Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Westvoorne 2019-2020)

Geldend van 05-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Westvoorne 2019-2020)

Hoofdstuk 1: Definities

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraagformulier persoonsgebonden budget: het plan dat door ouders en/of cliënt wordt ingevuld als men de toegewezen jeugdhulp van de gemeente zelf wil inkopen;

    • b.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;

    • c.

      beschikking: een schriftelijke beslissing van het college dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

    • d.

      BRP: Basisregistratie Personen; het register waarin basisgegevens van inwoners worden geregistreerd, zoals naam, adres;

    • e.

      budgethouder: de persoon die het persoonsgebonden budget voor de jeugdige beheert en de taken en verantwoordelijkheden die samenhangen met het budgethouderschap uitvoert;

    • f.

      cliënt: jeugdige en/of ouders waar in het kader van de Jeugdwet een vorm van hulp, ondersteuning of zorg voor wordt aangevraagd;

    • g.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • h.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • i.

      consulent: de consulent voert de in de Jeugdwet omschreven taak van de toegang tot jeugdhulp uit en vertegenwoordigt hierin het college;

    • j.

      formele hulp: hulp die door een professionele zorgorganisatie of hulpverlener geboden wordt. Formele hulp moet voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. Dat betekent dat hulpverleners formele hulp altijd geregistreerd moeten zijn in het landelijk kwaliteitsregister Jeugd. Formele hulp betreft ingekochte zorg door gemeente of door ouders middels een persoonsgebonden budget formele hulp;

    • k.

      gebiedsteam: een breed team dat integraal, generalistisch, interdisciplinair en outreachend werkt ten behoeve van de zorg- en dienstverlening die de gemeente biedt aan zijn inwoners in het kader van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. Dit gebiedsteam werkt dicht bij de burger en biedt passende zorg, ondersteuning en begeleiding aan burgers met een ondersteuningsvraag en -behoefte op gebied van Zorg en Inkomen;

    • l.

      gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden onderling te bieden;

    • m.

      gecertificeerde instelling: rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert;

    • n.

      gesprek: nadat door of namens ouders/cliënt een hulpvraag is ingediend bij de gemeente, vindt een gesprek in het kader van vraagverheldering, als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels, plaats tussen een consulent en jeugdige en/of ouders om een ondersteuningsplan, als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels, te maken op basis van de gestelde hulpvraag;

    • o.

      hulpverleningsplan: een door de aanbieder opgesteld plan waarin staat verwoord op welke wijze de aanbieder inhoud (soort, frequentie) geeft aan de hulp. (zie Jeugdwet artikel 4.1.3); ook wel behandelplan of zorgplan genoemd.

    • p.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, stoornissen in verstandelijke beperking, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet;

    • q.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die door het college wordt verstrekt op basis van een besluit;

    • r.

      informele hulp: hulp die door gezinsleden en/of bekenden van de cliënt geboden wordt. Het betreft een vorm van mantelzorg aan jeugdigen. Informele hulp kan in aanmerking komen voor een onkostenvergoeding persoonsgebonden budget informele hulp;

    • s.

      jeugdige: met jeugdige wordt bedoeld een jongere onder de 18 jaar en/of zijn/haar ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s);

    • t.

      jeugdhulparrangement: pakket aan jeugdhulp bestaande uit een verzameling resultaatgebieden, zo nodig aangevuld met relevante ondersteuningselementen en voorzien van treden die refereren aan de intensiteit van de benodigde hulp. Dit biedt de zorgaanbieder een budgettaire grondslag voor het leveren van de jeugdhulp overeenkomstig de leveringsopdracht.

    • u.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • v.

      ondersteuningsplan: een door een College opgesteld plan zoals bedoeld in de Verordening Jeugdhulp;

    • w.

      overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Verordening Jeugdhulp;

    • x.

      ouders: waar er over ouders wordt gesproken in deze beleidsregels, wordt bedoeld de persoon of personen die wettelijk vertegenwoordiger zijn van de jeugdige.

    • y.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder dat hem in staat stelt de toegewezen jeugdhulp van de gemeente zelf in te kopen;

    • z.

      professionele organisatie: organisatie die het leveren van hulp en zorg aan jeugdigen als hoofddoel heeft. Voldoet aan de professionele kwaliteits- en veiligheidseisen en wordt gecontroleerd door de Inspectie Gezondheidszorg;

    • aa.

      sociale netwerk van cliënt: onder sociaal netwerk cliënt wordt verstaan: een persoon die, ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van vrijwilligheid en met uitdrukkelijke toestemming van gezaghebbende ouder(s), een rol speelt in de opvoeding en ondersteuning van cliënt. Personen die in hetzelfde huishouden wonen als cliënt worden vrijwel altijd gezien als sociaal netwerk van cliënt waar redelijkerwijs een bijdrage aan gebruikelijke hulp van gevraagd mag worden. Personen die een (pension)kamer gebruiken in het huis van cliënt en niet in enige familiebetrekking staan tot de aanvrager, worden niet gezien als onderdeel van het sociale netwerk.

    • bb.

      Veilig Thuis: het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • cc.

      verklaring individuele voorziening: het door de jeugdige en/of ouders ondertekende ondersteuningsplan waarin is vastgelegd dat dit zal dienen als een aanvraag voor een individuele voorziening;

    • dd.

      verordening: de Verordening jeugdhulp 2015;

    • ee.

      vraagverheldering: het proces waarin de consulent samen met de jeugdige en/of ouders de feitelijke hulpvraag vaststelt;

    • ff.

      woonplaats:

      • i.

        woonplaats als bedoeld in artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

      • ii.

        ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een instelling als bedoeld in artikel 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige;

      • iii.

        in geval de woonplaats bedoeld onder i en ii, onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag.

    • gg.

      wet: Jeugdwet;

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Hoofdstuk 2: Voorwaarden procedure jeugdhulpvoorziening via de gemeente

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door de jeugdige of door/namens zijn ouders bij het college worden gesteld.

  • 2. Het college hanteert een meldformulier aanvraag jeugdhulp. Het meldformulier is beschikbaar bij/via de gemeente.

  • 3. Het college registreert de ontvangst van een melding van een hulp- of ondersteuningsvraag of de ontvangst van eenverwijzing.

  • 4. Het college bevestigt de ontvangst vanhet meldformulier zo snel mogelijk schriftelijk aan ouders. Indien een jeugdige 16 jaar of ouder is, krijgt hij afzonderlijk van zijn ouders een bevestiging. Bij uitzonderlijke gevallen kan het college hiervan afwijken. Het college informeert in de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van het meldformulier de jeugdige of zijn ouders over hun rechten en plichten, zoals onder andere bedoeld in artikel 4, derde lid,  de vervolgprocedure en de noodzaak om hun persoonsgegevens te verwerken, zoals bedoeld in artikel 15 van deze beleidsregels.

  • 5. In spoedeisende gevallen treft het college zo snelmogelijk een passende tijdelijke maatregel.

Artikel 3. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor de vraagverheldering, bedoeld in artikel 4, van belang zijnde en beschikbare gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens een afspraak voor eengesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders in overleg met het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor de vraagverheldering nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op deidentificatieplicht ter inzage en informatie over de woonplaats van de jeugdige zoals bedoeld in artikel 1, lid ff.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college sluit de meldingsprocedure indien geen medewerking verleend wordt aan het vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Vraagverheldering

  • 1. Indien vraagverheldering noodzakelijk is onderzoekt het college in een gesprek tussen een consulent/gebiedsteammedewerker en de jeugdige of zijn ouders, uiterlijk binnen 2 weken na de melding en voor zover nodig:

    • a.

      de behoefte, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de noodzaak om hun persoonsgegevens te verwerken, zoals bedoeld in artikel 15.

  • 3. Het college wijst de jeugdige en zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5. Ondersteuningsplan

  • 1. Het college zorgt voor een ondersteuningsplan. Hierin worden, indien van toepassing, de volgende punten opgenomen:

    • a.

      de oorspronkelijke melding, als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels;

    • b.

      de gegevens uit het vooronderzoek, als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels;

    • c.

      de vraagverheldering, als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels; en indien noodzakelijk

    • d.

      de gewenste individuele voorziening naar het oordeel van het college.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

  • 3. Het college verstrekt uiterlijk drie weken na de vraagverheldering het ondersteuningsplan aan de jeugdige of zijn ouders.

  • 4. Het ondersteuningsplan, moet binnen 2 weken worden ondertekend door jeugdige of ouders en de gemeente. Als in het ondersteuningsplan is vastgelegd dat er een individuele voorziening zal worden ingezet, krijgen ouders of jeugdige een beschikking, als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels, voor deze voorziening.

  • 5. De in het vorige lid genoemde verklaring wordt ondertekend door:

    • a.

      ouder van een jeugdige jonger dan twaalf jaar;

    • b.

      ouder en jeugdige in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar, mits de jeugdige naar het oordeel van het college in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake; of

    • c.

      jeugdige van zestien jaar of ouder.

  • 6. De genoemde termijn in het vierde lid kan met instemming van de aanvrager worden verlengd. De reden van de verlenging en de instemming worden vastgelegd in het ondersteuningsplan of het dossier.

Artikel 6. Criteria voor het toekennen van individuele voorzieningen

Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

  • a.

    zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

  • b.

    zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, en

  • c.

    zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

Artikel 7. Beschikking individuele voorziening via gemeente

  • 1. Het college stuurt de beschikking over een individuele voorziening uiterlijk binnen een termijn van 8 weken na ontvangst van de melding, als bedoeld in artikel 2, aan ouders en/of jeugdige. Indien een jeugdige 16 jaar of ouder is, krijgt hij afzonderlijk van zijn ouders een beschikking. Bij uitzonderlijke gevallen kan het college hiervan afwijken.

  • 2. De beschikking wordt gestuurd na het ontvangen van het ondertekende ondersteuningsplan tenzij ouders in het gesprek hebben aangegeven (een deel van) de zorg door middel van een persoonsgebonden budget te willen inzetten wordt alleen het ondersteuningsplan verstuurd plus een aanvraagformulier persoonsgebonden budget, als bedoeld in artikel 9 van deze beleidsregels.

  • 3. Het college stuurt het ondersteuningsplan mee naar de zorgaanbieder bij de toewijzing van zorg.

  • 4. Het college kan al schriftelijk opdracht geven aan de zorgaanbieder tot het inzetten van zorg voordat de beschikking is verstuurd.

Artikel 8. Aanvang individuele voorziening

  • 1. De aanspraak op een individuele voorziening in natura of geheel of in gedeeltelijk in de vorm van een pgb ontstaat pas na de dagtekening van de beschikking, als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college een aanvangsdatum hanteren die gelegen is vóór de datum van de beschikking, mits de jeugdhulp naar het oordeel van het college noodzakelijk is én het jeugdhulptraject nog niet is afgerond op moment van de melding van de hulpvraag. Indien het college vanwege tijdsverloop geen eigen beoordeling van de noodzaak van de jeugdhulp kan maken, komt de reeds ingezette jeugdhulp niet voor rekening van de gemeente.

Artikel 9. Criteria voor het toekennen van een pgb

  • 1. De aanvrager komt slechts in aanmerking voor een pgb indien naar het oordeel van het college wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld aan individuele voorziening als genoemd in artikel 8.1.1 van de wet, artikel 6 en 7 van deze beleidsregels.

  • 2. De aanvrager dient, nadat hij heeft aangegeven de individuele voorziening in de vorm van een pgb te willen ontvangen, gebruik te maken van een aanvraagformulier persoonsgebonden budget.

  • 3. Het aanvraagformulier persoonsgebonden budget moet volledig worden ingevuld en een budgetplan bevatten waarin is aangegeven hoe het pgb wordt besteed en welke resultaten met de in te kopen zorg worden beoogd. Deze resultaten moeten aansluiten bij de zorgbehoefte en de resultaatgebieden zoals in het ondersteuningsplan zijn opgenomen.

  • 4. De aanvrager moet naar het oordeel van het college in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake en in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Hiervoor gelden de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager heeft aantoonbaar inzicht in de problemen waarvoor het pgb wordt ingezet en met welke ondersteuning de problemen kunnen worden weggenomen of verminderd;

    • b.

      de aanvrager is in staat te kiezen voor een zorgaanbieder die een passend en op de zorgvraag afgestemd zorgaanbod kan doen;

    • c.

      de aanvrager is in staat een overeenkomst aan te gaan met een zorgaanbieder;

    • d.

      de aanvrager is in staat de zorgverlener daar waar nodig aanwijzingen te geven en aan te sturen;

    • e.

      de aanvrager is in staat een deugdelijke administratie bij te houden.

  • 5. Om vast te stellen of de aanvrager voldoende gemotiveerd heeft dat de door het college ingekochte voorzieningen in natura niet passend zijn, zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 sub b van de wet, moet de aanvrager aantonen dat hij zich voldoende georiënteerd heeft op de voorzieningen in natura. Hiervoor kunnen onder meer de volgende argumenten worden aangevoerd:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties geleverd worden;

    • e.

      het is noodzakelijk om 24-uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      het is door de aard van de beperking noodzakelijk dat de hulp door een vaste hulpverlener wordt geboden, of

    • g.

      de voorzieningen in natura passen niet bij de eigen levensovertuiging.

  • 6. De aanvrager moet aantonen dat de in te kopen zorg van goede kwaliteit is, zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 sub c van de wet. Dat betekent in ieder geval dat de kwaliteit van de in te kopen zorg voldoende moet zijn om de gestelde doelen en de te bereiken resultaten in het ondersteuningsplan te kunnen realiseren.

  • 7. De jeugdhulpaanbieder, waarbij de aanvrager de zorg wil inkopen moet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals genoemd in artikel 4.1.1 tot en met 4.1.9 van de wet.

  • 8. De kwaliteitseisen zoals in het vorige lid bedoeld, gelden in beperkte mate indien de hulp wordt betrokken van iemand uit het sociale netwerk. Voor de inzet van personen binnen het sociaal netwerk die niet behoren tot de eerste graad van bloedverwantschap, is in ieder geval een VOG vereist die niet ouder is dan drie maanden.

  • 9. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 10. De vertegenwoordiger die uit naam van de aanvrager een pgb aanvraagt, mag niet tegelijkertijd de jeugdhulpaanbieder zijn, tenzij hij de partner of bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is, dan wel de pleegouder.

Artikel 10. Aanvullende voorwaarden pgb sociaal netwerk

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 sub a van de verordening kunnen de jeugdige en/of zijn ouders aan wie een pgb wordt toegekend alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, indien:

    • a.

      de geboden jeugdhulp passend, adequaat en veilig is;

    • b.

      de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen, zich voldoende op de hoogte hebben gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van jeugdhulp verbonden zijn;

    • c.

      de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen achttien jaar of ouder zijn;

    • d.

      de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen individueel niet meer dan 40 uur per week werkzaam zijn op basis van een pgb.

  • 2. De jeugdige en of zijn ouders aan wie een pgb wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf.

  • 3. De inzet van jeugdhulp door een persoon die tot het sociaal netwerk behoort, is slechts mogelijk in die gevallen waarin deze hulp de gebruikelijke hulp overstijgt en waar dit aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning dan wel aantoonbaar doelmatiger is. Zie artikel 9 lid 5 van deze beleidsregels.

Artikel 11. Hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van de in het ondersteuningsplan opgenomen zorgbehoefte en het pgb-budgetplan; en

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

  • 2. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal 100% van de kosten van de door het college ingekochte jeugdhulp(arrangement) in natura indien de jeugdhulp door de pgb-houder wordt ingekocht bij een professionele jeugdhulpaanbieder, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk.

  • 3. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal 75% van de kosten van de door het college ingekochte jeugdhulp(arrangement) in natura indien de jeugdhulp wordt betrokken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

  • 4. Wanneer de aanvrager in aanmerking komt voor jeugdhulp(arrangement) in natura in combinatie met een pgb wordt voor de jeugdhulp die methet pgb wordt ingekocht een aparte voorziening toegekend.

Wanneer de aanvrager in aanmerking komt voor jeugdhulp(arrangement) in de vorm van een pgb als bedoeld in het tweede lid in combinatie meteen jeugdhulp(arrangement) in de vorm van een pgb als bedoeld in het derde lid, kan per onderdeel een aparte voorziening worden toegekend.

Artikel 12. Pgb in het buitenland

  • 1. De budgethouder moet een verblijf in het buitenland van langer dan vier weken melden aan het college.

  • 2. Bij een verblijf van langer dan vier weken in het buitenland en bij inkoop van jeugdhulpaanbieders die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen, verlaagt het college het pgb voor de gehele periode dat de budgethouder in het buitenland verblijft, op grond van de voor dat land geldende aanvaarbaarheidspercentages zoals vastgesteld door het Zorginstituut Nederland.

  • 3. De budgethouder kan het pgb voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van jeugdhulp tijdens verblijf buiten Nederland. Het college kan deze termijn op aanvraag van de budgethouder verlengen.

Hoofdstuk 3: Voorwaarden procedure jeugdhulpvoorziening via huisarts, jeugdarts en medisch specialist

Artikel 13. Verwijzing via huisarts, jeugdarts en medisch specialist.

Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten kunnen jeugdigen voorzien van een geldige verwijzing naar passend hulpaanbod in het kader van de Jeugdwet op grond van artikel 2.6 van de wet.

Hoofdstuk 4: Voorwaarden procedure jeugdhulpvoorziening via een Gecertificeerde instelling

Artikel 14. Verwijzing via Gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp op basis van het besluit van de gecertificeerde instelling ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel conform artikel 3.5 eerste lid van de wet of ter uitvoering van jeugdreclassering conform artikel 2.4 tweede lid onder b van de wet.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instelling over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 3.5 eerste lid van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instellingen leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 van de wet.

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen

Artikel 15. Gegevensverwerking

  • 1. Het college verwerkt de persoonsgegevens van jeugdigen en zijn ouders, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Jeugdwet.

  • 2. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders zo spoedig mogelijk over de verwerking van de persoonsgegevens, het doel van de verwerking en welke rechten zij kunnen uitoefenen ten aanzien van de verwerking van zijn gegevens.

  • 3. Als meer gegevens worden opgevraagd dan de Jeugdwet mogelijk maakt of als persoonsgegevens worden gedeeld met partijen, die buiten de kaders van de Jeugdwet vallen geldt dat het college overleg pleegt met de jeugdige en zijn ouders voor de verwerking van hun persoonsgegevens binnen het gebiedsteam en eventuele andere relevante instanties die bij de hulp-, of ondersteuningsvraag betrokken zijn, voor zover dit noodzakelijk is voor het onderzoek als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels, dan wel voor zover dit noodzakelijk is voor de integrale aanpak van de hulpvraag.

  • 4. Het college kan persoonsgegevens van betrokkene(n) direct verwerken, wanneer tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang of een wettelijke plicht. Dit zal achteraf aan de betrokkene(n) worden verantwoord.

  • 5. Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens en de rechten van de betrokkenen vast in een reglement of protocol en sluit indien nodig een bewerkersovereenkomst af met betrokken partijen.

Artikel 16. Herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze beleidsregels een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze beleidsregels, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voor of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de pgb is verstrekt.

Artikel 17. Oneigenlijk en onrechtmatig gebruik

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of sprake is van oneigenlijk of onrechtmatig gebruik van een verstrekte individuele voorziening.

  • 2. De jeugdige, zijn ouders en zorgaanbieders verstrekken aan het college alle informatie die benodigd is voor het onderzoek als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Indien uit het onderzoek, alsbedoeld in het eerste lid, blijkt dat sprake is van oneigenlijk ofonrechtmatig van een verstrekte individuele voorziening, kan het college de beslissing een individuele voorziening te verstrekken met terugwerkende kracht intrekken en de gehele of gedeeltelijke geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Indien uit het onderzoek, alsbedoeld in het eerste lid, blijkt dat sprake is van een strafbaar feit doet het college daarvan aangifte bij de politie.

Artikel 18. Klachtregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze beleidsregels.

  • 2. Het college ziet er op toe dat jeugdhulpaanbieders over een klachtregeling beschikken en ziet toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntenervaringsonderzoek.

Artikel 19. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college nodigt doorverwijzers, professionals, ouders, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten periodiek uit voor overleg over beleid betreffende jeugdhulp en de uitvoering daarvan.

  • 2. Het college kan het in het eerste lid genoemde overleg organiseren in samenwerking met de colleges van andere gemeenten op Voorne.

Artikel 20. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze beleidsregels, kan het college nadere regels vaststellen.

Artikel 21. Meldcode

Alle professionals die door het college ingezet worden voor jeugdhulp, moeten zich houden aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Evaluatie

Deze beleidsregels worden eenmaal per twee jaar geëvalueerd.

Artikel 24. Overgangsbepalingen

  • 1. De Beleidsregels Jeugdhulp Westvoorne 2019-2020 treedt als grondslag in de plaats van de Beleidsregels Jeugdhulp 2015 Gemeenten Hellevoetsluis, Brielle en Westvoorne.

  • 2. Voor de lopende voorzieningen blijft de Beleidsregels Jeugdhulp 2015 Gemeenten Hellevoetsluis, Brielle en Westvoorne van toepassing.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2019, worden afgehandeld krachtens de Beleidsregels Jeugdhulp 2015 Gemeenten Hellevoetsluis, Brielle en Westvoorne.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking één dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Jeugdhulp 2015 Gemeenten Hellevoetsluis, Brielle en Westvoorne.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp Westvoorne 2019-2020.

Ondertekening