Regeling vervallen per 03-02-2024

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel houdende regels voor toepassing van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob)

Geldend van 08-06-2019 t/m 02-02-2024

Intitulé

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel houdende regels voor toepassing van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob)

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

Overwegende

  • -

    Dat de wet Bibob Gedeputeerde Staten beleidsruimte geeft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    Dat het wenselijk is in een beleidsregel vast te leggen op welke wijze de Provincie Overijssel toepassing geeft aan de mogelijkheden die de wet Bibob biedt;

  • -

    Gelet op het bepaalde in de wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Besluiten vast te stellen de

Beleidsregel voor de toepassing van de wet Bibob 2019

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      De provincie: de provincie Overijssel;

    • b.

      Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel;

    • c.

      Overheidsopdracht: een overheidsopdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      Eigen onderzoek: het onderzoek als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob;

    • e.

      Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertisecentrum Oost Nederland;

    • g.

      Landelijk Bureau: Het Landelijk Bureau Bibob, onderdeel van Justis (Ministerie van Veiligheid en Justitie).

    • h.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • i.

      Omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning milieu, een omgevingsvergunning bouw of een omgevingsvergunning beperkte milieutoets;

    • j.

      Omgevingsvergunning milieu: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo juncto artikel 2.6 eerste lid van de Wabo;

    • k.

      k.Omgevingsvergunning bouw: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo;

    • l.

      Omgevingsvergunning beperkte milieutoets: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo;

    • m.

      Risicobranche: tak van handel of nijverheid die betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten: afval- en reststromen, sloopwerken, bodemsaneringen, biomassaprojecten (met name co-vergisting), of een branche die door het RIEC als thema of bijzonder aandachtsgebied wordt aangemerkt of daarvan in overwegende mate onderdeel uitmaakt;

    • n.

      Risicoactiviteit: activiteiten die betrekking hebben op vastgoedgerelateerde projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, transacties met betrekking tot vrijvallende agrarische bebouwingen of activiteiten die door het RIEC als thema of bijzonder aandachtsgebied worden aangemerkt of daarvan in overwegende mate onderdeel uitmaken;

    • o.

      Sloopwerken: het afbreken of slechten van roerende of onroerende goederen met als doel het vrijmaken van gronden, al dan niet in verband met de realisatie van nieuwe werken of een project;

    • p.

      sloopbedrijf: een onderneming die zich hoofdzakelijk bezig houdt met het uitvoeren van sloopwerken;

    • q.

      Overheidsinstantie: een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid Algemene Wet Bestuursrecht en/of een rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1 onder a van de wet Bibob;

    • r.

      Bibob-vragenformulier: het door of namens Gedeputeerde Staten van Overijssel aan een betrokkene toe te zenden of toegezonden formulier in verband met de uitvoering van een eigen onderzoek.

    • s.

      Professionele vastgoedpartij: een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of aannemersbedrijf, of een persoon die financiële belangen heeft in de onderneming van een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of een aannemersbedrijf.

    • t.

      Bibob-risicoprofiel: mate waarin naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van een kans dat bij een subsidieregeling sprake is van aanvragen die een ernstig gevaar opleveren in de zin van artikel 3 lid 1 van de wet Bibob.

Paragraaf 2: Vergunningen

Artikel 2.1 Standaard eigen onderzoek

  • 1. Gedeputeerde Staten voeren in elk geval een eigen onderzoek uit bij:

    • a.

      een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu en bij een aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, voor het oprichten, het veranderen, het reviseren, het veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 28 onder 28.4, 28.5 of 28.6 van Bijlage I, onderdeel C van het Besluit Omgevingsrecht;

    • b.

      een wijziging tenaamstelling als bedoeld in artikel 2.25 lid 2 van de Wabo van een vergunning als bedoeld onder a;

    • c.

      een aanvraag om een omgevingsvergunning bouw voor een bouwwerk, te bouwen binnen een inrichting waar sprake is van bedrijfsmatige activiteiten welke vallen onder categorie 28.4, 28.5 of 28.6 van onderdeel C van bijlage I bij het Besluit Omgevingsrecht en de bouwsom volgens berekening van Gedeputeerde Staten meer bedraagt dan € 500.000 exclusief BTW;

Artikel 2.2 Werkwijze

  • 1. In de gevallen als bedoeld onder 2.1 lid 1 van deze beleidsregel wordt door Gedeputeerde Staten standaard invulling van een bibob-vragenformulier van de betrokkene verlangd.

Paragraaf 3: Subsidies

Artikel 3.1 Standaard eigen onderzoek

  • 1. Gedeputeerde Staten voeren in elk geval een eigen onderzoek uit bij aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

    • a.

      Vastgoed (aankoop, verkoop, (ver)bouw);

    • b.

      Afvalverwerking;

    • c.

      Recreatieparken (exploitatie, aankoop, verkoop, (ver)bouw);

    • d.

      Overslag en logistieke processen;

    • e.

      Energie;

    • f.

      Onderwerpen voortkomend uit integrale ondermijningsbeelden en thema’s van het RIEC.

  • 2. Gedeputeerde Staten voeren ongeacht het onderwerp van de aanvraag in elk geval een eigen onderzoek uit bij aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op subsidiebedragen van meer dan € 1.000.000,- per aanvraag.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen in het Uitvoeringsbesluit subsidies aanvullend bepalen in welke gevallen een eigen onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 3.2 Werkwijze

  • 1. Indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij een subsidieregeling sprake is van een hoog bibob-risicoprofiel, wordt dat in het Uitvoeringsbesluit subsidies in de betreffende regeling vermeld.

  • 2. Indien in een subsidieregeling vermeld is dat sprake is van een hoog bibob-risicoprofiel, verlangen Gedeputeerde Staten van de betrokkene standaard invulling van een bibob-vragenformulier. In andere gevallen verlangen Gedeputeerde Staten van de betrokkene slechts invulling van een bibob-vragenformulier als het eigen onderzoek daartoe aanleiding geeft.

  • 3. In het Uitvoeringsbesluit subsidies kunnen Gedeputeerde Staten per paragraaf afwijken van de in dit artikel beschreven werkwijze.

Paragraaf 4: Aanbestedingen

Artikel 4.1 Standaard eigen onderzoek

  • 1. Gedeputeerde Staten voeren in elk geval een eigen onderzoek uit bij:

    • a.

      aanbestedingen voor te verstrekken opdrachten tot het uitvoeren van sloopwerken en bij aanbestedingen voor te verstrekken opdrachten waarvan het uitvoeren van sloopwerken onderdeel uitmaakt, ingeval het financiële bedrag dat op het uitvoeren van sloopwerken betrekking heeft wordt begroot op tenminste € 50.000,- (exclusief btw);

    • b.

      Europese aanbestedingen die geheel of in overwegende mate betrekking hebben op bodemsaneringen;

    • c.

      aanbestedingen van opdrachten met betrekking tot infrastructurele werken boven een drempelbedrag van € 3.000.000.

Artikel 4.2 Werkwijze

  • 1. In de in artikel 4.1 genoemde gevallen:

    • worden in verband met toepassing van eventuele maatregelen op grond van de wet Bibob vereiste bepalingen omtrent uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria in aanbestedingsdocumenten opgenomen;

    • wordt in het bestek als voorwaarde gesteld dat onderaannemers niet zonder toestemming van de provincie Overijssel worden gecontracteerd en dat de provincie Overijssel in het kader van deze voorwaarde zich het recht voorbehoudt aan het Landelijk Bureau een advies te vragen.

  • 2. In gevallen als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder a wordt in de procedure bij de inschrijving van de aanbestedingsprocedure van de betrokkene standaard invulling van een bibob-vragenformulier verlangd.

  • 3. In gevallen als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder b en c kunnen Gedeputeerde Staten invulling van een bibob-vragenformulier van de betrokkene verlangen in de fase tussen de voorlopige en definitieve gunning van een opdracht, als zij daar na voorafgaande raadpleging van beschikbare bronnen aanleiding toe zien.

  • 4. In de tekst van overeenkomsten die worden aangegaan na aanbestedingsprocedures en die betrekking hebben op tenminste een van de sectoren als bedoeld in artikel 3 van het Besluit Bibob wordt een clausule opgenomen op grond waarvan de provincie Overijssel een recht op ontbinding van de overeenkomst toekomt ingeval sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9 tweede lid van de wet Bibob.

Paragraaf 5: Vastgoedtransacties

Artikel 5.1 Standaard eigen onderzoek

  • 1. Gedeputeerde Staten voeren in elk geval een eigen onderzoek uit bij de volgende vastgoedtransacties:

    • a.

      Het vooruitlopend op een vastgesteld plan of project door de provincie aankopen van een onroerende zaak van een professionele vastgoedpartij, ingeval het initiatief voor de transactie is uitgegaan van de verkoper;

    • b.

      Het door de provincie vervreemden van een onroerende zaak door middel van een openbare verkoop, waarbij belangstellenden door middel van een inschrijving kunnen bieden op een perceel en er vervolgens een gunning plaatsvindt, ingeval de partij aan wie gegund wordt een professionele vastgoedpartij is;

    • c.

      Het door de provincie vervreemden van een onroerende zaak door deze te koop aan te bieden met gebruikmaking van een makelaarskantoor, ingeval de (potentiële) koper een professionele vastgoedpartij is, of een particulier ingeval die particulier ten tijde van de verkoop het volledige risico draagt van een voor het beoogd gebruik noodzakelijke bestemmingswijziging en zelf de volledige sloop van een gebouw dient uit te voeren;

Artikel 5.2 Werkwijze

  • 1. In de in artikel 5.1 genoemde gevallen wordt voorafgaand aan het aangaan van de transactie, zoveel mogelijk aan het begin van onderhandelingen, de (potentiële) contractspartij van de provincie er van in kennis gesteld dat een eigen onderzoek uitgevoerd wordt.

  • 2. In de in artikel 5.1 genoemde gevallen wordt van de betrokkene standaard invulling van een bibob-vragenformulier verlangd. In deze gevallen wordt zo mogelijk het besluit over het aangaan van de transactie opgeschort totdat Gedeputeerde Staten het eigen onderzoek hebben afgerond en een advies van het Landelijk Bureau is verkregen.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen ingeval zij daar na afweging van alle betrokken belangen in de gegeven omstandigheden aanleiding toe zien besluiten de in het eerste lid bedoelde transactie aan te gaan ingeval het eigen onderzoek nog niet is afgerond of nog geen advies van het Landelijk Bureau is verkregen.

  • 4. In de in het eerste lid genoemde gevallen wordt in de akte van overeenkomst een clausule opgenomen, op basis waarvan de provincie Overijssel (verplichtingen uit) de overeenkomst kan opschorten, de overeenkomst kan ontbinden of anderszins de rechtshandeling kan beëindigen ingeval sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9, derde lid van de wet Bibob, tenzij het Landelijk Bureau met het oog op het aangaan van de transactie reeds een advies heeft gegeven met de strekking dat geen sprake is van bedoelde feiten en omstandigheden.

Paragraaf 6: Incidentgerichte toepassing

Artikel 6.1 Incidentgerichte toepassing

  • 1. Naast de in de artikelen 2.1, 3.1, 4.1 en 5.1 genoemde gevallen kunnen Gedeputeerde Staten eveneens een eigen onderzoek uitvoeren en doen zij dat in elk geval indien er:

    • op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

    • op basis van informatie verkregen van het Landelijk Bureau en/of

    • op basis van informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • op basis van informatie verkregen vanuit een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

    • op basis van het van toepassing zijn van indicatoren zoals beschreven in handreikingen van het RIEC;

  • aanwijzingen bestaan die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob en in het geval van aanbestedingen en vastgoedtransacties van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9 leden 2 en 3 van de wet Bibob.

  • 2. Van aanwijzingen als bedoeld in lid 1 is in elk geval sprake:

    • a.

      ingeval Gedeputeerde Staten blijkt dat ten aanzien van de betrokkene in de afgelopen drie jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen door het Landelijk Bureau, tenzij uit het advies is gebleken dat er geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob of van feiten en omstandigheden of aspecten als bedoeld in artikel 9 leden 2 en 3 van de wet Bibob;

    • b.

      ingeval Gedeputeerde Staten blijkt dat ten aanzien van een betrokkene door een andere overheidsinstantie in de afgelopen drie jaar na een eigen onderzoek een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob is geconstateerd.

  • 3. Bij het beoordelen of sprake is van aanwijzingen als bedoeld in lid 1 vormt voor Gedeputeerde Staten een verzwarende omstandigheid dat sprake is van een risicobranche of risicoactiviteit.

Paragraaf 7: Invulling formulier

Artikel 7.1 Invulling formulier

  • 1. De termijn waarbinnen Gedeputeerde Staten van een betrokkene verlangen dat het bibob-vragenformulier wordt ingevuld en geretourneerd bedraagt tenminste veertien dagen.

  • 2. De weigering van de betrokkene om een bibob-vragenformulier volledig in te vullen kan leiden tot het buiten behandeling stellen van een aanvraag en wordt in de in artikel 4 van de wet Bibob genoemde gevallen aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de wet Bibob.

Paragraaf 8: Advies Landelijk Bureau

Artikel 8.1 Advies Landelijk Bureau

  • 1. Tenzij de noodzaak daartoe naar het oordeel van Gedeputeerde Staten ontbreekt vragen Gedeputeerde Staten na uitvoering van het eigen onderzoek advies aan het Landelijk Bureau, voordat zij besluiten:

    • een aangevraagde beschikking te weigeren of een gegeven beschikking in te trekken met toepassing van de wet Bibob, of

    • in het kader van een aanbesteding van een overheidsopdracht een betrokkene uit te sluiten van gunning, of een reeds gesloten overeenkomst te ontbinden met toepassing van de wet Bibob, of

    • in het kader van een (al dan niet voorgenomen) vastgoedtransactie een vastgoedtransactie niet aan te gaan, verplichtingen uit een aangegane overeenkomst op te schorten, een overeenkomst te ontbinden of een rechtshandeling te beëindigen met toepassing van de wet Bibob.

Paragraaf 9: Uitzonderingen

Artikel 9.1 Uitzonderingen

  • 1. Gedeputeerde Staten voeren geen eigen onderzoek uit ingeval:

    • de aangevraagde dan wel verleende vergunning betrekking heeft op een inrichting die louter gedreven wordt door een of meer overheidsinstanties of door organen van overheidsinstanties, of door een onderneming die volledig in eigendom toebehoort aan overheidsinstanties;

    • de betrokkene een overheidsinstantie of een orgaan van een overheidsinstantie is, of een onderneming die volledig in eigendom toebehoort aan een of meer overheidsinstanties.

  • 2. Gedeputeerde Staten verlangen van een betrokkene in beginsel niet opnieuw invulling van een bibob-vragenformulier wanneer de betrokkene in het verleden op verzoek van Gedeputeerde Staten reeds een bibob-vragenformulier heeft ingevuld en het daarop gevolgde eigen onderzoek niet geleid heeft tot het oordeel dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob of van feiten en omstandigheden of aspecten als bedoeld in artikel 9 leden 2 en 3 van de wet Bibob, tenzij in de tussentijd sprake is geweest van een relevante wijziging van omstandigheden of volledige invulling van het bibob-vragenformulier tenminste twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.

  • 3. Ter bepaling of sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in lid 2 kunnen Gedeputeerde Staten informatie van de betrokkene verlangen. Gedeputeerde Staten vragen de betrokkene in elk geval bij iedere nieuwe aanvraag voor een beschikking, iedere nieuwe inschrijving voor een overheidsopdracht en iedere nieuwe onderhandeling gericht op het aangaan van een vastgoedtransactie waarop deze beleidsregel betrekking heeft aan te geven of sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van het moment waarop de betrokkene voor het laatst een bibob-vragenformulier geheel of gedeeltelijk heeft ingevuld.

  • 4. Ingeval een betrokkene aangeeft dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, volgens Gedeputeerde Staten sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, of voor Gedeputeerde Staten aanleiding bestaat dat te vermoeden, wordt in beginsel slechts invulling van een bibob-vragenformulier van de betrokkene verlangd voor zover de vragen betrekking hebben op de gewijzigde omstandigheden.

  • 5. Ingeval de in lid 3 bedoelde informatie door de betrokkene niet wordt verstrekt, vormt dat voor Gedeputeerde Staten aanleiding alsnog volledige invulling van een bibob-vragenformulier van de betrokkene te verlangen.

Paragraaf 10: Slotbepalingen

Artikel 10.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op de datum van publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 10.2 Intrekking

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel voor de toepassing van de wet Bibob 2018 ingetrokken.

Artikel 10.3 Citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel voor de toepassing van de wet Bibob 2019.