstip kunnen worden verschoven.
Deze terughoudendheid geldt bij ondernemers slechts voor zover sprake is van
invorderingsmaatregelen die betrekking hebben op bezittingen die tot de privésfeer
kunnen worden gerekend. De terughoudendheid geldt niet als de invorderingsambtenaar
een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9, achtste lid van de wet terstond invordert.
Voor invordering minder geschikte dagen zijn met name:
- •
de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen,
-
de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, de
-
vijfde mei en de Goede Vrijdag, alle met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de
-
daarop volgende dag;
- •
regionaal vrij algemeen erkende feest- en gedenkdagen met inbegrip van de daaraan
-
voorafgaande en de daaropvolgende dag;
- •
de dagen tussen de beide Kerstdagen en Nieuwjaarsdag.
1.1.9 Binnenkomst van bescheiden
Als aan het indienen van bepaalde bescheiden rechtsgevolgen zijn verbonden dan wel
rechten kunnen worden ontleend dan geldt als datum van binnenkomst van die stukken
de datum van binnenkomst bij de gemeente.
Als de invorderingsambtenaar in de tussentijd heeft verrekend of dwangmaatregelen
heeft genomen ter invordering van de belastingschuld, dan blijven deze gehandhaafd als
hij niet van de indiening op de hoogte was en er redelijkerwijs ook niet van op de hoogte
kon zijn. Onder dwangmaatregelen moeten in dit verband worden verstaan: alle
maatregelen in het kader van de dwanginvordering respectievelijk invordering langs
civielrechtelijke weg, en het aansprakelijk stellen van derden.
1.1.10 positie belastingdeurwaarder
Belastingdeurwaarder is een door of namens het college aangewezen ambtenaar van de
gemeente, dan wel een als belastingdeurwaarder van de gemeente aangewezen
deurwaarder. In de uitoefening van zijn functie is de belastingdeurwaarder
bestuursorgaan in de zin van de Awb, dan wel handelt hij onder de verantwoordelijkheid
van een bestuursorgaan (de invorderingsambtenaar).
Als zodanig vervult hij zijn taak zonder vooringenomenheid. Hij gebruikt zijn bevoegdheid
niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Hij waakt ervoor dat
de nadelige gevolgen van zijn handelen niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen
die hij met die handelingen dient.
Om misverstanden te voorkomen, meldt de belastingdeurwaarder steeds in welke
hoedanigheid hij optreedt en hij legitimeert zich desgevraagd. Op grond van artikel 67
van de wet is het de belastingdeurwaarder verboden om hetgeen hem over de persoon
of de zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld - in enige werkzaamheid bij de
uitvoering van de wet, of in verband daarmee - verder bekend te maken dan nodig is
voor de uitvoering van de wet of voor de heffing van enige gemeentelijke belasting.
De leiding van de invordering berust steeds in handen van de invorderingsambtenaar.
Dit brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder de bevoegdheden die hij
rechtstreeks ontleent aan de wet en aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
slechts uitoefent nadat hij daartoe een opdracht van de invorderingsambtenaar heeft
verkregen en zich bij de uitoefening van die bevoegdheden houdt aan diens
aanwijzingen.
Op grond van artikel 9:1 Awb heeft een ieder het recht om een klacht in te dienen over
de wijze waarop de belastingdeurwaarder zich jegens hem of een ander heeft gedragen.
Klachten in verband met zijn ambtsuitoefening kunnen worden ingediend bij de
invorderingsambtenaar in wiens opdracht en onder wiens verantwoordelijkheid de
belastingdeurwaarder werkzaam is.
1.1.11 invorderingsbescheiden
De invorderingsambtenaar bewaart de bescheiden die direct betrekking hebben op de
invordering gedurende drie jaar na afdoening, of zoveel langer als het recht tot
dwanginvordering van de belastingaanslag die daaraan ten grondslag ligt nog niet is
verjaard.
De bescheiden die op kwijtschelding betrekking hebben, worden gedurende ten minste
drie jaar na de verleende kwijtschelding bewaard, of zoveel langer als redelijkerwijs nog
niet kan worden aangenomen dat zij hun belang definitief hebben verloren.
Bescheiden die geen betrekking hebben op één of meer bepaalde belastingaanslagen,
worden eveneens gedurende ten minste drie jaar bewaard, of zoveel langer als
redelijkerwijs nog niet kan worden aangenomen dat zij hun belang definitief hebben
verloren.
1.1.12 Verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen
Op verzoek van de belanghebbende of zijn gemachtigde geeft de invorderingsambtenaar
een verklaring af, dat op dat moment geen belastingaanslagen of andere vorderingen op
zijn naam openstaan waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar is
opgedragen. Tevens verklaart de invorderingsambtenaar desgevraagd dat zich in het
verleden - voor wat betreft de invordering - geen moeilijkheden hebben voorgedaan. In
de verklaring kan de invorderingsambtenaar nadere bijzonderheden vermelden.
De invorderingsambtenaar zendt de verklaring aan het adres van de belanghebbende of
reikt deze aan hem uit. Toezending of uitreiking aan een ander dan de belanghebbende
blijft achterwege, tenzij de invorderingsambtenaar zich ervan heeft overtuigd dat die
ander tot ontvangst van de verklaring bevoegd is.
1.1.13 Informatieplicht
De invorderingsambtenaar maakt van de bevoegdheden van hoofdstuk VII van de wet
enkel gebruik bij een betalingsachterstand, dat wil zeggen als niet is betaald binnen de
betalingstermijn(en) die voor de belastingaanslag gelden. De informatieplicht vervalt
zodra volledige betaling plaatsvindt.
De invorderingsambtenaar kan altijd gebruik maken van zijn bevoegdheid van hoofdstuk
VII als de toepassing van artikel 10 van de wet aan de orde kan komen.
1.1.14 Diplomatieke status
De invordering van belastingschulden van personen met een diplomatieke status gebeurt
door tussenkomst van de minister van Buitenlandse Zaken. De invorderingsambtenaar
richt een verzoek om bemiddeling rechtstreeks tot:
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Kabinet en Protocol
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
1.2 Toepassingsgebied
Het eerste lid van artikel 1 van de wet regelt het toepassingsgebied van de wet. Het
tweede lid bepaalt dat een deel van de Awb niet van toepassing is op de wet.
De invorderingsambtenaar handelt zoveel mogelijk in overeenstemming met de Awb en
het Besluit fiscaal bestuursrecht (zie ook artikel 1.1.5 van deze leidraad).
Artikel 2 Begrippen
In aansluiting op artikel 2 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het begrip
'woonplaats'.
2.1 Woonplaats
De begrippen 'woonplaats' en 'plaats van vestiging' hebben bij de uitvoering van de wet
niet steeds dezelfde inhoud.
Als het gaat om de betekening van stukken of om andere handelingen overeenkomstig
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, sluit de invorderingsambtenaar aan bij het
begrip 'woonplaats' als bedoeld in de artikelen 1:10 en volgende van het BW.
Bij de aansprakelijkheidsbepalingen van Afdeling 1 van Hoofdstuk VI van de wet ligt het
voor de hand om aan te sluiten bij de begrippen 'woonplaats' en 'plaats van vestiging' die
gelden voor de gemeentelijke verordening op grond waarvan de belastingschuld -
waarvoor de aansprakelijkheid bestaat - is ontstaan.
Artikel 3 Bevoegdheden invorderingsambtenaar
Artikel 3 van de wet geeft een afbakening van de bevoegdheden van de
invorderingsambtenaar.
De invorderingsambtenaar treedt in alle rechtsgedingen die voortvloeien uit de
uitoefening van zijn taak als zodanig in rechte op (artikel 3, tweede lid).
De bepalingen van deze leidraad zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing
op de invordering op civielrechtelijke wijze. Dat het bestuursorgaan ten aanzien van de
invordering ook over de bevoegdheden beschikt die een schuldeiser op grond van het
privaatrecht heeft is thans geregeld in artikel 4:124 Awb).
In aansluiting op artikel 3 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de fiscale en civiele bevoegdheden van de invorderingsambtenaar;
- •
het leggen van conservatoir beslag;
- •
het vragen van toestemming bij gerechtelijke procedures;
- •
de Rijksadvocaat.
3.1 Fiscale en civiele bevoegdheden
De invorderingsambtenaar beschikt op grond van de wet over diverse specifieke
bevoegdheden om een belastingschuld in te vorderen. Daarnaast heeft hij alle
bevoegdheden die op grond van enigerlei wettelijke bepaling aan een schuldeiser
toekomen. Dit leidt er in veel gevallen toe dat de invorderingsambtenaar zowel gebruik
kan maken van zijn specifieke fiscale bevoegdheden, als van zijn algemene
civielrechtelijke bevoegdheden om zijn doel te bereiken.
De invorderingsambtenaar is vrij in de keuze van de invorderingsinstrumenten die hij het
meest geschikt acht voor een juiste uitoefening van zijn taak. Als de
invorderingsambtenaar het wenselijk of noodzakelijk acht van fiscale bevoegdheden over
te schakelen op civielrechtelijke bevoegdheden of andersom, dan doet hij dit alleen als
het belang van de invordering opweegt tegen de belangen van de belastingschuldige en
eventuele derden.
3.2 Conservatoir beslag
Om de rechten van de gemeente veilig te stellen heeft de invorderingsambtenaar naast
de versnelde invordering de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen. Feiten en
omstandigheden bepalen de keuze van de invorderingsambtenaar.
3.2.1 Geen conservatoir beslag dan ook geen versnelde invordering
Als de voorzieningenrechter van de rechtbank geen toestemming verleent tot het leggen
van conservatoir beslag omdat hij gegronde vrees voor verduistering van de goederen
niet aanwezig acht, dan legt de invorderingsambtenaar niet alsnog om dezelfde reden
executoriaal beslag op grond van de artikelen 10 en 15 van de wet.
3.2.2 Ontbreken belastingaanslag en conservatoir beslag
Als het niet mogelijk is eerst een belastingaanslag op te leggen, vraagt de
invorderingsambtenaar slechts verlof om conservatoir beslag te leggen aan de
voorzieningenrechter als de belasting in redelijkheid materieel verschuldigd geacht mag
worden. Het opleggen van de belastingaanslag wordt beschouwd als het instellen van
een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700, derde lid Rv.
3.3 Gerechtelijke procedures – toestemming
3.3.1 Juridische bijstand
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet treedt de invorderingsambtenaar
zelfstandig in rechte op in rechtsgedingen die voortvloeien uit de uitoefening van zijn
taak. Hij voorziet zich daarbij in alle gevallen van procesvertegenwoordiging, met
uitzondering van:
- beroepsprocedures op grond van artikel 26 AWR;
- hoger beroepsprocedures op grond van artikel 27h AWR;
- (hoger) beroepsprocedures op grond van artikel 7 Kostenwet invordering
rijksbelastingen;
- kantonzaken;
- kort gedingprocedures, indien de invorderingsambtenaar gedaagde is.
3.3.2 Toestemming
In gerechtelijke procedures voor de burgerlijke rechter waarin de invorderingsambtenaar
als eiser optreedt, moet hij toestemming hebben van het college. Het voorgaande geldt
niet voor:
- verklaringsprocedures in het kader van derdenbeslagen;
- kantonzaken;
- verzoekschriftprocedures;
- procedures die worden ingesteld naar aanleiding van een verzet ex artikel 435, derde
lid, of artikel 708, tweede lid, Rv.
In afwijking van de vorige volzin geldt voor in hoger beroep te voeren zaken dat altijd
toestemming van het college nodig is.
3.4 Rijksadvocaat
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 3a
Er zijn in deze leidraad op artikel 3a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 4 Bevoegdheid belastingdeurwaarder
Artikel 4 van de wet bepaalt dat voor het verrichten van deurwaarderswerkzaamheden in
opdracht van een invorderingsambtenaar voor de invordering van (rijks) belastingen,
uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd is.
In aansluiting op artikel 4 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over de reikwijdte van
die bevoegdheid.
4.1 Reikwijdte bevoegdheid belastingdeurwaarder
De belastingdeurwaarder is bevoegd tot het uitbrengen van alle exploten en het treffen
van alle invorderingsmaatregelen die rechtstreeks verband houden met de
invorderingstaak en de hieruit voortvloeiende bevoegdheden van de
invorderingsambtenaar.
Dit brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder ook bevoegd is tot die
werkzaamheden die voortvloeien uit de invordering langs civielrechtelijke weg, waartoe
de invorderingsambtenaar op grond van artikel 4:124 van de Awb gerechtigd is en tot die
werkzaamheden die verricht moeten worden, wanneer de invorderingsambtenaar
zelfstandig eisend en verwerend in rechte optreedt.
4.2 Bescherming
Belastingdeurwaarders zijn ambtenaar in de zin van de artikelen 179 en 180 Sr.
Daardoor genieten zij strafrechtelijke bescherming, voor zover zij hun wettelijke taken en
bevoegdheden uitoefenen.
4.3 Legitimatie
Voor de uitoefening van de aan hem opgedragen invorderingstaken kan de
belastingdeurwaarder op verzoek zich legitimeren aan de belastingschuldige en/of
zijn/haar gemachtigden.
Artikel 5
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 6 Reikwijdte van de wet
Artikel 6 van de wet bepaalt dat de wet ook van toepassing is op:
- •
de rente;
- •
de kosten.
In aansluiting op artikel 6 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over rente en kosten.
6.1 Rente en kosten in het kader van de reikwijdte van de wet
Onder rente als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt alleen verstaan: de
invorderingsrente.
Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht. Hieronder
vallen ook de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden die de
belastingdeurwaarder verricht bij de invordering langs civielrechtelijke weg.
Artikel 7 Betaling en afboeking
Artikel 7 van de wet schrijft voor hoe de toerekening van betalingen plaats moet vinden:
- •
Lid 1 bepaalt dat toerekening van betalingen achtereenvolgens gebeurt aan de kosten,
-
de betalingskorting, de rente en de belastingaanslag;
- •
Lid 2 bepaalt hoe de afboeking aan de verschillende componenten van de
-
belastingaanslag plaatsvindt.
In aansluiting op artikel 7 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
het tijdstip van de betaling;
- •
de afboeking van de betaling;
- •
teveelbetalingen;
- •
het rekenen van rente en kosten bij afboeking;
- •
het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen;
- •
de afboeking van de betaling op de bestuurlijke boete;
- •
de afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden;
- •
betaling bij vergissing;
- •
het verzenden van een mededeling bij een afboeking van een betaling;
- •
betaling van kleine bedragen;
- •
ontvangen bedragen uit de wettelijke saneringsregeling en faillissement.
7.1 Tijdstip betaling
- •
Als tijdstip van betaling geldt de datum van bijschrijving op de rekening van degemeente.
-
Bij betaling bij een bank of betaaldienstverlener door middel van storting van contant
-
geld of door middel van storting met een pinpas, geldt als tijdstip van betaling de eerste
-
werkdag volgend op de dag van de storting of pin-transactie.
-
Bij rechtstreekse betaling aan de gemeente door middel van een pin- of
-
creditcardtransactie geldt de dag van de pin- of creditcardtransactie als tijdstip van
-
betaling;
-
Als een cheque uit het buitenland is ontvangen, wordt de dag van ontvangst van de
-
cheque als de dag van betaling beschouwd, tenzij de invorderingsambtenaar constateert
-
dat sprake is van misbruik.
- •
Bij betaling aan de kas van de gemeente geldt de dag waarop het bedrag aan het loket
-
van de gemeente is betaald als tijdstip van betaling.
- •
Bij betaling aan de belastingdeurwaarder geldt de dag waarop het bedrag aan de
-
belastingdeurwaarder is betaald als tijdstip van betaling.
7.2 De afboeking van de betaling
Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:
- •
Betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig
-
de opgave van de betaler, tenzij de aangegeven bestemming strijdig is met de in artikel 7
-
van de wet neergelegde wijze van toerekening van betalingen;
- •
Betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven (de zogenoemde ongerichte
betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande belastingaanslagen, met dien
verstande dat de aard van die belastingaanslagen aanleiding kan zijn hiervan af te
wijken;
- •
Als de invorderingsambtenaar ook de invordering van gemeentelijke belastingen ten
-
behoeve van een andere gemeente uitvoert, is het bovenstaande van overeenkomstige
-
toepassing, met dien verstande dat verdeling van de gelden naar rato van de grootte van
-
de belastingschuld plaatsvindt.
7.3 Teveelbetaling
Als de aangegeven bestemming van de betaling een belastingaanslag betreft die al is
betaald terwijl nog diverse andere belastingaanslagen openstaan, wordt die betaling
aangemerkt als een ongerichte betaling en dienovereenkomstig behandeld.
7.4 Rente en kosten bij afboeking betalingen
Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht. Hieronder
vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden die de
belastingdeurwaarder verricht bij de invordering langs civielrechtelijke weg.
Onder rente als bedoeld in artikel 7 van de wet wordt alleen verstaan: de
invorderingsrente.
7.5 Het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen
Kosten die niet betrekking hebben op één specifieke belastingaanslag worden
toegerekend aan een van de belastingaanslagen waarvoor de kosten zijn gemaakt.
7.6 Afboeking betaling bestuurlijke boete waarvoor uitstel van betaling is verleend
Als sprake is van een belastingaanslag en een in verband met die aanslag vastgestelde
bestuurlijke boete, vindt toerekening uitsluitend plaats aan de belasting, als voor de
betaling van de bestuurlijke boete uitstel van betaling is verleend in verband met een
ingediend bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep).
Als echter - ondanks dit uitstel - zoveel wordt betaald dat er na afboeking op de belasting
nog een bedrag overblijft, dan wordt dit bedrag afgeboekt op de bestuurlijke boete. Als
op de bestuurlijke boete is afgeboekt en de bestuurlijke boete wordt alsnog
aangevochten, dan blijven de afboekingen gehandhaafd.
7.7 Afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden
Als een betaling wordt verricht door een aansprakelijkgestelde, worden eerst de
vervolgingskosten afgeboekt die aan de aansprakelijkgestelde zelf in rekening zijn
gebracht.
Het resterende bedrag wordt afgeboekt op de onderliggende belastingaanslag - waarbij
artikel 7 van de wet wel van toepassing is - echter met dien verstande dat de
invorderingsrente en kosten die op die aanslag zelf betrekking hebben alleen worden
afgeboekt indien en voor zover men hiervoor aansprakelijk is gesteld.
Zowel de belastingschuldige als de aansprakelijkgestelde worden schriftelijk in kennis
gesteld over de wijze van afboeking van de betaling door de aansprakelijkgestelde.
7.8 Betaling bij vergissing
Met de terugbetaling van een bedrag dat is voldaan ten gevolge van een evidente
vergissing of misverstand aan de zijde van de betaler, wordt bijzondere voorzichtigheid
betracht.
Het is zeer wel mogelijk dat de betaling niet onverschuldigd heeft plaatsgehad, zodat de
schuldvordering is tenietgegaan en invordering niet zonder meer opnieuw kan
plaatshebben.
In die gevallen wordt het betaalde bedrag niet terugbetaald, tenzij voor de
invorderingsambtenaar wordt verklaard dat geen beroep zal worden gedaan op het feit
dat de schuld in een eerder stadium teniet is gegaan en dat de schuld te gelegener tijd
op juiste wijze zal worden voldaan.
Indien een bedrag wordt betaald als gewetensgeld, wordt dit gezien als het voldoen aan
een natuurlijke verbintenis. Terugbetaling vindt dan niet plaats.
7.9 Mededeling afboeking betaling
De invorderingsambtenaar stelt de belastingschuldige niet van iedere afboeking van een
betaling schriftelijk op de hoogte, ook niet als het een slotbetaling betreft op een
belastingaanslag waarbij geen kosten en rente worden afgeboekt.
Een kennisgeving blijft achterwege als betaling plaatsvindt op grond van een machtiging
tot automatische afschrijving en daarbij geen vervolgingskosten worden afgeboekt.
7.10 Betaling van kleine bedragen
Betalingen van belastingaanslagen in kleinere bedragen dan die van de termijnen
worden niet geweigerd, tenzij dit door invorderingsambtenaar aangemerkt wordt als
nodeloze overlast. In dat geval treedt hij in contact met de belastingschuldige om de
betalingswijze aan te passen.
7.11 Ontvangen bedragen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling en
faillissement
Uit de wettelijke schuldsaneringsregeling of uit een faillissement ontvangen bedragen
dienen steeds te worden afgeboekt overeenkomstig de gegevens van de uitdelingslijst,
met in achtneming van artikel 7.2 van deze leidraad.
Artikel 7a Uitbetaling van belastingteruggaven
Artikel 7a van de wet regelt de wijze waarop de invorderingsambtenaar bedragen
uitbetaalt.
Op grond van artikel 4:89, eerste lid, Awb dient een schuldenaar te betalen op een
daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening. Het komt in de praktijk echter
regelmatig voor dat een belastingschuldige aan wie de invorderingsambtenaar een
bedrag moet betalen, geen bankrekening(nummer) heeft aangewezen waarop de
betaling moet plaatsvinden. Wanneer zich een dergelijke situatie voordoet, regelt artikel
7a van de wet dat de invorderingsambtenaar betaalt op een bankrekening die op naam
van de belastingschuldige staat.
In aansluiting op artikel 4:89 Awb en artikel 7a van de wet beschrijft dit artikel het beleid
over:
- de aanwijzing van het rekeningnummer voor uitbetaling;
- uitbetalingsfouten.
7a.1 Aanwijzen bankrekeningnummer voor uitbetaling
De aanwijzing door de belastingschuldige vindt in beginsel plaats op het verzoek in
verband waarmee het desbetreffende uit te betalen bedrag wordt vastgesteld. Als de
belastingschuldige niet reageert op het schriftelijk ter verificatie aanbieden van het bij de
Gemeente bekende bankrekeningnummer door de gemeente, geldt dit ook als
aanwijzing.
Als de belastingschuldige bij een volgende gelegenheid met betrekking tot hetzelfde
belastingmiddel en hetzelfde soort uit te betalen bedrag een ander bankrekeningnummer
aanwijst, dan wordt laatstbedoeld bankrekeningnummer geacht ook te zijn aangewezen
voor het doen van uitbetalingen voortvloeiend uit eerdere aangiften of verzoeken.
Aanwijzing moet voor het overige per uitbetaling schriftelijk plaatsvinden en wel op een
zodanig tijdstip, dat daarmee redelijkerwijze bij de uitbetaling rekening kan worden
gehouden.
7a.2 Controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
7a.3 Uitbetalingsfouten
Als uitbetaling van een uit te betalen bedrag plaatsvindt op een andere rekening van de
belastingschuldige dan die daarvoor door hem is aangewezen, dan moet de
invorderingsambtenaar in beginsel opnieuw uitbetalen. De invorderingsambtenaar
verbindt daaraan de voorwaarde dat het eerder betaalde bedrag eerst wordt
gerestitueerd.
In afwijking van de vorige volzin vindt hernieuwde uitbetaling direct plaats als de
belastingschuldige aantoont dat:
- •
hij tijdig vóór de uitbetaling bij de invorderingsambtenaar heeft aangegeven dat de
-
uitbetaling niet meer op de desbetreffende rekening moet geschieden, en
- •
hij niet over het uitbetaalde bedrag kan beschikken omdat de bankinstelling heeft
-
aangegeven dat de rekening waarop de uitbetaling heeft plaatsvonden, geblokkeerd is.
-
Indien en voor zover aan de daartoe gestelde (wettelijke) voorwaarden wordt voldaan,
-
zal de invorderingsambtenaar het aldus teveel betaalde bedrag vervolgens
-
terugvorderen uit ongerechtvaardigde verrijking.
-
Uitbetalingsfouten die het gevolg zijn van een onjuiste aanwijzing door de
-
belastingschuldige, blijven voor diens rekening. De invorderingsambtenaar beroept zich
-
in dat geval op het bevrijdende karakter van de (uit)betaling (artikel 6:34 BW).
-
Desgevraagd wordt de belastingschuldige op de hoogte gesteld omtrent de naam-,
-
adres- en woonplaatsgegevens van de derde aan wie onverschuldigd is betaald.
Artikel 7b Cessie- en verpandingsverbod uitbetalingen inkomstenbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 8 Bekendmaking aanslag
Artikel 8 van de wet regelt dat de invorderingsambtenaar de belastingaanslag bekend
maakt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige. De belastingschuldige is
de belastingaanslag in zijn geheel verschuldigd.
In aansluiting op artikel 8 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- de verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties;
- bekendmaking van de aanslag aan een rechtspersoon die (vermoedelijk) is
opgehouden te bestaan;
- de gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet;
- het verzenden van een uitnodiging tot betaling aan erfgenamen.
8.1 Verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties
De toezending of uitreiking van het aanslagbiljet gebeurt aan de belastingschuldige of
aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, met dien verstande dat:
- •
aanslagbiljetten ten name van een onder curatele gestelde aan de curator worden
-
gezonden;
- •
ingeval van faillissement het aanslagbiljet aan de curator wordt gezonden als de
-
belastingschuld in het faillissement valt dan wel een boedelschuld vormt;
- •
als de belastingschuldige minderjarig is, het aanslagbiljet aan de wettelijke
-
vertegenwoordiger wordt gezonden als bekend is dat verzending aan de
-
belastingschuldige zelf al eerder problemen heeft opgeleverd;
- •
aanslagbiljetten ten name van een belastingschuldige van wie bekend is dat hij is
-
overleden, worden gezonden aan de executeur, de bewindvoerder over de nalatenschap of de erfgenamen.
8.2. Bekendmaking als de rechtspersoon (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan
Als een rechtspersoon (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan, is de wijze van
bekendmaking van de belastingaanslag ter beoordeling aan de invorderingsambtenaar.
Bij deze beoordeling kunnen onder andere de volgende factoren een rol spelen:
- •
het recht waarnaar de rechtspersoon is opgericht;
- •
het belang van een snelle bekendmaking in verband met vrees voor onverhaalbaarheid.
8.3 Gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet
De gehoudenheid tot betalen wordt niet ongedaan gemaakt door de omstandigheid dat
de schuld vermeld op de belastingaanslag afwijkt van hetgeen materieel is verschuldigd,
noch door de omstandigheid dat de belastingaanslag ten name staat van een ander dan
degene die de belasting materieel is verschuldigd.
8.4 Vooraf uitnodigen erfgenamen tot betalen belastingaanslag
Als voor een belastingaanslag ten name van een overledene tegen de erfgenamen
afzonderlijk moet worden opgetreden, worden zij zoveel mogelijk vooraf schriftelijk
uitgenodigd het verschuldigde binnen een redelijk termijn te voldoen.
Artikel 9 Betalingstermijnen
Artikel 9 van de wet regelt binnen welke betalingstermijnen belastingaanslagen moeten
worden betaald.
In aansluiting op artikel 9 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de afwijking van de betalingstermijnen bij voorlopige aanslagen;
- •
de afwijking van de betalingstermijn bij voorlopige teruggaven;
- •
de uitbetaling van een voorlopige teruggave in één termijn;
- •
de dagtekening van het aanslagbiljet;
- •
het begrip maand bij betalingstermijnen;
- •
verzuim invorderingsambtenaar bij uitbetaling;
- •
regeling betalingstermijnen;
- •
automatische incasso.
- •
9.1 Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige aanslagen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
9.2 Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige teruggaven
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
9.3 Uitbetaling voorlopige teruggave in één termijn
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
9.4 Dagtekening aanslagbiljet
De dagtekening van het aanslagbiljet wordt normaliter zodanig bepaald dat de
belastingschuldige het biljet enige dagen voor de dag van dagtekening ontvangt. Hiervan
kan worden afgeweken als op grond van artikel 10 van de wet versnelde invordering
wordt toegepast.
9.5 Begrippen bij betalingstermijnen
Als de betalingstermijn van een aanslag is gesteld op één maand of is gesteld op zes
weken, dan houdt dat in dat als de dagtekening van een aanslagbiljet valt op 31 oktober,
de betalingstermijn van één maand vervalt op 30 november en de betalingstermijn van
zes weken vervalt op 12 december.
Als de dagtekening 28 februari is, dan vervalt de betalingstermijn van één maand op 31
maart en de betalingstermijn van zes weken op 11 april, tenzij het jaartal aangeeft dat
het een schrikkeljaar is, in welk geval de termijn vervalt op 28 maart dan wel 10 april.
Als de dagtekening van het aanslagbiljet valt op een andere dag dan de laatste dag van
de kalendermaand, vervalt de termijn een maand later (bij een betalingstermijn van een
maand) op de dag die hetzelfde nummer heeft als dat van de dagtekening. Als de
dagtekening bijvoorbeeld 15 maart is, vervalt de termijn dus op 15 april.
Is de betalingstermijn zes weken en is de dagtekening 15 maart, vervalt de termijn op 26
april.
9.6 Verzuim invorderingsambtenaar bij uitbetaling
Op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de wet wordt onder het begrip
‘invorderen van rijksbelasting’ mede verstaan het betalen van een terug te geven bedrag
aan belastingen. Op grond van deze definitie is de betalingstermijn voor een
belastingaanslag zoals vastgelegd in de gemeentelijke belastingverordening, of bij
ontbreken daarvan in artikel 9, eerste lid, van de wet, ook van toepassing op de
uitbetaling van een belastingteruggaaf. Hieruit volgt dat de invorderingsambtenaar niet in
verzuim is met de uitbetaling van een belastingteruggaaf zolang die binnen deze
betalingstermijn plaats vindt.
9.7 Regeling betalingstermijnen
De gemeente heeft voor iedere belastingsoort de betalingstermijn(en) in de
belastingverordening geregeld.
Is in de belastingverordening niets geregeld, dan zijn de betalingstermijnen uit de wet
van toepassing.
In aansluiting op artikel 9, tiende lid, van de wet wordt de Algemene Termijnenwet in
beide gevallen niet van toepassing verklaard.
Op elke belastingaanslag wordt (worden) de betalingstermijn(en) aangegeven. Uiterlijk
op die datum moet de belastingschuldige de aanslag (of het evenredige deel ervan bij
meerdere termijnen) hebben betaald.
9.8 Automatische incasso
Onder de hierna bepaalde voorwaarden: het incassoreglement (9.8.1 tot en met 9.8.5)
en voor bepaalde belastingaanslagen is het mogelijk de aanslag(en) te voldoen via een
automatische incasso. De mogelijkheid tot automatische incasso is vastgelegd in de
belastingverordening.
Bij automatische incasso wordt de belastingschuldige (een) afwijkende, ruimere,
betalingstermijn(en) toegestaan.
9.8.1 Begripsbepalingen
In dit incassoreglement wordt verstaan onder:
a. Belastingjaar: tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van een kalenderjaar
waarover de gemeentelijke belastingen worden geheven.
b. Verzoeker: degene die incassant toestemming geeft van zijn of haar rekening de
belastingschuld af te schrijven.
c. Belastingschuld: het totale bedrag dat verschuldigd is aan gemeentelijke
belastingen/heffingen.
d. Incassant: de door het college van burgemeester en wethouders op voet van artikel
231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet als invorderingsambtenaar
aangewezen functionaris.
e. Rekening: de bank- of girorekening van degene die machtiging tot automatische
incasso heeft afgegeven.
f. Gecombineerde aanslag: een in artikel 239 van de Gemeentewet toegestane vorm van
heffen, waarbij een verzameling van aanslagen van verschillende heffingen voor
dezelfde belastingplichtige op een (gecombineerd) aanslagbiljet wordt verenigd. De
gecombineerde aanslag heeft één aanslagbiljetnummer.
9.8.2 Aanvang automatische incasso
1. Aan de incassant kan toestemming worden gegeven om door middel van
automatische incasso de belastingschuld van de rekening af te schrijven.
2. De machtiging tot automatische incasso kan alleen schriftelijk, of via elektronische
weg indien en voor zover de incassant daar uitdrukkelijk de mogelijkheid toe heeft
geboden en enkel op de wijze die incassant aangeeft, door middel van het inzenden van
een machtigingsformulier, waarvan het model door de incassant is bepaald, worden
verleend.
3. De verzoeker vult op het machtigingsformulier het IBAN rekeningnummer in. Als dat
IBAN rekeningnummer later wijzigt, deelt verzoeker dat onverwijld, schriftelijk, mede aan
incassant, zodat de automatisch incasso via de nieuwe rekening kan doorlopen.
4. De afgegeven machtiging blijft tot wederopzegging gelden.
5. Verzoeker is verplicht zorg te dragen voor voldoende saldo op de rekening zodat de
automatische incasso tijdig en volledig kan plaats vinden.
6. Incassant kan de deelname aan de automatische incasso weigeren, indien er
omstandigheden worden geconstateerd of vermoed die het regelmatig verloop van de
termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.
7. Deelname aan automatische incasso is alleen mogelijk op de manier waarop dit in de
betreffende belastingverordening wordt aangegeven.
9.8.3 Termijnen en termijnbedragen
1. De in de belastingverordening genoemde termijnen en termijnbedragen zijn van
overeenkomstige toepassing. De automatische incasso zal plaats vinden op of
omstreeks de laatste dag van de maand.
2. Indien een machtiging tot automatische incasso wordt verstrekt wanneer reeds één of
meer termijnen voor automatische incasso verstreken zijn, doch één of meer termijnen
voor automatische incasso nog wel resteren, zal, in afwijking van het bepaalde in de
voorgaande leden, de afschrijving plaats vinden in even zoveel termijnen als er nog open
staan. Indien alle termijnen reeds verstreken zijn zal de automatische incasso eerst in
werking treden indien een aanslag opgelegd wordt waarvoor wel termijnen voor
automatische incasso resteren.
3. Indien een termijnbedrag door verzoeker wordt teruggeboekt of een termijn niet kon
worden geïncasseerd zal het bedrag dat niet geïncasseerd kon worden, verrekend
worden met het resterend aantal termijnen.
4. Indien de automatische incasso plaats vindt met toepassing van lid 4 zal het bedrag
dat aan het einde van elke nog openstaande termijn automatisch geïncasseerd worden.
De belastingschuld zal gedeeld worden door de nog openstaande termijnen.
5. Het termijnbedrag wordt altijd afgerond op eurocenten.
6. De procedure van automatisch incasso verloopt separaat per afzonderlijk
(gecombineerde) aanslagbiljet.
9.8.4 Beëindigen van de automatische incasso
1. Het intrekken van de machtiging tot automatische incasso kan alleen schriftelijk, of via
elektronische weg indien en voor zover de incassant daar uitdrukkelijk de mogelijkheid
toe heeft geboden en enkel op de wijze die incassant aangeeft, door middel van het
inzenden van een intrekkingsformulier, waarvan het model door de incassant is bepaald,
geschieden.
2. De in het eerste lid bedoelde intrekkingsformulier wordt op het eerste verzoek van
verzoeker kosteloos aan hem toegezonden.
3. De automatische incasso kan door incassant ook worden beëindigd:
a. indien de automatische incasso gedurende twee pogingen niet slaagt;
b. indien de automatische incasso gedurende de eerste poging niet slaagt en
aannemelijk is dat een volgende incasso ook niet zal slagen, waaronder in ieder geval
wordt verstaan het geval waarin blijkt dat de verstrekte machtiging betreft een nietbestaand rekeningnummer, een geblokkeerd rekeningnummer of een beëindigd
rekeningnummer;
c. indien de belastingplichtige aangeeft het niet met de afschrijving eens te zijn en een
terugboeking heeft gedaan;
d. indien de belastingplichtige surséance van betaling heeft aangevraagd, in staat van
faillissement is gesteld, naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken, of indien er
anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de
incasso zouden kunnen belemmeren.
4. Indien verzoeker overlijdt of verhuist of in zijn huwelijk een echtscheiding wordt
uitgesproken of een door hem aangegane samenlevingsovereenkomst wordt ontbonden,
beëindigt dat de automatische incasso niet.
9.8.5 Gevolgen van de beëindiging van de automatische incasso
1. Indien de automatische incasso door verzoeker, door incassant of van rechtswege
wordt beëindigd vervallen de resterende incassotermijnen. Verzoeker valt dan terug naar
de in de verordening genoemde betaaltermijnen. Indien alle betaaltermijnen reeds
verstreken zijn is verzoeker tevens invorderingsrente verschuldigd vanaf de vervaldatum.
2. De beëindiging van de automatische incasso, om welke reden dan ook, is een grond
waarop incassant aan verzoeker deelname aan betaling per automatische incasso met
betrekking tot reeds bestaande of toekomstige belastingschuld kan ontzeggen.
Artikel 10 Versnelde invordering
Artikel 10, eerste lid, van de wet geeft een limitatieve opsomming van bijzondere
situaties waarin de invorderingsambtenaar met doorbreking van de in artikel 9 van de
wet voorgeschreven betalingstermijnen een belastingaanslag terstond en tot het volle
bedrag kan invorderen.
Artikel 10, tweede en derde lid, van de wet bevatten uitzonderingsbepalingen met
betrekking tot de toepassing van deze versnelde invordering.
In aansluiting op artikel 10 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de reikwijdte van de versnelde invordering;
- •
de vrees voor verduistering;
- •
het metterwoon verlaten van Nederland;
- •
geen vaste woonplaats in Nederland;
- •
als er al beslag ligt;
- •
de verkoop namens derden;
- •
de vordering ex artikel 19.
10.1 Reikwijdte versnelde invordering
Als de invorderingsambtenaar het in een specifiek geval noodzakelijk acht daadwerkelijk
tot versnelde invordering (als bedoeld in artikel 10 van de wet) over te gaan, dan
vermeldt hij op het uit te reiken of te verzenden aanslagbiljet dat de belastingaanslag
terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is. Voorts vermeldt de
invorderingsambtenaar op het aanslagbiljet het onderdeel van het eerste lid van artikel
10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering overgaat.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat het aanslagbiljet is uitgereikt of verzonden
- maar voordat de belastingaanslag (geheel) invorderbaar is - deelt de
invorderingsambtenaar de belastingschuldige schriftelijk mee dat hij de belastingaanslag
terstond en tot het volle bedrag invorderbaar verklaart en dat de op het aanslagbiljet
vermelde betalingstermijnen niet meer gelden. Hij doet dit eveneens onder opgave van
het onderdeel van het eerste lid van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot
versnelde invordering overgaat.
Veelal zal dan ook gebruik worden gemaakt van de versnelde
dwanginvorderingsprocedure als bedoeld in artikel 15 van de wet, zodat vermelding op
het dwangbevel dat de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is
verklaard tot de mogelijkheden van mededeling behoort. In het laatste geval zal de
betekening van het dwangbevel overigens niet per post kunnen plaatsvinden. De
belastingdeurwaarder zal voordat tot de versnelde dwanginvordering als bedoeld in
artikel 15 van de wet wordt overgegaan - als sprake is van direct contact met de
belastingschuldige - deze eerst in de gelegenheid stellen om onmiddellijk te betalen.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat een dwangbevel is betekend - maar
voordat de termijn van twee dagen van het bevel tot betaling is verstreken (bij een per
post betekend dwangbevel in feite vier dagen) - vermeldt de invorderingsambtenaar op
het beslagexploot of op een aparte schriftelijke kennisgeving: artikel 15 in combinatie
met artikel 10, eerste lid, van de wet, gevolgd door het desbetreffende onderdeel.
Hetzelfde geldt als de noodzaak tot versnelde invordering zich voordoet na het
betekenen van het hernieuwd bevel tot betaling en de tweedagentermijn die daarbij geldt
nog niet is verstreken. Er hoeft geen nieuw dwangbevel te worden betekend. De
belastingschuldige wordt - als sprake is van direct contact met laatstgenoemde - eerst in
de gelegenheid gesteld om onmiddellijk te betalen.
Een belastingaanslag die op grond van artikel 10, eerste lid, van de wet terecht geheel
opeisbaar is geworden, blijft geheel opeisbaar ook al zouden de feiten en
omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gevormd zich niet langer voordoen. Op
verzoek van de belastingschuldige verleent de invorderingsambtenaar in zo'n situatie
altijd uitstel van betaling, welk uitstel overeenkomt met de betalingstermijn(en) die
normaal zou(den) gelden.
10.2 Vrees voor verduistering en versnelde invordering
Van gegronde vrees voor verduistering van goederen van de belastingschuldige als
bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet is sprake, als de
invorderingsambtenaar aannemelijk kan maken dat redelijkerwijs te verwachten is dat
niet alleen het verhaal op een aantal goederen van de belastingschuldige metterdaad
onmogelijk zal worden gemaakt, maar ook dat daardoor de verhaalbaarheid van de
belastingschuld in ernstig gevaar zal komen.
De vrees voor verduistering zal in de regel gelegen zijn in gedragingen van de
belastingschuldige, maar kan in bepaalde situaties ook ontstaan door gedragingen van
derden (bijvoorbeeld crediteuren), die aanleiding geven voor de veronderstelling dat voor
onverhaalbaarheid moet worden gevreesd.
Als verduistering wordt gevreesd van goederen waarvan na versnelde beslaglegging
blijkt dat deze uitsluitend van een derde zijn, is niet voldaan aan artikel 10, eerste lid,
onderdeel b, van de wet en is het beslag niet rechtsgeldig. Het beslag hoeft dan niet
formeel te worden opgeheven maar de invorderingsambtenaar moet de betrokkenen wel
informeren over het feit dat er geen beslag ligt.
10.3 Metterwoon verlaten van Nederland en versnelde invordering
Naast het redelijke vermoeden van de invorderingsambtenaar dat de belastingschuldige
van plan is Nederland metterwoon te verlaten, dan wel zijn plaats van vestiging naar een
plaats buiten Nederland wil verplaatsen, moet de invorderingsambtenaar - alvorens de
belastingaanslag op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet dadelijk en
tot het volle bedrag invorderbaar te verklaren - er in redelijkheid van overtuigd zijn dat de
belastingaanslag na het verstrijken van de gebruikelijke betalingstermijn niet meer
verhaald kan worden op goederen van de belastingschuldige die zich in Nederland
bevinden.
10.4 Geen vaste woonplaats in Nederland en versnelde invordering
Het enkele feit dat de belastingschuldige buiten Nederland woont of is gevestigd, is op
zich geen reden voor de invorderingsambtenaar om de belastingaanslag dadelijk en tot
het volle bedrag in te vorderen. Er moet een situatie bestaan waarin de
invorderingsambtenaar er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat de belastingschuld niet
binnen de termijnen zal worden voldaan en de belastingschuld niet in Nederland kan
worden verhaald.
10.5 Beslag en versnelde invordering
Nadat de invorderingsambtenaar verhaalsbeslag heeft doen leggen op bepaalde
goederen, zijn andere belastingschulden van de belastingschuldige - waaronder hier
wordt verstaan alle schulden waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar is
opgedragen - dadelijk en ineens invorderbaar.
10.6 Verkoop namens derden en versnelde invordering
Ingeval van dwanginvordering door derden kan de dadelijke invorderbaarheid pas
ontstaan door de (aankondiging van de) executoriale verkoop, zodat de
invorderingsambtenaar op deze grond niet eerder maatregelen kan treffen dan op het
moment dat redelijkerwijs vaststaat dat verkoop zal plaatshebben.
10.7 Vordering ex artikel 19 en versnelde invordering
De invorderingsambtenaar mag geen vordering als bedoeld in artikel 19 van de wet
doen, enkel om te bereiken dat daardoor een belastingaanslag terstond en tot het volle
bedrag invorderbaar wordt.
Als de invorderingsambtenaar met betrekking tot een bepaalde belastingaanslag een
vordering jegens een derde heeft gedaan en nadien worden andere belastingaanslagen
opgelegd, dan kunnen ook die aanslagen tot het volle bedrag worden ingevorderd, ook
als de betalingstermijnen van die nieuwe aanslagen nog niet zijn verstreken.
Artikel 11 Aanmaning
Artikel 11 van de wet regelt dat als een belastingaanslag niet binnen de daartoe gestelde
termijnen wordt betaald, de invorderingsambtenaar overgaat tot vervolging van de
belastingschuldige door de verzending van een aanmaning.
In aansluiting op artikel 11 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de geadresseerde van de aanmaning;
- •
als de aanmaning ten onrechte is verzonden;
- •
het achterwege laten van tussentijdse vervolging;
- •
de gedeeltelijke voldoening na aanmaning;
- •
de betalingsherinnering;
- •
de aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg.
11.1 De geadresseerde van de aanmaning
De invorderingsambtenaar zendt de aanmaning aan degene aan wie het aanslagbiljet is
verzonden of uitgereikt.
Als naderhand blijkt dat de invorderingsambtenaar de vervolging voort moet zetten voor
een belastingschuldige die minderjarig is of onder curatele staat, dan zendt de
invorderingsambtenaar alsnog een aanmaning naar het adres van de wettelijke
vertegenwoordiger.
Als de belastingschuldige is overleden, dan zendt de invorderingsambtenaar de
aanmaning naar de gezamenlijke erfgenamen.
11.2 Aanmaning ten onrechte verzonden
Als een belanghebbende zich tot de invorderingsambtenaar wendt met de mededeling
dat hem ten onrechte een aanmaning is toegezonden, dan wordt de vervolging niet
voortgezet voordat dit is opgehelderd.
Als de invorderingsambtenaar concrete aanwijzingen heeft dat moet worden gevreesd
voor de verhaalbaarheid van de belastingaanslagen, of dat de mededeling is gedaan om
de invordering te traineren, dan kan hij maatregelen nemen die de rechten van de
gemeente veilig stellen.
11.3 Achterwege laten van tussentijdse vervolging en aanmaning
Vervolging - niet zijnde de eindvervolging - blijft in het algemeen achterwege als het
achterstallige bedrag:
1. kleiner is dan een tiende deel van de (verlaagde) belastingaanslag; en
2. minder bedraagt dan € 2000.
De invorderingsambtenaar kan zich in bijzondere gevallen gerechtigd achten de
tussentijdse vervolging achterwege te laten, ook al valt het bedrag buiten de gestelde
grenzen.
Een tussentijdse vervolging die terecht is aangevangen, wordt ook na de verzending van
de aanmaning voortgezet.
11.4 Gedeeltelijke voldoening aan de aanmaning
Als na de verzending van een aanmaning een gedeelte van het achterstallige bedrag
wordt voldaan, dan wordt de uitvaardiging van een dwangbevel voor het restant niet door
een nieuwe aanmaning voorafgegaan.
11.5 Betalingsherinnering
Als de aard of omvang van de belastingschuld dan wel het betalingsgedrag van de
belastingschuldige daartoe aanleiding geven, kan de invorderingsambtenaar de
belastingschuldige eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden.
Een betalingsherinnering wordt verzonden indien belastingschuldige in de laatste 36
maanden geen aanmaningen tot betaling zijn toegezonden, gerekend vanaf het moment
dat aankondigingen voor aanmaning tot betaling worden vervaardigd,
Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot
algehele voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de invorderingsambtenaar
een aanmaning.
11.6 Aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg
Als de invorderingsambtenaar invordert langs civielrechtelijke weg, dan gaat de
invorderingsambtenaar over tot het uitbrengen van een dagvaarding. De dagvaarding
hoeft niet vooraf te worden gegaan door een ingebrekestelling. Wel verzendt de
invorderingsambtenaar eerst een aanmaning.
De invorderingsambtenaar verzendt echter geen aanmaning als reeds conservatoir
beslag is gelegd.
Artikel 12 Dwangbevel
Artikel 12 van de wet bepaalt dat de invordering van de belastingaanslag kan
geschieden bij een door de invorderingsambtenaar uit te vaardigen dwangbevel.
Op grond van dit dwangbevel kan de invorderingsambtenaar overgaan tot invordering
van de belastingaanslag.
In aansluiting op artikel 12 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
het onderwerp van het dwangbevel;
- •
tegen wie een dwangbevel wordt verleend.
12.1 Onderwerp van het dwangbevel
De invorderingsambtenaar vaardigt een dwangbevel uit voor het per saldo verschuldigde
bedrag vermeld op een aanslagbiljet van voorkomende belastingaanslagen en
beschikkingen.
Als een bedrag in termijnen mag worden voldaan, vaardigt de invorderingsambtenaar
een dwangbevel uit voor het per saldo verschuldigde bedrag van de termijnen waarvoor
een aanmaning is verzonden.
De invorderingsambtenaar vermindert het bedrag van een dwangbevel met:
- •
de inmiddels gedane betalingen;
- •
verleende verminderingen;
- •
bedragen waarvoor kwijtschelding of uitstel van betaling is verleend.
12.2 Tegen wie verleent de invorderingsambtenaar een dwangbevel
De invorderingsambtenaar verleent een dwangbevel tegen de belastingschuldige of
diens rechtsopvolgers. Als de invorderingsambtenaar het dwangbevel verleent tegen een
ander dan de belastingschuldige, moet duidelijk blijken op welke gronden dit gebeurt.
Als de invorderingsambtenaar bekend is met de minderjarigheid of curatele van een
belastingschuldige, dan brengt hij dit in het dwangbevel tot uitdrukking. Als de
invorderingsambtenaar hiermee niet bekend is, hoeft hij niet vooraf een daarop gericht
onderzoek in te stellen.
Als de invorderingsambtenaar een belastingschuld van een overledene moet verhalen
op diens onverdeelde nalatenschap, verleent hij één dwangbevel tegen de gezamenlijke
erfgenamen.
Als betekening ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene op de
voet van artikel 53 Rv niet mogelijk of niet wenselijk is, dan vermeldt de
invorderingsambtenaar alle erfgenamen met naam en adres alsmede met hun kwaliteit
van erfgenaam van de overleden belastingschuldige in het dwangbevel. De
invorderingsambtenaar brengt daarbij evenwel niet het deel van ieders aansprakelijkheid
tot uitdrukking.
Artikel 13 Betekening van het dwangbevel
In artikel 13 van de wet is de wijze van betekening van het dwangbevel beschreven.6
Het dwangbevel vermeldt expliciet dat de belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging
van een dwangbevel in verzet kan komen.
Het dwangbevel wordt bekendgemaakt door middel van betekening. De betekening van
het dwangbevel met bevel tot betaling kan plaatsvinden:
- •
door de belastingdeurwaarder;
- •
per post door de invorderingsambtenaar.
-
In aansluiting op artikel 13 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de betekening van het dwangbevel per post;
- •
de betekening van het dwangbevel door de deurwaarder;
- •
bijzondere gevallen van betekening van het dwangbevel.
13.1 Betekening dwangbevel per post
De betekening van het dwangbevel per post met het bevel tot betaling vindt plaats door
het ter post bezorgen door de invorderingsambtenaar van een voor de
belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling.
Onder ter post bezorging wordt verstaan: het door de invorderingsambtenaar ter
verzending aanbieden van het afschrift aan PostNL. Als betekeningsdatum geldt in het
algemeen de datum van de ter post bezorging.
De invorderingsambtenaar maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het
dwangbevel per post te betekenen.
13.1.1 Adressering van per post betekende dwangbevelen
Verzending van het voor de belastingschuldige bestemde afschrift van het dwangbevel
met bevel tot betaling vindt plaats aan het in de administratie van de gemeente bekende
adres van de belastingschuldige.
Voor in Nederland woonachtige natuurlijke personen zal dit over het algemeen het adres
van de belastingschuldige zijn, dat in de basisregistratie personen is geregistreerd. Als
de belastingschuldige te kennen heeft gegeven voor hem bestemde poststukken te
willen ontvangen op een ander adres dan het adres volgens de basisregistratie personen
- bijvoorbeeld een postbusadres - kan verzending ook plaatsvinden aan dat adres.
Als achteraf mocht blijken dat het afschrift van het dwangbevel aan een - ten tijde van de
terpostbezorging - onjuist adres is verzonden en de belastingschuldige niet heeft bereikt,
dan wordt aan het dwangbevel geen rechtsgevolg verbonden.
Als het afschrift van het dwangbevel aan het juiste adres van de belastingschuldige is
verzonden, maar laatstgenoemde beweert het afschrift niet te hebben ontvangen, dan
geldt het dwangbevel als betekend. Dit is niet het geval als de belastingschuldige
bijzondere omstandigheden aannemelijk kan maken op grond waarvan moet worden
aangenomen dat het afschrift van het dwangbevel het bestemde adres niet heeft bereikt.
13.2 Betekening dwangbevel door de belastingdeurwaarder
Als bij de betekening van een dwangbevel door de belastingdeurwaarder aanwijzingen
bestaan dat de belastingschuldige bezwaar heeft tegen kennisneming van de inhoud van
het dwangbevel door de huisgenoot aan wie de belastingdeurwaarder het afschrift moet
achterlaten, dan betekent de belastingdeurwaarder het dwangbevel op de wijze als
bepaald in artikel 47, eerste lid, Rv.
Deze handelwijze volgt de belastingdeurwaarder ook als hij verwacht dat achterlating
van het afschrift van het dwangbevel aan de huisgenoot er niet toe zal leiden dat het
afschrift de belastingschuldige ook daadwerkelijk zal bereiken.
Bij de betekening van het dwangbevel wordt domicilie gekozen op het adres van de
gemeente waar de belastingdeurwaarder zijn standplaats heeft. Dit geldt ook voor de
situaties waarin het dwangbevel is uitgevaardigd door de invorderingsambtenaar van
een andere gemeente.
13.3 Bijzondere gevallen van betekening dwangbevel
Een dwangbevel dat - hetzij door terpostbezorging, hetzij door de belastingdeurwaarder -
is betekend aan een minderjarige of onder curatele gestelde, moet mede worden
betekend aan de wettelijke vertegenwoordiger alvorens tot tenuitvoerlegging ervan kan
worden overgegaan. Zo nodig zal aan de laatstbedoelde betekening het verzenden van
een aanmaning aan de wettelijke vertegenwoordiger voorafgaan.
Ten aanzien van schippers zonder vaste woonplaats aan de wal, is betekening mogelijk
op het adres van het verplicht gekozen domicilie.
Artikel 14 Tenuitvoerlegging van het dwangbevel
Artikel 14 van de wet gaat over de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
In aansluiting op artikel 4:116 van de Awb en artikel 14 van de wet beschrijft dit artikel
het beleid over:
- •
de algemene regels over tenuitvoerlegging;
- •
beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn;
- •
beslag op onroerende zaken;
- •
beslag onder derden;
- •
beslag op schepen.
- •
14.1 Tenuitvoerlegging algemeen
Het dwangbevel levert een executoriale titel op. Na betekening aan de
belastingschuldige, kan de belastingdeurwaarder het dwangbevel met toepassing van de
voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ten uitvoer leggen (zie
artikel 4:116 Awb).
Als het dwangbevel per post is betekend moet de belastingdeurwaarder een hernieuwd
bevel tot betaling betekenen, voordat hij tot tenuitvoerlegging van het dwangbevel
overgaat (artikel 14, eerste lid van de wet).
Als de betekening van het hernieuwd bevel tot betaling plaatsvindt conform artikel 47 Rv
- dat wil zeggen door achterlating van het bevel in een gesloten envelop of door
terpostbezorging van het bevel - gaat de belastingdeurwaarder pas na twee dagen na
betekening van het hernieuwde betalingsbevel over tot tenuitvoerlegging (artikel 14,
eerste lid van de wet).
In de overige gevallen kan de belastingdeurwaarder onmiddellijk tot tenuitvoerlegging
van het dwangbevel overgaan. Betekening van een hernieuwd bevel tot betaling hoeft
overigens niet plaats te vinden als het dwangbevel met toepassing van artikel 15, eerste
lid, aanhef en onderdeel c, van de wet, terstond ten uitvoer kan worden gelegd (artikel
14, tweede lid, van de wet).
14.1.1
(Vervallen)
14.1.2 Houding van de belastingdeurwaarder tijdens tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van verschillende dwangbevelen tegen dezelfde belastingschuldige
gebeurt zoveel mogelijk tegelijkertijd. Bij de tenuitvoerlegging wordt onnodige
ruchtbaarheid vermeden. Ook wordt de nodige soepelheid betracht. Dit brengt met zich
mee dat de formeel voorgeschreven handelwijze wordt onderbroken, als het uit menselijk
of tactisch oogpunt wenselijk is eerst persoonlijk contact met de belastingschuldige op te
nemen.
In dit verband kan het verantwoord zijn dat de belastingdeurwaarder niet dadelijk tot
beslaglegging overgaat of deze onderbreekt of beëindigt, als hij vermoedt dat de
invorderingsambtenaar de beslagopdracht niet zou hebben gegeven als alle
omstandigheden bekend waren geweest.
Dit geldt ook als de belastingschuldige aantoont dat de betaling inmiddels heeft
plaatsgevonden of dat een verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding, dan wel een
verzoekschrift als genoemd in artikel 25.1.15 of 26.1.11 van deze leidraad, en de
beslagopdracht elkaar hebben gekruist.
Als het dwangbevel eenmaal ten uitvoer is gelegd door middel van beslag, wordt
onverwijld tot uitwinning van de goederen waarop beslag is gelegd, overgegaan. Hiervan
kan worden afgeweken als de belastingschuldige een voorstel doet tot minnelijke
afdoening van het beslag. Voorwaarde is dan wel dat met de afdoening - gelet op de
omstandigheden - naar het oordeel van de invorderingsambtenaar akkoord kan worden
gegaan. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een minnelijke afdoening moet passen in het
in deze leidraad geformuleerde beleid.
14.1.3 Tenuitvoerlegging dwangbevel als de belastingschuldige is overleden
Als degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd, is overleden, gaat de
belastingdeurwaarder pas tot tenuitvoerlegging over nadat de termijn van drie maanden
als bedoeld in artikel 4:185 BW, is verstreken, tenzij hiermee de belangen van de
gemeente worden geschaad. Hierbij is het niet van belang of de erfgenamen de
nalatenschap zuiver hebben aanvaard.
14.1.4 Volgorde van uitwinning bij beslag
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
14.1.5 Verhaal op met vruchtgebruik of recht van gebruik bezwaarde zaken
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
14.1.6 Beslaglegging voor vordering van derden
Als de invorderingsambtenaar voor een belastingschuld beslag heeft gelegd, gaat hij ook
over tot beslaglegging voor vorderingen van derden met gelijke rangorde, waarvan de
invordering aan hem is opgedragen, ongeacht de executiewaarde van de
inbeslaggenomen zaken.
14.1.7 Opheffing beslag na gedeeltelijke betaling of voldoening aan voorwaarden
De invorderingsambtenaar kan een beschikking afgegeven, die inhoudt dat voor een
openstaande belastingschuld geen invorderingsmaatregelen meer worden getroffen
wanneer alsnog een bepaald bedrag wordt voldaan dan wel dat aan bepaalde
voorwaarden moet zijn voldaan.
De invorderingsambtenaar heft de gelegde beslagen op nadat dit bedrag is betaald of
aan die voorwaarden is voldaan.
14.1.8 Opheffing beslag tegen betaling door een derde
Als de invorderingsambtenaar van een derde een bedrag krijgt aangeboden ter opheffing
van het beslag, dan kan de invorderingsambtenaar hieraan zijn medewerking verlenen
als ten minste is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1.
Het aangeboden geldbedrag komt niet direct of indirect uit het vermogen van de
-
belastingschuldige;
- 2.
Het aangeboden geldbedrag is aanzienlijk hoger dan de opbrengst die naar
-
verwachting zou zijn verkregen bij een executie;
- 3.
De belangen van de gemeente worden niet geschaad.
De invorderingsambtenaar houdt bij zijn beslissing rekening met de gerechtvaardigde
belangen van andere schuldeisers die op de betreffende zaken verhaal zoeken, en hij
kan aan zijn medewerking nadere voorwaarden verbinden.
14.1.9 Opschorten van de executie
De belastingdeurwaarder stelt bij het opmaken van het proces-verbaal van beslag een
verkoopdatum vast. Op deze datum vindt de openbare verkoop plaats, tenzij de
invorderingsambtenaar ervan overtuigd is dat betaling van de belastingschuld alsnog op
zeer korte termijn zal plaatsvinden. In dat geval kan de invorderingsambtenaar besluiten
de verkoopdatum op te schorten tot (in totaal) maximaal vier maanden na de datum
waarop het beslag is gelegd.
Als sprake is van beslag op roerende zaken, dan deelt de belastingdeurwaarder de
nieuwe verkoopdatum bij exploot aan de belastingschuldige mee, tenzij deze nieuwe
datum op grond van een schriftelijke overeenkomst tussen de invorderingsambtenaar en
de belastingschuldige is verschoven. Het opschorten van de verkoopdatum houdt op
zich geen uitstel van betaling in, in de zin van artikel 25 van de wet.
14.1.10
(Vervallen)
14.1.11
(Vervallen)
14.1.12 Strafrechtelijk beslag
Als op een inbeslaggenomen goed ook een strafrechtelijk beslag ex artikel 94 Sv rust -
dat wil zeggen niet zijnde een beslag in het kader van een ontnemingsmaatregel - dan
wordt het beslag dat de belastingdeurwaarder heeft gelegd pas vervolgd nadat het
strafrechtelijke beslag is opgeheven.
Zolang niet duidelijk is wat er met het strafrechtelijke beslag gebeurt, kan het fiscale
beslag blijven liggen.
14.1.13 Invordering en ontnemingswetgeving
De gemeente belemmert zo min mogelijk de strafrechtelijke sanctionering en ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordelen.
In geval van samenloop van de strafrechtelijke sanctionering en ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordelen en het nemen van invorderingsmaatregelen tot
verhaal van een belastingschuld, treedt de invorderingsambtenaar terughoudend op. Dit
houdt in dat de invorderingsambtenaar in beginsel niet direct overgaat tot uitwinning van
een reeds gelegd beslag tenzij hiermee de belangen van de gemeente worden
geschaad.
14.2 Beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn
14.2.1 Kennisgeving vooraf en beslag roerende zaken
Als de belastingdeurwaarder op het woonadres van de belastingschuldige niemand thuis
treft en beslag op roerende zaken alleen kan plaatsvinden met gebruikmaking van artikel
444 Rv, dan blijft deze wijze van tenuitvoerlegging vooralsnog achterwege.
De belastingdeurwaarder laat in dat geval een schriftelijke kennisgeving achter met
vermelding van dag en uur waarop hij zich weer op het woonadres zal vervoegen.
Deze handeling blijft achterwege als een belastingschuldige het stelselmatig hierop laat
aankomen, dan wel van deze handelwijze misbruik wordt gemaakt of op andere wijze het
belang van de invordering zich tegen deze handelwijze verzet.
14.2.2 Domiciliekeuze en beslag roerende zaken
Als het beslag wordt gelegd door een belastingdeurwaarder van een ander Gemeente
dan het kantoor waar bij de betekening van het dwangbevel domicilie is gekozen, dan
wordt in het beslagexploot tevens domicilie gekozen ten kantore van de gemeente waar
de belastingdeurwaarder die het beslag legt zijn standplaats heeft.
14.2.3 Aanbod van betaling en beslag roerende zaken
Als de belastingschuldige ter voorkoming van beslaglegging aan de
belastingdeurwaarder aanbiedt om ter plekke te betalen, aanvaardt de deurwaarder deze
betaling.
Van de betaling wordt een kwitantie opgemaakt, waarvan een afschrift aan de
belastingschuldige wordt gelaten.
14.2.4 Omvang van het beslag op roerende zaken
- 1.
Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als, naar het oordeel van de
belastingdeurwaarder, in elk geval nodig is voor dekking van de openstaande schuld
inclusief rente en kosten.
- 2.
Gezien het bepaalde in artikel 441, derde lid, Rv, wordt geen beslag gelegd op zaken
indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door
het verhaal op die zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de
beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie. De belastingdeurwaarder kan wel
beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige door het beslag en de executie
niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Daarvan is sprake als
het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor beslag
wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is
dat door de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat
belastingschulden verder oplopen.
14.2.5 Beslag op roerende zaken van derden
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
14.2.6 Beroep of verzet door een derde tegen inbeslagneming roerende zaken
Als een derde bij de belastingdeurwaarder bezwaar maakt tegen de inbeslagname van
bepaalde roerende zaken waarvan hij de eigendom claimt, wijst de belastingdeurwaarder
op de mogelijkheid een beroepschrift in te dienen bij het college op grond van artikel 22,
eerste lid van de wet en eventueel in verzet te gaan op grond van artikel 456 of artikel
435 Rv.
Als aan de eigendom van een derde niet kan worden getwijfeld en vaststaat dat de
invorderingsambtenaar zijn verhaalsrecht niet kan effectueren, blijft inbeslagname
achterwege.
14.2.7 Voldoening zekerheidsschuld door invorderingsambtenaar en beslag
roerende zaken
De invorderingsambtenaar kan het restant van de schuld van belastingschuldige aan een
derde op grond van artikel 6:30 BW voldoen in afwachting van verrekening met de
belastingschuldige, als de belastingdeurwaarder de volgende zaken aantreft:
- •
zaken die niet onder het bodemrecht vallen; en
- •
eigendom zijn van een derde; en
- •
strekken tot zekerheid voor de voldoening van een schuld die de belastingschuldige
-
aan de derde heeft (bijvoorbeeld huurkoop, eigendomsvoorbehoud); en
- •
waarop de invorderingsambtenaar zich na voldoening van die schuld zou kunnen
-
verhalen.
De invorderingsambtenaar maakt van deze mogelijkheid slechts gebruik als de
executiewaarde van de desbetreffende zaken beduidend hoger is dan het restant van de
schuld. Dit geldt ook als het gaat om zaken van de belastingschuldige die bij een derde
in beslag zijn genomen en waarop deze derde een retentierecht heeft.
14.2.8 Beslag roerende zaken bij derden
Op zaken van de belastingschuldige die zich bij een derde bevinden, verhaalt de
belastingdeurwaarder de belastingschuld zoveel mogelijk door het leggen van een
beslag op roerende zaken.
De deurwaarder zal in de volgende gevallen echter beslag onder derden leggen als:
- •
de derde geen medewerking verleent aan het leggen van een beslag roerende zaken;
- •
het voor de belastingdeurwaarder feitelijk onmogelijk is om de zaken zelf te zien, dan
-
wel te inventariseren;
- •
de derde een beroep doet als bedoeld in artikel 461d Rv, voordat het exploot van
beslag op roerende zaken is afgesloten.
Als de derde een dergelijk beroep doet nadat het exploot van beslag op roerende zaken
is afgesloten, legt de belastingdeurwaarder geen afzonderlijk derdenbeslag maar geldt
het beslag roerende zaken als derdenbeslag. De belastingdeurwaarder betekent in dat
geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv, binnen drie dagen nadat de
derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.
Dit laatste geldt ook als de verwachting is gerechtvaardigd dat de derde voor de
executoriale verkoop een beroep zal doen als bedoeld in artikel 461d Rv.
14.2.9 Wegvoeren van beslagen zaken
Nadat op roerende zaken beslag is gelegd, wordt zoveel mogelijk aan de
belastingschuldige het feitelijk gebruik gelaten.
Onder bijzondere omstandigheden kan de belastingdeurwaarder beslagen zaken
wegvoeren. Hij stelt daartoe een gerechtelijke bewaarder aan als bedoeld in Rv. Het
aanstellen van een bewaarder ontheft de invorderingsambtenaar niet van zijn
verantwoordelijkheid met betrekking tot de in beslag genomen zaken.
Het wegvoeren van zaken is mogelijk, als dit voor het behoud van die zaken
redelijkerwijze noodzakelijk is (artikel 446 Rv). Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de
zaken dreigen te worden verduisterd of beschadigd. Hetzelfde geldt als er gegronde
vrees bestaat dat verhaal op de zaken ernstig bemoeilijkt wordt of feitelijk onmogelijk is,
indien de zaken niet worden afgevoerd. Bijvoorbeeld als de belastingdeurwaarder
administratief beslag als bedoeld in artikel 442, eerste lid, Rv, heeft gelegd op een
motorrijtuig of een aanhangwagen, en de geëxecuteerde het motorrijtuig of de
aanhangwagen niet heeft ingeleverd, nadat de belastingdeurwaarder hem daartoe twee
keer in de gelegenheid heeft gesteld.
Van de mogelijkheid tot het wegvoeren van de beslagen zaken wordt slechts gebruik
gemaakt:
- •
als de verwachting bestaat dat zonder het wegvoeren de schuld niet kan worden
-
ingevorderd en;
- •
de invorderingsambtenaar na marginale toetsing niet heeft kunnen constateren dat de
belastingaanslagen materieel onverschuldigd moeten worden geacht.
Het wegvoeren van zaken, waaronder motorrijtuigen naar aanleiding van een actie op
grond van artikel 18 van de wet, gebeurt niet door de belastingdeurwaarder dan na
daartoe verkregen toestemming van de invorderingsambtenaar van de gemeente.
De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de
invorderingsambtenaar of van een andere door hem daartoe aangewezen functionaris.
Bij het in beslag nemen van een voertuig is het aan de belastingdeurwaarder ter keuze
om een wielklem, of een ander middel, aan te brengen ter zekerheid tegen verduistering.
14.2.10 Belasting van personenauto’s en motorrijwielen en belasting zware
motorrijtuigen en beslag roerende zaken
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
14.2.11 Afsluiting en beslag roerende zaken
De deurwaarder dan wel de bewaarder kan tot afsluiting van de ruimte overgaan waarin
ten laste van de onderneming in beslag genomen zaken zich bevinden, als:
- •
de omstandigheden zich voordoen als genoemd in artikel 14.2.9 van deze leidraad; en
- •
de desbetreffende zaken niet of slechts tegen naar verhouding zeer hoge kosten
kunnen worden afgevoerd.
Na afsluiting zal zo spoedig mogelijk tot executoriale verkoop worden overgegaan. Voor
de afsluiting is voorafgaande toestemming vereist van de invorderingsambtenaar. De
toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de
invorderingsambtenaar of van een andere door de invorderingsambtenaar daartoe
aangewezen functionaris.
14.2.12 Bewaarder en beslag roerende zaken
Als zaken op grond van artikel 14.2.9 van deze leidraad worden weggevoerd of op grond
van artikel 14.2.11 van deze leidraad afsluiting plaatsvindt, stelt de belastingdeurwaarder
daarbij een bewaarder aan die in staat moet worden geacht ook daadwerkelijk de taken
verbonden aan het bewaarderschap met betrekking tot die zaken uit te oefenen. De
aanstelling van de bewaarder wordt vermeld in het proces-verbaal dat in de betreffende
situaties moet worden opgemaakt.
Als een ambtenaar van de gemeente als bewaarder wordt aangesteld, is dit zoveel
mogelijk een belastingdeurwaarder, niet zijnde de belastingdeurwaarder die het beslag
heeft gelegd. Aan de ambtenaar die tot bewaarder is aangesteld, wordt hiervoor geen
vergoeding gegeven.
De tot bewaarder aangestelde ambtenaar draagt er zorg voor dat de beslagen zaken
waarover hij tot bewaarder is aangesteld zo nodig worden vervoerd of opgeslagen op
een wijze die het risico van fysiek of economisch bederf minimaliseert, meer dan voor de
onderhavige zaken onder normale omstandigheden gebruikelijk is. De in dit verband te
nemen maatregelen en de daaraan verbonden kosten moeten in een redelijke
verhouding staan tot de aard en de waarde van de desbetreffende zaken.
Tijdens de periode dat het beslag ligt, wordt in de navolgende gevallen aan de
bewaarder het bewaarderschap ontnomen en een ander tot bewaarder aangesteld:
- •
als de bewaarder geacht moet worden gedurende langere tijd lichamelijk of geestelijk
niet in staat te zijn de aan het bewaarderschap verbonden taken uit te oefenen;
- •
als de bewaarder is overleden; in dit geval hoeft het bewaarderschap niet uitdrukkelijk
te worden ontnomen;
- •
als een ambtenaar van de gemeente tot bewaarder is aangesteld en deze ambtenaar
door oorzaken van personele of organisatorische aard redelijkerwijs moet worden geacht
geen betrokkenheid meer te (kunnen) hebben bij het beslag.
Ontslag van een bewaarder gebeurt steeds schriftelijk; in voorkomend geval kan dit bij
deurwaardersexploot.
14.2.13 Executoriale verkoop computerapparatuur
Als de belastingdeurwaarder beslag legt op computerapparatuur, dan valt alleen de
zogenoemde 'hardware' onder dit beslag. De belastingdeurwaarder moet - voordat tot
executoriale verkoop wordt overgegaan - nagaan of deze apparatuur nog de
zogenoemde 'software' bevat (bestanden, programma's en dergelijke). Als dat het geval
is, dan moet de belastingschuldige de mogelijkheid worden geboden om die software te
verwijderen en een back-up te maken.
14.2.14 Executoriale verkoop zilveren, gouden en platina werken
De invorderingsambtenaar moet er voor zorgdragen dat geen zilveren, gouden of platina
werken die niet zijn voorzien van de stempeltekenen die volgens de Waarborgwet 2019
vereist zijn, in openbare verkoop worden gebracht of met dat doel worden
tentoongesteld.
Van het houden van een openbare verkoop waarin zilveren, gouden of platina werken
voorkomen - al dan niet met het vereiste stempelteken - moet de invorderingsambtenaar
aangifte doen zoals artikel 46 van de Waarborgwet 2019 dat voorschrijft.
14.2.15 Beslag op illegale zaken
Als voor beslag vatbare zaken worden aangetroffen waarvan in beginsel de
vervaardiging, het bezit of het gebruik strafbaar is (of het vermoeden van strafbaarheid
bestaat), kan de beslaglegging op de normale wijze doorgang vinden. Wel wordt direct of
zo snel mogelijk na de beslaglegging de politie ingeschakeld om te bezien in hoeverre
aanleiding bestaat om strafrechtelijke maatregelen te nemen. Hierbij geldt het bepaalde
in artikel 14.1.12 van deze leidraad.
Als geen strafrechtelijke maatregelen worden getroffen (de voormelde zaken worden niet
verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer), dan moet de invorderingsambtenaar
contact opnemen met het college voordat maatregelen worden getroffen om tot
executoriale verkoop van de inbeslaggenomen zaken over te gaan.
14.2.16 Bieden voor rekening van de gemeente en beslag roerende zaken
Om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, kan de invorderingsambtenaar een
andere belastingdeurwaarder dan de deurwaarder die met de verkoop belast is,
opdragen voor rekening van de gemeente te bieden.
Daarnaast kan de invorderingsambtenaar de belastingdeurwaarder opdracht geven om
de executie plaats te laten vinden via internetveiling. De regels hiervoor dienen openbaar
gemaakt te worden.
14.2.17 Opheffing van het beslag op roerende zaken
Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de invorderingsambtenaar
dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot kenbaar
gemaakt.
Opheffing van het beslag op roerende zaken als bedoeld in artikel 445 Rv wordt altijd
kenbaar gemaakt bij deurwaardersexploot.
14.2.18 Afboeking executieopbrengst verkoop roerende zaken
De invorderingsambtenaar verhaalt de openstaande schuld waarvoor het beslag
roerende zaken is gelegd op de executieopbrengst, inclusief de daarin begrepen
omzetbelasting. Voordat de opbrengst op de openstaande schuld wordt afgeboekt,
worden eerst de kosten van de executie verrekend. De invorderingsambtenaar boekt de
opbrengst van de executie vervolgens af met inachtneming van het bepaalde bij artikel 7
van deze leidraad.
Als er andere schuldeisers zijn die beslag hebben gelegd of als er beperkt gerechtigden
zijn van wie het recht door de executie is vervallen, dan wordt zoveel mogelijk getracht in
der minne overeenstemming te bereiken over de toedeling van de nettoexecutieopbrengst. Als dat niet mogelijk blijkt, dan zijn de artikelen 481 Rv en volgende
van toepassing.
14.2.19 Proces-verbaal van verkoop roerende zaken
Als de belastingschuldige te kennen geeft dat hij een afschrift van het proces-verbaal
van verkoop wenst, wordt hem dit zo spoedig mogelijk toegezonden, met dien verstande
dat de namen en woonplaatsen van de kopers onleesbaar zijn gemaakt.
14.2.20 Gegevensverstrekking omtrent beslag roerende zaken
Als de belastingschuldige of een belanghebbende derde de invorderingsambtenaar
vraagt of een beslag nog ligt, dan verstrekt de invorderingsambtenaar deze informatie
tenzij het belang van de invordering zich daartegen verzet.
14.2.21 Relaas van onttrekking
Ingeval goederen aan het beslag zijn onttrokken (artikel 198 Sr) kan van dat feit op grond
van artikel 162 Sv aangifte worden gedaan. De invorderingsambtenaar beslist over de
inzending van een relaas van onttrekking aan de officier van justitie.
14.2a. Administratief beslag op motorrijtuigen en aanhangwagens
1. De belastingdeurwaarder neemt zo nodig in het proces-verbaal van inbeslagneming
van een motorrijtuig of aanhangwagen op de voet van artikel 442, eerste lid, Rv, een
instructie op inzake het afgeven van het motorrijtuig of de aanhangwagen, als bedoeld in
artikel 442, eerste lid, onder e, Rv. Daarin vermeldt de belastingdeurwaarder de plaats,
datum en het tijdstip waarop het motorrijtuig of de aanhangwagen ingeleverd moet
worden.
2. Als de geëxecuteerde het motorrijtuig of de aanhangwagen niet inlevert volgens de in
het eerste lid bedoelde instructie, stelt de belastingdeurwaarder eenmalig opnieuw een
inlevermoment vast en stelt hij de geëxecuteerde hiervan schriftelijk op de hoogte. De
belastingdeurwaarder vermeldt in de schriftelijke kennisgeving in ieder geval de plaats,
datum en het tijdstip waarop het motorrijtuig of de aanhangwagen ingeleverd moet
worden.’
14.3 Beslag op onroerende zaken
14.3.1 Bewaring van in beslag genomen roerende zaken bij beslag onroerende
zaken
Indien het beslag op een onroerende zaak mede omvat de in of op die zaak aanwezige
bestanddelen of natuurlijke vruchten, geldt het volgende. De belastingdeurwaarder kan
die bestanddelen of die vruchten wegvoeren om in bewaring te geven indien dit voor het
behoud van die bestanddelen of vruchten noodzakelijk is. Het wegvoeren vindt niet
plaats dan na daartoe verkregen toestemming van de invorderingsambtenaar. Het
bepaalde in artikel 14.2.9 is van overeenkomstige toepassing.
14.3.2 Nieuwe belastingschuld en beslag onroerende zaken
Als de invorderingsambtenaar voor een belastingschuld beslag op een onroerende zaak
heeft gelegd, zal hij voor een nader opgekomen belastingschuld zoveel mogelijk opnieuw
tot beslaglegging overgaan.
In gevallen waarin de invorderingsambtenaar zelf de eerste beslaglegger is, gaat hij altijd
tot beslaglegging over voor vorderingen van derden waarvan de invordering aan hem is
opgedragen.
14.3.3 Verhuurde of verpachte onroerende zaken
De invorderingsambtenaar die beslag op de onroerende zaak heeft laten leggen en
tevens de huur of pacht wil incasseren, doet hiervoor zoveel mogelijk een vordering ex
artikel 19 van de wet onder de huurder of pachter. Er wordt in zo’n geval dus niet
gehandeld als bedoeld in artikel 507, derde lid, Rv.
14.3.4 Voorwaarden van verkoop van onroerende zaken
De invorderingsambtenaar vraagt de notaris een afschrift van de veilingvoorwaarden die
op de verkoop van toepassing zijn en hij treedt zo nodig in overleg over de inhoud van
deze voorwaarden.
In overleg met de notaris wordt in de voorwaarden van verkoop bepaald dat de kosten
van executie, toewijzing en eventuele rangregeling door de executant zullen worden
voldaan uit de koopprijs en dat het tekort - als de koopprijs niet toereikend mocht zijn -
door de executant zal worden aangezuiverd.
14.3.5 Opheffing van het beslag onroerende zaken
Van de opheffing van een beslag op een onroerende zaak wordt schriftelijk mededeling
gedaan aan de belastingschuldige. Als het beslag aan de huurder of pachter is
betekend, ontvangt deze ook een schriftelijke mededeling.
Ook wordt van deze opheffing bij deurwaardersexploot mededeling gedaan aan de
(eventuele) derde-eigenaar, aan alle (eventuele) hypotheekhouders en - indien van
toepassing - aan de bewaarder.
14.4 Beslag onder derden
14.4.1 Beslag op vordering van een derde
In de artikelen 475 en volgende Rv is de mogelijkheid gegeven ten laste van de
belastingschuldige beslag te leggen onder een derde. Als blijkt dat - na het afleggen van
de buitengerechtelijke verklaring - de derde geen gelden of zaken onder zich heeft, dan
blijkt het beslag nooit te hebben gelegen. De invorderingsambtenaar stelt de derde
hiervan op de hoogte.
Een belastingaanslag kan ook worden verhaald door het leggen van derdenbeslag op
een vordering die formeel aan een ander dan de belastingschuldige toebehoort, dan wel
op naam van die ander - bijvoorbeeld door een bank - wordt geadministreerd.
In het beslag-exploot (waarvan afschrift wordt gelaten aan de derde-beslagene) dat
zowel aan de belastingschuldige als aan degene aan wie de vordering formeel
toebehoort binnen acht dagen na het leggen van het beslag moet worden betekend,
moet de invorderingsambtenaar zoveel mogelijk aangeven op welke gronden hij de
vordering die op naam van die ander is geadministreerd, meent te kunnen uitwinnen ter
verhaal van een vordering op de belastingschuldige.
14.4.1b Bankbeslag en energietoeslag
Als de invorderingsambtenaar bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die
op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft
ontvangen, geldt het volgende.
Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de invorderingsambtenaar het
door de bank op het bankbeslag afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van
de ontvangen energietoeslag.
14.4.2 Derdenbeslag of vordering ex artikel 19
Als naast een derdenbeslag ook een vordering op grond van artikel 19 van de wet
mogelijk is, kiest de invorderingsambtenaar voor het doen van een vordering.
14.4.3 Roerende zaken bij derden
Als zich onder de derde roerende zaken van de belastingschuldige bevinden, wordt
gehandeld overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 14.2.8 van deze leidraad.
14.4.4 Plaats beslaglegging en derdenbeslag
Aan de nauwkeurige vermelding in het exploot van beslag van de naam en de eventuele
rechtsvorm van de derde wordt bijzondere aandacht geschonken. De situatie kan zich
voordoen dat de derde een hoofdkantoor heeft en een of meerdere bijkantoren. In dat
geval legt de belastingdeurwaarder het beslag zoveel mogelijk bij het hoofdkantoor dan
wel het filiaal of bijkantoor dat bemoeienis heeft met de gelden of zaken waarop verhaal
wordt gezocht.
In spoedeisende gevallen kan het beslag worden gelegd onder een ander filiaal of
bijkantoor. De executant kiest in alle gevallen domicilie bij de belastingdeurwaarder.
Als er aanleiding toe bestaat, kan de invorderingsambtenaar de omvang van het beslag
bij de beslaglegging beperken. Voor zover niet door een andere schuldeiser beslag is
gelegd, kan de omvang ook op een later tijdstip nog worden beperkt. Van de beperking
wordt in het beslagexploot of in een afzonderlijk geschrift aan de derde uitdrukkelijk
melding gemaakt.
14.4.5 Derdenbeslag op een vordering waar geen beslagvrije voet voor geldt
Als beslag is gelegd in een situatie als bedoeld in artikel 475e dan wel artikel 475f Rv en
de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is
van de beslagen betalingen, dan past de invorderingsambtenaar zonder rechterlijke
tussenkomst de regeling van de beslagvrije voet toe als bedoeld in de artikelen 475b en
475d Rv. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is
vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan,
stelt de invorderingsambtenaar hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn
alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste
informatie binnen de door de invorderingsambtenaar gestelde termijn aanlevert, herstelt
de invorderingsambtenaar de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op
het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet
onjuist was vastgesteld.
14.4.5a Derdenbeslag en kosten van levensonderhoud
Wanneer de invorderingsambtenaar derdenbeslag legt als gevolg waarvan de
belastingschuldige niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud, verleent de
invorderingsambtenaar zijn medewerking aan (gedeeltelijke) opheffing van het beslag
dan wel stelt hij een passend deel van het door de derde betaalde bedrag beschikbaar
aan de belastingschuldige. De invorderingsambtenaar verleent slechts medewerking
onder voorwaarde dat de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat
hij als gevolg van het beslag gedurende een bepaalde periode niet meer kan voorzien in
de kosten van levensonderhoud. Voor de vaststelling van het passend deel gaat de
invorderingsambtenaar uit van de kosten van bestaan als bedoeld in artikel 16 van de
regeling.
14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland
Als de invorderingsambtenaar bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die
op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, geldt het
volgende. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt
dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de
invorderingsambtenaar verzoeken alsnog rekening te houden met het voor hem
geldende vrij te laten bedrag. De invorderingsambtenaar stelt in dat geval het voor de
leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De
invorderingsambtenaar betaalt het verschil tussen het initieel vastgestelde vrij te laten
bedrag en het op verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag aan de belastingschuldige. Dit
doet de invorderingsambtenaar nadat de bank op het beslag heeft afgedragen.
14.4.5c. Toepassing 5%-regeling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
14.4.6
(Vervallen)
14.4.7
(Vervallen)
14.4.8
(Vervallen)
14.4.9 Derdenbeslag op polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente
Bij een derdenbeslag op een polis van een levens- of spaarverzekering of lijfrente geldt -
naast de voorschriften in artikel 479l Rv en volgende - het volgende:
- •
De invorderingsambtenaar stelt zich terughoudend op bij het leggen van derdenbeslag
-
als er sprake is van een niet-bovenmatige oudedagsvoorziening;
- •
De invorderingsambtenaar betrekt in zijn overwegingen de verhouding tussen de
-
openstaande belastingschuld en de opbrengst bij afkoop of belening van de polis. Bij de bepaling van de opbrengst houdt de invorderingsambtenaar rekening met het feit dat een(voortijdige) afkoop of belening van de polis in bepaalde gevallen wordt aangemerkt als
-
een verboden handeling die tot negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen leiden
-
als gevolg waarvan een aanslag in de inkomstenbelasting kan worden opgelegd;
- •
Als de netto-opbrengst van de polis minder dan € 2.500 bedraagt, de polis wordt
-
afgekocht of het derdenbeslag is gelegd drie jaren voor de expiratiedatum, wint de invorderingsambtenaar het derdenbeslag niet uit en gaat hij niet over tot afkoop of belening. In dat geval laat de invorderingsambtenaar - in overleg met belastingschuldige
- •
het beslag liggen tot de expiratiedatum;
- •
De omstandigheid dat het verzekerde bedrag pas na lange tijd tot uitkering komt, staat
-
op zich een derdenbeslag niet in de weg;
- •
De belastingaanslagen waarvoor het derdenbeslag wordt gelegd moeten onherroepelijk
-
vaststaan en in redelijkheid materieel verschuldigd worden geacht.
14.4.10 Retentierecht en derdenbeslag
Als de derde-beslagene een retentierecht heeft op de zaken die door het derdenbeslag
van de invorderingsambtenaar zijn getroffen, dan kan de invorderingsambtenaar op
grond van artikel 6:30 BW overgaan tot betaling van het bedrag waarvoor het
retentierecht geldt in afwachting van verrekening met de belastingschuldige. Het bedrag
moet dan wel beduidend lager zijn dan de executiewaarde van de desbetreffende zaak.
14.4.11 Opheffing van het derdenbeslag
Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de invorderingsambtenaar
dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot kenbaar
gemaakt aan zowel de belastingschuldige als de derde.
In andere gevallen wordt van de opheffing schriftelijk kennis gegeven aan de derdebeslagene. De invorderingsambtenaar zendt aan de belastingschuldige een afschrift van
deze kennisgeving.
14.4.12 Onverschuldigde betaling en derdenbeslag
Als een derde tegen de invorderingsambtenaar een vordering uit onverschuldigde
betaling instelt en de invorderingsambtenaar aan deze vordering voldoet, wordt de
belastingaanslag waarvoor het derdenbeslag is gelegd, geacht in zoverre niet te zijn
voldaan.
De invorderingsambtenaar kan de invordering van die aanslag dan ook hervatten alsof er
geen derdenbeslag is gelegd.
14.4.13 Derdenbeslag onder de gemeente of de invorderingsambtenaar en het
doen van verklaring
Als derdenbeslag wordt gelegd onder de gemeente of de invorderingsambtenaar, dan is
specificatie verplicht; er wordt in dit verband verwezen naar artikel 479 Rv.
De verplichting tot specificatie heeft niet tot doel het verhaal te belemmeren, maar de
taak van de gemeente of de invorderingsambtenaar te verlichten. Dit betekent dat de
verklaring in het kader van het derdenbeslag zich niet moet beperken tot de ex artikel
479 Rv genoemde vermogensbestanddelen, maar zich ook moet uitstrekken tot alles wat
de geëxecuteerde te vorderen heeft van de gemeente of de invorderingsambtenaar en
wat bij de gemeente of de invorderingsambtenaar bekend was op het moment van
beslaglegging.
14.4.14 Derdenbeslag op voorlopige teruggaaf
Als derdenbeslag onder de invorderingsambtenaar wordt gelegd op een voorlopige
teruggaaf, dan wordt rekening gehouden met de regeling van de beslagvrije voet. Dit
geldt ook als het termijnbedrag niet groter is dan € 23 per maand.
14.5 Beslag op schepen
14.5.1 Beletten van het vertrek van het schip
De belastingdeurwaarder kan een bewaarder aanstellen en de nodige maatregelen
nemen om het vertrek van het schip te beletten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het 'aan
de ketting leggen' van het schip. Zo nodig voorziet de belastingdeurwaarder zich - na
daartoe overleg te hebben gepleegd met de invorderingsambtenaar - van deskundige
bijstand. De kosten van deze bijstand komen voor rekening van de belastingschuldige.
In daartoe aanleiding gevende gevallen kan het feitelijk gebruik van het schip weer aan
de belastingschuldige worden gelaten, bijvoorbeeld wanneer ter voorkoming van een
executoriale verkoop door de belastingschuldige een voorstel tot minnelijke afdoening is
gedaan en dit voorstel voor de invorderingsambtenaar - gelet op de omstandigheden -
aanvaardbaar is.
In ieder geval zal een minnelijke afdoening moeten passen in het bij artikel 25 van deze
leidraad geformuleerde uitstelbeleid.
14.5.2 De executie van schepen
Tenzij een andere wijze van verkoop is toegestaan of voorgeschreven gebeurt de
executoriale verkoop van een schip ten overstaan van een bevoegde notaris.
De verkoop van een buitenlands zeeschip kan ook plaatsvinden ten overstaan van de
rechtbank. Van deze mogelijkheid zal met name gebruik moeten worden gemaakt als het
land van herkomst de verkoop door een notaris niet erkent.
De executie van niet te boek gestelde schepen gebeurt op dezelfde wijze als de executie
van andere roerende zaken die geen registergoederen zijn. Om een zo hoog mogelijke
opbrengst te verkrijgen, kan de invorderingsambtenaar een andere
belastingdeurwaarder dan de belastingdeurwaarder die met de verkoop is belast,
opdragen voor rekening van de gemeente te bieden. De invorderingsambtenaar geeft
deze belastingdeurwaarder zo nodig nadere aanwijzingen.
14.5.3 Afgelasting van de verkoop van een schip
Als een aangekondigde verkoop van een schip om enigerlei reden geen doorgang kan
vinden, dan draagt de invorderingsambtenaar er zorg voor dat de aanplakbiljetten
onmiddellijk worden verwijderd. Hij treft ook voor op andere wijze gedane
aankondigingen dienovereenkomstige maatregelen.
Als de belastingschuldige niet van de afgelasting op de hoogte is, dan wordt hem hiervan
onverwijld schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. Als verwacht mag worden dat
deze mededeling de belastingschuldige niet meer voor het aangekondigde tijdstip van
verkoop bereikt, dan stelt de invorderingsambtenaar hem zo mogelijk op een andere
wijze in kennis.
14.5.4 Deskundige hulp en beslag op schepen
Als bij een executie deskundige hulp is gewenst, kan de invorderingsambtenaar een
makelaar of een andere ter zake kundige inschakelen.
14.5.5 Opheffing van het beslag op schepen
Van de opheffing van het beslag wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de
belastingschuldige. Ook wordt - ingeval van te boek gestelde schepen - van de opheffing
bij deurwaardersexploot mededeling gedaan aan de ingeschreven schuldeisers.
Artikel 15
Er zijn in deze leidraad op artikel 15 van de wet geen beleidsregels gemaakt.8
Artikel 16 Doorlopend beslag
In aansluiting op artikel 16 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over voor 1 januari
2011 gelegde derdenbeslagen.
16.1 Voor 1 januari 2011 gelegde derdenbeslagen
Als vóór 1 januari 2011 door de invorderingsambtenaar derdenbeslag onder de
Belastingdienst op een voorlopige teruggaaf in de inkomstenbelasting met betrekking tot
het jaar 2010 is gelegd, geldt het volgende. Dit beslag wordt geacht mede te omvatten
een in termijnen uit te betalen bedrag op grond van een voorlopige aanslag in de
inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet over een volgend jaar
voor zover de uit te betalen termijnen van de voorlopige aanslagen op elkaar aansluiten
en de schuld waarvoor het beslag is gelegd niet geheel is voldaan. Mutatis mutandis
geldt hetzelfde voor een beslag dat is gelegd op een in een of meer termijnen uit te
betalen bedrag op grond van een voorschot, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van
de Awir.
Artikel 17 Verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel
Artikel 17 van de wet geeft een zelfstandige regeling voor het instellen van verzet tegen
de tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Naast de belastingschuldige kan een ieder
tegen wie de dwanginvordering is gericht in verzet komen.
Verzet is mogelijk zodra de betekening van het dwangbevel heeft plaatsgevonden. Het
verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, voor zover dit door het verzet
wordt bestreden. Ook kan verzet worden gedaan tegen een vordering als bedoeld in
artikel 19 van de wet.
Er kan geen verzet worden ingesteld tegen de in rekening gebrachte kosten van de
aanmaning en de betekeningskosten van het dwangbevel.
In aansluiting op artikel 17 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
het aanhouden van de tenuitvoerlegging van een dwangbevel bij verzet;
- •
verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering.
- •
17.1 Aanhouden tenuitvoerlegging bij verzet
Als de belastingschuldige zich in rechte verzet tegen de tenuitvoerlegging van het
dwangbevel, houdt de invorderingsambtenaar de (verdere) tenuitvoerlegging van het
dwangbevel aan, tenzij:
- •
de gronden van het verzet naar het oordeel van de invorderingsambtenaar kansloos
-
zijn, en
- •
de belangen van de gemeente zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging
17.2 Verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering
Als het aanslagbiljet, de aanmaning of het afschrift van het per post betekende
dwangbevel aan een onjuist adres is verzonden en daarom de belastingschuldige niet
heeft bereikt, is verzet mogelijk.
Artikel 18
Er zijn in deze leidraad op artikel 18 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 19 Doen van een vordering
De in artikel 19 van de wet omschreven vordering geeft de invorderingsambtenaar de
mogelijkheid om in bepaalde gevallen op eenvoudige wijze belastingschuld te verhalen
op hetgeen een derde aan de belastingschuldige is verschuldigd of ten behoeve van
hem onder zich heeft of zal krijgen.
In aansluiting op artikel 19 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de algemene regels over het doen van een vordering;
- •
de faillissementsvordering;
- •
vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen;
- •
de overheidsvordering, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet.
19.1 Vordering algemeen
Als het doen van een vordering rechtens mogelijk is, wordt mede ter besparing van
kosten aan dit eenvoudige invorderingsmiddel de voorkeur gegeven boven
derdenbeslag.
Ingeval van twijfel of degene aan wie de vordering zou moeten worden gericht wel
houder van penningen is, moet al naar gelang de omstandigheden worden beoordeeld of
het leggen van derdenbeslag de voorkeur verdient.
19.1.1 Bekendmaking vordering
De invorderingsambtenaar maakt de vordering bekend door toezending van de
beschikking aan degene aan wie de vordering is gedaan en aan de belastingschuldige.
Als de invorderingsambtenaar dat wenselijk acht, kan hij de vordering ook aan
genoemde personen laten betekenen door de belastingdeurwaarder. Bij de betekening
van een vordering handelt de belastingdeurwaarder overeenkomstig de voor betekening
van exploten geldende regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Voor de betekening brengt de belastingdeurwaarder geen kosten in rekening.
19.1.2 Voldoen aan de vordering
Als de derde betaalt op een vordering die betrekking heeft op twee of meer
belastingaanslagen heeft hij niet het recht om aan te geven ter voldoening van welke
belastingaanslag de betaling strekt.
19.1.3 Niet voldoen aan de vordering
Derdenbeslag wordt alleen gelegd als aan de vordering ten onrechte niet is voldaan, dan
wel de derde hierop ten onrechte niet heeft gereageerd. Hiervan is zeker sprake als blijkt
dat het uitblijven van het voldoen aan de vordering te wijten is aan de derde.
Als de invorderingsambtenaar in verband met de kosten of om andere redenen
derdenbeslag niet opportuun acht, wordt daarvan afgezien en wordt de vordering
ingetrokken.
Als wordt overgegaan tot het leggen van derdenbeslag wordt in het beslagexploot
melding gemaakt van de vordering die aan het beslag is voorafgegaan en van de datum
waarop die vordering is gedaan.
19.1.4 Intrekken van een vordering
Zodra een vordering om enigerlei reden niet langer hoeft te worden gehandhaafd, trekt
de invorderingsambtenaar deze bij beschikking in.
De maakt deze beschikking bekend aan degene aan wie de vordering is gedaan.
19.1.5 Vermindering of vernietiging van de belastingaanslag in relatie tot vordering
Als een derde op vordering van de invorderingsambtenaar betaalt en naderhand
vermindert of vernietigt de heffingsambtenaar de belastingaanslag, dan wordt de hieruit
voortvloeiende teruggaaf verrekend of uitbetaald aan de belastingschuldige.
19.1.6 Doorbreken beslagverboden en vordering
Bij de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de wet (het vereenvoudigd beslag op
vorderingen van de belastingschuldige op derden) bestaat onder voorwaarden de
mogelijkheid een wettelijk beslagverbod gedeeltelijk te negeren. Van deze mogelijkheid
maakt de invorderingsambtenaar alleen gebruik als de belastingschuldige kan worden
gekwalificeerd als een notoire wanbetaler in de zin van artikel 19, tweede lid, van de wet.
De vordering waarbij een beroep wordt gedaan op de verruimde beslagmogelijkheid
vindt steeds separaat plaats en wordt vooraf schriftelijk aangekondigd aan de
belastingschuldige, onder vermelding van het bijzondere karakter daarvan.
De vordering kan niet plaatsvinden voor kinderbijslag onder welke benaming dan ook. In
voorkomend geval wordt voor de toepassing van de verruimde beslagmogelijkheid
uitgegaan van het maximale bereik: een tiende deel van het bedrag dat op grond van de
wet niet vatbaar is voor beslag.
19.1.6a. Toepassing 5%-regeling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
19.1.6b. Geen vordering voor corona bonus zorgprofessional
De invorderingsambtenaar doet geen vordering op grond van artikel 19, eerste lid, van
de wet, voor een bonus die door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de
Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt uitgekeerd aan een
zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus
zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder voor de bonus een
subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID19. Als reeds een vordering is gedaan, is de zorgaanbieder niet verplicht die bonus aan
de invorderingsambtenaar af te dragen, of betaalt de invorderingsambtenaar de bonus
alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de
invorderingsambtenaar heeft afgedragen.
19.1.7 Notoire wanbetaler en vordering
In afwijking in zoverre van artikel 19, tweede lid, van de wet vindt de vordering waarbij de
doorbreking van een wettelijk beslagverbod wordt ingeroepen slechts plaats indien
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. op het tijdstip waarop de vordering plaats vindt heeft de belastingschuldige meer dan
één aanslag onbetaald gelaten;
b. de enige of laatste betalingstermijn van deze aanslagen is op het tijdstip waarop de
vordering plaats vindt met ten minste twee maanden overschreden;
c. de belastingschuldige komt niet voor uitstel van betaling of kwijtschelding in
aanmerking omdat hij, naar de invorderingsambtenaar bekend is, beschikt over
voldoende vermogen of voldoende betalingscapaciteit om de belastingaanslagen te
voldoen;
d. Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
19.1.8 Vordering ten laste van de echtgenoot
Als de echtgenoot van de belastingschuldige recht heeft op gelden, penningen of een
vordering heeft op een derde die in de huwelijksgemeenschap vallen, dan kan de
invorderingsambtenaar een vordering ten laste van de echtgenoot doen. Als de
vordering ziet op een belastingschuld die niet tot de gemeenschap behoort, beperkt de
invorderingsambtenaar zijn vordering tot de helft van het voor beslag vatbare deel van
de vordering op de derde. Deze beperking geldt niet als de echtgenoot instemt met
verhaal op het geheel. De bekendmaking van de vordering dient zo spoedig mogelijk,
maar uiterlijk binnen acht dagen na het doen van de vordering, te geschieden aan de
belastingschuldige en de echtgenoot afzonderlijk. Voor zover het periodieke uitkeringen
betreft die onder de opsomming van artikel 19, eerste lid, van de wet vallen, past de
invorderingsambtenaar de beslagvrije voet toe alsof de echtgenoot de belastingschuldige
is. Voor zover de vordering wordt gedaan op een vordering die de echtgenoot van de
belastingschuldige heeft op een betaaldienstverlener, is het bepaalde in artikel 1cbis.2
van de regeling van overeenkomstige toepassing.
19.2 De faillissementsvordering
19.2.1 Aan te melden schulden in faillissement
In een faillissement vallen de belastingschulden voor zover zij materieel zijn ontstaan
vóór de dag van de faillietverklaring dan wel materieel zijn ontstaan na de
faillietverklaring, maar voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de
faillietverklaring. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de materiële belastingschuld ontstaat
van dag tot dag tenzij het tegendeel blijkt. Belastingschulden ontstaan vanaf de datum
van het faillissement die niet voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van
voor de faillietverklaring, zijn niet verifieerbaar en moeten eventueel als boedelschulden
worden aangemeld.
De invorderingsambtenaar splitst de belastingaanslag naar tijdsevenredigheid of tijdstip
en doet twee aparte vorderingen:
- •
één voor het gedeelte dat ter verificatie kan worden aangemeld;
- •
één voor het gedeelte dat als boedelschuld kan worden aangemerkt.
Voorlopige aanslagen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet kan de
invorderingsambtenaar niet eerder aanmelden dan nadat de termijnen die aan die
aanslagen verbonden zijn, zijn vervallen. De invorderingsambtenaar splitst de voorlopige
aanslagen naar tijdsevenredigheid of tijdstip.
19.2.2 Belastingschulden ontstaan gedurende een surseance zijn boedelschulden
in faillissement
Belastingschulden die materieel zijn ontstaan gedurende de periode van een surseance
van betaling die aan het faillissement voorafgaat, kunnen op grond van artikel 249 FW
worden beschouwd als boedelschulden in het faillissement.
Het bepaalde in artikel 19.2.1 van de leidraad is op deze schulden en de
belastingaanslagen die hierop betrekking hebben op soortgelijke wijze van toepassing.
19.2.3 Opkomen in faillissement
Van de bevoegdheid om van de curator dadelijke voldoening aan de vordering te
verlangen maakt de invorderingsambtenaar geen gebruik, tenzij bijzondere
omstandigheden met het oog op het belang van de invordering daartoe noodzaken.
In alle gevallen waarin de invorderingsambtenaar in het faillissement opkomt, vermeldt
hij in de vordering dat hij aanspraak maakt op eventuele voorrang. Als de curator tijdens
het faillissement materieel ontstane belastingschulden die als boedelschuld kunnen
worden aangemerkt, ten onrechte niet voldoet, dan wendt de invorderingsambtenaar
zich in beginsel eerst tot de curator om langs minnelijke weg alsnog voldoening te
bewerkstelligen.
Als dit niet leidt tot een bevredigende oplossing, wendt de invorderingsambtenaar zich
met zijn grieven tot de rechter-commissaris. In het uiterste geval kan de
invorderingsambtenaar zich rechtstreeks verhalen op de boedel.
19.3 Vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen
19.3.1 Overwegen van vordering op periodieke uitkeringen
Bij de beoordeling van de vraag of een vordering wordt gedaan met betrekking tot een
periodieke uitkering, is doorslaggevend het feit dat de vordering een bijzonder
invorderingsinstrument betreft waarmee een doelmatige en doeltreffende invordering van
belastingschulden is beoogd.
Dit betekent dat de vordering in beginsel de voorkeur verdient boven andere
invorderingsmaatregelen waarbij het dwangbevel ten uitvoer wordt gelegd door middel
van beslag. Als het invordering van zeer geringe bedragen betreft, bestaat er aanleiding
eerst andere invorderingsmaatregelen te proberen alvorens de derde via de vordering te
betrekken.
19.3.2 Vooraankondiging van vordering op periodieke uitkeringen
Als de invorderingsambtenaar het dwangbevel per post heeft betekend en de invordering
vervolgt door een vordering onder de werkgever of door een andere vordering op een
periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is hij verplicht de
belastingschuldige vooraf schriftelijk in kennis te stellen van zijn voornemen een
vordering te doen.
De invorderingsambtenaar doet de vooraankondiging niet eerder dan nadat vier dagen
zijn verstreken na de datum waarop hij het afschrift van het dwangbevel met bevel tot
betaling ter post heeft bezorgd.
De invorderingsambtenaar doet de betreffende vordering niet eerder dan zeven dagen
na de dagtekening van de vooraankondiging. De vooraankondiging blijft achterwege als
de invorderingsambtenaar de vordering doet bij een werkgever of uitkeringsinstantie die
reeds op vordering van de invorderingsambtenaar een belastingaanslag van de
belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen.
19.3.3 Beslagvrije voet en vordering op periodieke uitkeringen
Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije
voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig
afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de invorderingsambtenaar de artikelen
475b en 475d tot en met 475e Rv toe.
In dat geval geldt de vordering nog slechts voor het gedeelte waarmee de periodieke
uitkering de beslagvrije voet overtreft. Hetzelfde geldt bij vorderingen ten laste van een
belastingschuldige die niet in Nederland woont of vast verblijft.
19.3.3a
(Vervallen)
19.3.4. beslagvrije voet voor belastingschuldige zonder vaste woon- of
verblijfplaats in Nederland
Als de invorderingsambtenaar een vordering doet op een periodieke uitkering waaraan
een beslagvrije voet is verbonden, ten laste van een belastingschuldige van wie geen
woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast overeenkomstig artikel
475da, vierde lid, Rv. Zodra de invorderingsambtenaar bekend wordt met het feit dat de
belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de
invorderingsambtenaar alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de
eerstvolgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de
belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem
te wijten is.
19.3.5. Belastingschuldige woont in buitenland en beslagvrije voet
Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt
de invorderingsambtenaar overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, RV de beslagvrije
voet vast bij het doen van een vordering op een periodieke uitkering waaraan een
beslagvrije voet is verbonden. Na de vooraankondiging van de vordering kan de
belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie de
invorderingsambtenaar op de hoogte stellen over zijn leefsituatie en bronnen van
inkomsten. Als de belastingschuldige aantoont wat zijn leefsituatie en inkomen is, stelt
de invorderingsambtenaar op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast.
Als de belastingschuldige geen inzicht verschaft of onduidelijkheid blijft bestaan over zijn
leefsituatie en inkomstenbronnen blijft de invorderingsambtenaar uitgaan van de
beslagvrije voet overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv.
Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet,
komen in mindering op de beslagvrije voet. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt
dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor
de goede vaststelling ervan, stelt de invorderingsambtenaar hem in de gelegenheid om
binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de
belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de invorderingsambtenaar
gestelde termijn aanlevert, herstelt de invorderingsambtenaar de beslagvrije voet met
ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar
maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.
Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan
hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond
van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op
verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de
belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige
moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.
19.3.6
(Vervallen)
19.3.7 Periodieke uitkeringen onder de bijstandsnorm
Periodieke uitkeringen kunnen lager zijn dan de bijstandsnorm omdat de betrokkene in
natura geniet wat een bijstandsgerechtigde uit de bijstandsnorm geacht wordt te betalen.
In een dergelijk geval vermindert de invorderingsambtenaar de beslagvrije voet met het
bedrag dat aan deze genietingen in natura kan worden toegerekend.
19.3.8 Vordering in relatie tot voorlopige teruggaaf
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
19.3.9 Toepassing beslagvrije voet bij AOW-gerechtigden
De invorderingsambtenaar kan ten laste van in Nederland woonachtige
belastingschuldigen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, een vordering doen
op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Hierbij houdt hij
rekening met de hoogste beslagvrije voet die op grond van artikel 475da, eerste lid, Rv,
geldt voor de leefsituatie van de belastingschuldige.
19.4 Beslagvrije voet en overheidsvordering
Als de belastingschuldige aannemelijk maakt dat hij vanwege de toepassing van de
overheidsvordering, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet, een lager bedrag aan
bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije
voet, maakt de invorderingsambtenaar de overheidsvordering op verzoek van de
belastingschuldige in zoverre ongedaan met inachtneming van hetgeen hierna volgt. Bij
het verzoek verstrekt de belastingschuldige naast de gegevens die van belang zijn voor
de vaststelling van de beslagvrije voet een overzicht van de banktegoeden, waaronder
begrepen spaartegoeden, waarover de belastingschuldige onmiddellijk na de
overheidsvordering kon beschikken.
Ongedaanmaking blijft beperkt tot de laatste overheidsvordering voorafgaand aan het
verzoek van de belastingschuldige. Als sprake is van een belastingschuldige als bedoeld
in artikel 19, tweede lid, van de wet, berekent de invorderingsambtenaar de beslagvrije
voet met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, laatste volzin van de
wet. Het bepaalde in artikel 19.1.7 van deze leidraad is hierbij van toepassing. Voordat
de invorderingsambtenaar tot teruggaaf overgaat, gaat hij na of de belastingschuldige op
het moment dat de overheidsvordering is gedaan, beschikte over banktegoeden,
waaronder begrepen spaartegoeden. Als het totaal van de banktegoeden waarover de
belastingschuldige onmiddellijk na de overheidsvordering kon beschikken groter is dan
de voor hem geldende beslagvrije voet, vermindert de invorderingsambtenaar de
teruggaaf met het meerdere.
19.5. Vrij te laten bedrag en betalingsvordering bij geen adres in Nederland
Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in
Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, stelt de
invorderingsambtenaar een vrij te laten bedrag vast, als bedoeld in artikel 1cbis.2,
tweede lid, van de URIW 1990. In het geval de belastingschuldige buiten Nederland een
vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de invorderingsambtenaar geen vrij te laten
bedrag vast.
De belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de invorderingsambtenaar
een betalingsvordering doet, kan een verzoek indienen als bedoeld in artikel 1cbis.2 van
de URIW 1990. Indien de belastingschuldige in dit verzoek aantoont wat zijn leefsituatie
is, stelt de invorderingsambtenaar alsnog het (volledige) voor de leefsituatie van de
belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de
belastingschuldige nadat op de vordering is afgedragen, ten hoogste tot het verschil
tussen het eerder vastgestelde vrij te laten bedrag en het na het verzoek vastgestelde
vrij te laten bedrag.
19.6 Vordering en energietoeslag
Als de invorderingsambtenaar bij een belastingschuldige die op grond van artikel 35,
vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft ontvangen, een
overheidsvordering doet of een betalingsvordering doet, geldt het volgende.
Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de invorderingsambtenaar het
daarop afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen
energietoeslag.
Artikel 20 Lijfsdwang
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 21 Voorrecht rijksbelastingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 22 Bodemrecht
Artikel 22 van de wet gaat over het bodemrecht.
In aansluiting op artikel 22 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de werkingssfeer van het bodemrecht;
- •
bodemrecht en bestuurlijke boeten;
- •
overbetekening bodembeslag;
- •
de volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement;
- •
de volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement;
- •
bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar;
- •
bodemrecht en voorrang;
- •
verzet en beroep.
22.1 Werkingssfeer en reikwijdte bodemrecht
Derden die de eigendom pretenderen van inbeslaggenomen roerende of onroerende
zaken, kunnen hun rechten op die zaken - op de voet van de artikelen 456 respectievelijk
538 en volgende Rv - geldend maken. Op grond van artikel 435 Rv kunnen derden zich
ook tegen het beslag verzetten.
Onafhankelijk hiervan kunnen derden die geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben
op roerende zaken waarop voor een belastingschuld beslag is gelegd, hun bezwaren
tegen de beslaglegging van die zaken in de administratieve sfeer door middel van een
beroepschrift voorleggen aan het college van de gemeente.
Met derden worden hier niet alleen bedoeld degenen die zich op een eigendomsrecht
beroepen, maar ook degenen die een beperkt recht op de zaak menen te hebben. Een
tijdig ingediend beroepschrift op de voet van artikel 22, eerste lid, van de wet schort de
executie van rechtswege op.
Artikel 22, derde lid, van de wet ontneemt derden de mogelijkheid van verzet in rechte
tegen de inbeslagneming van de in dat artikel bedoelde zaken en genoemde
belastingaanslagen. Dit noemt men het bodemrecht van de fiscus. Dit voorrecht kan de
invorderingsambtenaar van de gemeente niet toepassen.
22.2 Bodemrecht en bestuurlijke boeten
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
22.3 Overbetekening bodembeslag
Als de invorderingsambtenaar bekend is met de omstandigheid dat zaken mogelijk in
eigendom toebehoren aan een derde, dan is hij op grond van artikel 435, derde lid, Rv
verplicht bij beslaglegging op die zaken, dit beslag binnen acht dagen na de
beslaglegging aan die derde te doen betekenen door de belastingdeurwaarder.
Bij deze overbetekening moet de derde schriftelijk worden gemeld dat hij de mogelijkheid
heeft een beroepschrift tegen de inbeslagneming te richten aan het college.
De invorderingsambtenaar gaat onmiddellijk tot betekening aan de derde over als hij op
enig later tijdstip - maar vóór de geplande verkoopdatum - kennis krijgt van het feit dat de
in beslag genomen zaken mogelijk eigendom zijn van die derde. Als tussen het moment
van de betekening aan de derde en de vastgestelde verkoopdatum minder dan acht
dagen liggen, gaat de invorderingsambtenaar over tot het vaststellen van een nieuwe
verkoopdatum.
22.4 Volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
22.5 Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
22.6 Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
22.7 Bodemrecht en voorrang
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
22.8 Verzet en beroep
22.8.1 Verzet artikel 435, derde lid, Rv tegen bodembeslag
Als uit een verzetschrift ex artikel 435, derde lid, Rv blijkt dat de derde geen eigenaar is
van de zaken genoemd in dat verzetschrift, of voor de invorderingsambtenaar anderszins
duidelijk is dat de derde geen eigenaar is van de betreffende zaken, dan vindt executie
van die zaken in beginsel doorgang.
22.8.2 Taken met betrekking tot de schriftelijke mededeling ex artikel 435, derde
lid, Rv inzake bodembeslag
Als de derde een schriftelijke mededeling ex artikel 435, derde lid, Rv heeft gedaan, heft
de invorderingsambtenaar het beslag op als zonder meer duidelijk is dat het zaken
betreft waarop de invorderingsambtenaar geen verhaal kan nemen.
In de overige gevallen zendt de invorderingsambtenaar de schriftelijke mededeling door
naar het college. Als ook het college geen aanleiding ziet aan het verzet tegemoet te
komen, dan stuurt de invorderingsambtenaar de stukken door naar een advocaat met
het verzoek een procedure aan te spannen om een executoriale titel tegen de derde te
verkrijgen.
22.8.3 Opschorting verkoop na verzet in rechte tegen bodembeslag
Een verzet op de voet van artikel 456 Rv tegen de verkoop van roerende zaken schort
de voortgang van de executie niet van rechtswege op.
Niettemin schort de invorderingsambtenaar de invordering in het algemeen op en neemt
hij geen onherroepelijke maatregelen, tenzij naar het oordeel van de
invorderingsambtenaar het opschorten van de invordering belangen van de gemeente
schaadt.
22.8.4 Beroepschrift ex artikel 22 van de wet
Het beroepschrift ex artikel 22 van de wet moet worden ingediend bij de
invorderingsambtenaar, waaronder de belastingschuldige ressorteert. Een beroepschrift
kan niet meer worden ingediend als het beslag is opgeheven of vervallen.
Als toch een beroepschrift wordt ingediend, dan zal het college dit beroepschrift niet in
behandeling nemen omdat het beslag niet meer ligt.
22.8.5 Beroepschriftprocedure ex artikel 22 van de wet
Onverminderd het bepaalde in artikel 22 van de wet geldt voor de beroepsfase dat als uit
een beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, de
invorderingsambtenaar de indiener verzoekt om het beroepschrift binnen een redelijke
termijn (nader) te motiveren. De invorderingsambtenaar wijst de indiener op een
mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan de motiveringsplicht.
22.8.6 Taak van de invorderingsambtenaar met betrekking tot beroepschrift ex
artikel 22, eerste lid, van de wet
Een beroepschrift dat te laat is ingediend - maar dat betrekking heeft op een beslag dat
nog steeds ligt - zal het college niet ontvankelijk verklaren, tenzij hij van oordeel is dat de
indiener niet in verzuim is geweest.
Een beroepschrift dat in verband met te late indiening niet-ontvankelijk is verklaard, zal
het college ambtshalve in behandeling nemen. De invorderingsambtenaar schort in het
algemeen eveneens de verkoop op - ongeacht de eventuele wettelijke noodzaak daartoe
- als een tijdig ingediend beroepschrift niet op alle inbeslaggenomen zaken betrekking
heeft.
Als de belanghebbende zich met zijn bezwaren tot de invorderingsambtenaar wendt
voordat hij een beroepschrift indient of een procedure aanspant, dan wijst de
invorderingsambtenaar de belanghebbende op de mogelijkheid een beroepschrift tot het
college te richten. Als de invorderingsambtenaar in dit stadium met de belanghebbende
tot een oplossing kan komen, verdient dit uiteraard aanbeveling. In geval van leasing
geldt echter dat de invorderingsambtenaar een beslag niet opheft dan na overleg met het
college.
22.8.7 Beslissing college op het beroepschrift tegen een bodembeslag
Het college motiveert de beslissing ook als sprake is van een te laat ingediend
beroepschrift. Het college zendt zijn beslissing op een ontvankelijk verklaard
beroepschrift aan de invorderingsambtenaar. De invorderingsambtenaar draagt zorg
voor onmiddellijke betekening van de beslissing aan de derde, aan de belastingschuldige
of hun gemachtigden en - zo nodig - aan de bewaarder. Voor de betekening van de
beslissing van het college worden geen kosten in rekening gebracht.
Een beslissing op een niet-ontvankelijk verklaard beroepschrift wordt hetzij door het
college rechtstreeks aan de adressant of zijn gemachtigde en zo nodig aan de
bewaarder gezonden, hetzij op verzoek van het college betekend op de wijze die geldt
voor een ontvankelijk verklaard beroepschrift.
Als het gewenst is dat de zaken - in afwachting van de beslissing op het beroepschrift -
spoedig worden verkocht, dan kan de invorderingsambtenaar na overleg met het college
erin toestemmen dat de verkoop door de derde gebeurt mits de opbrengst - die in de
plaats van de zaken treedt - in afwachting van de beslissing bij de
invorderingsambtenaar wordt gedeponeerd.
22.8.8 Onduidelijk bezwaar tegen bodembeslag
De situatie kan zich voordoen dat de invorderingsambtenaar uit het ingediende
bezwaarschrift niet kan opmaken of is beoogd administratief beroep in te stellen op
grond van artikel 22 eerste lid, van de wet dan wel verzet aan te tekenen op grond van
artikel 435, derde lid, Rv.
Als dat het geval is, nodigt de invorderingsambtenaar de derde uit zich daarover binnen
tien dagen uit te laten. Als de derde niet reageert, wordt het geschrift aangemerkt als een
beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet.
22.8.9 Samenloop administratief beroep en verzet tegen bodembeslag
Als de derde zowel een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet indient als een
schriftelijke mededeling doet als bedoeld in artikel 435, derde lid, Rv, dan zendt de
invorderingsambtenaar eerst het beroepschrift ter behandeling aan het college, voordat
hij het verzet ex artikel 435, derde lid, Rv behandelt.
22.9. Terughoudend beleid bij reëel eigendom derde
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 22bis Mededeling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 22a en artikel 23
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 23a
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 24 Verrekening
Artikel 24 van de wet regelt de verrekening door de invorderingsambtenaar van in te
vorderen en uit te betalen bedragen. Bij de verrekening mag de invorderingsambtenaar
geen gebruik maken van de algemene verrekeningsbepalingen van het Burgerlijk
Wetboek. Tijdens faillissement, surseance en wettelijke schuldsanering geldt artikel 24
van de wet niet; dan zijn de artikelen 53 tot en met 56, 234, 235 en 307 van de FW van
toepassing.
In aansluiting op artikel 24 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
wanneer verrekening;
- •
betwiste schuld en verrekening;
- •
reikwijdte van de verrekening;
- •
bekendmaking verrekening;
- •
instemmingsregeling bij cessie en verpanding.
24.1 Wanneer verrekening
De verrekening vindt niet van rechtswege plaats. De invorderingsambtenaar bepaalt of al
dan niet tot verrekening wordt overgegaan.
Als de belastingschuldige de invorderingsambtenaar verzoekt een bepaalde
belastingteruggaaf of een ander uit te betalen bedrag met een bepaalde openstaande
aanslag of andere vordering te verrekenen, dan willigt de invorderingsambtenaar dit
verzoek altijd in.
Dit geldt ook als het verzoek wordt gedaan nog voordat de teruggaaf is geformaliseerd of
het uit te betalen bedrag is vastgesteld. In dat geval schort de invorderingsambtenaar de
invordering echter niet zonder meer op. Zo nodig kan de belastingschuldige om uitstel
van betaling in verband met de te verwachten teruggaaf respectievelijk het te verwachten
uit te betalen bedrag verzoeken (zie artikel 25.3 van deze leidraad).
24.1.1 Verrekening voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en beslagvrije voet
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
24.2 Betwiste schuld en verrekening
In het algemeen gaat de invorderingsambtenaar niet tot verrekening over met een te
betalen bedrag dat de belastingschuldige betwist en waarvoor de invorderingsambtenaar
uitstel van betaling heeft verleend op grond van artikel 25.2 van deze leidraad.
De invorderingsambtenaar kan wel verrekenen als de financiële situatie van de
belastingschuldige zodanig is dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat.
24.3 Reikwijdte van de verrekening
Ondanks het feit dat de wet daartoe wel de mogelijkheid biedt, worden uit te betalen
bedragen niet automatisch verrekend met aanslagen die (nog) niet invorderbaar zijn. Dit
laat onverlet dat de invorderingsambtenaar bevoegd is om in gevallen zoals omschreven
in artikel 19, tweede lid, van de wet binnen de betalingstermijn te verrekenen.
Bij een belastingaanslag waarvan een betalingstermijn van een termijnbetaling is
verstreken, kan de invorderingsambtenaar alleen verrekenen voor zover de termijn is
verstreken.
Hierop maakt de invorderingsambtenaar een uitzondering als er sprake is van een
situatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen b, c of d, van de wet. Dan is
verrekening mogelijk met alle termijnen van de voorlopige aanslag vanaf het moment dat
zich één van de genoemde situaties voordoet.
Verrekening met andere bedragen waarvan de invordering aan de
invorderingsambtenaar is opgedragen, kan plaatsvinden vanaf het moment waarop de
invordering aan de invorderingsambtenaar is opgedragen.
24.4 Bekendmaking verrekening
Verrekening van een uit te betalen bedrag door de invorderingsambtenaar gebeurt bij
beschikking. De beschikking wordt aan de belastingschuldige bekendgemaakt door
toezending of uitreiking van een kennisgeving.
Deze bekendmaking kan ook namens de door de gemeente aangewezen (dwang)
invorderingskantoor worden gedaan. Het achterwege laten van de bekendmaking heeft
niet tot gevolg dat de verrekening nietig is.
24.5 Verrekening en fiscale eenheid vennootschapsbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
24.6 Instemmingsregeling bij cessie en verpanding
24.6.1 Geen verrekening bij instemming cessie of verpanding
In artikel 24, vierde lid, van de wet is een instemmingsregeling opgenomen die
verrekening uitsluit als de invorderingsambtenaar instemt met cessie (artikel 3:94 BW) of
stille verpanding (artikel 3:239 BW) van een uit te betalen bedrag.
Als de invorderingsambtenaar niet heeft ingestemd, kan hij tot verrekening met
openstaande schulden overgaan ook al is de cessie of verpanding aan hem
meegedeeld. De invorderingsambtenaar verrekent het uit te betalen bedrag met de
belastingschulden die openstaan op het moment van formalisering van het uit te betalen
bedrag.
Bij openbare verpanding van een uit te betalen bedrag geldt geen instemmingsregeling.
24.6.2 Mogelijkheid van cessie of verpanding uit te betalen bedragen
Cessie of stille verpanding van een uit te betalen bedrag is mogelijk mits dit bedrag
voldoende bepaald is omschreven.
Stille verpanding is mogelijk vanaf het moment dat de aanspraak op teruggaaf van het
saldo van positieve en negatieve elementen van de belastingaanslag of de
teruggaafbeschikking materieel vaststaat. Dit is op zijn vroegst het geval na het einde
van het jaar of tijdvak waarop de teruggaaf betrekking heeft.
24.6.3 Instemming of weigering met een cessie of verpanding
De weigering van een instemming met de cessie of verpanding heeft betrekking op de
gehele cessie of verpanding. De instemming wordt niet gedeeltelijk verleend. Wel
bestaat de mogelijkheid om een uit te betalen bedrag in gedeelten te cederen of te
verpanden. De invorderingsambtenaar moet dan bij iedere cessie of verpanding
afzonderlijk beoordelen of hij daarmee instemt.
Instemming met een cessie of verpanding wordt alleen geweigerd als de invorderingsambtenaar gegronde redenen heeft om aan te nemen dat instemmen met de cessie of
verpanding zal kunnen leiden tot oninbaarheid dan wel onverhaalbaarheid van een ten
tijde van de mededeling invorderbare belastingaanslag (of anderszins voor verrekening
vatbare schuld) waarmee het uit te betalen bedrag zonder cessie of verpanding had
kunnen worden verrekend. De weigering voorkomt aldus dat de invordering van deze
aanslag wordt gefrustreerd. Deze situatie zal zich onder meer voordoen bij een
belastingschuldige die bekend staat als een notoir slechte betaler.
Met nadruk wordt vermeld dat bij de beoordeling of met een cessie of verpanding moet
worden ingestemd geen rekening wordt gehouden met materieel ontstane
belastingschulden die nog niet zijn geformaliseerd in een belastingaanslag. De
invorderingsambtenaar is verplicht met een cessie of verpanding in te stemmen als op
het tijdstip van de mededeling van de cessie of verpanding ten name van de
belastingschuldige geen voor verrekening vatbare (en dus geformaliseerde) schuld
invorderbaar is. In verband met het cessie- en verpandingsverbod van artikel 7b van de
wet geldt dit niet voor uitbetalingen inkomstenbelasting.
De invorderingsambtenaar maakt zijn beschikking aan de belastingschuldige en aan de
derde - in dit geval de pandhouder of cessionaris - bekend door middel van een
gedagtekende kennisgeving, waarbij de belastingschuldige op de mogelijkheid wordt
gewezen bij het college beroep in te stellen.
24.6.4 Beroepsprocedure weigeren instemming cessie of verpanding en Awb
Onverminderd het bepaalde in artikel 24 van de wet geldt met betrekking tot een
beroepschrift waaruit niet direct duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, dat de
invorderingsambtenaar de indiener verzoekt het beroepschrift binnen een redelijke
termijn (nader) te motiveren. De invorderingsambtenaar wijst de indiener op een
mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
24.6.5 Bekendmaking beschikking college bij cessie of verpanding
De beschikking van het college op het beroepschrift wordt bekend gemaakt door
toezending of uitreiking van de beschikking aan zowel de belastingschuldige als de
derde, in dit geval de pandhouder of cessionaris.
24.6.6 Houding invorderingsambtenaar bij procedure tegen weigeren instemming
met cessie of verpanding
De belastingschuldige kan zich tot de voorzieningenrechter wenden met het verzoek de
invorderingsambtenaar te verbieden de instemming te weigeren. Totdat de
voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, gaat de invorderingsambtenaar niet tot
verrekening over.
Als de rechter het verzoek afwijst, dan verrekent de invorderingsambtenaar niet eerder
dan nadat veertien dagen zijn verstreken na de dag van de uitspraak, tenzij tegen deze
uitspraak hoger beroep is ingesteld.
Als de rechter het verzoek ook in hoger beroep afwijst, verrekent de
invorderingsambtenaar niet eerder dan nadat de uitspraak in hoger beroep
onherroepelijk vaststaat.
Artikel 25 Uitstel van betaling
Op grond van artikel 25 van de wet kan de invorderingsambtenaar - onder door hem te
stellen voorwaarden - uitstel van betaling verlenen aan de belastingschuldige voor (een
gedeelte van) een opgelegde belastingaanslag.
Het verlenen van uitstel van betaling gebeurt in beginsel op schriftelijk verzoek van de
belastingschuldige. In daartoe aanleiding gevende gevallen kan de
invorderingsambtenaar ook ambtshalve uitstel van betaling verlenen.
De invorderingsambtenaar kan een verleend uitstel van betaling bij beschikking
tussentijds beëindigen.
In aansluiting op artikel 25 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de algemene uitgangspunten van het uitstelbeleid;
- •
uitstel in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag;
- •
uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag;
- •
uitstel in verband met betalingsproblemen;
- •
betalingsregeling voor particulieren;
- •
betalingsregeling voor ondernemers;
- •
administratief beroep.
25.1 Algemene uitgangspunten uitstelbeleid
25.1.1 Houding van de invorderingsambtenaar tijdens behandeling verzoek om
uitstel
Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt de
invorderingsambtenaar overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek is
toegewezen.
Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad,
kan de invorderingsambtenaar ondanks het verzoek om uitstel wel
invorderingsmaatregelen treffen.
25.1.2 Toewijzing van het verzoek om uitstel van betaling
Bij toewijzing van het verzoek vermeldt de invorderingsambtenaar de voorwaarden
waaronder hij uitstel van betaling verleent in de beschikking.
25.1.3 Redenen afwijzing verzoek om uitstel
Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:
a. de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de
invorderingsambtenaar onvoldoende is;
b. onjuiste gegevens worden verstrekt;
c. de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de invorderingsambtenaar
daartoe gestelde termijn zijn verstrekt. Als de verstrekte gegevens onvolledig zijn, stelt
de invorderingsambtenaar de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende
gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken;
d. de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld (zie artikel 25.1.1, 25.2.5, 25.5.2 en 25.6.2
van deze leidraad);
e. de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt
teneinde daarmee de verschuldigde belasting te betalen;
f. de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;
g. de betalingsregeling zich over een voor de invorderingsambtenaar onaanvaardbare
termijn uitstrekt;
h. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de
invorderingsambtenaar geen uitkomst zal bieden;
i. sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband
met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in
verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die
procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de
belastingschuld kon worden betaald;
j. de belastingschuldige reeds eerder een regeling heeft genoten, maar deze niet is
nagekomen en de invorderingsambtenaar niet is overtuigd dat met het verlenen van een
nieuwe regeling de belastingschuldige aan zijn afspraak zal houden.
k. indien ter zake van de aanslag reeds een beslagopdracht naar de
belastingdeurwaarder is uitgegaan dan wel door de belastingdeurwaarder reeds beslag
is gelegd;
De invorderingsambtenaar is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te
stellen zijn zienswijze naar voren te laten brengen voordat hij het verzoek om uitstel
geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet
gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij moeten
alle afwijzingsgronden worden genoemd; er kan niet worden volstaan met het noemen
van de voornaamste afwijzingsgrond.
25.1.4 Redenen beëindigen uitstel
Het uitstel wordt in ieder geval beëindigd als:
a. niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is verleend;
b. tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt;
c. de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen;
d. de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn
veranderd dat het naar het oordeel van de invorderingsambtenaar onjuist is het uitstel te
continueren;
e. de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de
invorderingsambtenaar onvoldoende is;
f. zich een situatie voordoet zoals omschreven in artikel 10 van de wet en de
invorderingsambtenaar van mening is dat de verhaalbaarheid van de belastingschuld
waarvoor uitstel is verleend, ernstig in gevaar komt;
g. belastingschuldige in staat van faillissement wordt verklaard, hem surseance van
betaling wordt verleend of hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsanering natuurlijke
personen.
25.1.5 Beëindigen van een betalingsregeling met meer dan één termijn
Als de belastingschuldige een betalingsregeling van meer dan één termijn niet nakomt,
kan de invorderingsambtenaar alvorens hij de regeling beëindigt, de belastingschuldige
in de gelegenheid stellen om alsnog binnen veertien dagen de achterstand te voldoen.
25.1.6 Van rechtswege vervallen van een verleend uitstel
Als de invorderingsambtenaar uitstel heeft verleend tot een bepaald tijdstip en dit tijdstip
is verstreken, dan is daardoor het uitstel van rechtswege vervallen.
Als de invorderingsambtenaar uitstel heeft verleend zonder een bepaald tijdstip te
hebben afgesproken, dan stelt de invorderingsambtenaar de belastingschuldige van het
vervallen van het verleende uitstel schriftelijk op de hoogte onder opgaaf van reden.
25.1.7 Geen invordering tijdens verleend uitstel
Tenzij in de leidraad anders is aangegeven, kan de invorderingsambtenaar voor een
belastingaanslag waarvoor hij uitstel van betaling heeft verleend, geen
invorderingsmaatregelen nemen.
25.1.8 Na (afwijzen) uitstel veertien dagen wachttijd
Als de invorderingsambtenaar geen (verder) uitstel van betaling verleent of een verleend
uitstel beëindigt, of als het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift
tegen de afwijzing of beëindiging, dan wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen
of voortgezet binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van de beschikking.
Hetzelfde geldt als het uitstel van betaling van rechtswege is vervallen en daarvan een
mededeling is gedaan.
Een dergelijke mededeling blijft overigens achterwege als op telefonisch verzoek uitstel
is verleend. In dat geval geldt de termijn van veertien dagen niet.
Verkorting of het niet verlenen van deze termijn vindt onder meer plaats als naar het
oordeel van de invorderingsambtenaar aanwijzingen bestaan dat door het niet
onmiddellijk aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente
worden geschaad. Verder geldt deze termijn niet als een executieverkoop wordt
opgeschort en in verband daarmee uitstel van betaling is verleend in samenhang met
een prolongatieovereenkomst.
25.1.9 Uitstel voor een ambtshalve belastingaanslag
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25.1.10 Uitstel voor een aanslag ter behoud van rechten
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25.1.11 Uitstel voor een bestuurlijke boete
De invorderingsambtenaar verleent uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete in
verband met bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de bestuurlijke boete.
De invorderingsambtenaar verleent ook uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete
als sprake is van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag en de bedragen van die
belastingaanslag en die van de boetebeschikking op één aanslagbiljet zijn vermeld. De
invorderingsambtenaar verleent dit uitstel niet als uit het bezwaarschrift blijkt dat het
bezwaar zich niet richt tegen de bestuurlijke boete.
Aan het uitstel kan de invorderingsambtenaar voorwaarden verbinden die ertoe strekken
de belangen van de gemeente veilig te stellen. De invorderingsambtenaar verleent het
uitstel tot het moment waarop op het bezwaarschrift is beslist.
25.1.12
(Vervallen)
25.1.13 Zekerheid bij uitstel
De invorderingsambtenaar kan bij het verlenen van uitstel van betaling de voorwaarde
stellen dat de belastingschuldige of een derde zekerheid stelt. Bij het stellen van
zekerheid gaat de voorkeur uit naar zekerheden die op eenvoudige wijze kunnen worden
gesteld, bewaakt en uitgewonnen.
Een aangeboden zekerheid in de vorm van een bezitloze verpanding van voorraden is in
beginsel niet aanvaardbaar vanwege de aard van deze zekerheid. De
invorderingsambtenaar aanvaardt een bezitloze verpanding van voorraden slechts als
aannemelijk is dat de belastingschuld niet kan worden betaald en andere
zekerheidsvormen niet voorhanden zijn.
25.1.14 Tijdstip indiening verzoek om uitstel
De invorderingsambtenaar neemt een verzoek om uitstel van betaling altijd in
behandeling, ongeacht het tijdstip van indiening en het stadium van de invordering.
De invorderingsambtenaar wijst een verzoek om uitstel van betaling in verband met
betalingsproblemen in het algemeen af als het verzoek is ingediend nadat aankondiging
van een ten laste van de belastingschuldige te houden executoriale verkoop heeft
plaatsgevonden, of als publicatie daarvan niet meer is te voorkomen.
Om de belangen van de gemeente niet te schaden, kan de invorderingsambtenaar de
beslissing op een vlak voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om uitstel
mondeling bekend maken. De invorderingsambtenaar bevestigt deze beslissing zo
spoedig mogelijk bij beschikking. In dat geval geldt uiteraard niet de termijn van veertien
dagen waarbinnen de invorderingsambtenaar de invordering niet mag aanvangen of
voortzetten.
De invorderingsambtenaar willigt geen enkel verzoek om uitstel meer in als de
belastingdeurwaarder is begonnen met de executoriale verkoop.
25.1.15 Verzoekschriften aan andere instellingen
De invorderingsambtenaar houdt de invordering aan als een verzoekschrift is ingediend
bij de raad, het college of de gemeentelijke ombudsman.
Als naar het oordeel van de invorderingsambtenaar aanwijzingen bestaan dat door het
niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente
worden geschaad, kan de invorderingsambtenaar toch invorderingsmaatregelen treffen.
25.2 Uitstel in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag
25.2.1 Bezwaar tegen hoogte belastingaanslag
De belastingschuldige kan bezwaren tegen de hoogte van een belastingaanslag door
middel van een bezwaarschrift kenbaar maken. Een in verband daarmee gevraagd
uitstel van betaling kan de invorderingsambtenaar verlenen tot het moment waarop de
heffingsambtenaar uitspraak op het bezwaarschrift doet. Onder een bezwaarschrift wordt
ook begrepen een door de belastingschuldige ingediend (hoger) beroepschrift.
Het in artikel 25.2 van deze leidraad beschreven uitstelbeleid heeft uitsluitend betrekking
op het door de belastingschuldige bestreden deel van de belastingaanslag waarvoor
uitstel is verzocht of verleend.
25.2.2 Bezwaarschrift geldt als verzoek om uitstel; beroepschrift niet
Als de belastingschuldige een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een belastingaanslag
indient, merkt de invorderingsambtenaar het betwiste bedrag van het bezwaar aan als
een verzoek om uitstel van betaling.
Een beroepschrift tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar op het bezwaarschrift en
een ingesteld hoger beroep of beroep in cassatie tegen een rechterlijke uitspraak over
de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van
betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om
uitstel van betaling indienen bij de invorderingsambtenaar.
Als de belastingschuldige bij de invorderingsambtenaar een verzoek om uitstel indient in
verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift, dan licht de
invorderingsambtenaar de heffingsambtenaar daaromtrent in en wordt dit verzoek ook
aangemerkt als een pro-formabezwaarschrift.
25.2.2a Afzonderlijk verzoek om uitstel in verband met een bezwaarschrift
Als de belastingschuldige een verzoek om uitstel indient bij de invorderingsambtenaar in
verband met een bezwaarschrift tegen de belastingaanslag dan moet hij in het verzoek
het bestreden bedrag van de aanslag en de berekening van dat bedrag vermelden.
25.2.2b Nadere gegevens
De invorderingsambtenaar kan aan de belastingschuldige nadere gegevens vragen ter
bepaling van de hoogte van het bestreden bedrag. De invorderingsambtenaar geeft de
belastingschuldige een termijn van ten hoogste een maand vanaf de dagtekening van
zijn verzoek om nadere gegevens. De invordering wordt voor die termijn geschorst.
Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk als de
invorderingsambtenaar van oordeel is dat dit redelijk is. Als de belastingschuldige de
verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wijst de invorderingsambtenaar het
verzoek om uitstel af.
Hetgeen in dit artikel is vermeld is van overeenkomstige toepassing op een uitdrukkelijk
verzoek om uitstel van betaling opgenomen in het bezwaarschrift zelf.
Ook is hetgeen in dit artikel is vermeld van overeenkomstige toepassing op een door de
belastingschuldige bij de invorderingsambtenaar ingediend verzoek om uitstel in verband
met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift. In dit laatste geval licht de
invorderingsambtenaar de heffingsambtenaar daaromtrent in en wordt het verzoek
tevens aangemerkt als een pro forma bezwaarschrift.
Als sprake is van een verzoek om uitstel in verband met een ingediend beroepschrift,
dient tevens een kopie van het beroepschrift te worden overgelegd.
25.2.3 De beslissing op het verzoek om uitstel van betaling
In het algemeen wijst de invorderingsambtenaar een verzoek om uitstel van betaling in
verband met een bezwaarschrift toe als aan de in de artikelen 25.2.2, 25.2.2a en 25.2.2b
gestelde eisen is voldaan.
De invorderingsambtenaar kan aan het uitstel voorwaarden verbinden. De toewijzende
beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het bestreden bedrag.
Indien het niet bestreden bedrag niet wordt betaald dan vervalt de uitstelregeling.
25.2.4 Uitstel in verband met een onderlinge overlegprocedure
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25.2.5 Zekerheid bij uitstel in verband met bezwaar
Als voorwaarde voor het verlenen van uitstel van betaling kan de invorderingsambtenaar
zekerheid verlangen voor de bestreden belastingschuld. In beginsel vraagt de
invorderingsambtenaar alleen zekerheid als de aard van de belastingschuld dan wel de
omvang van de belastingschuld in relatie tot de verhaalsmogelijkheden die bij de
invorderingsambtenaar bekend zijn, daartoe aanleiding geeft. Daarnaast houdt de
invorderingsambtenaar bij zijn beslissing rekening met het aangifte- en betalingsgedrag
van de belastingschuldige.
25.2.6 Onherroepelijke invorderingsmaatregelen voor bestreden belastingschuld
Zolang de belastingaanslag waartegen een bezwaarschrift is ingediend niet
onherroepelijk vaststaat, treft de invorderingsambtenaar voor de betwiste
belastingschuld in beginsel geen onherroepelijke invorderingsmaatregelen.
Als echter aanwijzingen bestaan dat de belangen van de gemeente of de belangen van
de belastingschuldige door het achterwege laten van onherroepelijke
invorderingsmaatregelen worden geschaad, dan kan de invorderingsambtenaar die
maatregelen wel treffen.
Het leggen van beslag dat feitelijk dienst doet als een bewaringsmaatregel geldt niet als
een onherroepelijke invorderingsmaatregel.
25.2.7 Verrekening tijdens uitstel in verband met bezwaar
Als de invorderingsambtenaar uitstel heeft verleend, blijft verrekening van het bestreden
bedrag met een teruggaaf op een andere belastingaanslag of andere uit te betalen
bedragen achterwege, in afwachting van de uitspraak op het bezwaarschrift, tenzij
anders is bepaald in deze leidraad onder artikel 24.
Ook kan hiervan worden afgeweken als de financiële situatie van de belastingschuldige
zodanig is - bijvoorbeeld gelet op de solvabiliteit van diens onderneming in relatie tot de
hoogte van de (bestreden) belastingschuld - dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat
en verder niet voldoende zekerheid is gesteld.
Als de invorderingsambtenaar overgaat tot verrekening, licht hij de belastingschuldige in
bij de bekendmaking van de beschikking omtrent zijn beweegredenen.
25.2.7a Nadere voorwaarden bij herbeoordeling verleend uitstel
Als de invorderingsambtenaar bij het verlenen van het uitstel geen nadere voorwaarden
heeft gesteld, kan hij uiterlijk binnen vier maanden vanaf de datum dat het uitstel is
verleend voor het ingediende bezwaarschrift schriftelijk aan de belastingschuldige
nadere voorwaarden stellen. Hierbij kijkt de invorderingsambtenaar of de looptijd voor
het afdoen van het bezwaarschrift in relatie tot de hoogte van het bestreden bedrag van
de aanslag daartoe aanleiding geeft. Voor de beoordeling of hij zekerheid verlangt voor
de bestreden belastingschuld, past de invorderingsambtenaar de in artikel 25.2.5 van
deze leidraad opgenomen voorwaarden toe. Indien de belastingschuldige tijdig voldoet
aan deze voorwaarden, continueert de invorderingsambtenaar het uitstel. De
invorderingsambtenaar trekt het uitste
l in als de belastingschuldige niet aan deze
voorwaarden voldoet.
25.2.8 Geen uitstel voor het niet bestreden bedrag
Als sprake is van een bestreden en niet-bestreden bedrag van een belastingaanslag,
dan verleent de invorderingsambtenaar uitstel onder de opschortende voorwaarde dat
het niet-bestreden bedrag per omgaande dan wel tijdig wordt betaald.
Als niet per omgaande dan wel niet tijdig wordt betaald, wordt de invordering zonder
nadere aankondiging voor de gehele belastingaanslag aangevangen dan wel voortgezet.
Een nieuw verzoek om uitstel voor de betreffende belastingaanslag in verband met
bezwaar neemt de invorderingsambtenaar pas in behandeling als het niet-bestreden
gedeelte van de belastingaanslag is voldaan.
25.2.9 Ten onrechte uitstel voor het gehele bedrag van de belastingaanslag
De invorderingsambtenaar trekt het uitstel van betaling in, als dit is verleend in verband
met bezwaar voor het volledige bedrag van de belastingaanslag en later blijkt dat het
bezwaar slechts betrekking heeft op een gedeelte van dat bedrag.
De invorderingsambtenaar deelt daarbij mee dat hij een nieuw verzoek om uitstel voor
de betreffende belastingaanslag in verband met bezwaar pas in behandeling neemt, als
het niet-bestreden gedeelte van de belastingaanslag tijdig is voldaan.
25.3. Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
25.3.1. Uitstel in verband met een belastingteruggaaf en andere uit te betalen
bedragen
Als binnen afzienbare tijd een door de invorderingsambtenaar uit te betalen bedrag wordt
verwacht, kan de invorderingsambtenaar uitstel van betaling verlenen tot het moment
waarop hij dit uit te betalen bedrag kan verrekenen met de belastingaanslag waarvoor
uitstel wordt gevraagd.
Er is sprake van een binnen afzienbare tijd te verwachten belastingteruggaaf als:
- het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht is afgelopen;
en
- de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend; en
- over die teruggaaf tussen de heffingsambtenaar en de belastingplichtige geen verschil
van mening bestaat.
25.3.2 Berekening van het uit te betalen bedrag bij uitstel
Bij het verzoek om uitstel moet een berekening van het uit te betalen bedrag zijn
gevoegd. Als dit ontbreekt of onvoldoende is gemotiveerd, geeft de
invorderingsambtenaar de belastingschuldige een termijn van ten hoogste een maand
om alsnog zijn verzoek (nader) te motiveren. De termijn begint te lopen vanaf de
dagtekening van de kennisgeving van de invorderingsambtenaar dat de
belastingschuldige zijn verzoek (nader) moet motiveren. De invordering wordt voor die
termijn geschorst.
Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk als de
invorderingsambtenaar van oordeel is dat dit redelijk is. Als de belastingschuldige de
verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wijst de invorderingsambtenaar het
verzoek om uitstel af.
25.3.3 Beslissing op het verzoek om uitstel in verband met een uit te betalen
bedrag
De invorderingsambtenaar beslist - onder door hem te stellen voorwaarden - in het
algemeen positief op een volledig gemotiveerd verzoek om uitstel van betaling. De
toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het te verrekenen bedrag.
Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het te verrekenen bedrag
moet de belastingschuldige tijdig betalen. De invorderingsambtenaar kan echter een
betalingsregeling toestaan als daartoe aanleiding bestaat.
25.3.4 Verrekening en uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen
bedrag
Uit te betalen bedragen waarop het uitstel geen betrekking heeft, verrekent de
invorderingsambtenaar met de openstaande belastingschuld waarvoor uitstel van
betaling is verleend in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag.
Als volgens de invorderingsambtenaar de continuïteit van de bedrijfsvoering direct
gevaar loopt als gevolg van een eventuele verrekening van teruggaven en niet hoeft te
worden gevreesd voor onverhaalbaarheid van de schuld, dan kan hij deze teruggaven
(gedeeltelijk) uitbetalen.
25.4 Uitstel in verband met betalingsproblemen
25.4.1 Beslissing op een verzoek om uitstel in verband met betalingsproblemen
Als de belastingschuldige de belasting - geheel of gedeeltelijk - niet binnen de wettelijke
betalingstermijnen kan voldoen, kan de invorderingsambtenaar aan de
belastingschuldige op diens verzoek een betalingsregeling toestaan. De
invorderingsambtenaar kan daarbij voorwaarden stellen.
Bij de beoordeling van het verzoek om uitstel spelen niet alleen de omstandigheden van
dat moment een rol. Als de belastingschuldige in het verleden bijvoorbeeld niet heeft
gereserveerd voor redelijkerwijs voorzienbare schulden of nalatig is geweest bij het doen
van aangiften of betalingen, kan dit een rol spelen bij het toestaan en verlengen van een
betalingsregeling of bij het stellen van voorwaarden bij een betalingsregeling.
De invorderingsambtenaar kan een betalingsregeling weigeren als de
betalingsproblemen zijn terug te voeren op structurele problemen of activiteiten die geen
perspectief bieden.
25.4.2 Uitstel en motorrijtuigenbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25.4.3 Verrekening tijdens een betalingsregeling
Tijdens een betalingsregeling verrekent de invorderingsambtenaar belastingteruggaven
en andere teruggaven met een openstaande belastingschuld. Als daar aanleiding toe is,
kan de invorderingsambtenaar afzien van het verrekenen van bepaalde teruggaven.
25.4.4 Uitstel in verband met faillissement, WSNP en surseance
Faillissementsschulden en belastingaanslagen waarop de wettelijke
schuldsaneringsregeling van toepassing is, moet de invorderingsambtenaar op de
gebruikelijke wijze bij de curator dan wel de bewindvoerder aanmelden. Voor deze
schulden treft de invorderingsambtenaar geen betalingsregeling.
Zo lang onzeker is of alle boedelschulden uit de boedel kunnen worden voldaan kan de
invorderingsambtenaar voor de betaling daarvan uitstel verlenen.
De invorderingsambtenaar kan tijdens een surseance van betaling op verzoek van de
bewindvoerder uitstel van betaling verlenen voor de belastingschuld die voor de aanvang
van de surseance materieel verschuldigd is geworden. De invorderingsambtenaar stelt
daarbij de voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw opkomende verplichtingen stipt
nakomt.
De invorderingsambtenaar kan ook tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling onder
de gebruikelijke voorwaarden uitstel van betaling verlenen voor belastingaanslagen
waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling niet van toepassing is.
Als voor belastingaanslagen zekerheid is gesteld, wint de invorderingsambtenaar deze
uit. Daarna informeert hij de curator dan wel de bewindvoerder over de wijziging in de
hoogte van de belastingschuld.
25.4.5 Uitstel van betaling erfbelasting bij verkrijging eigen woning door broers of
zussen van de erflater
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25.5 Betalingsregeling voor particulieren
25.5.1 Duur betalingsregeling particulieren
De invorderingsambtenaar verleent de belastingschuldige uitstel van betaling voor een
periode van ten hoogste twaalf maanden, te rekenen vanaf de dagtekening van het
aanslagbiljet. Indien resterende periode te kort is dan ten hoogste twaalf maanden te
rekenen vanaf het moment van aanvraag van de betalingsregeling.
Slechts als er volgens de invorderingsambtenaar bijzondere omstandigheden zijn, kan hij
de belastingschuldige een langere termijn gunnen dan twaalf maanden.
Indien uit het verzoek om uitstel blijkt dat de belastingschuldige over onvoldoende
betalingscapaciteit beschikt om binnen twaalf maanden zijn schuld te betalen, dan wordt
belastingschuldige gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om
kwijtschelding.
25.5.2 Voorwaarden aan betalingsregeling particulieren
De invorderingsambtenaar kan aan het verlenen van uitstel verschillende voorwaarden
verbinden. In ieder geval stelt de invorderingsambtenaar aan het verlenen van een
betalingsregeling de voorwaarde dat nieuw opkomende fiscale en andere financiële
verplichtingen - waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar is opgedragen -
tijdig worden nagekomen. De invorderingsambtenaar kan echter op verzoek van de
belastingschuldige toestaan dat nieuwe belastingaanslagen, waarvan het ontstaan of
onbetaald laten niet aan de belastingschuldige kan worden toegerekend, in een
bestaande betalingsregeling worden opgenomen. Voorwaarde is dat de
belastingschuldige zijn gehele betalingscapaciteit al heeft ingezet in het kader van de
bestaande betalingsregeling.
De invorderingsambtenaar kan alvorens het uitstel te verlenen, zekerheid eisen als de
aard van de belastingschuld dan wel de omvang van de belastingschuld in relatie tot de
verhaalsmogelijkheden die bij de invorderingsambtenaar bekend zijn, daartoe aanleiding
geeft. Ook het aangifte- en betalingsgedrag in het verleden kan aanleiding zijn voor het
eisen van zekerheid.
25.5.3 Kort uitstel particulieren
Op schriftelijk of telefonisch verzoek kan zonder nader onderzoek een betalingsregeling
als bedoeld in artikel 25.5.1 worden getroffen, als aan de volgende cumulatieve
voorwaarden is voldaan:
a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan
€ 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel
van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend;
b. (vervallen)
c. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere
belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in
verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend;
d. Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente;
e. De belastingschuldige heeft geen belastingschuld openstaan waarvoor een hernieuwd
bevel van betaling is betekend door de belastingdeurwaarder.
25.5.4 Behandeling verzoek betalingsregeling particulieren
In andere gevallen als bedoeld in artikel 25.5.3 van deze leidraad, gaat de
invorderingsambtenaar aan de hand van de daartoe door de verzoeker verstrekte
gegevens over tot de berekening van de betalingscapaciteit en de beoordeling van de
vermogenspositie. De invorderingsambtenaar verleent in ieder geval geen uitstel van
betaling als voor de belastingschuld waarvoor uitstel wordt gevraagd al uitstel op grond
van artikel 25.5.3 van deze leidraad is verleend, ongeacht of dit uitstel nog loopt of reeds
is beëindigd.
Voor de berekening van de betalingscapaciteit vraagt de invorderingsambtenaar zo
nodig nadere gegevens bij de verzoeker op. Bij de berekening van de betalingscapaciteit
gaat de invorderingsambtenaar uit van de begrippen en normen die gelden bij het
kwijtscheldingsbeleid, behalve voor zover daarvan in de artikelen 25.5.6 tot en met
25.5.9 van deze leidraad wordt afgeweken. Ook met betrekking tot het vermogen gaat de
invorderingsambtenaar uit van het vermogensbegrip zoals dat geldt in de
kwijtscheldingsregeling.
25.5.5 Vermogen en betalingsregeling particulieren
De aanwezigheid van vermogen op het moment van het indienen van het verzoek staat
een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit geldt met name indien het
vermogen zonder bezwaar liquide is te maken.
Het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren is vrijgesteld, staat
een betalingsregeling echter niet in de weg. Onder vermogen wordt in dit verband
verstaan de bezittingen van de belastingschuldige en diens echtgenoot, verminderd met
de schulden die een hogere preferentie hebben dan de belastingschuld.
25.5.6 Betalingscapaciteit en betalingsregeling particulieren
Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële
omstandigheden de zogenoemde betalingscapaciteit van de verzoeker een belangrijke
rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als gedurende de looptijd van de
betalingsregeling. De betalingscapaciteit van de belastingschuldige die door de
invorderingsambtenaar wordt berekend, bepaalt in belangrijke mate het bedrag dat de
belastingschuldige (periodiek) op de achterstallige schuld moet aflossen. De
betalingscapaciteit geeft ook aan in hoeverre een betalingsregeling zinvol is.
Bij de berekening van de betalingscapaciteit gaat de invorderingsambtenaar met
betrekking tot de huur- en hypotheekverplichtingen voor de woning waarin de
belastingschuldige feitelijk verblijft uit van de werkelijke uitgaven.
De betalingscapaciteit bestaat uit het netto besteedbaar inkomen na aftrek van het
normbedrag voor levensonderhoud. Voor de betalingsregeling eist de
invorderingsambtenaar 80% van de betalingscapaciteit op. Voor een belastingschuldige
die in het buitenland woont, past de invorderingsambtenaar op het normbedrag voor
levensonderhoud eerst het percentage toe dat in artikel 1 van de Regeling
woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 en de bijlage bij die regeling is
opgenomen voor het woonland van de belastingschuldige. Eventuele periodieke
inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, telt de
invorderingsambtenaar op bij de aldus berekende betalingscapaciteit.
25.5.7 Berekening betalingscapaciteit: bijzondere uitgaven
De invorderingsambtenaar kan - afhankelijk van de concrete situatie van de
belastingschuldige en zijn gezin - bepaalde aanvaardbare uitgaven op de berekende
betalingscapaciteit in mindering brengen. Het moet dan gaan om uitgaven die
samenhangen met de maatschappelijke positie van de belastingschuldige, en die naar
het oordeel van de invorderingsambtenaar niet in redelijkheid kunnen worden betaald uit
80% van de betalingscapaciteit.
25.5.8 Berekening betalingscapaciteit: aflossingsverplichtingen aan derden
In het algemeen blijven bij de berekening van de betalingscapaciteit de
aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing. De invorderingsambtenaar kan
een uitzondering maken voor aflossingen op schulden waarvan het niet-betalen tot
ongewenste effecten kan leiden, of waaraan een preferentie is verbonden.
25.5.9 Berekening betalingscapaciteit: extra inkomsten
Bij de berekening van de betalingscapaciteit houdt de invorderingsambtenaar slechts
rekening met extra inkomsten, zoals vakantiegeld, tantièmes en dergelijke, voor zover
uitbetaling daarvan plaatsvindt dan wel zou moeten plaatsvinden in de periode waarvoor
de betalingsregeling geldt.
25.5.10 Belastingschuldige stelt zelf een betalingsregeling voor
Als een belastingschuldige uitstel vraagt en tegelijkertijd een betalingsregeling voorstelt
waarbij de schuld binnen twaalf maanden wordt afbetaald en deze regeling afwijkt van
hetgeen de invorderingsambtenaar heeft berekend, dan hoeft een niet al te grote
afwijking niet te leiden tot afwijzing van het verzoek.
Als de regeling die door de belastingschuldige is voorgesteld voor de
invorderingsambtenaar niet aanvaardbaar is, maar een andere regeling wel ingewilligd
kan worden, dan deelt de invorderingsambtenaar onder afwijzing van het verzoek de
belastingschuldige mee welke regeling hij desgevraagd wel kan verlenen.
25.5.11 Betalingsregeling langer dan twaalf maanden
Het beleid zoals beschreven bij de berekening van de betalingscapaciteit bij regelingen
tot en met twaalf maanden, is van overeenkomstige toepassing op een regeling die
vanwege bijzondere omstandigheden langer dan twaalf maanden duurt. Hierbij moet in
acht worden genomen dat de belastingschuldige zijn van de kwijtscheldingsnormen
afwijkende uitgaven - waaronder ook de huur of de hypotheeklasten - in de eerste twaalf
maanden van de betalingsregeling zodanig moet verminderen, dat na de twaalfde
maand zoveel mogelijk de volledige betalingscapaciteit die aan het kwijtscheldingsbeleid
is ontleend, kan worden benut om de schuld te voldoen. De invorderingsambtenaar sluit
met de betalingsregeling hier op aan.
25.6 Betalingsregeling voor ondernemers
25.6.1. Duur betalingsregeling ondernemers
De invorderingsambtenaar verleent de belastingschuldige schriftelijk uitstel van betaling
voor een periode van ten hoogste twaalf maanden, te rekenen vanaf de dagtekening van
het aanslagbiljet. Indien resterende periode te kort is dan ten hoogste twaalf maanden te
rekenen vanaf het moment van aanvraag van de betalingsregeling.
Een betalingsregeling moet een zo kort mogelijke periode beslaan. Bij het vaststellen
van de duur van de betalingsregeling houdt de invorderingsambtenaar rekening met de
omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en de omvang van de schuld, de liquiditeits- en
de vermogenspositie van de onderneming en het aangifte- en betalingsgedrag in het
verleden.
25.6.2 Voorwaarden betalingsregeling ondernemers
Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de invorderingsambtenaar de
voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere financiële
verplichtingen - waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar is opgedragen -
bijhoudt.
De invorderingsambtenaar kan bij het verlenen van een betalingsregeling zekerheid
eisen (zie artikel 25.1.13). Dit zal hij in ieder geval doen als het aangifte- en
betalingsgedrag van de belastingschuldige in het verleden, of de aard of de omvang van
de belastingschuld waarvoor om uitstel wordt verzocht, daartoe aanleiding geeft.
Uitgangspunt voor De hoogte van de zekerheid is de hoogte van de schuld waarvoor
uitstel is verzocht.
25.6.2a Bijzondere omstandigheden betalingsregeling ondernemers
Als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in
tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan de invorderingsambtenaar desgevraagd
uitstel voor een langere periode verlenen. Daartoe moet de ondernemer aan de hand
van een door een derde deskundige opgestelde verklaring (zie artikel 25.6.2b) het voor
de invorderingsambtenaar aannemelijk maken dat:
a. het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen;
b. die betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn;
c. die betalingsproblemen vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost; en
d. dat er sprake is van een levensvatbare onderneming.
Als de totale belastingschuld ten tijde van de ontvangst van het verzoek om uitstel,
minder dan € 20.000 bedraagt, kan de ondernemer volstaan met een eigen verklaring.
De ondernemer moet daarin aannemelijk maken dat aan de eisen onder a. tot en met d.
wordt voldaan.
De invorderingsambtenaar kan bij het verlenen van dit uitstel nadere voorwaarden
stellen. Om bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen voor de gemeente te
beperken, wordt zoveel als mogelijk is door de invorderingsambtenaar zekerheid
verlangd. De zekerheid kan ook omvatten een beslag.
25.6.2b Verklaring derde deskundige
De verklaring van de derde deskundige bevat een beoordeling van de aard van de
betalingsproblemen, gaat in op de aannemelijkheid van de bedrijfseconomische
gezondheid van de onderneming, de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de
betalingsachterstand en geeft blijk van de waarneming van de aan dat oordeel ten
grondslag liggende feiten en omstandigheden door de deskundige.
Aan de derde deskundige worden geen formele eisen gesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan
om een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie of de
(huis)accountant. De invorderingsambtenaar kan aan de verklaring van de derde
deskundige ook eisen stellen.
25.6.2c
(vervallen)
25.6.2d Kort uitstel van betaling voor ondernemers
Ondernemers kunnen zonder nader onderzoek op schriftelijk of telefonisch verzoek kort
uitstel van betaling krijgen. Dit uitstel bedraagt maximaal drie maanden na de laatste
vervaldag van de (oudste) aanslag.
De voorwaarden die de invorderingsambtenaar stelt aan dit uitstel zijn:
a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan
€ 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel
van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend.
b. Er staan ten name van de belastingschuldige geen belastingaanslagen open waarvoor
dwangbevelen zijn betekend.
c. Er staat geen vergrijpboete open.
d. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere
aanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband
met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend.
e. N.v.t.
f. Er is geen sprake van een aangifteverzuim voor de belastingschuld waarvoor om
uitstel van betaling wordt verzocht.
25.6.3 Uitstelbeleid particulieren geldt voor ex-ondernemers
Voor ex-ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt voor
particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode.
25.6.4 Uitstel voor ondernemers en overheidssteun/subsidie
Als het de invorderingsambtenaar bekend is dat van overheidszijde een onderzoek wordt
ingesteld naar de mogelijkheid van subsidie- of steunverlening om de schuld te voldoen
of een sanering mogelijk te maken, dan verleent de invorderingsambtenaar uitstel van
betaling als hij de verwachting heeft dat het verzoek door de (potentiële) subsidiënt zal
worden gehonoreerd. De belastingschuldige moet dan wel aan de lopende verplichtingen
voldoen.
25.7 Administratief beroep
25.7.1 Toetsing uitstelbeschikking door het college
Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de invorderingsambtenaar
genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de
belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college. De
belastingschuldige moet het beroepschrift indienen bij de invorderingsambtenaar die de
beschikking heeft genomen.
Gedurende de behandeling van het beroepschrift handelt de invorderingsambtenaar
overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek om uitstel is toegewezen.
Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad,
kan hij ondanks de behandeling van het beroep wel invorderingsmaatregelen treffen.
25.7.2 Beroepsfase uitstel
Met overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de regeling geldt dat de termijn voor
het indienen van een beroepschrift tien dagen bedraagt. Als uit het beroepschrift niet
duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de invorderingsambtenaar de
belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren.
De invorderingsambtenaar wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij
het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
25.7.3 Beslissing college op beroepschrift bij uitstel
In alle gevallen waarin het college van de gemeente het beroep gegrond oordeelt, kan hij
de zaak inhoudelijk afdoen, hetzij door het verzoek alsnog toe te wijzen, hetzij door het
af te wijzen onder verbetering of vervanging van de gronden.
25.7.4 Niet tijdig beslissen op een verzoek om uitstel
De belastingschuldige kan beroep instellen bij het college tegen het niet tijdig nemen van
een beslissing op een verzoek om uitstel van betaling. Het indienen van een
beroepschrift is in deze situatie niet aan een termijn gebonden.
Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat de invorderingsambtenaar uitstel van betaling
had moeten verlenen, dan hoeft het college niet te volstaan met de uitspraak dat de
invorderingsambtenaar niet tijdig heeft beslist, maar kan hij op het beroepschrift van de
belastingschuldige inhoudelijk beslissen.
25.7.5 Beroep, bezwaar, of nieuw verzoek om uitstel van betaling bij de
invorderingsambtenaar
- 1.
De invorderingsambtenaar merkt een door de belastingschuldige ingediend
bezwaarschrift tegen de beslissing op het verzoek om uitstel aan als een beroepschrift.
Dit geldt ook als de belastingschuldige een nieuw verzoek om uitstel indient voor
dezelfde belastingschuld als waarvoor de invorderingsambtenaar eerder een verzoek om
uitstel geheel of gedeeltelijk had afgewezen, zonder daarbij andere feiten of veranderde
omstandigheden te vermelden.
- 2.
In de in het eerste lid bedoelde situaties geeft de invorderingsambtenaar een nieuwe
beschikking af, als hij op dat moment aanleiding ziet om een voor de belastingschuldige
gunstigere beslissing te nemen. Als de belastingschuldige het ook met de nieuwe
beschikking niet eens is, kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij het
college.
- 3.
Als de belastingschuldige in zijn nieuwe verzoek om uitstel voor dezelfde
belastingschuld andere feiten of veranderde omstandigheden vermeldt, beslist de
invorderingsambtenaar zelf op dat verzoek. Bij zijn beslissing houdt hij rekening met
deze feiten of veranderde omstandigheden. Als de belastingschuldige het ook met de
nieuwe beschikking niet eens is, dan kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan
bij het college.
- 4.
Als de belastingschuldige opnieuw verzoekt om uitstel van betaling, ter zake van een
belastingschuld waarvoor het college reeds op een administratief beroep afwijzend heeft
beslist, zonder daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te
vermelden, wijst de invorderingsambtenaar dit verzoek af onder verwijzing naar de
uitspraak van het college.
Artikel 25a Uitstel van betaling exitheffingen inkomstenbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25a.1 Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 25b Uitstel van betaling exitheffingen vennootschapsbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
25b.1 Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 26 Kwijtschelding van belastingen
Artikel 26, eerste lid, van de wet bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden
gegeven voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van rijksbelastingen. De
invorderingsambtenaar verleent gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als de
belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de
belastingaanslag te betalen. In het algemeen zal van buitengewoon bezwaar sprake zijn
als de middelen om een belastingaanslag te betalen ontbreken en ook niet binnen
afzienbare tijd worden verwacht.
De kwijtscheldingsregels op basis van artikel 26 van de wet zijn vastgelegd in de
regeling. In de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn de doelstellingen van de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in de belastingsfeer tot uitdrukking
gebracht.
Bij de berekening van de kwijtschelding worden de kosten van bestaan gesteld op 100%
van de bijstandsnorm. Voor AOW-gerechtigde personen worden de kosten van bestaan
gesteld op 100% van het toepasselijke, in artikel 3 van de Regeling kwijtschelding
belasting medeoverheden bedoelde netto-ouderdomspensioen.
Aan een aansprakelijkgestelde kan geen kwijtschelding worden verleend. Wel kan hij op
zijn verzoek worden ontslagen van de betalingsverplichting. In artikel 53, derde lid van
de wet is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven op grond waarvan
de invorderingsambtenaar de aansprakelijkgestelde geheel of gedeeltelijk van zijn
betalingsverplichting kan ontslaan als deze niet in staat is anders dan met buitengewoon
bezwaar te betalen.
De voorwaarden voor het al dan niet verlenen van kwijtschelding, gelden ook voor het
ontslag van de betalingsverplichting.
In aansluiting op artikel 26 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
algemene uitgangspunten van het kwijtscheldingsbeleid;
- •
kwijtschelding van (rijks)belastingen voor particulieren;
- •
kwijtschelding van (rijks)belastingen voor ondernemers;
- •
administratief beroep;
- •
voortzetting van de invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding;
- •
geen verdere invorderingsmaatregelen en afwijzing van het verzoek om kwijtschelding;
- •
geautomatiseerde kwijtschelding.
- •
26.1 Algemene uitgangspunten kwijtscheldingsbeleid
In de verordening kwijtschelding zijn de kaders gesteld waarbinnen gemeente Hof van
Twente kwijtschelding verleend. Deze verordening is van overeenkomstige toepassing
op deze leidraad invordering.
26.1.1 Kwijtschelding van betaalde belastingschulden
De invorderingsambtenaar verleent ook kwijtschelding van belastingaanslagen die al zijn
betaald, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- •
De belastingschuldige dient het verzoek om kwijtschelding in binnen drie maanden
nadat de (laatste) betaling op de belastingaanslag heeft plaatsgevonden. De betaling
dient hierbij te zijn verricht onder de omstandigheden die aanleiding zouden hebben
gegeven tot kwijtschelding als hij daar eerder om had verzocht;
- •
De belastingschuldige heeft betaald onder omstandigheden die aanleiding zouden
hebben gegeven tot kwijtschelding als hij daar eerder om had verzocht. De
invorderingsambtenaar dient hierbij, naar omstandigheden beoordeeld, overtuigd te zijn
dat het verzoek om kwijtschelding niet eerder kon worden ingediend dan binnen de
termijn genoemd onder het eerste aandachtstreepje.
Als de invorderingsambtenaar het verzoek toewijst, betaalt hij de belastingschuldige het
bedrag terug waarvoor kwijtschelding is verleend.
26.1.2 Het indienen van een verzoek om kwijtschelding
Het verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend bij de invorderingsambtenaar
waaronder de belastingschuldige ressorteert op een daartoe ingesteld verzoekformulier.
Als de belastingschuldige een verzoek om kwijtschelding indient, maar dit niet doet op
het daartoe bestemde formulier, neemt de invorderingsambtenaar het verzoek niet als
zodanig in behandeling. De invorderingsambtenaar zendt een verzoekformulier aan de
belastingschuldige en stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het
verzoek alsnog binnen drie weken in te dienen.
In afwachting hiervan wordt de invordering in beginsel opgeschort. Als de
belastingschuldige het formulier niet terugzendt, wijst de invorderingsambtenaar het
verzoek af.
26.1.3 Niet ingevuld of onjuist ingevuld verzoekformulier om kwijtschelding
Als de invorderingsambtenaar een uitgereikt of toegezonden verzoekformulier onvolledig
ingevuld terugontvangt, stelt hij de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende
gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken. In afwachting daarvan schort de
invorderingsambtenaar de invordering in beginsel op.
De invorderingsambtenaar vraagt de gegevens slechts tweemaal op. Als de
belastingschuldige niet alle gevraagde nadere gegevens bijvoegt, beschouwt de
invorderingsambtenaar het verzoek ook als onvolledig ingevuld en wijst hij het verzoek
af.
26.1.4 Gegevens en normen ten tijde van indiening verzoek om kwijtschelding
Bij de beoordeling van het verzoek zijn de gegevens en normen van belang die gelden
op het moment van indiening van het verzoek, tenzij in de leidraad anders is
aangegeven.
26.1.5 Toewijzing van het verzoek om kwijtschelding onder voorwaarden
Als de invorderingsambtenaar besluit dat kwijtschelding zal worden verleend nadat aan
één of meer voorwaarden is voldaan, dan neemt hij die voorwaarden in de beschikking
op.
Als de invorderingsambtenaar in de voorwaarden heeft opgenomen dat verrekening zal
plaatsvinden van uit te betalen bedragen, dan stelt hij tevens de termijn vast waarin
verrekening van die bedragen zal plaatsvinden. De termijn bedraagt maximaal drie jaar,
te rekenen vanaf de dagtekening van de kennisgeving, dan wel - als dit minder is - de tijd
die nog overblijft voordat de verjaring van de belastingaanslag intreedt.
Als tot de voorwaarden de voldoening van een deel van de schuld behoort, dan moet de
invorderingsambtenaar de belastingschuldige uitnodigen om binnen een termijn van
veertien dagen een voorstel te doen met betrekking tot de betaling van dat deel. Hierbij
is het uitstelbeleid (zie artikel 25 van deze leidraad) van toepassing. Als tot de
voorwaarden naast de voldoening van een deel van de schuld ook de verrekening van
teruggaven behoort, wordt het te betalen bedrag niet beïnvloed door de hoogte van de
verrekende teruggaven.
26.1.6 Motivering afwijzing van het verzoek om kwijtschelding
Als de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding afwijst, moet hij motiveren
waarom hij tot afwijzing van het verzoek heeft besloten. Daarbij moet hij alle
afwijzingsgronden noemen.
26.1.7 Na afwijzen kwijtschelding veertien dagen wachttijd bij voortzetting
invordering
Als de invorderingsambtenaar afwijzend heeft beslist op een verzoek om kwijtschelding
of een aangeboden akkoord, of het college afwijzend heeft beslist op een ingediend
beroepschrift tegen een afwijzende beschikking van de invorderingsambtenaar, voldoet
de belastingschuldige het op de belastingaanslag(en) verschuldigde bedrag binnen
veertien dagen na dagtekening van de afwijzende beschikking of binnen de
betaaltermijnen die op het aanslagbiljet zijn aangegeven. Na deze termijn kan de
invorderingsambtenaar de invordering aanvangen dan wel voortzetten. Artikel 9 van de
regeling is gedurende deze wachttijd van overeenkomstige toepassing.
De termijn van veertien dagen geldt niet als sprake is van een situatie als bedoeld in
artikel 10 van de wet. De termijn wordt daarnaast niet of niet geheel verleend als naar
het oordeel van de invorderingsambtenaar aanwijzingen bestaan dat door het niet direct
aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden
geschaad.
26.1.8. Mondeling meedelen afwijzen kwijtschelding
Om de belangen van de gemeente niet te schaden, kan de invorderingsambtenaar de
beslissing op een kort voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om kwijtschelding
mondeling bekend maken. De invorderingsambtenaar bevestigt deze beslissing zo
spoedig mogelijk bij beschikking. In dat geval geldt niet de termijn van veertien dagen
waarbinnen de invorderingsambtenaar de invordering niet mag aanvangen of
voortzetten.
Evenzo geldt voor een kort voor de executoriale verkoop gedaan verzoek dat niet is
ingediend op een verzoekformulier of op een verzoekformulier dat onvolledig is ingevuld,
dat de invorderingsambtenaar de belastingschuldige niet in de gelegenheid stelt het
verzoek in te dienen op het daartoe bestemde formulier of de belastingschuldige niet in
de gelegenheid stelt de ontbrekende gegevens aan te vullen (zoals bepaald in de
artikelen 26.1.2 en 26.1.3 van deze leidraad), maar het verzoek afwijst.
26.1.9 Wanneer wordt geen kwijtschelding verleend
Er wordt geen kwijtschelding verleend als:
- •
de gevraagde gegevens voor de beoordeling van het verzoek niet, niet volledig, onjuist,
of niet op het door de invorderingsambtenaar uitgereikte formulier (zie ook de artikelen
26.1.2 en 26.1.3 van deze leidraad) zijn verstrekt;
- •
De invorderingskosten van de aanslag, waarvoor kwijtschelding wordt gevraagd, niet
voldaan zijn;
- •
uit de verstrekte gegevens voor de beoordeling van het verzoek een onevenredige
verhouding blijkt tussen de omvang van de uitgaven enerzijds en het inkomen anderzijds
en de belastingschuldige de in dat verband door de invorderingsambtenaar gevraagde
opheldering niet - of naar het oordeel van de invorderingsambtenaar – in onvoldoende
mate verschaft;
- •
de belastingschuldige heeft nagelaten de vereiste aangifte in te dienen. In dat geval
wordt de belastingschuldige meegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet
eerder kan worden ingediend, dan nadat de heffingsambtenaar op grond van de alsnog
verstrekte gegevens de belastingaanslag tot het juiste bedrag heeft kunnen vaststellen.
Het verzoek dat wordt ingediend nadat de belastingaanslag tot het juiste bedrag is
vastgesteld, behandelt de invorderingsambtenaar als een eerste verzoek;
- •
een bezwaarschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de
heffingsambtenaar, dan wel een beroepschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag
in behandeling is bij de rechtbank of (in hoger beroep) bij het gerechtshof. Een eventuele
vermindering of vernietiging van de belastingaanslag dient namelijk aan kwijtschelding
vooraf te gaan. De belastingschuldige wordt meegedeeld dat een nieuw verzoek om
kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend dan nadat op het bezwaarschrift of
beroepschrift (in hoger beroep) is beslist;
- •
voor de desbetreffende belastingaanslag zekerheid is gesteld;
- •
er sprake is van meer dan één belastingschuldige;
- •
een derde nog voor de belastingschuld aansprakelijk kan worden gesteld;
- •
het aan de belastingschuldige kan worden toegerekend dat de belastingaanslag niet
kan worden voldaan. Daarvan is onder andere sprake als:
a. het aan opzet of grove schuld van de belastingschuldige is te wijten dat te weinig
belasting is geheven;
b. (vervallen)
c. een uitbetaald bedrag (bijvoorbeeld een belastingteruggaaf) niet is aangewend ter
voldoening van de schuld waarvan kwijtschelding wordt gevraagd, tenzij het een
voorlopige teruggaaf betreft voor zover die niet voor beslag vatbaar is;
d. vanaf de bekendmaking van de belastingaanslag tot aan de indiening van het verzoek
om kwijtschelding op enig moment voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag
te kunnen voldoen;
e. de belastingschuldige wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat een belastingaanslag
zou worden opgelegd en nalatig is gebleven in verband daarmee middelen te
reserveren;
f. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente;
g. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente;
h. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
- de belastingschuldige in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert,
tenzij een akkoord is gesloten als bedoeld in de artikelen 138 en 252 FW;
- ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
van toepassing is verklaard, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in artikel 329
FW, dan wel van een belastingaanslag, niet zijnde een belastingaanslag als bedoeld in
artikel 8, tweede lid van de regeling, voor zover die materieel verschuldigd is geworden
op een tijdstip of over een tijdvak dat is gelegen na de uitspraak waarbij de
schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, en niet kan worden aangemerkt als
een boedelschuld;
- het verzoek is ingediend voor een voorlopige aanslag én die aanslag nog niet is
gevolgd door een (definitieve) aanslag. In gevallen dat het verzoek overigens zou
moeten worden toegewezen, verleent de invorderingsambtenaar tegelijkertijd
(ambtshalve) uitstel van betaling totdat de definitieve aanslag is opgelegd. In de
eventuele uitstelbeschikking deelt de invorderingsambtenaar de belastingschuldige mee
dat na oplegging van de definitieve aanslag desgewenst een nieuw
kwijtscheldingsverzoek kan worden ingediend waarin naast de voorlopige aanslag de
definitieve aanslag kan worden betrokken;
- door de invorderingsambtenaar nadere voorwaarden zijn gesteld en aan die
voorwaarden nog niet is voldaan. Zodra aan de gestelde voorwaarden is voldaan, kan
alsnog kwijtschelding worden verleend.
Ook wordt geen kwijtschelding verleend voor het bedrag van de te betalen belasting
waarop het verzoek betrekking heeft als aannemelijk is dat dit bedrag kan worden
voldaan omdat:
- •
binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger
-
inkomen is te verwachten;
- •
binnen een jaar na indiening van het verzoek een verbetering is te verwachten in de
-
financiële omstandigheden;
- •
binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige
teruggaaf, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de regeling kan worden verwacht. De
vraag of buitengewoon bezwaar bestaat de verschuldigde belasting te betalen, kan
immers slechts betrekking hebben op een per saldo verschuldigd bedrag. Alleen voor dat
saldo moeten de aanwezige financiële middelen worden aangesproken. Dit houdt in dat
geen kwijtschelding kan worden verleend als de belastingaanslag binnen een jaar door
middel van verrekening kan worden aangezuiverd.
26.1.10 Begrip 'ex-ondernemer' en kwijtschelding
Als een ex-ondernemer om kwijtschelding vraagt, past de invorderingsambtenaar het
kwijtscheldingsbeleid voor particulieren toe.
Er is geen sprake van een ex-ondernemer als (een deel van) het bedrijfsvermogen nog
aanwezig is. In dat geval zal het verzoek om kwijtschelding moeten worden behandeld
overeenkomstig het bepaalde in artikel 26.3 van deze leidraad. Het nog aanwezige
bedrijfsvermogen zal geheel moeten worden gebruikt ter aflossing van de openstaande
(zakelijke) belastingaanslagen.
26.1.11 Verzoekschriften aan andere instellingen
De invorderingsambtenaar houdt de invordering aan als er een verzoekschrift is
ingediend bij het college, de raad of de gemeentelijke ombudsman.
Als naar het oordeel van de invorderingsambtenaar aanwijzingen bestaan dat door het
niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente
worden geschaad, kan de invorderingsambtenaar na voorafgaande toestemming van het
college toch invorderingsmaatregelen treffen.
26.2 Kwijtschelding van belastingen voor particulieren
26.2.1 Vermogen en kwijtschelding particulieren
Onder vermogen wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de
bezittingen van de belastingschuldige en zijn echtgenoot, verminderd met de schulden
van de belastingschuldige en de echtgenoot die hoger bevoorrecht zijn dan de
gemeentelijke belastingen.
Ook als de belastingschuldige onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd, of bij ongehuwd
samenleven, is het voorgaande van overeenkomstige toepassing ondanks het feit dat de
partner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de voldoening van de
belastingaanslag.
26.2.2 De inboedel en kwijtschelding particulieren
Een inboedel telt alleen mee als een bezitting wanneer deze bovenmatig is. Dit is in
overeenstemming met het beslagverbod op roerende zaken uit het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering. Het gaat dan om zaken die niet nodig zijn voor het voeren
van een gewone, eenvoudige huishouding. Hieronder vallen in ieder geval meubilering
en inventaris zoals bedden en beddengoed, tafel, stoelen, gordijnen, bestek, servies en
ander keukengerei, kasten, koelkast en wasmachine.
Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden van het specifieke geval. Een
bovenmatige inboedel wordt dus wel beschouwd als een bezitting.
26.2.3 De auto en kwijtschelding particulieren
De waarde van de personenauto wordt niet als vermogensbestanddeel in aanmerking
genomen als deze op het moment waarop het verzoek wordt ingediend een waarde
heeft van € 3.350 of minder. Als de waarde meer bedraagt, wordt de volle waarde als
vermogen in aanmerking genomen.
Het toetsen van de waarde van een voertuig wordt bepaald via de ANWB Koerslijst.
Daarbij wordt de veilingwaarde als uitgangspunt genomen. Als dit geen uitkomst biedt
dan wordt uitgeweken naar Marktplaats en eventueel andere websites die auto’s te koop
aanbieden.
Als op de auto voor een financier een pandrecht is gevestigd, moet ter vaststelling van
de actuele (over)waarde de financieringsschuld in mindering worden gebracht.
Een auto wordt niet als een vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als de
belastingschuldige aan de invorderingsambtenaar - zo nodig na een verzoek daartoe -
aannemelijk kan maken dat die auto absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van het
beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met invaliditeit of ziekte van de
belastingschuldige of zijn gezinsleden. Met gezinsleden wordt bedoeld de echtgenoot
van belastingschuldige, of zijn kind(eren) voor zover deze geen eigen
inkomen/vermogen heeft (hebben) waaruit de auto in beginsel zou kunnen worden
betaald.
26.2.4 Saldo op bankrekening en kwijtschelding voor particulieren
Incidentele ontvangsten op een bankrekening (zoals bijvoorbeeld vakantiegeld) worden
voor de bepaling van een aanwezig vermogensbestanddeel ook in aanmerking
genomen, tenzij bij de berekening van de betalingscapaciteit met dat bedrag rekening is
gehouden. Deze situatie zal zich met name voordoen bij de vakantiegelduitkering.
Als de belastingschuldige een energietoeslag heeft ontvangen als bedoeld in artikel 35,
vierde of vijfde lid, Participatiewet, wordt een bedrag ter hoogte van het ontvangen
bedrag aan energietoeslag, niet in aanmerking genomen als vermogen voor de
beoordeling van het recht op kwijtschelding.
De nog beschikbare kredietruimte van een doorlopend krediet wordt in de
kwijtscheldingsregeling niet als een vermogensbestanddeel aangemerkt.
26.2.5 De eigen woning en kwijtschelding voor particulieren
De waarde van onroerende zaken die een belastingschuldige in zijn bezit heeft, wordt
aangemerkt als een vermogensbestanddeel. Voor de waardebepaling van de
onroerende zaak is uitgangspunt de waarde van de onroerende zaak bij verkoop vrij te
aanvaarden.
Als de aanwezigheid van vermogen vastgelegd in onroerende zaken leidt tot de afwijzing
van een verzoek om kwijtschelding en de belastingaanslag wordt vervolgens niet
betaald, kan de voortzetting van de invordering bij oudere belastingschuldigen die hun
laatste levensjaren in hun eigen woning willen slijten, leiden tot een onverdedigbare
hardheid. Een gedwongen verhuizing in verband met de verkoop van de woning zal voor
deze groep belastingschuldigen een onevenredig grotere belasting zijn dan voor andere
belastingschuldigen. In die gevallen kan de invorderingsambtenaar in overleg met de
belastingschuldige afzien van prompte invordering en in plaats daarvan uitstel van
betaling verlenen, gedekt door een hypotheek op de eigen woning of door het leggen
van een beslag op de woning. De hypotheek moet opeisbaar zijn na het overlijden van
de langstlevende of bij een eerder vrijkomen van de woning.
Het verlenen van een zodanig uitstel blijft beperkt tot uitzonderlijke gevallen.
26.2.6 Vermogen van kinderen en kwijtschelding voor particulieren
Als bij de belastingschuldige kinderen thuis wonen die over een eigen vermogen
beschikken, wordt dat vermogen bij de beoordeling van het door de ouder ingediende
verzoek om kwijtschelding niet in aanmerking genomen, tenzij die ouder (een deel van)
zijn vermogen heeft toebedeeld aan zijn kind(eren) om daaruit een fiscaal voordeel te
behalen.
26.2.7 Nalatenschappen en kwijtschelding voor particulieren
Voor de beoordeling van een verzoek om kwijtschelding van belastingaanslagen ten
name van overledenen zijn de financiële omstandigheden van de erfgenamen in
beginsel niet van belang. Alleen de vraag of de belastingaanslagen uit het actief van de
nalatenschap (hadden) kunnen worden voldaan is van belang.
Dit uitgangspunt geldt niet als het verzoek wordt gedaan door de overblijvende
partner/erfgenaam. In dat geval worden de persoonlijke financiële omstandigheden wel
mede in aanmerking genomen, ook al zouden bijvoorbeeld de kinderen als medeerfgenamen voor een deel van de belastingschuld kunnen worden aangesproken.
Als een erfgenaam op grond van een ingediend verzoek voor kwijtschelding in
aanmerking zou komen, wordt de betrokkene bij beschikking voor zijn aandeel in de
belastingschuld ontslag van betalingsverplichting verleend. Deze werkwijze wordt ook
gevolgd als de partner van de erflater het verzoek om kwijtschelding indient.
26.2.8
(Vervallen)
26.2.9
(Vervallen)
26.2.10 Betalingscapaciteit en kwijtschelding voor particulieren
Als is vastgesteld dat geen of onvoldoende vermogensbestanddelen aanwezig zijn om
de openstaande belastingaanslag te voldoen, moet worden beoordeeld in hoeverre de
aanwezige betalingscapaciteit voldoende is om de belastingaanslag te voldoen.
De betalingscapaciteit wordt gevormd door het positieve verschil tussen het gemiddeld
per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige en de
gemiddeld per maand te verwachten kosten van bestaan in de periode van twaalf
maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend.
Het netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige wordt vermeerderd met het
gemiddeld per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van zijn echtgenoot in
de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is
ingediend. Ook wanneer de belastingschuldige onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd
of bij ongehuwd samenleven, is het voorgaande van toepassing, ondanks het feit dat de
partner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de voldoening van de
belastingaanslag. De vaststelling van het totale netto besteedbaar inkomen staat los van
de aansprakelijkheid tot betaling van de aanslagen waarvan kwijtschelding wordt
verzocht.
De verantwoordelijkheid van de echtgenoot, voor schulden van de belastingschuldige,
wordt beperkt tot de (materiële) belastingschulden die betrekking hebben op de
huwelijkse periode dan wel uit de periode waarin de gezamenlijke huishouding is
gevoerd. Dat kan tot gevolg hebben dat in voorkomende gevallen de belastingaanslag
moet worden gesplitst. Het vermogen en de betalingscapaciteit van de echtgenoot van
belastingschuldige, worden dus buiten beschouwing gelaten voor zover een door de
belastingschuldige ingediend verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op
belastingschulden die zijn ontstaan buiten de huwelijkse periode dan wel de
gezamenlijke huishouding. Het toe te passen normbedrag is in dit geval het normbedrag
voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder (zie artikel 16 van de regeling).
26.2.11 Vakantiegeld en kwijtschelding voor particulieren
Tot het inkomen wordt ook het vakantiegeld gerekend. Het vakantiegeld wordt gesteld op
7% van de - aan loonheffing onderworpen - inkomsten waarbij aanspraak bestaat op
vakantiegeld.
Als uit het ingediende verzoekformulier blijkt, dan wel de invorderingsambtenaar uit
eigen wetenschap bekend is dat het reëel genoten vakantiegeld meer of minder
bedraagt dan 7%, wordt het reëel genoten vakantiegeld in aanmerking genomen.
Zo is bijvoorbeeld sprake van een lager percentage dan 7 in het geval de
belastingschuldige een bijstandsuitkering geniet. In dat geval moet dus worden
uitgegaan van het percentage genoemd in artikel 19, derde lid, van de Pw.
26.2.12 Studiefinanciering en kwijtschelding voor particulieren
Bij de berekening van het netto besteedbare inkomen wordt rekening gehouden met
inkomsten die studenten ontvangen op grond van de WSF en hoofdstuk 4 van de Wet
tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS VO-18+).
Studenten in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs hebben recht op een
normbudget voor levensonderhoud: in het kader van de kwijtscheldingsregeling is dit
normbudget de optelsom van basisbeurs, maximale aanvullende beurs en maximale
basislening. Daarbij wordt voor zover van toepassing rekening gehouden met het feit of
de student thuiswonend, dan wel uitwonend is. In voorkomend geval wordt dit
normbudget verhoogd met de één-oudertoeslag.
De inkomsten van een student worden gesteld op een forfaitair bedrag.
a. Voor studenten in het hoger onderwijs is dit het bedrag voor het normbudget voor
levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen.
b. Voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs is dit het bedrag voor het
normbudget voor levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en
leermiddelen en met het bedrag aan onderwijsretributie.
Als de belastingschuldige naast studiefinanciering beschikt over eigen inkomsten wordt
eveneens uitgegaan van de forfaitaire inkomsten, zoals hiervoor berekend onder a en b.
Als de daadwerkelijk genoten studiefinanciering (exclusief het ontvangen
collegegeldkrediet voor studenten in het hoger onderwijs) en de eigen inkomsten
uitstijgen boven de voor het desbetreffende huishoudtype maximaal geldende kosten
van bestaan wordt om de betalingscapaciteit te kunnen berekenen de navolgende
formules gebruikt:
Formule 1: (P + Q) – R – S = X
In deze formule wordt met P aangegeven het totaal van de daadwerkelijk genoten
studiefinanciering (exclusief het ontvangen collegegeldkrediet voor studenten in het
hoger onderwijs). Het totaal van de eigen inkomsten wordt aangegeven met Q. Met R
wordt aangegeven het voor de kwijtschelding geldende normbudget voor
levensonderhoud. Het in mindering te brengen bedrag van de daadwerkelijk ontvangen
lening van de IB-groep wordt aangeduid met S. De uitkomst van deze berekening wordt
aangegeven met X, met dien verstande dat X altijd tenminste nul bedraagt.
Formule 2: X + Y = T
In deze formule wordt met Y aangegeven het forfaitaire bedrag aan inkomsten van de
betreffende student zoals bedoeld onder a of b. Het resultaat van de berekening volgens
formule 1 (X) vermeerderd met Y is het inkomen (T). Dit inkomen vormt vervolgens het
uitgangspunt om het netto-besteedbaar inkomen te kunnen berekenen en de
betalingscapaciteit.
In sommige gevallen bestaat de studiefinanciering voor een groot deel of zelfs geheel uit
een lening. In die situaties wordt ook uitgegaan van de voren vermelde forfaitaire
inkomsten en is hetgeen in dit artikel is vermeld van overeenkomstige toepassing.
26.2.13 Bijzondere bijstand/ouderlijke bijdrage en kwijtschelding voor particulieren
Uitkeringen die worden ontvangen in het kader van bijzondere bijstand en die zijn
bestemd voor bestrijding van specifieke kosten waarin de reguliere bijstandsuitkering niet
voorziet, worden niet als inkomen in aanmerking genomen.
De bijzondere (aanvullende) bijstand voor personen jonger dan 21 jaar, wordt
daarentegen wél als inkomen in aanmerking genomen, evenals de ouderlijke bijdrage in
geld die deze jongeren ontvangen. In dat geval is de bijzondere bijstand niet bestemd
voor bestrijding van specifieke kosten waarin de reguliere bijstandsuitkering niet voorziet.
De bijzondere bijstand voor jongeren dient ter aanvulling van de zeer lage bijstandsnorm,
als de ouderlijke bijdrage - die geacht wordt deze lage bijstandsnorm aan te vullen tot het
niveau van de bijstandsnorm voor personen van 21 tot 65 jaar - geheel of gedeeltelijk
ontbreekt.
26.2.13a Persoonsgebonden budget en kwijtschelding voor particulieren
Verstrekkingen die worden ontvangen uit een persoonsgebonden budget voor specifieke
kosten op het gebied van zorg, begeleiding of hulp en waarop geen aanspraak bestaat
vanuit de zorgverzekering of de reguliere bijstand, worden niet als inkomen in
aanmerking genomen.
26.2.14 Betalingen op belastingschulden en kwijtschelding voor particulieren
Bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen wordt geen rekening gehouden
met belastingaanslagen die in de loop van de periode van twaalf maanden vanaf de
datum waarop het verzoek is ingediend, nog zullen worden opgelegd.
Tot betalingen op belastingschulden worden naast betalingen aan rijksbelastingen ook
de betalingen gerekend die worden verricht op gemeentelijke belastingen (met
uitzondering van de rechten die zijn vermeld in artikel 229 van de Gemeentewet) en
andere belastingen en heffingen van lokale overheden.
26.2.15 Woonlasten en kwijtschelding van belasting van voorhuwelijkse
belastingschulden
Als het verzoek om kwijtschelding wordt gedaan voor belastingschulden die zijn ontstaan
voor de aanvang van de huwelijkse periode, dan wel de gezamenlijke huishouding in de
zin van artikel 3 Pw (zie artikel 26.2.10 van deze leidraad), worden de woonlasten in
aanmerking genomen tot ten hoogste 50% van het bedrag dat de uitkomst is van de
berekening op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling.
26.2.16 Uitgaven in verband met onderhoudsverplichtingen en kwijtschelding voor
particulieren
Naast de alimentatieverplichtingen wordt bij de berekening van het netto besteedbaar
inkomen de daadwerkelijk betaalde onderhoudsbijdrage - de bijdrage die een gemeente
op grond van de Pw van een ex-partner vordert in de kosten van bijstand - in mindering
gebracht.
26.2.17 Kwijtschelding tijdens WSNP
Als sprake is van een belastingschuldige ten aanzien van wie de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, en die
belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden
die niet zijn aan te merken als boedelschuld, dan wordt het verzoek behandeld
overeenkomstig het bestaande beleid.
Dit betekent dus onder meer dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het
inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het
inkomen dat onder beheer van de bewindvoerder naar de boedel gaat. Verder wordt
opgemerkt dat de middelen die de boedel vormen en onder beheer van de
bewindvoerder berusten, niet beschouwd worden als vermogen in de zin van artikel 12
van de regeling.
26.2.18
(Vervallen)
26.2.19 Normpremie zorgverzekering begrepen in de bijstandsuitkering
De normpremie, voor zover is begrepen in de bijstandsnorm, is vastgesteld in artikel 2
van de Wet op de zorgtoeslag.
26.2.20 Onderhoud gezinsleden in het buitenland
De hier te lande alleenwonende gehuwde belastingschuldige die zijn in het buitenland
verblijvende echtgenote en/of kinderen daadwerkelijk onderhoudt, wordt voor de
berekening van de betalingscapaciteit niet als een alleenstaande aangemerkt. Uitgegaan
wordt van het normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 Pw. Als huur wordt de
hier te lande betaalde huur in aanmerking genomen. Door toepassing van het
normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 Pw, wordt in het
kwijtscheldingsbeleid op forfaitaire wijze rekening gehouden met de bedragen die de
buitenlandse werknemer aan zijn bloed- of aanverwanten overmaakt voor de kosten van
levensonderhoud. Met de werkelijke bedragen die de buitenlandse belastingschuldige
overmaakt, wordt geen rekening gehouden.
26.3 Kwijtschelding van belastingen voor ondernemers
Anders dan de in artikel 5 van de verordening kwijtschelding gemeente Hof van Twente
genoemde mogelijkheid tot kwijtschelding voor ondernemers wordt geen kwijtschelding
verleend aan ondernemers behalve bij het hieronder genoemde saneringsakkoord.
26.3.1 Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord
Kwijtschelding voor ondernemers vindt alleen plaats bij een saneringsakkoord tussen de
schuldenaar en alle schuldeisers tot gedeeltelijke betaling van de schuld tegen finale
kwijting, tenzij de raad op grond van artikel 28, eerste lid, onder b, van de
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 anders heeft besloten.
Deze kwijtschelding komt pas aan de orde nadat alle gestelde zekerheden zijn
uitgewonnen.
Ook als er geen andere schuldeisers zijn of alleen speciale crediteuren als bedoeld in
artikel 26.3.8 van deze leidraad kan de invorderingsambtenaar kwijtschelding verlenen.
De invorderingsambtenaar zal bij dergelijke saneringsverzoeken de volgende aspecten
meewegen in de beoordeling van het verzoek:
- 1.
Kan de belastingschuldige een verwijt worden gemaakt ter zake van het onbetaald
blijven van de belastingschulden (zie artikel 8 van de regeling en artikel 26.1.9 van deze
leidraad)?
- 2.
Is er sprake van een situatie waarin de belastingschuldige de invorderingsambtenaar
als enig schuldeiser heeft overgelaten door de andere schuldeisers bij voorrang te
voldoen (zie artikel 26.3.5 van deze leidraad)? De voorwaarden van artikel 22 van de
regeling voor medewerking van de invorderingsambtenaar aan een saneringsakkoord
zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
26.3.2 Aansprakelijkheid en kwijtschelding voor ondernemers
Voordat de invorderingsambtenaar toetreedt tot een saneringsakkoord gaat hij na of de
mogelijkheid bestaat (een) derde(n) aansprakelijk te stellen voor onbetaald gebleven
belastingschuld. Als de (te verwachten) opbrengst uit de aansprakelijkstelling zodanig is
dat het aanbod tot een saneringsakkoord voor de invorderingsambtenaar geen betere
perspectieven biedt, treedt de invorderingsambtenaar niet toe tot het akkoord.
Bij toetreding tot een saneringsakkoord kan de invorderingsambtenaar er van afzien
derden alsnog aansprakelijk te stellen. In dat geval moet bij de vaststelling van het
bedrag dat aan de invorderingsambtenaar moet worden voldaan rekening worden
gehouden met het bedrag dat uit de aansprakelijkstelling geïnd had kunnen worden.
Als de invorderingsambtenaar toetreedt tot een saneringsakkoord en daarnaast nog
derden aansprakelijk stelt, blijft bij de vaststelling van het bedrag dat in het akkoord moet
worden voldaan een (eventuele) opbrengst uit de aansprakelijkstelling buiten
beschouwing. In de situatie dat de aansprakelijkgestelde zijn regresrecht op de
gesaneerde onderneming uitoefent en het bedrijf daardoor opnieuw in moeilijkheden
komt, eist de invorderingsambtenaar niet dat de onderneming het ontstane tekort alsnog
aanvult. Als later blijkt dat de aansprakelijkgestelde niet kan betalen, eist de
invorderingsambtenaar evenmin het ontstane tekort op.
26.3.3 Voorwaarden tot deelname aan een saneringsakkoord
De invorderingsambtenaar verleent geen medewerking aan een saneringsakkoord
waarbij één of meer schuldeisers het gedeelte van hun vordering dat niet wordt voldaan
niet kwijtschelden maar overdragen aan een derde of omzetten in aandelenkapitaal.
26.3.4 Toepassingsbereik saneringsakkoord
Bij de beoordeling van het aangeboden saneringsakkoord bekijkt de
invorderingsambtenaar welke belastingaanslagen in het akkoord kunnen worden
betrokken. Uitgangspunt hierbij is de formele belastingschuld ten tijde van het verzoek.
Bij de behandeling van het aangeboden akkoord is het de taak van de
belastingschuldige/ondernemer er voor te zorgen dat de formele schuld zo nauwkeurig
mogelijk overeenstemt met de materiële schuld. Als de belastingschuldige niet de
gegevens overlegt die (kunnen) leiden tot een juiste vaststelling van de verschuldigde
belasting, is er geen aanleiding voor de invorderingsambtenaar toe te treden tot het
aangeboden akkoord.
Naast de Rijksbelastingdienst heeft ook de gemeente de inspanningsverplichting om de
te saneren schuld zo volledig mogelijk en tot het juiste bedrag vast te stellen en de
eventueel nog (materieel) verschuldigde belastingen over tijdvakken tot aan het tijdstip
waarop het verzoek om sanering is ingediend, te formaliseren.
26.3.5 Ten minste dubbele percentage en saneringsakkoord
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
26.3.6 Bestuurlijke boeten en saneringsakkoord
Bestuurlijke boeten moeten ook integraal in het akkoord worden betrokken. Uitgangspunt
is dat het heffingstraject moet worden afgewerkt voordat tot sanering kan worden
overgegaan. Daarna past de invorderingsambtenaar het akkoordpercentage toe op de
belastingschuld én op de bestuurlijke boete.
26.3.7 Rente en kosten en saneringsakkoord
De invorderingsambtenaar betrekt rente en kosten integraal in het akkoord. Het bedrag
dat op basis van het akkoord is betaald, wordt in afwijking van artikel 7 van de wet op de
hoofdsom afgeboekt. De invorderingsambtenaar vermeldt dit in de beschikking.
26.3.8 Speciale crediteuren en saneringsakkoord
Een aantal crediteuren neemt een zodanige positie in dat zij niet noodzakelijkerwijs tot
een akkoord hoeven toe te treden om (een deel van) de vordering die zij hebben te
kunnen innen. Tot die crediteuren behoren onder meer:
- •
Pandhouders, omdat het recht van voorrang van de pandhouder op het in pand
gegeven goed boven het voorrecht van de fiscus gaat, staat het niet deelnemen van de
pandhouder aan het akkoord niet aan een deelname daaraan door de
invorderingsambtenaar in de weg. Vanzelfsprekend zal in aanmerking moeten worden
genomen dat het recht van voorrang van de pandhouder afhankelijk is van - en dus qua
belang beperkt is tot - de waarde van het in pand gegeven goed. Voor het niet door pand
gedekte gedeelte van zijn vordering kan de pandhouder slechts als concurrent
schuldeiser worden aangemerkt. De bezitloos pandhouder wiens pandrecht betrekking
heeft op een zaak als bedoeld in artikel 21, tweede lid, tweede volzin van de wet is voor
die zaak lager bevoorrecht dan de fiscus. Voor hem geldt het voorgaande dus niet.
Vordering van de gemeente moeten als concurrente vorderingen worden aangemerkt.
- •
Leveranciers die de eigendom van de geleverde zaak hebben voorbehouden. Als een
leverancier de eigendom van de geleverde zaak heeft voorbehouden, moet bij het
bepalen van de grootte van zijn vordering rekening worden gehouden met dat
eigendomsvoorbehoud. Het voorgaande is niet van toepassing als de
invorderingsambtenaar met toepassing van het bodemrecht beslag heeft gelegd op deze
zaak. In dat geval wordt door de invorderingsambtenaar integrale voldoening van de
waarde van de bodemzaak worden geëist en voor het restant van de fiscale vordering
(ten minste) het dubbele percentage;
- •
Cessionarissen, als sprake is van rechtsgeldige gecedeerde uit te betalen bedragen en
de invorderingsambtenaar heeft eveneens met de cessie ingestemd, dan wordt bij een
akkoord de vordering van de crediteur/cessionaris in aanmerking genomen met
inachtneming van de te verwachten uit te betalen bedragen. De hoogte van de vordering
van de invorderingsambtenaar wordt bepaald zonder rekening te houden met de te
verwachten - maar rechtsgeldig gecedeerde - uit te betalen bedragen.
- •
dwangcrediteuren. Onder 'dwangcrediteuren' worden in dit verband verstaan
leveranciers die niet bereid zijn aan een akkoord mee te werken terwijl de onderneming
zonder hen niet verder kan werken. Hiermee vergelijkbaar is de adviseur/boekhouder die
de stukken moet produceren die voor de beoordeling van het aanbod nodig zijn. Bij de
beoordeling van het akkoord houdt de invorderingsambtenaar rekening met de volledige
betaling van de vordering van de adviseur/boekhouder.
26.3.9 Betaling bedrag saneringsakkoord
Betaling van het bedrag van het saneringsakkoord vindt in beginsel zonder uitstel plaats.
De invorderingsambtenaar kan echter toestaan dat het bedrag in termijnen wordt
betaald. Dit kan enkel indien de belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig beroep
uitoefent en aannemelijk maakt dat de termijnen, bedoeld in de tweede volzin, evenals
de nieuw opkomende fiscale verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen. In het
geval de invorderingsambtenaar betaling in termijnen heeft toegestaan, treedt hij
voorwaardelijk toe tot het akkoord. Op de betalingsregeling voor het bedrag van het
saneringsakkoord zijn de artikelen 25.6.1 en 25.6.2 van toepassing met dien verstande
dat in afwijking van:
- artikel 25.4.3 van deze leidraad geen verrekening plaatsvindt van belastingteruggaven
en andere teruggaven voor zover die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het
verzoek tot het sluiten van het saneringsakkoord is ingediend;
- artikel 25.6.1 van deze leidraad de looptijd van twaalf maanden aanvangt op de dag na
de dagtekening van de voorwaardelijke beschikking tot kwijtschelding;
- artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en
andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar
is opgedragen, niet alleen gedurende de uitstelregeling, maar gedurende de gehele
looptijd van de saneringsprocedure nakomt;
- artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen.
Kwijtschelding wordt pas verleend indien het saneringsakkoord in al zijn onderdelen is
nagekomen.
26.4 Administratief beroep
26.4.1 Administratief beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding
Als de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking van de
invorderingsambtenaar op het verzoek om kwijtschelding, kan hij een gemotiveerd
beroepschrift richten tot het college. Het beroepschrift wordt ingediend bij de
invorderingsambtenaar. In verband met het aan het college uit te brengen advies zendt
de invorderingsambtenaar zo nodig opnieuw een verzoekformulier aan de
belastingschuldige toe.
Als de belastingschuldige het nader toegezonden verzoekformulier niet terugzendt, stelt
de invorderingsambtenaar hem in de gelegenheid dit alsnog te doen. Als de
belastingschuldige hieraan geen gevolg geeft, stelt de invorderingsambtenaar het
college daarvan in kennis. De invorderingsambtenaar adviseert het college dan om niet
aan het beroepschrift tegemoet te komen.
26.4.2 Herhaald verzoek om kwijtschelding
De invorderingsambtenaar merkt een herhaald verzoek om kwijtschelding aan als een
beroepschrift dat gericht is aan het college. Als de invorderingsambtenaar zelf aanleiding
ziet om een gunstigere beslissing te nemen dan in zijn eerdere beschikking, handelt hij
het herhaalde verzoek zelf af.
De invorderingsambtenaar behandelt een herhaald verzoek om kwijtschelding als een
eerste verzoek als het verzoek is afgewezen als gevolg van een duidelijke, ambtelijke
fout.
In deze gevallen kan de belastingschuldige na de beslissing van de
invorderingsambtenaar een beroepschrift indienen bij het college.
26.4.3 Beroepsfase kwijtschelding
Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, verzoekt de
invorderingsambtenaar de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke
termijn (nader) te motiveren. De invorderingsambtenaar wijst daarbij op een mogelijke
niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
26.4.4 Gegevens en normen eerste verzoek om kwijtschelding
Bij de behandeling van het beroepschrift of het herhaalde verzoek om kwijtschelding zijn
de gegevens en normen van belang die van toepassing waren bij de beoordeling van het
eerste verzoek. Wanneer echter blijkt dat het inkomen van de belastingschuldige ten
opzichte van het eerste verzoek zodanig is gedaald dat de betalingscapaciteit destijds in
belangrijke mate tot een te hoog bedrag is vastgesteld, vindt een herberekening plaats.
Ook wijzigingen in de aanspraak inzake huurtoeslag en zorgtoeslag kunnen leiden tot
een herberekening. Een herberekening vindt niet plaats bij wijzigingen in de kosten van
bestaan.
26.4.5 Beslissing college op beroep bij kwijtschelding
In alle gevallen waarin het college het beroep gegrond oordeelt, kan het college de zaak
inhoudelijk afdoen. Hetzij door het verzoek alsnog toe te wijzen, hetzij door het af te
wijzen onder verbetering of vervanging van de gronden.
26.4.6 Invordering tijdens administratief beroep en herhaald verzoek om
kwijtschelding en ambtshalve behandeling beroepschrift
Als binnen de termijn van tien dagen als bedoeld in artikel 24 van de regeling een
beroepschrift wordt ingediend, dan wordt gedurende de behandeling van dit
beroepschrift gehandeld overeenkomstig artikel 9 van de regeling.
Indiening van het beroepschrift na de termijn van tien dagen leidt tot nietontvankelijkheid. Dit neemt echter niet weg dat - als het belang van de invordering zich
daartegen niet verzet - van het college mag worden verwacht dat het alsnog ambtshalve
de grieven die in het beroepschrift zijn aangedragen op hun waarde beoordeelt. Ook in
dat geval wordt gehandeld overeenkomstig artikel 9 van de regeling.
Of het belang van de invordering zich tegen ambtshalve behandeling verzet, hangt af
van de omstandigheden. Hiervan is echter in ieder geval sprake als inmiddels
onherroepelijke invorderingsmaatregelen zijn genomen.
26.4.7 Niet tijdig beslissen op een verzoek om kwijtschelding
Als de invorderingsambtenaar nalaat om tijdig een beslissing te nemen op een verzoek
om kwijtschelding, kan de belastingschuldige hiertegen beroep instellen bij het college.
Hieraan is geen termijn gebonden.
Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat de invorderingsambtenaar kwijtschelding had
moeten verlenen, dan hoeft het college niet te volstaan met de uitspraak dat de
invorderingsambtenaar niet tijdig heeft beslist, maar kan het college op het beroepschrift
van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen.
26.5
(Vervallen)
26.5.1
(Vervallen)
26.6 Geen verdere invorderingsmaatregelen en afwijzing verzoek om
kwijtschelding
Als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding maar de
invorderingsambtenaar voortzetting van de invordering niet gewenst vindt, wijst de
invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding af. De invorderingsambtenaar
neemt in die beschikking op in hoeverre hij geen invorderingsmaatregelen zal treffen.
Tegen het besluit van de invorderingsambtenaar om geen invorderingsmaatregelen
meer te treffen staat geen
administratief beroep open.
Als de invorderingsambtenaar besluit tot het niet meer nemen van
invorderingsmaatregelen voor de nog openstaande schuld zonder dat hij daaraan
voorwaarden verbindt, heeft de beslissing voor de belastingschuldige materieel dezelfde
gevolgen als kwijtschelding.
De invorderingsambtenaar kan ook besluiten geen invorderingsmaatregelen meer te
nemen voor de nog openstaande schuld onder de voorwaarde dat eventuele uit te
betalen bedragen verrekend worden met de buiten de invordering gelaten schuld. De
termijn waarbinnen verrekening plaatsvindt bedraagt maximaal drie jaar, te rekenen
vanaf de datum van de beschikking, dan wel - als dit minder is - de tijd die nog overblijft
voordat de verjaring van de belastingaanslag intreedt. De invorderingsambtenaar neemt
deze verrekeningsvoorwaarde uitdrukkelijk in de beschikking op.
Als de invorderingsambtenaar besluit voorlopig geen invorderingsmaatregelen meer te
nemen, zal hij in zijn beschikking voorwaarden of een tijdsbepaling opnemen. Anders
dan kwijtschelding is een dergelijke beschikking herroepelijk. Als de belastingschuldige
de voorwaarden niet nakomt, neemt de invorderingsambtenaar een nieuwe beschikking
waarbij hij zijn eerdere beschikking intrekt. De invorderingsambtenaar kan hiertoe pas
overgaan nadat hij de belastingschuldige een brief heeft gestuurd over zijn voornemen
de eerdere beschikking in te trekken wanneer niet binnen veertien dagen alsnog aan de
voorwaarden of de tijdsbepaling is voldaan.
26.7 Geautomatiseerde kwijtschelding
Als de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid van geautomatiseerde
kwijtschelding, wordt er getoetst in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaande aan
het belastingjaar waarvoor de kwijtschelding eventueel kan worden verleend.
De toetsing vindt plaats door het Inlichtingenbureau aan de hand van jaarlijks
vastgestelde criteria. Deze criteria worden vastgesteld door het Ministerie van Financiën.
Als op grond van deze toetsing geen recht bestaat op geautomatiseerde kwijtschelding
kan in een later stadium alsnog een individueel verzoek worden ingediend.
Artikel 27 Verjaring
In aanvulling op afdeling 4.4.3 (artikelen 4:104 tot en met 4:111) Awb regelt artikel 27
van de wet enkele specifieke (aanvullende) zaken met betrekking tot verjaring:
- •
dat stuiting van de verjaring door de invorderingsambtenaar mogelijk is door het
zenden van een schriftelijke mededeling waarin het recht op betaling ondubbelzinnig
wordt voorbehouden;
- •
als de belastingschuldige heeft opgehouden te bestaan (oftewel: de onderneming
bestaat niet meer) en er is iemand aansprakelijk gesteld voor de belastingschuld, dan
treedt de aansprakelijkgestelde in de plaats van de belastingschuldige (oftewel: in dat
geval kan ook de aansprakelijkheidsschuld zelfstandig worden gestuit of verlengd).
In aansluiting op afdeling 4.4.3 van de Awb en artikel 27 van de wet beschrijft dit artikel
het beleid over:
- •
versnelde invordering en verjaring;
- •
aansprakelijkgestelden en verjaring;
- •
stuiting van de verjaring;
- •
schorsing van de verjaring;
- •
afstand van verjaring;
- •
rente en kosten van verjaring;
- •
verjaring van belastingteruggaven.
- •
27.1 Versnelde invordering en verjaring
Als de invordering is aangevangen met toepassing van artikel 10 van de wet begint de
verjaringstermijn te lopen op het moment dat de belastingaanslagen onmiddellijk en tot
het volle bedrag invorderbaar werden. De oorspronkelijke vervaldag heeft op dat
moment voor de verjaring geen belang meer.
27.2 Aansprakelijkgestelden en verjaring
Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet voor
zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag ter zake waarvan
aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van dwanginvordering en verrekening van
de aansprakelijkheidsvordering.
27.3 Stuiting van de verjaring
Als de betekening van een dwangbevel uitsluitend plaatsvindt om de verjaring te stuiten,
dan licht de invorderingsambtenaar de belastingschuldige in over het doel van de
betekening. Deze betekening is kosteloos.
Om de verjaring te stuiten kan een dwangbevel meer dan éénmaal worden betekend. Als
de invorderingsambtenaar de verjaring van een rechtsvordering tot betaling stuit door
een schriftelijke mededeling, maakt hij die schriftelijke mededeling bekend aan de
belastingschuldige.
27.4 Schorsing van de verjaring
Uitstel van betaling voor een gedeelte van de belastingaanslag verlengt de
verjaringstermijn voor de gehele belastingaanslag.
27.5 Afstand van verjaring
Van eenmaal verkregen verjaring kan afstand worden gedaan. De
invorderingsambtenaar beroept zich echter alleen op afstand van verjaring, als zonder
meer duidelijk is dat de belastingschuldige daadwerkelijk bedoelt afstand van de
verjaring te doen.
27.6 Rente en kosten en verjaring
De op een belastingaanslag belopen rente en kosten zijn onlosmakelijk met de
belastingaanslag verbonden. Als voor een belastingaanslag de verjaring is ingetreden,
laat de invorderingsambtenaar dus ook voor de rente en kosten invordering en
verrekening achterwege.
27.7 Na verjaring geen civiele invordering
Na intreding van de verjaring maakt de invorderingsambtenaar geen gebruik van de
mogelijkheid om een belastingschuld in te vorderen door middel van een dagvaarding.
Artikel 27.8 Verjaring van belastingteruggaven
Voor de verjaring van belastingteruggaven geldt eenzelfde verjaringstermijn als voor
belastingschulden. Na verjaring ontstaat een natuurlijke verbintenis. De
invorderingsambtenaar zal een beroep op de verjaring doen, tenzij hij gerede twijfel heeft
of de belastingaanslag aan de belastingschuldige is bekendgemaakt.
Artikel 27a Betalingskorting
De bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 28 Invorderingsrente
Artikel 28 van de wet regelt het in rekening brengen en vergoeden van invorderingsrente.
In aansluiting op artikel 28 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
correctie berekende invorderingsrente;
- •
vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente;
- •
kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk;
- •
drempelbedrag.
- •
28.1
(Vervallen)
28.2 Correctie berekende invorderingsrente
De invorderingsambtenaar corrigeert de renteberekening als daarbij onjuiste gegevens
zijn gebruikt. Dit geldt ook voor een belastingaanslag waaraan een nieuwe dagtekening
wordt toegekend die leidt tot een ander aanvangstijdstip voor de renteberekening.
Daarnaast wordt invorderingsrente gecorrigeerd in de volgende gevallen:
Voor zover na het in rekening brengen van de invorderingsrente een afname van de
schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening tot stand is gekomen en
geen rente wordt vergoed op grond van artikel 28b van de wet. Deze situatie zal zich
voordoen:
bij vermindering van belastingaanslagen, en;
als een positieve belastingaanslag wordt gevolgd door een negatieve belastingaanslag
over dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.
28.3 Vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente
Als de invorderingsambtenaar als gevolg van een te late betaling terecht rente in
rekening brengt, kan er slechts in uitzonderlijke situaties aanleiding bestaan die rente te
verminderen. De invorderingsambtenaar moet dan van mening zijn dat het niet tijdig
voldoen van de belastingschuld niet kan worden verweten aan de belastingschuldige en
bovendien dat de invordering van rente onredelijk en onbillijk is.
De invorderingsambtenaar kan slechts naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift
de verschuldigde rente verminderen.
28.4
(Vervallen)
28.5
(Vervallen)
28.6 Kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk
Kwijtschelding van uitsluitend invorderingsrente is niet mogelijk. De
invorderingsambtenaar doet ook geen toezegging dat de rente niet zal worden
ingevorderd. Dit laat onverlet dat de invorderingsambtenaar kwijtschelding verleent of
rente buiten invordering laat, als hij de hoofdsom kwijtscheldt of buiten invordering laat
op grond van het bepaalde in artikel 26 van deze leidraad.
28.7
(Vervallen)
28.8 Drempelbedrag
Rentebedragen van € 23 of minder worden bij een slotbetaling op een belastingaanslag
niet in rekening gebracht.
28a en artikel 28b
Er zijn in deze leidraad op artikel 28a en artikel 28b van de wet geen beleidsregels
gemaakt.
28c
Er zijn in deze leidraad op artikel 28c van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 29
Er zijn in deze leidraad op artikel 29 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 30 Beschikking betalingskorting en invorderingsrente
Artikel 30 van de wet bepaalt dat de invorderingsambtenaar het bedrag van de
betalingskorting en de invorderingsrente vaststelt bij een voor bezwaar vatbare
beschikking. Op deze beschikking is hoofdstuk V van de AWR van toepassing. De
invorderingsambtenaar kan geen betalingskorting verlenen van belastingen.
In aansluiting op artikel 30 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- beschikking terug te nemen betalingskorting;
- verzoek tot vermindering rente is bezwaar;
- betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie;
- teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling;
- geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting.
30.1 Beschikking terugnemen betalingskorting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
30.2 Verzoek tot vermindering rente is bezwaar
Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van in rekening gebrachte rente
merkt de invorderingsambtenaar aan als een bezwaarschrift.
30.3 Betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
30.4 Teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling
Het beleid omtrent teruggenomen betalingskorting is niet van toepassing voor de
gemeente.
Indiening van een bezwaar- of beroepschrift (in hoger beroep) schort de verplichting om
de invorderingsrente te betalen niet op. Als om uitstel van betaling wordt verzocht is het
beleid van artikel 25 van deze leidraad en artikel 34 van de regeling van
overeenkomstige toepassing.
30.5 Geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 31 en artikel 31a
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 31 en artikel 31a van de wet geen beleidsregels
gemaakt.
Artikel 32 Samenloop fiscale en civiele aansprakelijkheidsbepalingen
Artikel 32 van de wet bepaalt dat naast de aansprakelijkheidsbepalingen die in hoofdstuk
VI van de wet zijn opgenomen, de invorderingsambtenaar ook een beroep kan doen op
aansprakelijkheidsbepalingen in andere wettelijke regelingen. De invorderingsambtenaar
kan dus ook een beroep doen op aansprakelijkheidsbepalingen uit bijvoorbeeld het
Burgerlijk Wetboek of het Wetboek van Koophandel.
In aansluiting op artikel 32 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
keuze aansprakelijkheid;
- •
gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid.
32.1 Keuze aansprakelijkheid
In situaties waarin de invorderingsambtenaar feitelijk de keuze heeft tussen de
toepassing van zowel een aansprakelijkheidsbepaling uit de wet als een
aansprakelijkheidsbepaling uit het civiele recht, geldt in beginsel hetgeen is vermeld in
artikel 3.1 van deze leidraad.
In de belangenafweging die aan de aansprakelijkstelling voorafgaat, wordt in beginsel
doorslaggevend gewicht toegekend aan die aansprakelijkheidsbepaling waarbij de
aansprakelijke in de gelegenheid is zich te disculperen.
32.2
(Vervallen)
Artikel 33 Aansprakelijkheid van bestuurder, leider vaste inrichting, vaste vertegenwoordiger en vereffenaar voor alle belastingen
Artikel 33 van de wet bevat hoofdelijke aansprakelijkheidsregels die gelden voor de
invordering van alle (rijks)belastingen.
Deze regels dienen ertoe om, als op het in dit artikel genoemde lichaam geen verhaal
meer kan worden uitgeoefend, die personen voor de nog verschuldigde belasting aan te
spreken, die in een nauwe betrekking staan of stonden tot het desbetreffende lichaam en
invloed (hadden) kunnen uitoefenen op het betalen van de belastingschulden.
In aansluiting op artikel 33 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger;
- •
feitelijke vestiging;
- •
lichaam dat is ontbonden;
- •
vereffenaar;
- •
bestuurder;
- •
gewezen bestuurder.
33.1 Leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger bij aansprakelijkheid
De begrippen ‘vaste inrichting’ en ‘vaste vertegenwoordiger’ zijn dezelfde als bij de
heffing van de diverse belastingen.
33.2 Feitelijke vestiging bij aansprakelijkheid
Het begrip 'gevestigd' in artikel 33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, heeft een feitelijke
betekenis. Waar een lichaam is gevestigd, moet worden beoordeeld naar de
omstandigheden van het geval.
De invorderingsambtenaar moet hierbij aansluiting zoeken bij het materiële
vestigingsbegrip van artikel 4, eerste lid, van de AWR.
33.3 Lichaam dat is ontbonden bij aansprakelijkheid
De ontbinding van het lichaam waarop artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van de wet
doelt, kan - behalve op grond van de verschillende formele ontbindingsbepalingen -
onder omstandigheden ook worden afgeleid uit handelingen van vennoten of organen
van rechtspersonen.
Voor de berekening van de driejaarstermijn wordt de stilzwijgende ontbinding - bedoeld
in de vorige volzin - geacht zich te hebben voltrokken ten tijde van het verrichten van de
handelingen.
Als ontbinding kan niet worden aangemerkt het feitelijk staken van de bedrijfsuitoefening
en/of het voortzetten van de activiteiten van de vennootschap in een andere rechtsvorm,
het zogenaamde 'leeg' maken van het lichaam.
33.4 Vereffenaar bij aansprakelijkheid
Niet alleen degene die met de vereffening is belast, is aansprakelijk op grond van artikel
33, eerste lid, onderdeel c, van de wet, maar ook degene die feitelijk als vereffenaar is
opgetreden zonder dat van een uitdrukkelijke lastgeving sprake is.
De invorderingsambtenaar moet aannemelijk maken dat het niet-betalen van de
belastingschuld is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de vereffenaar. De
betekenis van het begrip kennelijk onbehoorlijk bestuur in dit lid is dezelfde als in artikel
36 van de wet.
33.5
(Vervallen)
33.6 Gewezen bestuurder bij aansprakelijkheid
De invorderingsambtenaar kan de gewezen bestuurder aansprakelijk stellen voor de
belastingschuld waarvoor hij ten tijde van zijn bestuursperiode hoofdelijk aansprakelijk
was, te weten de schuld die in deze periode materieel is ontstaan.
33.7 Disculpatie bestuurders, leiders en vaste vertegenwoordigers
Bestuurders van lichamen zonder rechtspersoonlijkheid of van een rechtspersoonlijkheid
bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is alsmede leiders van een vaste
inrichting van een niet in Nederland gevestigd lichaam dan wel de in Nederland wonende
of gevestigde vaste vertegenwoordiger van dat lichaam, zijn niet aansprakelijk voor
zover zij bewijzen dat de niet-betaling niet aan hen is te wijten.
Niet-verwijtbaarheid wordt naar redelijkheid en billijkheid beoordeeld, waarbij veel
afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden. Zo kan van niet-verwijtbaarheid sprake
zijn als een ondernemer, hoewel hij de nodige voorzieningen heeft getroffen om
eventuele tegenslagen in zijn bedrijf het hoofd te bieden, toch wordt geconfronteerd met
niet te voorziene calamiteiten. Daaronder is begrepen een sterk verslechterde
economische situatie van zodanige omvang dat hij ondanks zijn voorzorgen niet meer in
staat is zijn betalingsverplichtingen na te komen.
Ook kan plotseling betalingsonmacht ontstaan door een bijzondere gebeurtenis,
bijvoorbeeld een niet voorzienbare, omvangrijke miscalculatie of door het faillissement
van een belangrijke debiteur. Bij dit laatste geldt echter dat een ondernemer die zijn
bedrijf uitoefent op een te zwakke financiële basis zich niet gemakkelijk op nietverwijtbaarheid zal kunnen beroepen.
Artikel 33a. Aansprakelijkheid van begunstigden
Er zijn in deze leidraad op artikel 33a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 34 tot en met 47
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 48 Beperking aansprakelijkheid van erfgenamen
Artikel 48 van de wet regelt niet de aansprakelijkheid van de erfgenaam, maar geeft aan
dat de erfgenaam - als rechtsopvolger van de erflater - niet voor alle belastingaanslagen
voor het volle bedrag zal worden aangesproken.
In aansluiting op artikel 48 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- beneficiaire aanvaarding;
- invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege.
48.1 Beneficiaire aanvaarding
Als een nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, wordt de
vereffening van de boedel afgewacht, met dien verstande dat de invorderingsambtenaar
maatregelen neemt ter beveiliging van zijn rechten (zie echter ook artikel 14.1.3 van
deze leidraad).
Aantasting van het vermogen van de erfgenamen blijft uiteraard achterwege.
48.2 Invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege
Als voor een belastingaanslag ten name van een overledene niet meer tegen de
gezamenlijke erfgenamen kan worden opgetreden, blijft invordering ten laste van een
erfgenaam van wie minder dan € 23 moet worden ingevorderd achterwege, tenzij het de
hoofdsom van de aanslag betreft.
Er kan ook aanleiding bestaan een gering restbedrag op tactische gronden buiten
invordering te laten.
Artikel 48a Aansprakelijkheid van derden voor uitbetaalde bedragen
inkomstenbelasting of omzetbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 49 Formele bepalingen voor aansprakelijkstelling
Artikel 49 van de wet regelt de formele bepalingen voor aansprakelijkstellingen. Het geeft
aan op welke wijze een materiële aansprakelijkheid wordt omgezet in een formele
aansprakelijkstelling. De bepalingen gelden niet alleen voor de in de wet opgenomen
aansprakelijkheidsregels, maar gelden ook voor de aansprakelijkheid in enige andere
wettelijke regeling, bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van
Koophandel.
De aansprakelijkstelling vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking, en wel
afzonderlijk voor een ieder die aansprakelijk wordt gesteld.
In aansluiting op artikel 49 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete;
- •
aansprakelijkstelling voor invorderingsrente;
- •
vooraankondiging aansprakelijkstelling;
- •
de aansprakelijkstelling - in gebreke zijn;
- •
informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten- en
-
inlenersaansprakelijkheid;
- •
informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden;
- •
eerst uitwinning belastingschuldige;
- •
volgorde van aansprakelijkstelling;
- •
bezwaar en uitstel van betaling;
- •
overgangsrecht.
- •
49.1 Aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete
De invorderingsambtenaar kan de beschikking aansprakelijkstelling voor de bestuurlijke
boete opnemen in dezelfde brief waarbij hij ook de beschikking voor de
aansprakelijkstelling voor de belastingschuld bekendmaakt. De invorderingsambtenaar
moet dan in de beschikking de gronden vermelden waarop de aansprakelijkstelling voor
de boete berust.
Als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid om de gronden, waarop het
voornemen tot een aansprakelijkstelling voor de vergrijpboete berust, te betwisten of de
invorderingsambtenaar is van oordeel dat de betwisting van de aansprakelijke
ongegrond is, dan zal hij de derde daarvan op de hoogte stellen en overgaan tot
aansprakelijkstelling voor de bestuurlijke boete op de voet van artikel 49, eerste lid, van
de wet.
49.2 Aansprakelijkstelling voor invorderingsrente
Als aan de aansprakelijkgestelde invorderingsrente in rekening moet worden gebracht,
dan wordt de rente berekend over het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.
Voor zover in het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking tevens een bedrag
aan invorderingsrente is opgenomen, wordt over dat bedrag geen rente in rekening
gebracht.
49.2a Vooraankondiging aansprakelijkstelling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
49.3 De aansprakelijkstelling - in gebreke zijn
49.3.1 Wanneer in gebreke
De belastingschuldige is in gebreke als de betaling van zijn belastingschuld niet heeft
plaatsgevonden binnen de betalingstermijn die voor de belastingaanslag geldt.
49.3.2 In gebreke zijn en versnelde invordering
De belastingschuldige wordt ook geacht in gebreke te zijn als de belastingaanslag op
grond van artikel 10 van de wet terstond invorderbaar is.
49.3.3 In gebreke zijn en een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’
Als de invorderingsambtenaar aan de belastingschuldige een beschikking heeft gestuurd
waarin hij toezegt geen verdere invorderingsmaatregelen tegen de belastingschuldige
meer te nemen, kan een derde voor de desbetreffende belastingschuld niettemin
aansprakelijk worden gesteld, mits die mogelijkheid uitdrukkelijk in de beschikking is
vermeld.
49.4 Informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten- en
inlenersaansprakelijkheid
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
49.5 Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden
Op grond van het bepaalde in artikel 49, zesde lid, van de wet moet de
invorderingsambtenaar de aansprakelijkgestelde desgevraagd op de hoogte stellen van
de gegevens over de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.
Tot de gegevens die op grond van genoemde bepaling moeten worden verstrekt,
behoren in elk geval de stukken die op de zaak betrekking hebben als bedoeld in de
artikelen 7:4 en 8:42 Awb. Hieronder worden verstaan alle stukken die bij het nemen van
het besluit een rol hebben gespeeld. Naast de gegevens die zijn vastgelegd in de
genoemde stukken moeten desgevraagd ook andere gegevens worden verstrekt, mits
die gegevens redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor het maken van
bezwaar of het instellen van beroep.
De gegevens worden - na een daartoe strekkend verzoek van de aansprakelijk gestelde
- vooruitlopend op het indienen van een bezwaarschrift of op het instellen van beroep
verstrekt.
Hoewel artikel 49, zesde lid, van de wet betrekking heeft op de gegevens over de
belasting, is goedgekeurd dat de gegevensverstrekking zich daartoe niet beperkt, maar
mede betrekking heeft op (alle) andere aspecten van de aansprakelijkheidsbeslissing.
Voorwaarde is wel dat deze gegevens hetzij gerekend kunnen worden tot de stukken die
op de zaak betrekking hebben als hiervoor genoemd, hetzij redelijkerwijs van belang
kunnen worden geacht voor het maken van bezwaar tegen de
aansprakelijkheidsbeschikking of het instellen van beroep tegen daarop volgende
beslissingen.
49.6 Aansprakelijkheid: eerst uitwinning belastingschuldige
De invorderingsambtenaar zal zich in beginsel eerst verhalen op
vermogensbestanddelen van de belastingschuldige voordat hij overgaat tot uitwinning
van de vermogensbestanddelen van de aansprakelijkgestelde, tenzij zich een situatie
voordoet als bedoeld in artikel 14.1.4, laatste volzin, van de leidraad.
49.7 Volgorde van aansprakelijk stellen
Als de invorderingsambtenaar een derde aansprakelijk kan stellen op grond van meer
dan één fiscale of civielrechtelijke aansprakelijkheidsbepaling, dan hoeft hij daarbij geen
volgorde in acht te nemen. Hetzelfde geldt als de invorderingsambtenaar verscheidene
derden op grond van dezelfde dan wel op grond van verschillende
aansprakelijkheidsbepalingen aansprakelijk kan stellen.
Dit geldt niet in de gevallen waarvoor in de wet of deze leidraad anders is bepaald.
49.8 Bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking
Aansprakelijkstelling
49.8.1. Uitstel in verband met bezwaar tegen een beschikking aansprakelijkstelling
Het beleid voor uitstel van betaling verwoord in artikel 25.2 is van overeenkomstige
toepassing:
- •
als bezwaar wordt gemaakt tegen de beschikking aansprakelijkstelling;
- •
als beroep wordt ingesteld tegen de uitspraak van de invorderingsambtenaar op het
bezwaarschrift tegen een beschikking aansprakelijkstelling, en;
- •
als hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak.
49.8.2
(Vervallen)
49.9 Overgangsrecht
(Vervallen)
Artikel 51 Conservatoir beslag bij aansprakelijkheid
De versnelde invordering op grond van de artikelen 10 en 15 van de wet is niet van
toepassing op een aansprakelijkgestelde. Wel heeft de invorderingsambtenaar de
mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen op grond van artikel 51 van de wet met
toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In aansluiting op artikel 51 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over conservatoir
beslag en uitstel in verband met bezwaar.
51.1 Conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar
Als er conservatoir beslag ligt en de aansprakelijkgestelde verzoekt om uitstel van
betaling in verband met een bezwaar tegen de beschikking, dan verleent de
invorderingsambtenaar alleen uitstel van betaling als er zekerheid wordt gesteld.
Artikel 52 Betalingstermijn beschikking aansprakelijkstelling
Op grond van artikel 52, eerste lid, van de wet heeft de aansprakelijkgestelde een
betalingstermijn van zes weken na dagtekening van de beschikking van de
aansprakelijkstelling.
Als na het verstrijken van deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden en geen
bezwaarschrift tegen de beschikking is ingediend, is het in de beschikking vermelde
bedrag invorderbaar.
In aansluiting op artikel 52 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over vermindering
van de belastingaanslag.
52.1 Vermindering van de belastingaanslag en aansprakelijkstelling
Als de heffingsambtenaar de aanslag vermindert, past de invorderingsambtenaar het
bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking aan voor zover dat voortvloeit uit de
vermindering en deelt dat mee aan de aansprakelijkgestelde.
Artikel 53 Aansprakelijkheid: verhaalsrechten en kwijtschelding
De invorderingsambtenaar heeft op grond van het bepaalde in artikel 53 recht om ook de
regels voor de verrekening (artikel 24 van de wet met uitzondering van het tweede lid)
toe te passen voor een aansprakelijkgestelde. Dit leidt ertoe dat een openstaande
aansprakelijkheidsschuld kan worden verrekend met een aan de aansprakelijkgestelde
uit te betalen bedrag.
Als de aansprakelijkgestelde niet in staat is - anders dan met buitengewoon bezwaar -
de belastingschuld waarvoor hij aansprakelijk is gesteld geheel of gedeeltelijk te voldoen,
dan kan aan hem op verzoek ontslag van betalingsverplichting worden verleend.
In aansluiting op artikel 53 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld;
- •
ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en verwijtbaarheid.
53.1 Geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld
Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet voor
zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag waarvoor
aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van dwanginvordering en verrekening van
de aansprakelijkheidsvordering.
53.2 Ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en
verwijtbaarheid
De invorderingsambtenaar verleent geen ontslag van betalingsverplichting als sprake is
van verwijtbaarheid van de kant van de aansprakelijk gestelde. Dit volgt uit artikel 8,
eerste lid, onderdeel a, van de regeling. De vraag of sprake is van verwijtbaarheid
beoordeelt de invorderingsambtenaar op basis van gedragingen van de aansprakelijk
gestelde. Dit betekent dat als de aansprakelijkstelling van een bestuurder is gebaseerd
op artikel 36, vierde lid, van de wet, het enkele feit dat het lichaam niet op de juiste wijze
heeft gemeld niet in de weg hoeft te staan aan ontslag van betalingsverplichting.
Artikel 54 Mededeling aan de aansprakelijkgestelde
In aansluiting op artikel 54 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het aanhouden
van de betaling van een teruggaaf bij aansprakelijkstelling.
54.1 Betaling teruggaaf aanhouden bij aansprakelijkstelling
De invorderingsambtenaar houdt de betaling van de teruggaaf - als bedoeld in artikel 54,
eerste lid, van de wet - aan gedurende vier weken na de dagtekening van de schriftelijke
mededeling aan de belastingschuldige.
In deze periode kan de belastingschuldige - als de derde zich al voor de
aansprakelijkheidsschuld op hem heeft verhaald - derdenbeslag leggen onder de
invorderingsambtenaar op het bedrag van de teruggaaf. In de derdenbeslagprocedure
zal worden uitgemaakt aan wie de invorderingsambtenaar het bedrag van de teruggaaf
moet betalen.
Artikel 55 tot en met 57
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 58 Informatieverplichtingen van de belastingschuldige of de Aansprakelijkgestelde
Artikel 58 van de wet regelt de verplichting voor de belastingschuldige en de
aansprakelijkgestelde tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen en het ter
beschikking stellen van gegevensdragers die voor de invordering van de 'eigen'
belastingschulden van belang zijn.
Verder regelt artikel 58 van de wet de identificatieverplichting tegenover de
invorderingsambtenaar.
Onder de gegevens die voor de invordering van de 'eigen' belastingschulden van de
belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de gegevens die de
invorderingsambtenaar nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk derden aansprakelijk
kan stellen.
In aansluiting op artikel 58 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure;
- •
gegevens voor invordering ‘eigen’ belastingschulden.
58.1 Geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure
Het is de invorderingsambtenaar niet toegestaan een invorderingsonderzoek te doen
instellen, nadat de rechter de invorderingsambtenaar in de gelegenheid heeft gesteld
bewijs te leveren voor in een procedure aangevoerde stellingen, indien en voor zover dat
onderzoek wordt ingesteld om gegevens te verwerven om dat bewijs te kunnen leveren.
58.2 Gegevens voor invordering van ‘eigen’ belastingschulden
Onder gegevens die voor de invordering van de ‘eigen’ belastingschulden van de
belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de gegevens die de
invorderingsambtenaar nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk derden aansprakelijk
kan stellen.
58.3 Invorderingsonderzoek tijdens faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 59 Informatieverplichting: gegevensdragers bij een derde
Op grond van artikel 249 van de Gemeentewet is artikel 59 van de wet niet van
toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen.
Artikel 59 legt aan degene die de boekhouding of gegevens van de belastingschuldige of
aansprakelijkgestelde (bij)houdt de verplichting op de gevraagde gegevens aan de
ontvanger van de rijksbelastingdienst te verstrekken. Het artikel kan op grond van artikel
246a van de Gemeentewet bij algemene maatregel van bestuur geheel of gedeeltelijk
van toepassing worden verklaard voor gemeentelijke belastingen. In de betreffende
algemene maatregel van bestuur, het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke
belastingheffing (Stb. 1995, 346) is ten aanzien van de invordering geen bepaling
opgenomen die overeenkomt met artikel 59. In artikel 7 van het Besluit
gegevensverstrekking is alleen bepaald dat de rijksbelastingdienst desgevraagd
gegevens en inlichtingen moet verstrekken over de inkomens- en vermogenspositie van
de belastingschuldige die een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belasting
heeft gedaan op de voet van artikel 26 van de wet. Bij de beoordeling van een ingediend
kwijtscheldingsverzoek kunnen de opgegeven inkomens- en vermogensgegevens
worden geverifieerd bij de rijksbelastingdienst.
Artikel 60 Formele bepalingen voor de informatieverplichtingen
Artikel 60 van de wet regelt de formele bepalingen voor de informatieverplichtingen.
In aansluiting op artikel 60 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- het stellen van een redelijke termijn voor verstrekken van informatie;
- de kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen.
60.1 Redelijke termijn voor verstrekken van informatie
De invorderingsambtenaar stelt een redelijke termijn voor het verstrekken van de
gegevens en inlichtingen of het ter beschikking stellen van de gegevensdragers.
Als de invorderingsambtenaar belang heeft bij een spoedige verstrekking of
beschikbaarstelling kan deze termijn ook terstond zijn.
60.2 Kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen
Als de opgevraagde gegevens niet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden
verstrekt, herhaalt de invorderingsambtenaar zijn verzoek en vordert hij op basis van
artikel 60, eerste lid, van de wet correcte en concrete gegevens.
Als de gegevens ook na herhaald verzoek niet voldoen aan de gestelde eisen,
beoordeelt de invorderingsambtenaar of hij een civiele procedure begint of de
strafsancties van Hoofdstuk VIII van de wet toepast.
Aan de belastingschuldige die niet voldoet aan de verplichting van artikel 60, tweede lid,
van de wet, kan de invorderingsambtenaar een verzuimboete als bedoeld in artikel 63b,
tweede lid, van de wet opleggen.
Gegevensverstrekking vindt in beginsel uitsluitend schriftelijk plaats. In
uitzonderingssituaties kan de invorderingsambtenaar toestaan dat de gegevens
mondeling worden verstrekt. In verband met de bewijsvoering zorgt de
invorderingsambtenaar voor een vastlegging van het gesprek.
Artikel 61 Geen geheimhoudingsplicht bij de informatieverplichtingen
Artikel 61 van de wet bepaalt voor de in de artikelen 58, 59 en 60 van de wet
opgenomen verplichtingen dat niemand zich op geheimhouding kan beroepen, zelfs niet
als die geheimhoudingsverplichting bij wettelijk voorschrift zou zijn opgelegd.
In aansluiting op artikel 61 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over niet van de
administratie gescheiden (beroeps-)vertrouwelijke gegevens.
61.1 Niet van de administratie gescheiden (beroeps-)vertrouwelijke gegevens
De invorderingsambtenaar heeft alleen belang bij die gegevens en inlichtingen en
gegevensdragers die hem inzicht verschaffen in de financiële positie van de
belastingschuldige.
Doorgaans zijn de beroepsvertrouwelijke gegevens en de financiële gegevens
gescheiden. Als het onvermijdelijk is dat de invorderingsambtenaar privacygegevens
onder ogen krijgt, vormt dit geen grond om de verstrekking van gegevens of de
beschikbaarstelling van gegevensdragers te weigeren. De invorderingsambtenaar is op
grond van artikel 67, eerste lid, van de wet gehouden tot geheimhouding van die
gegevens.
Artikel 62 Informatieverplichtingen van de administratieplichtige
Op grond van artikel 249 van de Gemeentewet is artikel 62 van de wet niet van
toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen.
Artikel 62 van de wet legt aan derden de verplichting op om gegevens en inlichtingen die
voor de invordering van belang kunnen zijn te verstrekken aan de ontvanger van de
rijksbelastingdienst. In artikel 246a van de Gemeentewet is bepaald dat bij algemene
maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld om artikel 62 van de
Invorderingswet 1990 geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren of een
overeenkomstige bepaling vast te stellen. In de betreffende algemene maatregel van
bestuur, het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing is ten aanzien
van de invordering geen bepaling opgenomen die overeenkomt met artikel 62. In een
aantal gevallen kunnen gemeenten echter toch gebruik maken van inlichtingen van
derden. Het kan daarbij gaan om de volgende gevallen:
- •
Verschaffing inlichtingen door de rijksbelastingdienst. De Staatssecretaris van
Financiën heeft in onderdeel 2.1.1.3 van het Voorschrift informatieverstrekking 1993
bepaald dat aan gemeenten desgevraagd informatie wordt verstrekt voor zover die zijn
belast met de uitvoering van de belastingwet of invordering op basis van de
Invorderingswet 1990. Op grond van dit voorschrift kunnen aan de rijksbelastingdienst
ten aanzien van een derde bijvoorbeeld gegevens over werkgevers of uitkerende
instanties worden gevraagd indien een beslag op loon of uitkering wordt overwogen.
Opgemerkt wordt dat het voorschrift geen wettelijke verplichting aan de
rijksbelastingdienst oplegt tot het verstrekken van inlichtingen.
- Inlichtingenplicht derden op grond van artikel 475g Rv.
Artikel 62bis
Artikel 62bis is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 62a
Er zijn in deze leidraad op artikel 62a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 63 tot en met 63ab
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 63, 63a, 63aa en 63ab van de wet geen
beleidsregels gemaakt.
Artikel 63b Bestuurlijke boeten
In aansluiting op artikel 63b van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
algemene uitgangspunten;
- •
betalingsverzuim bij aanslagbelastingen;
- •
verplichting toe te laten dat kopieën e.d. worden gemaakt.
63b.1 Algemene uitgangspunten
Bij het opleggen van bestuurlijke verzuimboeten op grond van hoofdstuk VIIA van de wet
zijn, naast de bepalingen van de AWR die in artikelen 63b van de wet worden genoemd,
de voorschriften van titel 5.1 en titel 5.4 van de Awb van toepassing.
63b.2 Betalingsverzuim bij aanslagbelastingen
Voor het opleggen van de boete wordt een systematiek gehanteerd waarbij de boete
wordt gerelateerd aan de hoogte van de niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn
betaalde belasting.
Ter zake van een verzuim als bedoeld in artikel 63b, eerste lid, van de wet kan de
invorderingsambtenaar een boete opleggen van 5 procent van de niet, gedeeltelijk niet of
niet binnen de termijn betaalde belasting tot het wettelijk maximum van die bepaling. De
boete wordt minimaal gesteld op € 50. In afwijking hiervan kan de
invorderingsambtenaar in uitzonderlijke gevallen een boete tot het in artikel 63b, eerste
lid, van de wet genoemde maximum opleggen, zonder rekening te houden met de
genoemde 5 procent. Als het bedrag waarover de bestuurlijke boete is berekend wordt
verlaagd door een vermindering of teruggaaf van belasting over dezelfde belasting en
hetzelfde tijdvak, wordt de opgelegde boete naar evenredigheid verlaagd, tot een
minimum van € 50.
Als een aanslag in meerdere termijnen betaald mag worden, kunnen er met betrekking
tot die aanslag ook meerdere verzuimen als bedoeld in artikel 63b, eerste lid, van de wet
voorkomen. Als er meerdere dergelijke verzuimen zijn, zijn er even zoveel beboetbare
feiten. Bij de bepaling van de hoogte van de boete vanwege een verzuim, houdt de
invorderingsambtenaar alleen rekening met de belasting die betrekking heeft op de
desbetreffende betalingstermijn.
De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet
gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) beslissing te worden genomen.
63b.3 Verplichting toe te laten dat kopieën e.d. worden gemaakt
Ter zake van het verzuim als bedoeld in artikel 63b, tweede lid, van de wet kan de
invorderingsambtenaar een verzuimboete opleggen van 50 procent van het in dat artikel
genoemde wettelijk maximum. In afwijking hiervan kan in uitzonderlijke gevallen een
boete tot het in artikel 63b, tweede lid, van de wet genoemde maximum worden
opgelegd.
De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een
ander zijn dan de belastingschuldige.
De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet
gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) beslissing te worden genomen.
Artikel 63c en 64
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 63c en 64 van de wet geen beleidsregels
gemaakt.
Artikel 65 Niet nakomen informatieverplichting: strafmaat voor misdrijf
Bij het niet of niet correct nakomen van een verplichting tot het verstrekken van
gegevens of het ter beschikking stellen van gegevensdragers, kan sprake zijn van opzet.
In artikel 65, eerste en tweede lid, van de wet wordt de strafmaat voor dit strafbare feit
gegeven. De beide straffen die in die leden zijn genoemd, kunnen cumulatief worden
toegepast. Artikel 65a van de wet merkt dit strafbare feit aan als een misdrijf.
Het derde lid van artikel 65 van de wet bevat de zogenaamde 'inkeerregeling': het recht
op strafvervolging vervalt als een persoon tijdig tot inkeer komt en alsnog zorgt voor een
juiste en volledige verstrekking van informatie.
In aansluiting op artikel 65 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over de reikwijdte
opzetcriterium bij een misdrijf.
65.1 Reikwijdte opzetcriterium bij misdrijf
De vereiste opzet voor de toepassing van artikel 65, eerste en tweede lid, van de wet
behoeft zich niet uit te strekken tot het feit dat te weinig belasting wordt ingevorderd.
Artikel 65a en artikel 66
Er zijn in deze leidraad op artikel 65a en artikel 66 van de wet geen beleidsregels
gemaakt.
Artikel 67 Geheimhoudingsplicht
Artikel 67 van de wet regelt de geheimhoudingsplicht. In het tweede lid van dat artikel is
bepaald dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als:
- •
bekendmaking verplicht is volgens een wettelijk voorschrift;
- •
sprake is van structurele gegevensverstrekking aan bestuursorganen die bij ministeriële
-
regeling (voor de gemeente geldt: bij besluit van het college) zijn aangewezen;
- •
de bekendmaking plaatsvindt aan de belastingschuldige zelf voor zover deze gegevens
-
door of namens hem zijn verstrekt.
Daarnaast kan het college op grond van het derde lid ontheffing van de
geheimhoudingsplicht verlenen.
In aansluiting op artikel 67 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
bekendmaking gegevens op verzoek van de belastingschuldige zelf;
- •
informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen.
67.1 Bekendmaking aan de belastingschuldige
De geheimhoudingsplicht geldt niet voor de bekendmaking van gegevens aan degene op
wie zij betrekking hebben (de belastingschuldige) voor zover deze gegevens door of
namens hem zijn verstrekt. Ook het verstrekken van informatie over belastingschulden
aan de belastingschuldige zelf valt niet onder de geheimhoudingsplicht. Onder
belastingschuldige moet hier mede worden verstaan: diens vertegenwoordiger, curator,
bewindvoerder of erfgenaam.
67.2 Bekendmaking aan derden in het belang van de invordering
De geheimhoudingsplicht geldt niet voor zover de bekendmaking van gegevens
noodzakelijk is voor de uitvoering van de Invorderingswet 1990. Dat laatste moet ruim
worden opgevat. Als bekendmaking van belang is voor de invordering van de
verschuldigde belasting (aanslag) of een aansprakelijkheidsvordering (beschikking), kan
de bekendmaking (aan derden) plaatsvinden zonder dat daarmee de
geheimhoudingsplicht wordt geschonden.
67.3 Informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 67a
Er zijn in deze leidraad op artikel 67a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 68 tot en met 72
De artikelen 68, 70 tot en met 70f zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 68, 69, 70, 70a, 70aa, 70ba, 70c, 70ca, 70d, 70e,
70ea, 70f, 71 en 72 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 73 Insolventieprocedures
In dit artikel is het volgende beleid over insolventieprocedures opgenomen:
- •
de algemene uitgangspunten insolventieprocedures;
- •
insolventieprocedure en wettelijke schuldsanering;
- •
insolventieprocedure en surseance;
- •
insolventieprocedure en faillissement;
- •
insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering door leden van de Vereniging voor
-
schuldhulpverlening en sociaal bankieren ("NVVK") of gemeenten;
- •
insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK
-
of gemeenten;
- •
insolventieprocedures en akkoorden;
- •
wettelijk breed moratorium.
73.1 Algemene uitgangspunten insolventieprocedures
73.1.1 Aanmelden belastingschulden in WSNP of faillissement
Uiterlijk veertien dagen vóór de verificatievergadering meldt de invorderingsambtenaar
zijn vorderingen ter verificatie aan bij de bewindvoerder. Daarbij wordt er van uitgegaan
dat belastingschulden die naar tijdvak worden geheven, geacht worden van dag tot dag
te ontstaan.
De invorderingsambtenaar meldt ook conserverende belastingschulden ter verificatie
aan bij de bewindvoerder.
Voor het indienen van vorderingen in het faillissement wordt verwezen naar artikel 19.2
van deze leidraad.
73.1.2 Invorderingsmaatregelen tijdens de toepassing van WSNP of faillissement
Aansprakelijkstelling voor belastingaanslagen tijdens zowel het faillissement als tijdens
de wettelijke schuldsaneringsregeling is mogelijk.
73.1.3 Boedelschulden
De invorderingsambtenaar ziet er op toe dat de boedelschulden tijdig door de curator
worden voldaan. Als belastingschulden die als boedelschulden kunnen worden
aangemerkt, ten onrechte niet worden voldaan, wendt de invorderingsambtenaar zich in
beginsel eerst tot de curator teneinde informatie te verkrijgen over de toestand van de
boedel en zo mogelijk langs minnelijke weg alsnog voldoening te bewerkstelligen. Als dit
niet leidt tot een bevredigende oplossing wendt de invorderingsambtenaar zich met zijn
grieven tot de rechter-commissaris. In het uiterste geval kan de invorderingsambtenaar
rechtstreeks verhaal zoeken op de boedel.
Het voorgaande is ook van toepassing bij een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Bij de invordering van boedelschulden kan de invorderingsambtenaar tijdens de
wettelijke schuldsaneringsregeling niet het faillissement van de schuldenaar aanvragen.
Belastingschulden ontstaan gedurende een surseance zijn boedelschulden in het
faillissement (zie artikel 19.2.2 van deze leidraad).
73.1.4 Proceskostengarantie
Als de curator een gerechtelijke procedure (niet zijnde de
bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure) moet aanspannen om een bate voor de boedel
te kunnen realiseren, en de aanwezige baten van de boedel niet toereikend zijn om de
proceskosten te voldoen, kan de curator bij de invorderingsambtenaar een gemotiveerd
verzoek indienen om garantstelling voor het bedrag dat niet uit de boedel kan worden
voldaan.
Bij de beoordeling van het verzoek neemt de invorderingsambtenaar als uitgangspunt
dat:
- •
de boedel bij de actie van de curator moet zijn gebaat;
- •
de invorderingsambtenaar (een deel van) de in het faillissement ingediende vordering
zal kunnen innen.
Daarnaast stelt de invorderingsambtenaar de eis dat de schuldeisers - die bij een
verdeling van de activa eveneens zullen profiteren van de vermoedelijke opbrengst van
de procedure - bereid zijn om naar evenredigheid mee garant te staan voor de
proceskosten. Dit geldt ook voor boedelschuldeisers. Als een bewindvoerder in de
wettelijke schuldsaneringsregeling de invorderingsambtenaar een verzoek om
garantstelling doet, treedt de invorderingsambtenaar in overleg met het college.
73.1.5 Belangenbehartiging door de bewindvoerder of de curator
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.1.6 Bodemvoorrecht in faillissement en in de WSNP
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.1.7 Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.1.8 Uitstel in relatie tot faillissement en WSNP
Voor uitstel van betaling in relatie tot faillissement en WSNP wordt verwezen naar artikel
25.1.4 en artikel 25.4.4 van deze leidraad.
73.1.9 Kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP
Zie voor kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP artikel 26.1.9 van deze
leidraad.
73.1.10 Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot
faillissement en WSNP
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.1.11 Toeslagenschuld in relatie tot WSNP en faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.1.12 Verplichtingensignaal in relatie tot WSNP en faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.2 Insolventieprocedure en Wettelijke schuldsanering
73.2.1 Kwijtschelding tijdens WSNP
Voor de situatie dat een belastingschuldige, ten aanzien van wie de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, verzoekt om
kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden die niet zijn aan te merken als
boedelschuld, wordt verwezen naar artikel 26.2.17 van deze leidraad.
73.2.2 De WSNP is beëindigd met een schone lei
Belastingvorderingen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is en
voor zover die na de beëindiging op grond van artikel 356, tweede lid, FW onvoldaan zijn
gebleven, zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen ongeacht of de vorderingen
door de invorderingsambtenaar bij de bewindvoerder zijn aangemeld.
Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode
waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld
na beëindiging (met schone lei) van die regeling, zal de invorderingsambtenaar in
beginsel afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat:
- •
de bewindvoerder de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige aanslagen /
teruggaven dan wel het ontbreken daarvan voldoende op juistheid heeft getoetst; en
- •
over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen
met de gemeente.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum waarop de wettelijke
schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei, die materieel betrekking
hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke
schuldsaneringsregeling, zal de invorderingsambtenaar in beginsel niet verrekenen met
de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De
invorderingsambtenaar verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven
omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn
als hij de belastingteruggave niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als
de vordering van de invorderingsambtenaar, en de belastingteruggaaf zien op dezelfde
belasting en hetzelfde tijdvak.
Met betrekking tot belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode voor de
beëindiging (met schone lei) van de wettelijke schuldsaneringsregeling en die worden
vastgesteld na beëindiging van die regeling, geldt het volgende. Teruggaven (na
mogelijke verrekening met openstaande schulden) van minder dan € 500 worden
uitbetaald aan de belastingschuldige zelf. Indien de belastingteruggave (na mogelijke
verrekening met openstaande schulden) € 500 of meer bedraagt, zal de
invorderingsambtenaar contact opnemen met de gewezen bewindvoerder om met hem
te overleggen of de vereffening moet worden heropend.
Ook na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan de
invorderingsambtenaar derden nog aansprakelijk stellen voor niet-betaalde
belastingaanslagen die als natuurlijke verbintenissen moeten worden aangemerkt.
Reeds in gang gezette aansprakelijkheidsprocedures kan de invorderingsambtenaar
voortzetten.
73.2.3 De WSNP is beëindigd zonder schone lei of de schone lei is ingetrokken
De WSNP kan ook eindigen zonder schone lei (artikel 358, tweede lid, Fw) en de reeds
verstrekte schone lei kan worden ingetrokken (artikel 358a, eerste lid, Fw). In die
situaties kan de invorderingsambtenaar de invordering hervatten.
73.2.4 De WSNP is tussentijds beëindigd
Als een schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd in de zin van artikel 350,
vijfde lid, Fwd, blijft omzetting in faillissement achterwege als er geen baten beschikbaar
zijn. In die situatie geldt het invorderingsbeleid voor natuurlijke personen bij opheffing
van een faillissement wegens gebrek aan baten (artikel 73.4.14).
73.3 Insolventieprocedure en surseance
73.3.1 Uitstel en surseance
Voor uitstel van betaling in relatie tot surseance wordt verwezen naar artikel 25.1.4 en
25.4.4 van deze leidraad.
Voor kwijtschelding in relatie tot surseance wordt verwezen naar artikel 26.1.9 van deze
leidraad.
73.3.2 Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot
surseance
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.3a. WHOA-akkoord
73.3a.1. Geldend beleid bij aangeboden WHOA-akkoord
Het beleid in deze leidraad en in de regeling dat ziet op kwijtschelding van belastingen is
ook van toepassing op een verzoek om instemming met een akkoord als bedoeld in
artikel 370, eerste lid, FW, tenzij daarvan wordt afgeweken in de volgende artikelen.
73.3a.2. Voorwaarden WHOA-akkoord
- 1.
De invorderingsambtenaar kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als
bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- •
het akkoord is schriftelijk aangeboden en voldoet aan de in artikel 375 FW gestelde
eisen;
- •
de invorderingsambtenaar is in de juiste klasse ingedeeld;
- •
het is aannemelijk dat het aangeboden akkoord, afgezien van de daarvoor nog te
-
verrichten formaliteiten, door de rechtbank zou worden gehomologeerd.
- 2.
De invorderingsambtenaar houdt bij de beoordeling van een aan hem aangeboden
bedrag in het kader van een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, rekening
met de zogenoemde 20%-regel als bedoeld in artikel 374, tweede lid, FW.
- 3.
De invorderingsambtenaar kan ook instemmen met een aan hem aangeboden
akkoord als bedoeld in artikel 370 FW, als dit niet ziet op alle schuldeisers van de
belastingschuldige. De invorderingsambtenaar kan eveneens instemmen met een
akkoord als er nog een redelijke mogelijkheid is om een derde aansprakelijk te stellen.
Zie in dit verband artikel 73.3a.3.
- 4.
De invorderingsambtenaar kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als
bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarbij een of meer schuldeisers het gedeelte van
hun vordering dat niet wordt voldaan, niet kwijtschelden maar omzetten in aandelen. De
invorderingsambtenaar stemt echter niet in met een akkoord als de betaling van het
akkoordbedrag aan hem, geschiedt door omzetting van de belastingschuld in
aandelenkapitaal of enige andere betalingsvorm van gelijke strekking.
- 5.
Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvoor in beginsel geen
kwijtschelding wordt verleend.
73.3a.3. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord bij instemming
Als de invorderingsambtenaar instemt met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste
lid, FW, verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald
blijft, nadat het akkoord tot stand is gekomen dan wel is gehomologeerd en hij het
bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.
De invorderingsambtenaar kan voor belastingaanslagen waarvoor derden in redelijkheid
aansprakelijk kunnen worden gesteld toezeggen dat daarvoor ten aanzien van de
belastingschuldige geen verdere invorderingsmaatregelen worden genomen in plaats
van kwijtschelding te verlenen. De invorderingsambtenaar vermeldt in dat geval in de
beschikking dat hij zich het recht voorbehoudt om derden aansprakelijk te stellen voor de
betreffende belastingaanslagen.
73.3a.4. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord zonder instemming
Als een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarmee de
invorderingsambtenaar niet heeft ingestemd, door de rechtbank wordt gehomologeerd,
verleent de invorderingsambtenaar voor het resterende deel van de belastingaanslagen
geen kwijtschelding maar neemt hij geen verdere invorderingsmaatregelen.
De belastingvorderingen die resteren na homologatie van een akkoord zijn aan te
merken als natuurlijke verbintenissen.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van homologatie van
een akkoord die materieel betrekking hebben op een periode waarop het akkoord
betrekking heeft, zal de invorderingsambtenaar in beginsel niet verrekenen met de
vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De
invorderingsambtenaar verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven
omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn
als hij de belastingteruggaaf niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de
vordering van de invorderingsambtenaar en de belastingteruggaaf zien op dezelfde
belasting en hetzelfde tijdvak.
73.4 Insolventieprocedure en faillissement
73.4.1 Faillissementsaanvraag: algemeen
De belastingaanslag(en) waarvoor de invorderingsambtenaar het faillissement
aanvraagt, moet(en) onherroepelijk vaststaan of in redelijkheid materieel verschuldigd
worden geacht. Een faillissementsaanvraag blijft achterwege als de belastingschuldige
aantoont dat de betalingsonmacht van korte duur is.
Voor een voorlopige aanslag vraagt de invorderingsambtenaar slechts een faillissement
aan als:
- •
die aanslag is gevolgd door een definitieve aanslag; of
- •
naast de voorlopige aanslag ook andere aanslagen onbetaald zijn gebleven.
73.4.2 Ontbinding van rechtspersonen in plaats van faillissementsaanvraag
Als sprake is van een rechtspersoon die geen activiteiten meer uitoefent, en bovendien
bekend is dat geen baten aanwezig noch te verwachten zijn, dan wordt de voorkeur
gegeven aan het treffen van maatregelen die moeten leiden tot ontbinding van die
rechtspersoon conform artikel 2:19a BW boven het aanvragen van het faillissement van
die rechtspersoon.
73.4.3 Particulieren en faillissement
Het aanvragen van het faillissement van een particulier blijft achterwege als wordt
verwacht dat de invorderingsambtenaar de eventuele vermogensbestanddelen ook
geheel of nagenoeg geheel zonder faillissement kan uitwinnen, zelfs als daarbij niet de
gehele schuld wordt voldaan.
Particulieren zijn in dit verband natuurlijke personen die niet een onderneming drijven of
zelfstandig een beroep uitoefenen en waarvan niet aannemelijk is dat zij van plan zijn dit
te doen.
Voor zover de openstaande belastingschulden het gevolg zijn van bedrijfsvoering of
uitoefening van een zelfstandig beroep, worden natuurlijke personen die hun bedrijf of
zelfstandige beroepsuitoefening hebben gestaakt in dit verband niet beschouwd als
particulieren.
73.4.4 Saneringsaanbod en faillissementsaanvraag
Als de belastingschuldige - voordat de faillissementsaanvraag in behandeling is
genomen - een verzoek om kwijtschelding doet, dan wel een buitengerechtelijk akkoord
aanbiedt (een en ander in de zin van artikel 73.6 van deze leidraad), dan zal de
invorderingsambtenaar de faillissementsaanvraag aanhouden dan wel intrekken om het
verzoek dan wel het aanbod aan een nader oordeel te onderwerpen.
Hiervan wordt afgeweken als op voorhand duidelijk is dat het verzoek dan wel het
aanbod louter is gedaan om de behandeling van de faillissementsaanvraag te traineren.
Er wordt ook van afgeweken als het aanbod onvoldoende past binnen het door de
gemeente gehanteerde kwijtscheldingsbeleid respectievelijk het in het
kwijtscheldingsbeleid opgenomen saneringsbeleid, en/of gebaseerd is op een onjuiste
voorstelling van zaken. In deze gevallen wijst de invorderingsambtenaar het verzoek dan
wel het aanbod bij beschikking gemotiveerd af, zonder de faillissementsaanvraag in te
trekken of aan te houden.
73.4.5 Verzoek om uitstel van betaling vóór behandeling faillissementsaanvraag
door rechter
Als de belastingschuldige een verzoek om uitstel van betaling doet, voordat de rechtbank
de faillissementsaanvraag in behandeling heeft genomen, dan zal de
invorderingsambtenaar de faillissementsaanvraag aanhouden dan wel intrekken om het
verzoek aan een nader oordeel te onderwerpen.
De invorderingsambtenaar doet dit niet als duidelijk is dat het verzoek louter is gedaan
om de behandeling van de faillissementsaanvraag te traineren, of als het verzoek
onvoldoende past binnen het door de gemeente gehanteerde uitstelbeleid, en/of
gebaseerd is op een onjuiste voorstelling van zaken. In deze gevallen wijst de
invorderingsambtenaar het verzoek bij beschikking gemotiveerd af, zonder de
faillissementsaanvraag in te trekken of aan te houden.
73.4.6 Toestemming voor faillissementsaanvraag
De invorderingsambtenaar moet voor iedere faillissementsaanvraag schriftelijk
toestemming van het college hebben. Het voorgaande geldt ook voor in hoger beroep te
voeren zaken over een faillissementsaanvraag.
73.4.7 Steunvordering derden voor faillissementsaanvraag
Als de invorderingsambtenaar bij zijn faillissementsaanvraag gebruik wil maken van de
vordering van een derde als zogenoemde steunvordering, doet hij dit alleen als de derde
schriftelijk te kennen heeft gegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
73.4.8 Verlenen van steunvordering en faillissementsaanvraag
Voor het verstrekken van de gegevens van de belastingschuldige geldt niet hetgeen in
artikel 73.4.1 tot en met 73.4.7 is vermeld met betrekking tot een faillissementsaanvraag
door de invorderingsambtenaar.
Wel is voor het verstrekken van de gegevens toestemming van het college vereist, als
het een belastingschuldige betreft die een bedrijf voert of zelfstandig een beroep
uitoefent waaraan in totaal meer dan vijftig werknemers zijn verbonden. De gegevens
worden uitsluitend schriftelijk verstrekt.
Als de invorderingsambtenaar zelf het initiatief neemt om een andere schuldeiser van de
belastingschuldige te benaderen met het verzoek het faillissement van de
belastingschuldige aan te vragen met gebruikmaking van de belastingschuld als
steunvordering, dan geldt wel hetgeen is vermeld in artikel 73.4.1, 73.4.3, 73.4.6 en
73.4.7 van deze leidraad. In dat geval is dus ook toestemming van het college vereist.
73.4.9 Verzet tegen faillietverklaring
Als de invorderingsambtenaar gebruik wil maken van de mogelijkheid tot verzet tegen de
faillietverklaring als bedoeld in artikel 10 FW heeft hij hiervoor toestemming van het
college nodig.
73.4.10 Beroep op regresrecht in faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.4.11 Verzending of uitreiking aanslagbiljet bij faillissement
Voor toezending of uitreiking van het aanslagbiljet ingeval van faillissement wordt
verwezen naar artikel 8.1 van deze leidraad.
73.4.12 Opkomen in faillissement
Van de bevoegdheid op grond van artikel 19 van de wet om van de curator dadelijke
voldoening aan de vordering te verlangen wordt verwezen naar artikel 19.2.3 van deze
leidraad.
73.4.13 Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.4.14 Na de toepassing van het faillissement
De invorderingsambtenaar maakt in beginsel geen gebruik van de bevoegdheid van
artikel 196 FW, om na de beëindiging van een faillissement het proces-verbaal van de
verificatievergadering voor het onbetaald gebleven bedrag tegen de schuldenaar te
executeren. Als er wel aanleiding tot invordering bestaat, doet de invorderingsambtenaar
dit zoveel mogelijk bij dwangbevel.
Bij natuurlijke personen hervat de invorderingsambtenaar slechts in bijzondere
omstandigheden de invordering na beëindiging van het faillissement. Deze
omstandigheden doen zich onder andere voor als de betrokkene binnen vijf jaar na het
faillissement beschikt over een meer dan modaal inkomen of over
vermogensbestanddelen van substantiële waarde.
Als na beëindiging van het faillissement daaruit ontvangen gelden moeten worden
terugbetaald, treedt de invorderingsambtenaar in verband met artikel 194 FW in overleg
met de curator.
73.4.15 Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure
Als de belastingschuldige woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU - niet
Denemarken - en aldaar in staat van insolventie verkeert terwijl in Nederland sprake is
van een nevenvestiging, kan in Nederland op grond van de EG-insolventieverordening
een zogenoemde territoriale of secundaire procedure worden geopend.
Onmiddellijk na kennisname van de in het buitenland geopende hoofdprocedure,
beoordeelt de invorderingsambtenaar of hij baat heeft bij het openen van een secundaire
of territoriale procedure in Nederland. Een secundaire procedure betreft alleen de
liquidatieprocedure - dus niet de surseance van betaling - en wordt afgewikkeld volgens
het in Nederland geldende recht. De staat van insolventie behoeft daarbij niet te worden
aangetoond.
73.4.16 Omzetting faillissement in WSNP
Als omzetting van een faillissement in een wettelijke schuldsaneringsregeling mogelijk is,
toetst de invorderingsambtenaar - als de schuldenaar hier uitdrukkelijk om verzoekt - een
door de schuldenaar in het faillissement aangeboden akkoord aan het beleid ingevolge
artikel 19a en 22a van de regeling.
73.5 Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door leden van de NVVK of
Gemeenten
73.5.1 Voorwaarden voor MSNP
Stabilisatiefase
Een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een stabilisatieovereenkomst tussen de schuldenaar en de schuldhulpverlener als hierna bedoeld in
onderdeel b. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatie-overeenkomst
gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener waarin staat dat hij
activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële situatie van de schuldenaar op
korte termijn te stabiliseren.
Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de
invorderingsambtenaar gedurende een periode van maximaal 240 dagen geen
dwanginvorderingsmaatregelen. Lopende invorderingsmaatregelen schort de
invorderingsambtenaar op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Daarnaast
vindt verrekening alleen plaats met belastingteruggaven die (materieel) zijn ontstaan tot
en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen. Het in
deze alinea beschreven terughoudende beleid geldt niet in situaties waarin op voorhand
duidelijk is dat de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor uitstel van betaling op
basis van het hierna in dit artikel beschreven beleid. De invorderingsambtenaar
informeert de schuldhulpverlener hierover.
Schuldregelingsovereenkomst
Nadat de schuldhulpverlener de invorderingsambtenaar schriftelijk heeft bericht dat de
overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de
invorderingsambtenaar uitstel van betaling voor een periode van, in beginsel, maximaal
36 maanden als:
a. de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen;
b. de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling wordt uitgevoerd door
een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a);
c. een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening
van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die
dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de
aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;
d. een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen conform de Module
Schuldregeling in het kader van schuldhulpverlening voor ondernemers van de NVVK of
een daarmee gelijk te stellen overeenkomst en waarbij voor de berekening van de
aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen, voor
zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;
e. het aannemelijk is dat het bedrijf of beroep tijdens en na het volledig hebben
doorlopen van de schuldregeling met een levensvatbare bedrijfsuitoefening kan worden
voortgezet, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde
ondernemer;
f. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de
formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor een
schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW;
g. aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn
betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou
zijn van een wettelijke schuldsanering.
De voorwaarden onder d en e zijn niet van toepassing op een ex-ondernemer indien
aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf zal uitoefenen of niet zelfstandig een
beroep zal uitoefenen.
De invorderingsambtenaar kan ervoor kiezen om aanslagen, waarvoor hij redelijkerwijs
derden aansprakelijk kan stellen, niet te betrekken in de schuldregeling, voor zover deze
ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer. Artikel 26.3.2 is hierbij van
overeenkomstige toepassing.
De invorderingsambtenaar kan in bijzondere omstandigheden een langere termijn voor
uitstel van betaling toekennen dan 36 maanden. Daarbij gelden als voorwaarden dat de
schuldhulpverlener daar schriftelijk om verzoekt en aannemelijk maakt dat sprake is van
bijzondere omstandigheden die een langere periode rechtvaardigen en dat de belangen
van de belastingschuldige onevenredig worden geschaad als wordt vastgehouden aan
de termijn van 36 maanden.
Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na
totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener
of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De
schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar
uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de
schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand
is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelingsovereenkomst voort; hij stelt de
schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in
het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de
schuldregelingsovereenkomst.
Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvan in beginsel geen
kwijtschelding wordt verleend (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting), omdat
de wettelijke schuldsaneringsregeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen.
De uitstelregeling geldt voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de (materieel)
verschuldigde belasting tot en met de dag van de dagtekening van de
schuldregelingsovereenkomst en is definitief in die zin dat daarop van de zijde van de
invorderingsambtenaar in beginsel niet meer kan worden teruggekomen. In voorkomend
geval wordt het bedrag van de verschuldigde belastingen door middel van schatting
bepaald. In het geval de in de vorige volzin bedoelde schatting naar achteraf blijkt
substantieel te laag mocht zijn, kan de invorderingsambtenaar daarop alleen terugkomen
indien ter zake van die belasting ten tijde van de schatting ten onrechte geen aangifte
was gedaan dan wel indien de belastingschuldige of de schuldhulpverlener wisten of
behoorden te weten dat de schatting te laag was.
73.5.2
(Vervallen)
73.5.3 Gevolgen uitstel MSNP voor invorderingsmaatregelen
Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra een schuldregeling tussen de schuldenaar
en diens schuldeisers tot stand is gekomen (en de schuldregelingsovereenkomst dus
wordt voortgezet).
Verrekening kan plaatsvinden met teruggaven die betrekking hebben op belasting die
(materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatieovereenkomst is ontvangen.
73.5.4 Houding invorderingsambtenaar tijdens uitstel MSNP
Als sprake is van een verleend uitstel van betaling op grond van een
schuldregelingsovereenkomst, handelt de invorderingsambtenaar gedurende de periode
van uitstel op dezelfde wijze als bij een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Als de belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van belastingschulden die
materieel zijn ontstaan na de dag van de dagtekening van de
schuldregelingsovereenkomst, dan wordt het verzoek behandeld overeenkomstig het
bestaande beleid.
Dit houdt onder meer in dat bij de berekening van de in artikel 13 van de regeling
bedoelde betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering
wordt gebracht dat deel van het inkomen dat onder het financieel beheer door de
schuldhulpverlener valt. Verder wordt opgemerkt dat de middelen die onder financieel
beheer van de schuldhulpverlener berusten, niet worden beschouwd worden als
vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling.
73.5.5 Intrekken uitstel gedurende MSNP
De invorderingsambtenaar trekt het uitstel in als:
- •
hij niet uiterlijk binnen 240 dagen na de dagtekening van de
-
schuldregelingsovereenkomst door de schuldhulpverlener schriftelijk is geïnformeerd dat
-
de schuldregelingsovereenkomst wordt voortgezet;
- •
de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden die (materieel) betrekking hebben
-
op belasting verschuldigd na de dag van de dagtekening van de
-
schuldregelingsovereenkomst, onbetaald laat;
- •
de schuldenaar zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt;
- •
de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen;
- •
de schuldregelingsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan in de zin van art. 73.5.6.
Het uitstel wordt in de situatie genoemd bij het eerste gedachtestreepje niet ingetrokken
als blijkt dat een verzoek om een schuldregeling, als bedoeld in artikel 287a van de
Faillissementswet, is ingediend bij de rechter. De invorderingsambtenaar trekt het uitstel
in deze situatie niet eerder in, dan nadat de rechter heeft beslist op het verzoek.
De invorderingsambtenaar trekt in de situaties genoemd bij het eerste, tweede, derde en
vierde gedachtestreepje het uitstel niet eerder in, dan nadat hij de schuldhulpverlener
een brief heeft gestuurd over zijn voornemen het uitstel in te trekken als
belastingschuldige niet binnen veertien dagen zijn verplichtingen correct nakomt.
73.5.6 De schuldenaar voldoet aan zijn verplichtingen MSNP
Als de invorderingsambtenaar uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de
MSNP, wordt een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van de
overeenkomst tot schuldregeling aangemerkt als het aanbieden van een
buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling of artikel 22a van de
regeling.
In de kennisgeving moet zijn gesteld dat de overeenkomst na eindcontrole is beëindigd
en de schuldenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Voor de gevolgen van een
buitengerechtelijk akkoord wordt verwezen naar artikel 73.6.3 van deze leidraad.
73.5.7 Na de toepassing van de MSNP
Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode
waarin de minnelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld
na beëindiging van die regeling, zal de invorderingsambtenaar in beginsel, als de
schuldenaar aan zijn verplichtingen uit die regeling heeft voldaan, afzien van invordering.
Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat:
- •
de schuldhulpverlener de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige
-
aanslagen/teruggaven dan wel het ontbreken daarvan voldoende op juistheid heeft
-
getoetst; en
- •
hij over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft
-
opgenomen met de invorderingsambtenaar.
Artikel 73.5a Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door anderen dan
leden van de NVVK of gemeenten
Algemeen
Verzoeken om een minnelijke schuldsaneringsregeling gedaan door een persoon of
instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet, niet
zijnde een NVVK-lid of een gemeente, worden in behandeling genomen met
inachtneming van het volgende. De invorderingsambtenaar zal een belangenafweging
moeten maken en zich daarbij moeten afvragen of hij al dan niet tot instemming met de
schuldregeling kan komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het
belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang
van de schuldenaar dat door die weigering wordt geschaad. Artikel 73.5 is daarbij van
overeenkomstige toepassing. Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking
moet hebben op natuurlijke personen.
Bij die belangenafweging zullen de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen:
- 1.
is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
- 2.
is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar
financieel in staat moet worden geacht;
- 3.
biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de
schuldenaar;
- 4.
biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de
invorderingsambtenaar: hoe groot is de kans dat de weigerende invorderingsambtenaar
dan evenveel of meer zal ontvangen;
- 5.
bestaat er precedentwerking voor vergelijkbare gevallen;
- 6.
wat is de zwaarte van het financiële belang dat de invorderingsambtenaar heeft bij
volledige nakoming;
- 7.
hoe groot is het aandeel van de weigerende invorderingsambtenaar in de totale
schuldenlast;
- 8.
staat de weigerende invorderingsambtenaar alleen naast de overige met de
schuldregeling instemmende schuldeisers;
- 9.
is er eerder een minnelijke of een gedwongen schuldregeling geweest die niet naar
behoren is nagekomen.
Als uit de belangenafweging volgt dat kan worden ingestemd met een dergelijk verzoek
dan verleent de invorderingsambtenaar op het moment van het ingaan van de
schuldregeling voor 36 maanden uitstel van betaling.
73.6 Insolventieprocedures en akkoorden
73.6.1 Buitengerechtelijk akkoord
In het tweede lid van de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn bepalingen
opgenomen die de doelstellingen van de WSNP - namelijk het sluiten van een
buitengerechtelijk akkoord met de gezamenlijke schuldeisers over de sanering van de
schulden zonder tussenkomst van een rechter - ook voor de gemeente laten gelden.
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op betalingsverplichting van een
aansprakelijkgestelde van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de wettelijke
schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is.
Een verzoek tot het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord kan een ieder indienen,
ook de schuldenaar.
73.6.2
(Vervallen)
73.6.2a. Betaling bedrag saneringsakkoord
Betaling van het bedrag van het saneringsakkoord vindt in beginsel zonder uitstel plaats.
De invorderingsambtenaar kan toestaan dat het bedrag in termijnen wordt betaald. Dit
kan enkel indien belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent en
aannemelijk maakt dat de termijnen, bedoeld in de tweede volzin, evenals de nieuw
opkomende fiscale verplichtingen tijdig zullen worden nagekomen. In dat geval treedt de
invorderingsambtenaar voorwaardelijk toe tot het akkoord. Op de uitstelregeling voor het
bedrag van het saneringsakkoord zijn de artikelen 25.6.1 en 25.6.2 van toepassing met
dien verstande dat in afwijking van:
- •
artikel 25.4.3 van deze leidraad geen verrekening plaatsvindt van belastingteruggaven
en andere teruggaven die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek tot het
sluiten van het saneringsakkoord is ingediend;
- •
artikel 25.6.1 van deze leidraad de looptijd van twaalf maanden aanvangt op de dag na
de dagtekening van de voorwaardelijke beschikking tot kwijtschelding;
- •
artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en
andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de invorderingsambtenaar
is opgedragen, niet alleen gedurende de uitstelregeling, maar gedurende de gehele
looptijd van de saneringsprocedure nakomt;
- •
artikel 25.6.2 van deze leidraad belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen.
De invorderingsambtenaar verleent pas kwijtschelding indien het saneringsakkoord in al
zijn onderdelen is nagekomen.
Als in het buitengerechtelijk akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden
aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de invorderingsambtenaar als voorwaarde
op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die
aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De
invorderingsambtenaar ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de
baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.
De invorderingsambtenaar stemt alleen in met een buitengerechtelijk akkoord als het
bodemvoorrecht of de waarde van de bodemzaken tot uitdrukking komt in het
aangeboden bedrag.
73.6.3 Gevolgen buitengerechtelijk akkoord
Als de invorderingsambtenaar toetreedt tot een buitengerechtelijk akkoord verleent hij
kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat hij het
bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen. Zo nodig stelt hij
een derde-beslagene of houder van penningen op de hoogte van het verval van het
beslag en zorgt hij voor doorhaling van een beslag op een registergoed.
De invorderingsambtenaar heft de beslagen op zodra hij ontvangt wat hij heeft gevorderd
op grond van het buitengerechtelijke akkoord.
73.6.4 Voorwaarden voor toetreding tot een gerechtelijk akkoord
De betaling van het aangeboden bedrag moet in beginsel ineens plaatsvinden. Als de
invorderingsambtenaar bij wijze van uitzondering instemt met betaling in termijnen eist hij
zekerheid.
Als in het akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden aansprakelijk
kunnen worden gesteld, neemt de invorderingsambtenaar als voorwaarde op dat de
kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die
aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De
invorderingsambtenaar ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de
baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.
73.6.5 Gevolgen toetreden tot gerechtelijk akkoord
Als de invorderingsambtenaar vrijwillig toetreedt tot een gerechtelijk akkoord verleent hij
kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat hij het
bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.
73.6.6 Begrip belastingschuld en (buiten)gerechtelijk akkoord
Bij de beoordeling van een akkoord stelt de invorderingsambtenaar eerst vast op welke
belastingaanslagen het akkoord betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is de materiële
belastingschuld die is ontstaan tot aan de dag dat de wettelijke schuldsaneringsregeling
is uitgesproken of de dag waarop een buitengerechtelijk akkoord wordt aangeboden.
Er rust een inspanningsverplichting op de gemeente om de te saneren schuld zo volledig
mogelijk en tot het juiste bedrag vast te stellen, in die zin dat de materieel verschuldigde
belasting wordt geformaliseerd in een aanslag.
De invorderingsambtenaar betrekt bestuurlijke boeten, rente en kosten integraal in een
akkoord.
73.6.7 Schuldig nalatig en (buiten)gerechtelijk akkoord
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
73.6.8 Gevolgen dwangakkoord
Als de rechter in het kader van een wettelijke schuldsanering een dwangakkoord oplegt
aan de gezamenlijke schuldeisers, lijdt de invorderingsambtenaar het deel van de
belastingschuld dat onvoldaan blijft oninbaar.
Aangezien de invorderingsambtenaar niet heeft ingestemd met het akkoord, verleent hij
geen kwijtschelding. De belastingvorderingen die resteren na het dwangakkoord blijven
als natuurlijke verbintenissen over.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van het akkoord die
betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke
schuldsaneringsregeling, zal de invorderingsambtenaar in beginsel niet verrekenen met
de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De
invorderingsambtenaar verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven
omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn
de belastingteruggaaf niet te kunnen verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de
vordering van de invorderingsambtenaar en de belastingteruggaaf zien op dezelfde
belasting en hetzelfde tijdvak.
73.6.9 Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord
Indien een akkoord op grond van artikel 22a van de regeling niet mogelijk is, vindt
kwijtschelding voor ondernemers uitsluitend plaats bij een zogenoemd saneringsakkoord
in de zin van artikel 22 van de regeling. Zie ook artikel 26.3 van deze leidraad.
73.7 Wettelijk breed moratorium
Gedurende een door de rechtbank afgekondigde afkoelingsperiode als bedoeld in artikel
5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, schort de invorderingsambtenaar
lopende invorderingsmaatregelen op. Verrekeningen met belastingteruggaven vinden
gedurende de afkoelingsperiode niet plaats, ongeacht de periode waarin die teruggaaf is
ontstaan. De afkoelingsperiode is niet van invloed op een eventueel verleend uitstel van
betaling of een voorwaardelijk verleende kwijtschelding. Hierop blijft het in deze leidraad
opgenomen beleid op de artikelen 25 en 26 van de wet van toepassing. Gedurende de
afkoelingsperiode schort de invorderingsambtenaar de uitbetaling aan een derde op in
verband met een executoriaal beslag op belastingteruggaven van de belastingschuldige.
Artikel 74 Uitstel- en kwijtscheldingsfaciliteiten
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 75 Kosten van vervolging
Dit artikel beschrijft het beleid bij het in rekening brengen van kosten van vervolging. Met
'vervolgingskosten of kosten' wordt bedoeld de kosten die op grond van de Kostenwet
invordering rijksbelastingen (Kostenwet) in rekening worden gebracht.
Hieronder vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden die de
belastingdeurwaarder verricht voor de invordering op civiele wijze.
In dit artikel is het volgende beleid over kosten van vervolging opgenomen:
- •
gevorderde som bevat geen vervolgingskosten;
- •
aan derden toekomende bedragen;
- •
rechtsmiddelen en vervolgingskosten;
- •
verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar;
- •
niet in rekening brengen van vervolgingskosten;
- •
onverschuldigdheid van vervolgingskosten;
- •
niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten;
- •
versnelde invordering en vervolgingskosten;
- •
aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten;
- •
geen kwijtschelding van vervolgingskosten;
- •
limitering betekeningskosten dwangbevel.
75.1 Gevorderde som bevat geen vervolgingskosten
De gevorderde som bij een aanmaning of dwangbevel (waarvan onderscheidenlijk
sprake is in artikel 2 en artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen) is te verstaan als het belastingbedrag waarvoor de aanmaning of het
dwangbevel is uitgevaardigd, dus zonder de vervolgingskosten en eventuele - pro
memorie opgenomen - rente.
75.2 Aan derden toekomende bedragen
Onder de bedragen die op grond van artikel 6 van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht, vallen:
- •
de kosten van de advertenties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en artikel 4, eerste lid,
van de Kostenwet invordering rijksbelastingen;
- •
de vergoeding van de bewaarder dan wel door hem ingeschakelde derden;
- •
de kosten van het openen van deuren en huisraad als bedoeld in artikel 444 Rv;
- •
de kosten van het verrichten van werkzaamheden voor de verkoop ter plaatse van de in
beslag genomen zaken;
- •
de kosten van het verrichten van werkzaamheden door makelaars, deskundigen en
afslagers;
- •
de kosten van het doen overbrengen van de in beslag genomen zaken als de verkoop
elders plaatsvindt;
- •
de kosten van het aanbrengen en verwijderen door derden van wielklemmen of andere
bestanddelen die verhindering van gebruik, vervoer en belasting van de in
beslaggenomen roerende zaken bewerkstelligen;
- de kosten van opslag, afvoer en bewaarneming van inbeslaggenomen roerende zaken.
Om redenen van beleid worden de laatstgenoemde kosten enkel in rekening gebracht
als de verkoop op uitdrukkelijk verzoek van de belastingschuldige elders gebeurt dan wel
als daarbij voornamelijk zijn belang is gediend. Eventuele gemaakte reiskosten door de
gemeente voor de betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kunnen niet
op de belastingschuldige worden verhaald, evenals mogelijke porti- en telefoonkosten.
75.3 Rechtsmiddelen en vervolgingskosten
Als de belastingschuldige in beroep gaat tegen de uitspraak op het bezwaar, handelt de
invorderingsambtenaar overeenkomstig de voorschriften van het Besluit Beroep in
Belastingzaken.
De invorderingsambtenaar kan zich beperken tot de stukken die in de procedure over de
toepassing van de Kostenwet relevant zijn.
Indiening van een bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) stuit op grond van
artikel 6:16 Awb niet de aanvang of de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de akte
van vervolging.
Als om uitstel van betaling wordt verzocht, is het beleid dat is verwoord in artikel 25.1 en
25.2 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing.
75.4 Verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar
Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van de in rekening gebrachte
kosten wordt aangemerkt als een bezwaarschrift. Het bepaalde in artikel 75.3 van deze
leidraad is van overeenkomstige toepassing.
75.5 Niet in rekening brengen van vervolgingskosten
In de volgende gevallen brengt de invorderingsambtenaar voor het uitbrengen van
exploten geen vervolgingskosten in rekening:
- •
herhaalde betekening van een dwangbevel;
- •
(herhaalde) betekening van een dwangbevel uitsluitend ter stuiting van de verjaring;
- •
betekening van een vordering;
- •
betekening aan een minderjarige of onder curatele gestelde als bedoeld in artikel 13.3
van deze leidraad met dien verstande dat de eerste betekening wel, maar de tweede
betekening (aan de wettelijke vertegenwoordiger) niet in rekening wordt gebracht;
- •
betekening van een beslissing van het college op een beroepschrift tegen de
inbeslagneming van roerende zaken aan de derde die het beroepschrift heeft ingediend,
de beslagene en zo nodig de bewaarder, al dan niet gepaard gaande met gehele of
gedeeltelijke opheffing van het beslag;
- •
betekening van een proces-verbaal van overgang van de bewaring van beslagen
roerende zaken, anders dan op verzoek of door toedoen van de belastingschuldige.
75.6 Onverschuldigdheid van vervolgingskosten
Naast de gevallen waarin ten aanzien van de kostenberekening rekenfouten zijn
gemaakt dan wel een onjuist tarief is gehanteerd, zijn kosten niet verschuldigd in de
volgende gevallen:
- •
Als de betaling op de rekening van de gemeente is bijgeschreven op of voorafgaand
aan de dag waarop de kosten verschuldigd zijn geworden;
- •
Voor zover na het in rekening brengen van de kosten een afname van de schuld,
anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening tot stand is gekomen. Deze
situatie zal zich voordoen:
- •
bij vermindering van belastingaanslagen;
- •
als een positieve belastingaanslag wordt gevolgd door een negatieve
belastingaanslag over dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak; - Als er achteraf bezien al
voor het in rekening brengen van de kosten om beleidsmatige redenen aanleiding is
geweest om de invordering op te schorten. Hierbij valt te denken aan:
- •
een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel;
- •
een ingediend aanvraagformulier voor kwijtschelding, mits volledig ingevuld;
- •
een ingediend verzoekschrift bij het college, de raad of de gemeentelijke ombudsman.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat zich omstandigheden kunnen
voordoen waarin het noodzakelijk is de invordering wel voort te zetten. In dat geval
komen de hieraan verbonden kosten vanzelfsprekend niet voor een
tegemoetkoming in aanmerking.
Kosten worden in afwijking van het voorgaande altijd in rekening
gebracht als sprake is van trainering van de invordering;
- •
Als na het in rekening brengen van de kosten aan de belastingaanslag een nieuwe
dagtekening is toegekend;
- •
Als een derdenbeslag nooit blijkt te hebben gelegen als bedoeld in artikel 14.4.1 van
deze leidraad;
- •
Als zaken - die in een onroerende zaak aanwezig zijn - zowel in een beslag op
roerende als in een beslag op onroerende zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over
de vraag of deze zaken roerend dan wel onroerend zijn en duidelijkheid is verkregen
door middel van welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de
kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd;
- •
Als zaken - die op of in een schip van de belastingschuldige aanwezig zijn - zowel in
een beslag op het schip als in een beslag op roerende zaken zijn begrepen omdat twijfel
bestaat over de vraag of deze zaken een bestanddeel vormen van het schip dan wel
zelfstandige roerende zaken zijn, en duidelijkheid is verkregen door middel van welk
beslag die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de kosten die verband
houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd;
- •
Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en
15 van de wet, en de belastingschuldige binnen twee werkdagen na uitreiking van het
aanslagbiljet de openstaande belastingschuld betaalt.
75.7 Niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten
In uitzonderlijke situaties kan er voor de invorderingsambtenaar aanleiding bestaan de in
rekening gebrachte vervolgingskosten - hoezeer ook verschuldigd - te verminderen als
de belastingschuldige hier schriftelijk om verzoekt.
Van zo’n situatie kan sprake zijn als de belastingschuldige aantoont in omstandigheden
te hebben verkeerd die het hem feitelijk onmogelijk maakten zijn verplichtingen tijdig na
te komen en bovendien de invordering van vervolgingskosten - gezien de
omstandigheden van het specifieke geval- onredelijk en onbillijk is.
75.8 Versnelde invordering en vervolgingskosten
Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en
15 van de wet, vermeldt de belastingdeurwaarder in de akte van betekening bij het
dwangbevel dat de in verband met die maatregelen berekende vervolgingskosten niet
verschuldigd zijn als de openstaande belastingschuld binnen twee werkdagen na
uitreiking van het aanslagbiljet wordt betaald. De vorige volzin is van overeenkomstige
toepassing op de beslagkosten.
75.9 Aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten
Voor de door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten die het gevolg zijn van
invorderingsmaatregelen die tegen de aansprakelijkgestelde zijn genomen, is dit
hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
75.10 Geen kwijtschelding van vervolgingskosten
Kwijtschelding van vervolgingskosten is niet mogelijk wegens vermeende
betalingsonmacht. De invorderingsambtenaar doet in dat geval ook geen toezegging dat
deze kosten niet zullen worden ingevorderd.
Het voorgaande laat onverlet dat kwijtschelding wordt verleend dan wel kosten buiten
invordering worden gelaten, wanneer de hoofdsom wordt kwijtgescholden dan wel buiten
invordering gelaten. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen is vermeld bij artikel 26 van
deze leidraad.
75.11 Limitering betekeningskosten dwangbevel
Als door de invorderingsambtenaar of de belastingdeurwaarder op dezelfde dag aan een
belastingschuldige meerdere dwangbevelen worden betekend, is de belastingschuldige
niet meer betekeningskosten verschuldigd dan het, op grond van artikel 3, eerste lid, van
de Kostenwet invordering rijksbelastingen, maximaal in rekening te brengen bedrag voor
het betekenen van een dwangbevel.
Artikel 76 tot en met 79
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 80 Invordering, Awb en het moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen
In dit artikel is beleid opgenomen met betrekking tot artikel 4:121 van de Awb en het
moment van vaststelling van naheffingsaanslagen.
80.1 Tenuitvoerlegging termijndwangbevel
Een eenmaal ingestelde vervolging voor één of meer van de vervallen termijnen van de
belastingaanslag wordt met dezelfde voortvarendheid voltooid als de eindvervolging.
80.2 Moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen
Het overgangsrecht met betrekking tot Afdeling 4.4.1 van de Awb (Vaststelling en inhoud
van de verplichting tot betaling) bepaalt kort gezegd het volgende. Op een
betalingsverplichting die is vastgesteld of ontstaan voor 1 juli 2009 geldt het recht van
voor die datum. Voor betalingsverplichtingen van na 1 juli 2009 geldt de genoemde
afdeling 4.4.1. Bij aanslagbelastingen geldt als moment van vaststelling de datum van
dagtekening van de aanslag. Bij aangiftebelastingen wordt voor het moment van
vaststelling aangesloten bij de dagtekening van de naheffingsaanslag.
Voetnoten
[1] Bijlage bij besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M
[2] Artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet
[3] Artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet
[4] Zie artikel 236, tweede lid, Gemeentewet en artikel 30, zesde lid, Wet WOZ).
[5] U kunt hier ook uw eigen beleid maken en ervoor kiezen de Wet dwangsom en
beroep bij niet tijdig beslissen uitdrukkelijk wel van toepassing te verklaren. Bijvoorbeeld
op beroepen bij het college bij weigering van kwijtschelding. Vanzelfsprekend bent u aan
uw eigen beleidsregels gebonden.
[6] De eisen waaraan een dwangbevel moet voldoen zijn genoemd in artikel 4:122 Awb.
Deze eisen gelden in aanvulling op de eisen die de Awb en Rv in het algemeen stellen
aan het dwangbevel en de bekendmaking ervan.
[7] Met ingang van 1 juli 2009 is onderdeel 14.1 uit de Rijksleidraad verwijderd. Of dit
door de lokale belastingdiensten gevolgd moet worden is de vraag. Vele lokale
belastingdiensten hebben (nog) geen (werk)instructie Invordering voor de medewerkers
die op een of andere wijze bij de uitvoering van het invorderingsproces zijn betrokken.
De Rijksbelastingdienst heeft deze wel. De tekst die in onderdeel 14.1 is opgenomen is
de tekst van de Rijksleidraad zoals die luidde per 1 januari 2009.
[8] Let op: als de invordering wordt toegepast met artikel 15, eerste lid, aanhef, of
onderdeel a of b, van de wet is betekening van een dwangbevel door terpostbezorging
niet mogelijk.
Indien en voor zover aan de daartoe gestelde (wettelijke) voorwaarden wordt voldaan,
zal de invorderingsambtenaar het aldus te veel betaalde bedrag vervolgens
terugvorderen uit ongerechtvaardigde verrijking.
[9] Het college kan een regeling vaststellen waarbij de ministeriële regeling bedoeld in
artikel 31 van de wet (de Uitvoeringsregeling invorderingswet 1990) niet, dan wel
gedeeltelijk van toepassing is verklaard. De gemeente heeft de bevoegdheid zelfstandig
regels te stellen voor de, bij de berekening van de invorderingsrente, toe te passen
afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bepaald
bedrag niet te boven gaat. In artikel 5 van de Model Uitvoeringsregeling gemeentelijke
belastingen is de ministeriële regeling van overeenkomstige toepassing verklaard.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl