Gemeenschappelijke regeling afvalstoffenverwijdering Zeeland

Geldend van 01-06-2019 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling afvalstoffenverwijdering Zeeland

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

Overwegende dat op het gebied van afvalstoffenverwijdering samenwerking tussen gemeenten in de regio geboden is;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

Besluiten:

de gemeenschappelijke regeling afvalstoffenverwijdering te wijzigen en aan te gaan:

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a)

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2;

    • b)

      gemeenten: de bij de regeling deelnemende gemeenten i.c. Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen;

    • c)

      deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • d)

      gemeentebesturen: de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders, burgemeesters ieder voor zover zij bevoegd zijn;

    • e)

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland;

    • f)

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling afvalstoffenverwijdering Zeeland;

    • g)

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • h)

      afvalstoffen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet milieubeheer;

    • i)

      brenglocatie: een plaats waar ingevolge het daartoe genomen besluit door of namens het algemeen bestuur de deelnemers de door of namens hen ingezamelde afvalstoffen ter verwerking moeten aanbieden;

    • j)

      BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Wanneer in deze regeling artikelen en bepalingen uit andere regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard of zijn, komen in die artikel in de plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’, en ‘de burgemeester’ onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland gevestigd in de gemeente Borsele.

  • 2. Het rechtsgebied van het Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3: Doel/Missie

Het openbaar lichaam is ingesteld om de gezamenlijke belangen van de deelnemers te behartigen op het gebied van de afvalstoffenverwijdering.

Artikel 4: Bestuursorganen

Het openbaar lichaam kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5: Belang

Het openbaar lichaam voert, de in artikel 6 genoemde taken en bevoegdheden uit.

Artikel 6: Taken en bevoegdheden

  • 1. De te verrichten taken worden collectief uitgevoerd, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

  • 2. Ter uitvoering van het in artikel 3 omschreven doel heeft het openbaar lichaam de volgende taken:

    • a.

      de zorg voor de verwijdering van afvalstoffen;

    • b.

      het desgevraagd adviseren van de deelnemers over het uitvoeren van relevante bepalingen van de Wet milieubeheer en de daaruit voortvloeiende voorschriften;

    • c.

      het vaststellen van de tarieven voor de verwijdering van afvalstoffen;

    • d.

      het uitvoeren of doen uitvoeren van andere taken op het gebied van de afvalstoffenverwijdering, zo het algemeen bestuur daartoe besluit, met dien verstande dat aldus aan deelnemers zonder hun instemming geen andere verplichtingen kunnen worden opgelegd dan die voort vloeien uit deze regeling;

    • e.

      het geven van voorlichting op het gebied van afvalpreventie en -verwijdering;

    • f.

      het op verzoek van een of meerdere deelnemers uitvoeren of doen uitvoeren van een andere taak op het gebied van afvalstoffenverwijdering.

  • 3. Verder heeft het openbaar lichaam tot doel het in stand houden van een Natuur- en Milieu-educatief centrum, uiteindelijk leidend tot het mogelijk oprichten en in stand houden van een zelfstandig Natuur- en Milieu-educatief centrum ten behoeve van de Zeeuws-Vlaamse deelnemers van deze regeling.

  • 4. De taken, genoemd in lid 2 onder sub f en lid 3 worden door het openbaar lichaam niet uitgevoerd ten behoeve van de deelnemers, die geen gebruik maken van de betreffende faciliteit. De kosten, verbonden aan de uitvoering van een faciliteit komen volledig ten laste van de deelnemers, die wel van de faciliteit gebruik maken.

  • 5. Ingeval het algemeen bestuur besluit tot uitvoering van een taak als genoemd onder lid 2 sub f ten behoeve van een of meerdere deelnemers zullen omtrent de uitvoering en de gevolgen daarvan nadere afspraken met deze deelnemer(s) gemaakt worden.

  • 6. De deelnemers dragen, met in achtneming van lid 2 aan het openbaar lichaam over al hun bevoegdheden tot regeling en bestuur en tot deelname aan het maatschappelijk verkeer ter behartiging van de in het eerste en tweede lid genoemde belangen en taken.

  • 7. De deelnemers waarborgen jegens de geldverschaffers de nakoming van de door het openbaar lichaam aangegane geldleningen en verstrekte onvoorwaardelijke en onherroepelijke garanties, zulks onder het doen van afstand van de voorrechten en weren welke de wet aan borgen toelaat.

Artikel 7: Verwerking van afvalstoffen

  • 1. Ter verwerking van de door of namens de deelnemers ingezamelde afvalstoffen sluit het openbaar lichaam contracten af met één of meerdere verwerkers.

  • 2. De deelnemers verplichten zich de door of namens hen ingezamelde afvalstoffen aan te bieden aan de verwerker of verwerkers als bedoeld in lid 1. Het algemeen bestuur kan deelnemers van de verplichting ontheffing verlenen voor bepaalde soorten afvalstoffen.

  • 3. Het eigendom van de door of namens de deelnemers ingezamelde afvalstoffen gaat over op de in lid 1 bedoelde verwerker of verwerkers na acceptatie van die afvalstoffen door de bedoelde verwerker of verwerkers.

HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8: Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit 13 leden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders van iedere gemeente wijst een lid en een plaatsvervangend lid uit de leden van het college aan . Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid zijn functie bij de gemeente verliest.

  • 3. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten beslissen in beginsel binnen één maand na de benoeming van de wethouders van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en zijn plaatsvervanger aan.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur evenals het college van burgemeester en wethouders die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 6. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door het college van burgemeester en wethouders die het aangaat.

Artikel 9: Bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1. Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. Het algemeen bestuur kan alle bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie verzet.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst de brenglocaties aan en brengt de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten binnen twee weken in kennis van dat besluit.

  • 3. De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

    • a.

      het aanwijzen van een voorzitter en diens plaatsvervanger en de overige leden van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzigingen, meerjarenbeleidsplan en de jaarstukken;

    • c.

      het vaststellen van een reglement van orde;

    • d.

      het vaststellen van de Financiële verordening en de Controle verordening;

    • e.

      het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;

  • 4.

    • a.

      Ter behartiging van de in artikel 6 aan het openbaar lichaam toebedeelde taken is het algemeen bestuur bevoegd te besluiten tot het oprichten van en deelneming in vennootschappen.

    • b.

      Een besluit als bedoeld in artikel 9, lid 4 sub a wordt niet genomen dan nadat de raden en colleges van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 5. Het algemeen bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 10: Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast en brengt dit ter kennis van Gedeputeerde Staten en de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen).

  • 3. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats (art. 17 Gemeentewet en art. 22 Wgr).

  • 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5. Tegelijkertijd met de oproep maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering openbaar. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, lid 2, Gemeentewet,genoemde stukken waarop geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep ter inzage gelegd. (Gemeentewet artikel 19en artikel 24 Wgr).

  • 6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 7. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 8. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 9. Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het Algemeen bestuur).

  • 10. Van de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt een concept-verslag gemaakte dat ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering.

Artikel 11 Stemrecht

  • 1. De leden van het algemeen bestuur brengen daarin een aantal stemmen uit dat als volgt afhankelijk is van het aantal inwoners van de gemeenten die zij vertegenwoordigen:

    tot en met 9.999 inwoners

    1 stem;

    van 10.000 tot en met 14.999 inwoners

    2 stemmen;

    van 15.000 tot en met 19.999 inwoners

    3 stemmen;

    van 20.000 tot en met 24.999 inwoners

    4 stemmen;

    van 25.000 tot en met 29.999 inwoners

    5 stemmen;

    van 30.000 tot en met 34.999 inwoners

    6 stemmen;

    van 35.000 tot en met 39.999 inwoners

    7 stemmen;

    van 40.000 tot en met 44.999 inwoners

    8 stemmen;

    45.000 en meer inwoners

    9 stemmen.

  • 2. Voor het bepalen van de peildatum voor het vaststellen van het inwonertal, als bedoeld in lid 1, is artikel 1, lid 2, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12: Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de Wgr van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het meerjarenbeleidsplan, de begroting, begrotingswijzigingen, de jaarstukken en het liquidatieplan.

Artikel 13 Ambtelijke ondersteuning

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een ambtelijke ondersteuningscommissie in.

  • 2. De ondersteuningscommissie adviseert het dagelijks bestuur en fungeert als begeleidingcommissie op het gebied van de financiële advisering.

  • 3. Iedere deelnemer is in de ondersteuningscommissie vertegenwoordigd met een lid.

  • 4. De leden van de ondersteuningscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en secretaris.

HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 14: Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit een voorzitter en minimaal vier andere leden, waaronder de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur zijn tevens voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat in overeenstemming met artikel 8 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 4. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

  • 5. Het dagelijks bestuur heeft minder leden dan de helft van het algemeen bestuur.

Artikel 15: Einde lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. De leden treden af nadat de afgesproken zittingstermijn is verstreken.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 4. Hij die ontslag neemt als lid van het dagelijks bestuur blijft zijn functie waarnemen tot zijn opvolger deze functie heeft aanvaard.

Artikel 16: Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht met opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

  • 5. Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van toepassing.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 17: Taak

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      het voorbereiden van al wat aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

    • b.

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het openbaar lichaam;

    • d.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

    • e.

      het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het openbaar lichaam, evenals op al wat het openbaar lichaam aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden;

    • f.

      het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is.

  • 2. Het dagelijks bestuur heeft de verplichting om het algemeen bestuur actief inlichtingen te verstrekken.

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

Artikel 18: Benoeming en taak

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen de plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

  • 7. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam is betrokken, wordt het openbaar lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 6: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 19: Intern

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, samen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven samen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en verder van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 20: Informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer raden worden verlangd.

  • 3. Die informatie wordt in dat geval ook verstrekt aan de overige raden.

Artikel 21: Informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aan de raad die het aangaat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 Wgr, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door het college van burgemeester en wethouders die het aangaat, worden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van het college van burgemeester en wethouders bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 22: Bekendmaking

Besluiten van het bestuur van een openbaar lichaam, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn pas geldig als ze op de juiste wijze van de deelnemende gemeenten bekend zijn gemaakt.

Artikel 23: Inwerkingtreding

De bekend gemaakte besluiten zijn van kracht op de achtste dag van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

HOOFDSTUK 7: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 24: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur stuurt jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende kalenderjaar met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen voor de drie daarop volgende jaren aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in art. 190 lid 1 van de Gemeentewet is van toepassing evenals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

  • 2. De ontwerpbegroting met de beleidmatige en financiële meerjarenramingen wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur stuurt de begroting binnen twee weken na vaststelling, met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Nadat deze is vastgesteld, stuurt het algemeen bestuur de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Het bestuur geeft de deelnemende gemeenten de gelegenheid om wensen en bedenkingen in te geven over begrotingswijzigingen. Een begrotingswijziging blijft achterwege voor uitgaven die binnen de eigen begroting kunnen worden opgevangen en/of die geen structurele gevolgen hebben voor de begroting van het volgende jaar en/of volgende jaren.

  • 8. Het dagelijks bestuur heeft, in geval van dringende spoed, de bevoegdheid tot het doen van uitgaven buiten de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting om. Bedoelde uitgaven dienen echter onvermijdbaar te zijn op grond van de bestaande bedrijfsvoering, vastgesteld in de begroting. Het dagelijks bestuur legt ten aanzien van de in dit kader gedane eenmalige uitgaven verantwoording af aan het algemeen bestuur in de eerstvolgende vergadering van genoemd algemeen bestuur. In het geval van structurele uitgaven vindt verantwoording aan het algemeen bestuur plaats middels het tussentijds aanbieden van een begrotingswijziging.

Artikel 25: Bijdrage van de gemeenten

  • 1. De kosten verbonden aan de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam wordt per activiteit over de gemeenten omgeslagen:

    • a.

      in verhouding tot de werkelijke hoeveelheid (tonnen of stuks) van de door elke gemeente aangeboden afvalstroom:

      of

    • b.

      in verhouding tot het aantal inwoners van de gemeenten.

      In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het Openbaar Lichaam afvalstoffenverwijdering Zeeland.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt per activiteit welke omslag toegepast wordt.

  • 3. Maandelijks worden voorschotbedragen in rekening gebracht betreffende de verwerking van de door elke gemeenten aangeboden afvalstroom, waarbij, indien relevant, wordt uitgegaan van de werkelijk geleverde hoeveelheden afval. Van de overige activiteiten wordt jaarlijks een voorschotbedrag een rekening gebracht.

  • 4. Elke gemeente is verplicht het bedrag, dat uit de omslag voor haar resulteert, aan het openbaar lichaam te voldoen.

  • 5.

    • a.

      De gemeenten op Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen zijn verplicht de door hen volgens de begroting aan het openbaar lichaam verschuldigde jaarlijkse bijdragen in de transportkosten bij wijze van voorschot te voldoen en wel in de maanden april en oktober, telkens voor de helft.

    • b.

      Bij de vaststelling van de rekening over het betreffende dienstjaar worden de voor de gemeenten op Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen verschuldigde bijdragen definitief vastgesteld.

    • c.

      Bij vaststelling van de begroting voor het volgende dienstjaar, voor 1 juli van elk jaar stelt het algemeen bestuur vast:

      • 1

        per gemeente op Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen het bedrag, aangevende de kosten per ton groen-, gft- en restafval, wegens transport van die stoffen van de gemeente naar de brenglocatie, over het laatst verstreken dienstjaar;

      • 2

        het bedrag, aangevende de gemiddelde kosten per ton groen-, gft- en restafval, wegens transport van die stoffen van de onderscheiden gemeenten naar de brenglocatie, over het laatst verstreken dienstjaar.

    • d.

      Elk der gemeenten, voor welke het bedrag, bedoeld in c, onder 1, lager is vastgesteld dan het bedrag, bedoeld in c, onder 2, draagt aan het openbaar lichaam af een bedrag, hetwelk wordt bepaald door vermenigvuldiging van het verschil tussen de bedragen 1 en 2 voornoemd, en het aantal tonnen groen-, gft- en restafval dat van de betreffende gemeente tijdens het laatst verstreken dienstjaar op de brenglocatie is geaccepteerd.

    • e.

      Elk der gemeenten voor welke het bedrag, bedoeld in c, onder 1, hoger is vastgesteld dan het bedrag, bedoeld in c, onder 2, ontvangt van het openbaar lichaam een bedrag, hetwelk wordt bepaald door vermenigvuldiging van het verschil tussen de bedragen 1 en 2 voornoemd, en het aantal tonnen groen-, gft- en restafval dat van de betreffende gemeente tijdens het laatst verstreken dienstjaar op de brenglocatie is geaccepteerd.

  • 6. Het gestelde in het vijfde lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de deelnemende gemeenten in Zeeuwsch-Vlaanderen.

  • 7. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de gemeenschappelijke regeling over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 8. Indien aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Provinciewet.

Artikel 26: Scheiding risico's activiteiten dochtervennootschappen

  • 1. Het algemeen bestuur is bij uitsluitsel bevoegd te besluiten over de onverplichte aanvulling of financiering door het openbaar lichaam, door middel van een lening, (agio)storting of anderszins van tekorten in dochtervennootschappen die bij de uitoefening van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken zijn betrokken.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist over de wijze waarop de met de in lid 1 bedoelde onverplichte aanvulling of financiering gepaard gaande kosten over de deelnemers zullen worden verdeeld. Het bepaalde in artikel 25, lid 1 tot en met 3 is hierop niet van toepassing.

    Als uitgangspunt geldt dat, voor zover de tekorten toerekenbaar zijn aan één of meer bepaalde activiteiten, enkel de deelnemers ten behoeve waarvan die activiteiten zijn verricht in de kosten zullen bijdragen.

  • 3. Het algemeen bestuur neemt het besluit als bedoeld in lid 1 gelijktijdig met het besluit als bedoeld in lid 2.

Artikel 27: Reserve

  • 1. Het openbaar lichaam kan een reserve vormen ten laste van de gemeentelijke bijdragen aan de uitvoeringskosten tot maximaal 5% van de jaaromzet, inclusief de bijdragen van de gemeenten

  • 2. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken hierover past het dagelijks bestuur de afspraken tussen de gemeenten over het te vormen reserve toe.

Artikel 28: Jaarstukken

  • 1. Het dagelijks bestuur legt vóór 15 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, en het verslag van bevindingen van de accountant die de controle heeft uitgevoerd.

  • 2. De jaarstukken worden gelijktijdig ter informatie aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 3. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, .ng in de organisatie draagt m heb ik dat al). Florida. s aan het overleg zullen deelnemen. ons evenals de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 4. De jaarstukken worden binnen twee weken na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten gezonden, maar vóór 15 juli.

  • 5. Het besluit tot vaststelling van de jaarstukken strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 8: HET ARCHIEF

Artikel 29: Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2. Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten toegestuurd.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

HOOFDSTUK 9: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN, ONTBINDING EN LIQUIDATIE

Artikel 30: Toetreding, uittreding

  • 1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek hiertoe aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur stuurt het verzoek als bedoeld in lid 1 na ontvangst door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding vindt plaats indien de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4. Elke gemeente kan bij besluit van de raad en het college bepalen dat de deelneming aan deze gemeenschappelijke regeling wordt opgezegd.

  • 5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6. Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen evenals de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in lid 6 wordt door het openbaar lichaam en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 8. Elk besluit tot toe- of uittreding van een gemeente wordt direct aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel gestuurd.

  • 9. Het algemeen bestuur zorgt voor alle openbaarmaking als er sprake is van wijziging of opheffing van de regeling of toetreden en uittreding van deelnemende gemeenten

Artikel 31: Wijziging

  • 1. De regeling wordt gewijzigd, indien de colleges van twee derde van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de colleges van de deelnemende gemeenten, die 3 maanden na ontvangst ter zake een besluit nemen en dat direct aan het algemeen bestuur melden.

  • 4. Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de colleges van de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

  • 5. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, geschiedt door het dagelijks bestuur.

Artikel 32: Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil wordt bij het verzoek om een beslissing van Gedeputeerde Staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.

Artikel 33: Ontbinding en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden ontbonden, op voorstel van het algemeen bestuur, gelezen artikel 9 Wgr, bij een daartoe strekkend besluit van de raden en de colleges van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Ingeval van een besluit tot ontbinding van de gemeenschappelijke regeling , als bedoeld in het vorige lid, stelt het algemeen bestuur daarvoor een liquidatieplan op ter vereffening van het vermogen van de regeling. Een zodanig besluit wordt met een twee derdemeerderheid genomen, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 5. Het besluit tot ontbinding of tot wijziging van deze regeling wordt direct gezonden aan de gemeenten en Gedeputeerde Staten, mede met het oog op de vereiste goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de wijziging van de regeling conform de artikelen 26, 27 en 29 Wgr, almede naar het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel van het ressort waaronder de regeling valt .

  • 6. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van ontbinding in functie, totdat de vereffening is voltooid.

  • 7. Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden:" Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland i.l".

HOOFDSTUK 10: SLOTBEPALINGEN

Artikel 34: Overgangsbepaling

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam blijven hun functies vervullen tot de zittingsperiode van de gemeenteraden is beëindigd en in hun opvolging is voorzien.

Artikel 35: Inwerkingtreding

  • 1. Het college van de gemeente Borsele zorgt voor het inzenden van de regeling, almede besluiten tot wijziging of opheffing daarvan aan Gedeputeerde Staten en de Kamer van Koophandel.

  • 2. De deelnemende gemeenten zorgen voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, lid 1, Wgr.

  • 3. Het college van de gemeente Borsele zorgt namens alle deelnemende gemeenten voor bekendmaking. De kosten daarvan komen ten laste van de regeling.

Artikel 36: Slotbepaling

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.

Artikel 37: Evaluatie

De regeling wordt elke 4 jaar geëvalueerd. De evaluatie heeft vooral betrekking op de vraag of de samenwerking de doelen die zij zich heeft gesteld ook heeft bereikt tegen de kosten die hiervoor waren uitgetrokken. Daarnaast dient ook gekeken te worden naar de uitvoering van de specifieke taken. De manier waarop de samenwerking heeft gefunctioneerd, is eveneens onderdeel van de evaluatie.

Artikel 38: Titel

De regeling kan worden aangehaald als “De gemeenschappelijke regeling afvalstoffenverwijdering Zeeland”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente d.d. 16 april 2019,

, burgemeester.

, secretaris.