Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent het programma Netwerk Afvalwaterketen Delfland (NAD) (Centrumregeling samenwerking gemalendiensten)

Geldend van 01-06-2019 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent het programma Netwerk Afvalwaterketen Delfland (NAD) (Centrumregeling samenwerking gemalendiensten)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp

Overwegen het volgende

  • -

    De gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp maken met andere gemeenten en het Hoogheemraadschap van Delfland deel uit van het programma Netwerk Afvalwaterketen Delfland (NAD);

  • -

    Op de lange termijn wordt gestreefd naar één uitvoerende maatschappelijke onderneming ten behoeve van een integrale watercyclus voor alle bij het NAD betrokkenen;

  • -

    De gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp zoeken vooruitlopend op het bereiken van de lange termijn doelstelling binnen het programma NAD op de korte termijn concreet samenwerking op het gebied van het onderhoud van het transportsysteem (gemalen en persleidingen);

  • -

    Deze samenwerking is enkel gericht op uitvoering van de gemeentelijke taak van zorg voor het stedelijk afvalwater;

  • -

    Gelet op de aard van de uit te voeren taken hebben de gemeenten er voor gekozen om deze samenwerking in de vorm van een centrumregeling te formaliseren.

Gelet op

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de Gemeentewet;

de toestemming die de raden van de aan de regeling deelnemende colleges hebben verleend voor het treffen van deze gemeenschappelijke regeling, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten

te treffen de

Centrumregeling samenwerking gemalendiensten

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Centrumgemeente: de gemeente Pijnacker-Nootdorp, overeenkomstig artikel 3 van de regeling;

  • b.

    Gemalenberaad het overleg van de binnen de gemeenten verantwoordelijken voor het product riolering en het aandachtsgebied NAD, aangevuld met de teamleider NAD, als bedoeld in artikel 6 van de regeling;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    Gastgemeente: de gemeente Delft of Leidschendam-Voorburg;

  • e.

    Gemeente: een gastgemeente of de centrumgemeente;

  • f.

    Regeling: de centrumregeling samenwerking gemalendiensten;

  • g.

    Beheergebied: grondgebied van de gemeenten alsmede overige gebieden waarbinnen zich door hen onderhouden gemalen en persleidingen bevinden.

Artikel 2 – Belang

De regeling wordt getroffen om de afspraken vast te leggen die de gemeenten hebben gemaakt met het oog op de doelmatige en doeltreffende uitvoering door de centrumgemeente voor de gemeenten van de taken op het gebied van de rioolgemalen en persleidingen die binnen het beheergebied van de gemeenten zijn gelegen, gelet op de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van het stedelijk afvalwater.

HOOFDSTUK 2: TAKEN EN BEVOEGDHEDEN CENTRUMGEMEENTE

Artikel 3 – Centrumgemeente

De gemeente Pijnacker-Nootdorp wordt aangewezen als centrumgemeente als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 

Artikel 4 – Taken centrumgemeente

  • 1. Het college van de centrumgemeente voert voor de gemeenten de gemeentelijke taken op het terrein van de zorg voor het stedelijk afvalwater uit. De taakuitvoering ziet in ieder geval op het verzorgen van het beheer en onderhoud van de gemalen en rioolpersleidingen op het grondgebied van de gemeenten. Deze taak kan een gastgemeente niet elders beleggen.

  • 2. De centrumgemeente stelt geen beleid op maar verzorgt de relevante informatie ten behoeve van de beleidsvoorbereiding met het oog op de uitvoering van de taken voor die gastgemeente.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van een gastgemeente kan de centrumgemeente het projectmanagement en/of het inkoopproces voor de aanschaf van kapitaalgoederen, producten of diensten ten behoeve van de taakuitvoering faciliteren of uitvoeren. Het aanbestedingsbeleid van de centrumgemeente is daarbij leidend.

  • 4. De riolen, persleidingen en de gemalen blijven eigendom van de gemeenten op welk grondgebied zij zijn gelegen.

Artikel 5 - Bevoegdheden centrumgemeente

  • 1. De colleges bewerkstelligen dat daar waar nodig het college van de centrumgemeente volmacht en machtiging met de mogelijkheid tot het verlenen van ondervolmacht en ondermachtiging wordt verleend om namens de burgemeester en het college van elke gastgemeente alle privaatrechtelijke rechtshandelingen, en feitelijke handelingen te verrichten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikel 4.

  • 2. Ten aanzien van de bevoegdheden die op basis van dit artikel in volmacht en machtiging worden opgedragen aan het college van de centrumgemeente, kan dit college ondervolmacht of -machtiging verlenen aan medewerkers van de centrumgemeente. Het college van de centrumgemeente informeert de colleges van de gastgemeenten daarover.

Artikel 6 - Aansturing

  • 1. Het gemalenberaad stuurt de uitvoering van de taken van de regeling aan. Het gemalenberaad kan zich binnen of buiten de vergadering laten adviseren door ambtelijk medewerkers van de gemeenten omtrent verschillende relevante disciplines zoals juridische of financiële aspecten.

  • 2. Besluiten van het gemalenberaad worden unaniem genomen. Iedere gemeente beschikt binnen het beraad over één stem.

  • 3. Indien het gemalenberaad geen unanimiteit bereikt informeert het gemalenberaad daarover de gemeentesecretaris van de centrumgemeente. Het initiatief daarvoor ligt in ieder geval bij de deelnemer aan het gemalenberaad die afkomstig is uit de centrumgemeente. De gemeentesecretaris van de centrumgemeente overlegt met de gemeentesecretarissen van de gastgemeenten.

  • 4. De gemeentesecretarissen komen jaarlijks bijeen om de bedrijfsvoering en begroting te bespreken.

  • 5. Voor zover de gemeentesecretarissen besluiten moeten nemen, worden deze in unanimiteit genomen.

  • 6. De binnen de centrumgemeente verantwoordelijke voor het product riolering en het aandachtsgebied NAD vertaalt samen met de teamleider NAD de opdrachten van het gemalenberaad voor het team;

  • 7. Besluitvorming omtrent personeelsaangelegenheden ligt bij de centrumgemeente.

Artikel 7 - Organisatie van de taakuitvoering

  • 1. Het college van de centrumgemeente kan in gevallen als bedoeld in artikel 4, derde lid, namens de gemeenten gezamenlijk één overeenkomst aangaan met een aanbieder (meerpartijenovereenkomst) naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure.

  • 2. De centrumgemeente kan werkzaamheden ter uitvoering van deze regeling laten verrichten door derden. Voor uitvoering door derden is de centrumgemeente jegens de gastgemeenten volledig verantwoordelijk.

  • 3. De algemene voorwaarden van de centrumgemeente zijn van toepassing op een overeenkomst met een aanbieder.

  • 4. De centrumgemeente voert de taken doelmatig en naar behoren uit. De centrumgemeente staat in voor de integriteit van handelen en voor de uitvoering van de taken overeenkomstig de daarvoor geldende wet- en regelgeving. De centrumgemeente is jegens de gastgemeenten aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de taken conform het bepaalde in dit lid.

  • 5. De centrumgemeente is adequaat verzekerd in verband met de uitvoering van de taken voor de gemeenten. De aard van de verzekering wordt in overleg door het gemalenberaad bepaald. De kosten van deze verzekering vallen onder de kosten als bedoeld in artikel 9.

Artikel 8 – Wijziging taakuitvoering

  • 1. Uitgezonderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid is wijziging van de vervulling van eventuele overige taken in de taakuitvoering door het college van de centrumgemeente slechts mogelijk per 1 januari van enig jaar.

  • 2. Het college van de gastgemeente dat de vervulling van taken wenst te wijzigen, laat dit uiterlijk één kalenderjaar voor de gewenste ingangsdatum schriftelijk weten aan het college van de centrumgemeente en informeert tevens de andere gastgemeente. Als het college van de centrumgemeente de vervulling van de taken wenst te wijzigen, laat het dit uiterlijk één kalenderjaar voor de gewenste ingangsdatum schriftelijk weten aan de colleges van de gastgemeenten. In onderling overleg kan in redelijkheid een andere termijn voor inwerkingtreding van de gewijzigde taakuitvoering worden bepaald.

  • 3. In het geval een gastgemeente voornemens is om minder onderdelen van de taakuitvoering bij de centrumgemeente af te nemen wordt in het gemalenberaad berekend welke frictiekosten dat voor de andere gemeenten met zich brengt. In overleg met de betreffende gastgemeente wordt een oplossing gezocht voor deze kosten. De gemeentesecretarissen stellen een frictiekostenplan vast. Daarin zijn zowel de frictiekosten als de wijze waarop deze kosten zoveel mogelijk kunnen worden beperkt opgenomen. De gastgemeente is gehouden de frictiekosten voor maximaal een periode van vijf jaar te dragen.

HOOFDSTUK 3: FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 9: Bekostiging taakuitvoering

  • 1. De kosten en baten die met de uitvoering van de taken gepaard gaan lopen via de begroting van de centrumgemeente.

  • 2. De centrumgemeente berekent de integrale kosten die voor haar voortvloeien uit de dienstverlening op grond van deze regeling door aan gemeenten. De kosten voor de dienstverlening bestaan uit de directe en de indirecte kosten voor de taakuitvoering.

  • 3. Op voorstel van het gemalenberaad stellen de colleges de manier waarop de kosten tussen de deelnemers verdeeld worden vast.

  • 4. Op voorstel van het gemalenberaad stelt het college van de centrumgemeente jaarlijks voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt een begroting op met de integrale kosten die voor haar voortvloeien uit de dienstverlening op grond van deze regeling ten behoeve van gemeenten. Deze begroting vormt een aparte paragraaf van de begroting van de centrumgemeente, zoals deze wordt vastgesteld door de raad van de centrumgemeente.

  • 5. In het gemalenberaad worden de gastgemeenten periodiek door de centrumgemeente geïnformeerd over eventuele onder- en overschrijdingen van de begroting van de centrumgemeente ten aanzien van de taakuitvoering.

  • 6. Gastgemeenten betalen per kwartaal 1/4 deel van de door hen verschuldigde kosten voor instandhouding en uitvoering middels vooruitbetaling.

  • 7. Voor zover over de dienstverlening BTW en indien van toepassing VPB is verschuldigd, berekent de centrumgemeente deze door aan gastgemeenten.

  • 8. Op voorstel van het gemalenberaad stelt het college van de centrumgemeente na afloop van elk kalenderjaar een financiële verantwoording op. Deze verantwoording vormt een afzonderlijke paragraaf van de jaarrekening van de centrumgemeente. Voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening door de centrumgemeente, wordt de verantwoording besproken door de secretarissen. De concept verantwoording van een jaar is uiterlijk in maart van het daaropvolgende jaar gereed. De verantwoording loopt mee in de reguliere planning en control cyclus van de centrumgemeente.

  • 9. Indien op basis van de verantwoording, bedoeld in het zevende lid, sprake is van enig tekort, dan draagt elke gemeente bij in de kosten bedoeld in het tweede lid, op basis van de werkelijke kostenverdeling in het betreffende jaar, bedoeld in het derde lid. Indien sprake is van een overschot ten aanzien van de kosten, bedoeld in het tweede lid, wordt dit op basis van de vastgestelde kostenverdeling, bedoeld in het derde lid, verrekend met de bijdrage voor het daaropvolgende kalenderjaar.

HOOFDSTUK 4: INFORMATIEVOORZIENING

Artikel 10 – Informatievoorziening

  • 1. Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente schriftelijk de door een of meer leden van het college van de gastgemeente gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente alle inlichtingen die het college van de gastgemeente voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het college van elke gastgemeente geeft het college van de centrumgemeente alle inlichtingen die het college of een medewerker van de centrumgemeente voor de uitoefening van zijn taak, nodig heeft.

  • 4. De colleges van gemeenten zijn zorgvuldig in het verstrekken van gevraagde en ongevraagde informatie die nodig is om de dienstverlening goed en doelmatig te kunnen uitvoeren. 

HOOFDSTUK 5: PERSONEEL

Artikel 11 Vast, gedetacheerd en tijdelijk personeel

  • 1. Het personeel dat de taken van de regeling uitvoert is in dienst bij de centrumgemeente. Personeel dat bij inwerkingtreding van deze regeling nog niet in dienst is bij de centrumgemeente, kan door de gastgemeente bij de centrumgemeente worden gedetacheerd.

  • 2. Tijdelijk personeel wordt ingehuurd door de centrumgemeente.

HOOFDSTUK 6: ARCHIEF

Artikel 12 Archiefbepaling centrumgemeente

  • 1. De centrumgemeente is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de regeling.

  • 2. De archiefverordening van de centrumgemeente is van toepassing.

HOOFDSTUK 7: GESCHILLEN

Artikel 13

  • 1. Onverminderd artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, worden geschillen over deze regeling, in de ruimste zin, eerst onderworpen aan een bestuurlijk overleg voordat zij worden voorgelegd aan gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland.

  • 2. Indien een geschil ontstaat belegt het gemalenberaad zo spoedig mogelijk een bijeenkomst met als doel om het gerezen geschil in der minne op te lossen.

  • 3. Bij gebreke van overeenstemming binnen het gemalenberaad komen de gemeentesecretarissen van de gemeenten bij elkaar om het gerezen geschil in der minne op te lossen.

  • 4. Als ook door de gemeentesecretarissen het geschil niet wordt opgelost, treden de colleges van de gemeenten in overleg om tot een oplossing te komen. Bij gebreke van overeenstemming tussen de colleges leggen zij het geschil aan gedeputeerde staten voor. Het college van de centrumgemeente draagt daarvoor zorg.

HOOFDSTUK 8: WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 14 – Wijziging van de regeling

  • 1. Deze regeling kan door de colleges worden gewijzigd, nadat zij hiertoe onderling overeenstemming hebben bereikt.

  • 2. De colleges besluiten omtrent de voorgestelde wijziging niet dan nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Een wijziging van deze regeling is tot stand gekomen wanneer de colleges op de wijze, bedoeld in het tweede lid, hiermee unaniem hebben ingestemd.

  • 4. De wijziging van de regeling treedt, tenzij anders bepaald, in werking op de dag volgend op die waarop de wijziging door de colleges in de Staatscourant is bekendgemaakt.

Artikel 15 – Toetreding

  • 1. Het college van de gemeente die wenst toe te treden tot deze regeling richt een daartoe strekkend verzoek aan het college van de centrumgemeente.

  • 2. Het college van de centrumgemeente zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst door aan de colleges van de gastgemeenten tezamen met zijn advies omtrent en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden. Het verzoek als bedoeld in het eerste lid zal worden besproken in het eerstvolgende gemalenberaad. Het gemalenberaad legt een advies omtrent het verzoek voor aan de gemeentesecretarissen van de gemeenten.

  • 3. Toetreding alsmede de daaraan eventueel te verbinden voorwaarden is onderworpen aan unanieme instemming van de colleges, die deelnemen aan deze regeling.

  • 4. De colleges kunnen instemmen met toetreding na daartoe verkregen toestemming van hun raden.

  • 5. Toetreding treedt eerst na publicatie van de instemmingsbesluiten in de Staatscourant in werking.

Artikel 16 – Uittreding en opheffing

  • 1. Opheffing en uittreding is behoudens bijzondere omstandigheden niet mogelijk in de eerste vier jaar na inwerkingtreding van de regeling. Van bijzondere omstandigheden is slechts sprake als hierover tussen de colleges van de gemeenten overeenstemming bestaat.

  • 2. Deze regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de colleges van de gemeenten.

  • 3. Opheffings- en uittredingsbesluiten treden eerst na publicatie daarvan in de Staatscourant in werking.

  • 4. Indien een besluit tot opheffing of uittreding, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen, geven de colleges van de gemeenten gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een uittredings- of opheffingsplan op te stellen. In onderling overleg tussen de registeraccountant en de gemeenten wordt gezocht naar een manier om de frictiekosten zoveel mogelijk te beperken. Een uittredende gemeente kan voor een periode van maximaal vijf jaar worden gehouden om frictiekosten te dragen. De colleges van de gemeenten stellen het uittredings- of opheffingsplan unaniem vast. Als geen unanimiteit wordt bereikt, wordt een gezamenlijke vergadering belegd waarin ieder college met een lid vertegenwoordigd is. Het uittredings- of opheffingsplan moet dan met in ieder geval twee derde meerderheid worden vastgesteld.

  • 5. Het college van de centrumgemeente is bij opheffing belast met de uitvoering van het opheffingsplan, bedoeld in het vierde lid. Bij uittreding zijn het college van de uittredende gemeente en het college van de centrumgemeente samen belast met de uitvoering van het uittredingsplan.

HOOFDSTUK 9: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 – Duur van de regeling

Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 18 – Inzending en publicatie regeling

Het college van de centrumgemeente is belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Zuid Holland. Het college van de centrumgemeente draagt zorg voor publicatie van deze regeling in de Staatscourant. Het college van de centrumgemeente draagt tevens zorg voor publicatie van de besluiten als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 16.

Artikel 19 - Evaluatie

Deze regeling en de uitvoering daarvan wordt in het derde jaar na inwerkingtreding van de regeling, uiterlijk voor 1 oktober van dat jaar geëvalueerd. Het gemalenberaad neemt daarvoor het initiatief. De besluitvorming door de colleges en de burgemeester van de gemeenten vindt uiterlijk voor 1 december van dat jaar plaats. Na de eerste periode van evaluatie vindt iedere vier jaar een evaluatie plaats.

Artikel 20 – Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2019. Indien bekendmaking na 1 juni 2019 plaatsvindt, treedt deze regeling in werking op de dag, volgend op de dag waarop publicatie in de Staatscourant heeft plaatsgevonden.

Artikel 21 – Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Centrumregeling samenwerking gemalendiensten’

Aldus besloten op 14 mei 2019 door

Ondertekening

Het college van Pijnacker-Nootdorp,

drs. J.P.R. Woudstra

secretaris

mw. F. Ravenstein

burgemeester

Het college van Delft,

dhr. H. Krul

secretaris

mw. J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

burgemeester

Het college van Leidschendam-Voorburg,

dhr. M. Gorsse

waarnemend secretaris

dhr. K. Tiggelaar

burgemeester