Regeling vervallen per 01-01-2012

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2009 Gemeente Kerkrade

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE KERKRADE 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a de wet: de Wet Werk en Bijstand;

    b het College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade

    c bijstand: de uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet; d belanghebbende: persoon die bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Fraudpreventie

Artikel 2 Handhavingsbeleid

  • 1. De uitvoerende dienst stelt periodiek een handhavingsbeleidsplan van de sector SoZaWe vast waarin maatregelen staan opgenomen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • 2. Het handhavingsbeleidsplan bevat instructies over de voorlichting van rechten en plichten van belanghebbenden en over consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand. Daarnaast beschrijft het handhavingsbeleidsplan tenminste de wijze van controle bij de aanvraag en de voortzetting van de bijstand en het gebruik van risicoprofielen en risicosturing als bedoeld in artikel 5.

Artikel 3 Dienstverlening

Het College stelt zich tot doel de dienstverlening, waaronder begrepen communicatie en voorlichting, aan belanghebbenden op een deskundige, efficiënte wijze te organiseren.

Artikel 4 Valideren van gegevens en inlichtingenplicht

  • 1. Het College voert bij de aanvraag van bijstand bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Bijstandsuitkeringen kunnen op basis hiervan na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

  • 2. De belanghebbende die geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of handelingen verricht dan wel nalaat met als doel het verkrijgen of behouden van bijstand maakt zich schuldig aan schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de wet, artikel 28, lid 2 en artikel 29, lid 1 van de Wet Suwi .

Hoofdstuk 3 Controle

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

  • 1. Het College bevordert bij de Sector SoZaWe een risicogestuurde werkwijze op basis van door haar vastgestelde risicoprofielen;

  • 2. Risicoprofielen bevatten geen stigmatiserende of discriminerende kenmerken voor een of meerdere bevolkingsgroepen;

  • 3. Het College toetst jaarlijks of de gehanteerde risicoprofielen en het daarop gebaseerde risicogestuurd werken voldoen aan eisen van zorgvuldigheid en effectiviteit.

Artikel 6 (Her-)onderzoek en Thematische controle

  • 1. Het College voert regelmatige (her-)onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren;

  • 2. In een op artikel 2 gebaseerd onderszoeksplan beschrijft het College de toe te passen onderzoekmethoden en specifieke op thema's gerichte controles, alsmede de onderzoeksfrequentie hiervan .

Artikel 7 Signaalgestuurd controleren

  • 1. Het college bevordert bij de sector SozaWe een signaalgestuurde werkwijze op basis van het in artikel 2, eerste lid bedoelde handhavingsbeleidsplan en daartoe ontwikkelde protocollen volgens het zogeheten stoplichtmodel.

Artikel 8 Fraudesignalen

  • 1. Het College draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en onderzoeken van relevante informatie van de belanghebbende en derden met betrekking tot de bijstandsaanvraag of voortzetting van de bijstandsuitkering;

  • 2. Alle informatie over vermoedelijke bijstandfraude, Waaronder begrepen informatie van dienstmedewerkers en tips, wordt centraal binnen de sector SoZaWe geregistreerd en onderhouden door de Sociale Recherche.

Hoofdstuk 4 Opsporing

Artikel 9 Opsporing en controle

  • 1. Indien daartoe concrete aanleiding bestaat verricht de sociale recherche een opsporingsonderzoek;

  • 2. Opsporingsonderzoeken eindigen met een besluit omtrent de vermoedelijke bijstandfraude en in elk geval indien bijstandsfraude niet binnen een redelijke termijn kan worden vastgesteld;

  • 3. Het College zal de regionale samenwerking bij fraudehandhaving verstevigen .

Artikel 10 Aangifte bijstandsfraude

  • 1. Indien sprake is van bijstandsfraude doet het College aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met het door het Openbaar Ministerie op dit punt vastgestelde beleid;

  • 2. Bij recidive van bijstandsfraude binnen vijf jaar doet het College altijd aangifte bij Openbaar Ministerie conform het in het eerste lid genoemde beleid van het Openbaar Ministerie.

Artikel 11 Terugvordering en maatregelen

  • 1. Bij bijstandsfraude vordert het College de ten onrechte ontvangen bijstand terug op grond van de Gemeentelijke beleidsregels over Terugvordering Tevens past het College op de mogelijk te verstrekken bijstandsuitkering een maatregel toe op grond van de Afstemmingsverordening;

  • 2. Het College draagt zorg voor toepassing van het in vorig lid bepaalde op het kortst mogelijke tijdstip na de vaststelling van de bijstandsfraude, onverkort het gestelde in artikelen 58, 59 en 60 van de wet.

Hoofdstuk 5 Communicatie en handhavingsbeleid

Artikel 12 Communicatie

Het College stelt zich tot doel een effectieve communicatie met en over belanghebbenden te realiseren, waaronder benutting van de locale media, óm daarmee een zo groot mogelijke preventieve werking te bevorderen.

Artikel 13 Evaluatie handhavingsbeleid

Het College evalueert jaarlijks de fraudedoelstellingen en de daarbij gehanteerde methoden en risicoprofielen Indien nodig worden wijzigingen hierin in het in artikel 2 bedoelde beleidsplan opgenomen. Indien noodzakelijk leidt de jaarlijkse evaluatie tot aanpassingen van het handhavingsbeleidsplan.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College;

  • 2. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

  • 1. Het bepaalde in artikel 5 lid 3 treedt een jaar na invoering van risicoprofielen binnen de werkwijze van de sector SoZaWe;

  • 2. Het College stelt het in artikel 6 lid 2 bedoelde (her-)onderzoekplan uiterlijk 6 maanden na inwerkingtreding van deze verordening vast .

Artikel 16 Inwerkingtreding verordening

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009 .

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingverordening Wet werk en bijstand 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 17 december 2008.
de voorzitter, de griffier
J.J.M. Som drs. J. Schrijnemaekers

Nota-toelichting Algemene toelichting

Inleiding

In de Wet werk en bijstand (Wwb) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een 'kan'-bepaling Daarmee heeft de gemeente de bevoegdheid tot het stellen van eigen regels omtrent handhaving De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid vast rond handhaving door middel van de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand, daarmee gelegenheid gevend aan het College om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels De handhavingsverordening sluit aan op de Wet werk en bijstand en op het gemeentelijk beleid inzake de handhaving van de bijstandwet en de controle op de rechtmatigheid van de financiële verstrekkingen

Historie

De raad van de gemeente Kerkrade heeft in 2004 in de beleidsnota 2004 van de sector Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) gekozen voor een handhavingsconcept dat landelijk bekend staat als Hoogwaardige Handhaving, Het betreft hier een ontwerp dat op initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is ontwikkeld. Het Kerkraadse jaarlijks terugkerende Handhavingsbeleidsbeleidsplan zal binnen enkele maanden vastgesteld worden. Hoogwaardige Handhaving betreft een mix van preventieve en repressieve handhavingmethoden en technieken die versterkend op elkaar inwerken Belangrijke elementen zijn het werken met risicoprofielen en mede daarop gebaseerde werkprocessen die een risicogestuurde werkwijze van de dienst mogelijk maken. De verordening is ook op deze elementen van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid vormgegeven

Beïnvloedbaar beleid

De Wwb kent minder gereguleerd beleid en laat meer ter invulling over aan de gemeente Het gehele fraudehandhavingsbeleid valt hier feitelijk onder, behoudens het gestelde in artikel 8a, Daarin draagt de wetgever de gemeente op om een verordening te maken waarin regels zijn opgenomen voor de bestrijding van fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet De invulling van deze verordening, dus de wijze waarop de handhaving plaatsvindt staat elke gemeente geheel vrij. Dit komt omdat de gemeente het volledige financiële risico loopt voor wat betreft de uitvoering van de Wwb. De Raad heeft in dit verband gekozen voor Hoogwaardige Handhaving.

Beleidskaders

Bij de beraadslagingen over de Wet werk en bijstand ten aanzien van het onderdeel Handhaving zijn een aantal uitgangspunten (kaders) opgesteld waarmee ons College bij de uitvoering rekening dient te houden. Daarnaast zijn er ook enkele uitgangspunten die zowel op de afstemmingsverordening als de Handhavingsverordening van toepassing zijn

- Dubbel straffen en het straffen van derden dient te worden voorkomen. Dit is niet expliciet in de verordening opgenomen. Het uitgangspunt uit het strafrecht: 'ne bis in idem' geldt ook voor de bijstandswet. Wel kan er door SoZaWe een administratieve maatregel worden toegepast vanwege ten onrechte ontvangen uitkering, terwijl er vanwege de hoogte hiervan tevens een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld door het Openbaar Ministerie. De administratieve maatregel en toepassing van het strafrecht zijn echter los van elkaar staande zaken, indien het een reparatoire maatregel betreft. Bij een punitieve maatregel geldt het ne bis in idem beginsel en dient derhalve een keuze gemaakt te worden, ofwel maakt sector SoZaWe de keuze voor een maatregel, of  de strafrechtelijke rechtsgang via het Openbaar Ministerie wordt ingezet. 

- Ook indien sprake is van een onjuiste verstrekking vanuit de gemeente wordt bijstand teruggevorderd. Deze wordt dan echter afgewogen tegen de individuele omstandigheden In geval van onjuiste of frauduleuze handelingen wordt het gehele bedrag teruggevorderd, en wordt er een maatregel opgelegd. Voor wat betreft de Handhavingsverordening geldt vooral het tweede gedeelte van dit uitgangspunt, beginnend met; 'In geval van onjuiste of frauduleuze handelingen, '

- Het intensiveren van fraudepreventie is in het belang van zowel de burger zelf als de gemeente. Dit is de doelstelling van het concept Hoogwaardig Handhaven en komt in de gehele verordening tot uitdrukking en expliciet in hoofdstuk 2. Uitvoering van de Wwb komt voor risico van de gemeente. Effectieve fraudepreventie vermindert dat risico Voor de burger geldt dit belang in afgeleide zin ook. Immers, groot risico voor de gemeente betekent hogere lokale belastingen De bijstandontvangende burger is ook bij preventie gebaat, omdat alle energie gestoken kan worden in het zo snel mogelijk weer op eigen benen komen in plaats van op fraudeonderzoek dat stevige gevolgen voor de frauderende burger tot gevolg kan hebben

- Handhaving en fraudebestrijding moet, maar mag nooit een soort inkomstenbron van de gemeente worden, of methode om bezuinigingen te bewerkstelligen. Handhaving en fraudebestrijding en de voorlichting hierover zal -indien goed gehanteerd- een preventieve werking hebben. Elke onterecht ontvangen bijstand betekent dat er minder gemeenschapsgeld resteert voor andere zaken. De gemeente heeft de zorg en de plicht dat alleen wie recht op bijstand heeft dit ook krijgt. Dit rechtmatigheidsvereiste staat voorop. Het creëren van een inkomstenbron kan bij dit vereiste nooit uitgangspunt zijn bij het fraudebeleid. Dat er van handhaving, fraudebestrijding en voorlichting een preventieve werking zal uitgaan is inderdaad wat verwacht wordt bij uitvoering van het concept Hoogwaardige Handhaving

- Voor de mensen die wel kunnen maar niet willen zet men het handhavingsinstrument in. Begin met drang, maar zorg dat je dwang achter de hand hebt. Handhaving begint bij de poort. In samenwerking met het CWI moet de controle op het recht op uitkering effectief plaatsvinden. Voorts dienen klanten glasheldere voorlichting te krijgen over hun rechten en plichten, zodat mensen die niet willen maar wel kunnen weten welke consequenties zij mogen verwachten. Tenslotte willen wij vanuit risicoprofielen werken aan het in kaart brengen van risicogroepen waar het de kans op bijstandsfraude betreft. Het begint daarbij met een intensievere controle dan bij klanten die niet binnen de risicogroepen vallen.

- Handhaving dient streng en ruimhartig te zijn. Goed handhaven, dat wil zeggen dat er best strenge sancties mogen staan wanneer mensen onvoldoende meewerken aan het verkrijgen van arbeid of zelfs frauderen. Aan de andere kant: uitkeringen moeten via maatwerk terechtkomen bij degene die er recht op hebben. Bij bijstandsfraude is een 'lik-op-stuk'-beleid aan de orde Dit betekent na vaststelling van bijstandsfraude snel terugvorderen en een strenge sanctie. Wij zijn het eens met uw uitgangspunt dat uitkeringen via maatwerk terecht moeten komen bij die daar recht op hebben. Dit is ook expliciet geregeld in de Wwb.

- Het systeem van verificatie/handhaving moet zó worden ingericht dat het recht op uitkering niet ter discussie kan staan.

Opbouw verordening

Hoofdstuk 2 bestrijkt de preventieve kanten van het handhavingsbeleid Het bevorderen van de spontane naleving van de plichten voortvloeiend uit de Wwb door klanten is het belangrijkste preventieve doel dat het College zich stelt. De hiervoor te gebruiken methoden worden jaarlijks in een Handhavingsbeleidsplan vastgesteld, al dan niet na bijstelling op grond van evaluatie-uitkomsten. Het gaat dan om duidelijke communicatie over rechten en plichten, vlotte en deskundige dienstverlening, betrouwbare gegevenscontroles en het fraudealert werken middels risicoprofielen. De methoden zijn op zich niet nieuw, maar door de gecombineerde inzet is de verwachting dat er een goede preventieve werking vanuit gaat. Gerichte informatie, deskundige en vlotte dienstverlening, zowel administratief als overige hulpverlening) en betrouwbare, snelle verificatiemogelijkheden zijn noodzakelijke ingrediënten om te voorkomen dat bij klanten weerstand gaat ontstaan tegen naleving van de plichtenkant die hen bij de bijstandverlening is opgelegd. Daarmee kan fraude toenemen Een nieuw fenomeen is het risicogestuurd werken dat de dienst aan de hand van risicoprofielen gaat introduceren. Risicoprofielen geven de mate van fraudegevoeligheid van de klant aan. Op basis hiervan kunnen organisatiemiddelen efficiënter ingezet worden om fraude op te sporen of vooraf te ontmoedigen Ter voorkoming van onjuiste of onzorgvuldige totstandkoming van risicoprofielen worden de randvoorwaarden aangegeven waaraan de profielen moeten voldoen (artikel 5).

Hoofdstuk 3 gaat over de controle voor en tijdens de bijstandsverlening en in verband met beëindigingen hiervan In het jaarlijkse beleidsplan van de sector SoZaWe (artikel 2.1) staan de termijnen waarbinnen, maar ook de wijze waarop, de (her) onderzoeken worden verricht beschreven (artikel 6). Vanwege het risicogestuurd werken dat SoZaWe gaat invoeren zullen er vooral hierop geënte controle's ontwikkeld worden. Risicosturing is een werkwijze waarbij menskracht en middelen zeer gericht worden ingezet op basis van geformuleerde risicoprofielen. Dit betekent dat de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een bijstandsuitkering niet voor iedere bijstandsgerechtigde op eenzelfde wijze plaatsvindt, maar gericht is op diens frauderisicoprofiel .Daarnaast zullen er zogeheten thematische controles plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een onderzoek op basis van het aantal bewoners van een woning, of het aantal auto's op naam van bijstandsontvangers. Om de preventieve werking van dit type controles te bevorderen zullen de controleonderwerpen veelal vooraf worden bekend gemaakt. Fraudebestrijding is zeer effectief op het moment waarop een klant een beroep doet op de bijstand. Een goede controle op gegevens en omstandigheden aan het begin voorkomt dat iemand ten onrechte een uitkering verkrijgt en houdt de schade beperkt (artikel 4). Er zal dan ook nauw samengewerkt moeten worden met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) dan wel het UWV Controle op de aanvraag zal onder andere plaatsvinden via huisbezoeken, verificatie van relevante financiële gegevens via het netwerk 'Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen' (SUWI-net), de Gemeentelijke Bevolkingsadministratie (GBA) en dergelijke. Voorts is het van belang dat er binnen SoZaWe een effectief fraudeinformatiesysteem komt, waar fraudesignalen bij elkaar gebracht worden en op basis waarvan controleactiviteiten worden ingezet Het systeem is voorts van belang om risicoprofielen op- of bij te stellen (artikel 7). Voor het gebruik van centraal opgeslagen fraude-informatie moeten privacyprotocollen opgesteld worden

Hoofdstuk 4 betreft de opsporing van fraude. Nieuwe elementen hierbij zijn de aansturing van fraudeonderzoeken en de intensiteit van de regionale samenwerking. Vanwege de op risicoprofielen gebaseerde risicogestuurde werkwijze van SoZaWe is er in feite ook een keuze gemaakt over hoe en wanneer er tot opsporing wordt overgegaan en hoeveel tijd hieraan wordt gespendeerd. Het 'hard' maken van mogelijke fraudesignalen zal dus niet in alle gevallen tot doel worden gemaakt. De regionale samenwerking binnen de fraudebestrijding zal worden verstevigd om effectief te kunnen reageren op de lokale grenzen overschrijdende fraudesignalen. Als fraude is vastgesteld zal het terugvorderingstraject onmiddellijk moeten worden ingezet onder toepassing van een sanctiemaatregel. Dit zogeheten 'Lik-op-stuk' beleid is van fundamenteel belang om de preventieve aspecten van Hoogwaardige Handhaving te stimuleren

Hoofdstuk 5 richt zich op de communicatie als preventiemiddel in al zijn mogelijkheden. Het kan aldus ook ingezet worden om aan te geven hoeveel bijstandfraude er in een bepaalde periode is vastgesteld en welke sancties daarbij zijn gegeven. De preventieve werking die hiervan uitgaat doet het financiële risico van de Wwb voor de gemeente afnemen. Tenslotte zullen jaarlijks alle ingezette methoden moeten worden geëvalueerd op hun effectiviteit ten aanzien van bijstandsfraude. Het handhavingsplan, als aangegeven in hoofdstuk 2, zal daartoe periodiek worden vastgesteld.

Toelichting op de artikelen

HOOFDSTUK 2   FRAUDEPREVENTIE

artikel 2      Handhavingsbeleid

lid 1   Het College stelt jaarlijks een handhavingsbeleidsplan vast waarin maatregelen en methoden staan opgenomen gericht op het voorkomen en bestrijden van fraude. Het concept 'Hoogwaardige Handhaving' en de gemeentelijke Handhavingsvisie zijn daarbij het richtinggevende fraudebestrijdingbeleid. De maatregelen en doelen in het plan zullen waar mogelijk meetbaar gemaakt zijn. Onderdelen hiervan zijn dienstverlening, scholing, voorlichting, controle en risicosturing.

lid 2   In het handhavingssplan worden de beleidsinstrumenten voorlichting, controle en risicosturing expliciet opgenomen. Dit zijn immers de voornaamste instrumenten ter voorkoming van bijstandsfraude. Het gebruik hiervan moet kenbaar zijn. Voorlichting is nodig om de preventieve kant van het handhavingsbeleid optimaal te benutten. Een klant die vanaf de aanvang van een bijstandverstrekking weet wat er van hem verlangd wordt en waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten, houdt zich mogelijk vanzelfsprekender aan de regels. De consequenties bij fraude moeten daarbij glashelder zijn. Om een zo effectief mogelijk voorlichtingsbeleid te kunnen realiseren is jaarlijkse evaluatie en bijstelling noodzakelijk en vervolgens vastlegging in het jaarlijkse handhavingsbeleidsplan. Bij risicosturing op basis van geformuleerde risicoprofielen zal de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een bijstandsuitkering niet voor iedere bijstandsgerechtigde gelijk zijn, maar zich richten op het frauderisico dat deze vertegenwoordigt. De sector SoZaWe zal haar werkwijze niet uitsluitend baseren op risicosturing en risicoprofielen. Ook specifieke, thematische controles zullen worden ontwikkeld en toegepast. In het plan zullen de jaarlijkse doelen ten aanzien van het verkrijgen en onderhouden van relevante klantinformatie worden betrokken.

artikel 3      Dienstverlening

Dit artikel legt vast dat de gemeente ook verplichtingen heeft naar de klant.Dit betreft vooral de kwaliteit van de dienstverlening Inkomstenverrekeningen moeten snel, efficiënt en op een transparante wijze verrekend worden. Daar heeft een klant recht op en het werkt vooral ook fraudevoorkomend. Als de dienst vertragingen veroorzaakt of fouten maakt bij verrekeningen zou de klant in een voorkomende situatie kunnen besluiten geen inkomsten meer op te geven vanwege de last die hij heeft ondervonden. Waar mogelijk zal de informatievoorziening maatwerk moeten worden , dus op de individu gericht omdat ook hier een sterk preventieve werking van uit gaat. De gemeentelijke verplichtingen zijn niet vrijblijvend. De cliëntenraad binnen de Wwb zal hierin een duidelijke signalerende en adviserende rol hebben.

artikel 4      Validering van gegevens en inlichtingenplicht

lid 1   Met dit lid wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het bijstandsproces moet plaatsvinden op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte teveel bijstandsgeld wordt uitgekeerd, zodat er geen vorderingen ontstaan. Nauwe samenwerking met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) ligt hierbij voor de hand.

lid 2   Door in dit lid ook artikel 29, lid 1 van de wet Suwi bij de inlichtingenverplichting op grond van de Wwb te betrekken, is het voor belanghebbenden duidelijk vanaf welk moment bijstandsfraude kan ontstaan.

HOOFDSTUK 3   CONTROLE

artikel 5      Risicoprofielen en risicogestuurd werken

lid 1  Bij Hoogwaardige Handhaving  hoort een werkwijze die in ieder geval uitgaat van risicosturing. Dit kan alleen als er risicoprofielen zijn Het geeft voorts aan dat de gemeente hier niet vrijblijvend mee om zal gaan, maar dat het onderdeel uit moet maken van de bedrijfsvoering van de Sector SoZaWe.

lid 2  Door dit vereiste in de verordening op te nemen wordt onderstreept dat risicoprofielen zorgvuldig tot stand moeten komen en geformuleerd zijn om ongewenste situaties te voorkomen.

lid 3  De werking van bestaande risicoprofielen is tijdgebonden. Telkens moet nagegaan worden of de gebruikte risicoprofielen nog voldoen aan de gewenste effectiviteit van de handhaving. Daarbij worden onder meer bereikte resultaten en landelijke ontwikkelingen betrokken. Voorkomen moet worden dat bestaande risicoprofielen onbedoeld uiteindelijk toch een stigmatiserende of discriminerende uitwerking kunnen gaan krijgen.

artikel 6      Heronderzoek en Thematische controle

lid 1  Met de komst van de Wwb moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen   De controle op de rechtmatigheid van te verstrekken en verstrekte bijstand zal periodiek plaatsvinden. Daarbij wordt een flexibele (her-)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd, gebaseerd op risicogestuurd werken (zie ook artikel 5)

lid 2  In het  handhavingsbeleidsplan (zie artikel 2.1) worden de wijze en methoden van bijstandscontrole beschreven. In dit lid gaat het meer om de vaststelling van de frequentie van de (her-)onderzoeken voor bepaalde doelgroepen en risicogroepen.  Voorts wordt hierin vastgesteld welke heronderzoeksmethoden daarbij worden toegepast. Dit kunnen, naast de bekende methoden, ook specifieke onderzoeken en eventuele experimenten zijn. Het onderzoeksplan kan zowel apart als geïntegreerd in het handhavingsbeleidsplan staan opgenomen

artikel 7     Signaalgestuurd controleren

De doelstellingen zijn niet langer sec gericht op rechtmatigheid en tijdigheid maar hebben nu ook betrekking op effectief controleren, efficiënt controleren en dienstverlenend controleren. Daarnaast zien we dat de doelstellingen nog scherper zijn gesteld en handhaving expliciet een bijdrage moet leveren aan het beperken van de schadelast. Controle activiteiten hebben tot doel om fraude aan het licht te brengen. Controle activiteiten moeten zich dus concentreren daar waar de kans op succes het grootste is. De kosten van de controle moeten in verhouding staan met de opbrengsten. De gemeente Kerkrade wil vanuit het oogpunt van dienstverlening de cliënt zo min mogelijk belasten met controles. Daartoe wordt niet langer een structurele frequentie van onderzoeken gepland maar wordt doelgericht naar aanleiding van signalen en risicofactoren gecontroleerd.

artikel 8      Fraudesignalen

lid 1 Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over bijstandgerechtigden, het betreft onder meer informatie van vorige bijstandssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale bijstandsinformatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, het GBA, wegendienst e,a. Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van de dienst gemakkelijk opvraagbaar zijn. De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan met name de in artikel 66 en 67 van de wet bedoelde derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat

lid 2 Met de term 'informatie' worden, naast informatie uit officiële en officieuze bronnen, ook klikbrieven, eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. Deze informatie omvat zowel bewijsstukken als vermoedens van fraude. Het beheer vindt plaats op een centraal punt binnen de sector SoZaWe bij de Sociale Recherche. Daar wordt beslist welke onderzoeksacties worden ondernomen Dit zal vooral in overleg plaatsvinden met de klantmanager die het primaire contact met de bijstandsgerechtigde onderhoudt.

HOOFDSTUK 4   OPSPORING

artikel 9      Opsporing en controle

De Sociale Recherche verricht zowel administratieve- en strafrechtelijke onderzoeken. (controle en opsporing). Een duidelijke scheiding waar het administratieveonderzoek eindigt en het strafrechtelijkeonderzoek start is van groot belang om latere ongewenste situaties te voorkomen in de behandeling van een strafzaak door het Openbaar Ministerie.

lid 1   Vage fraudesignalen zijn doorgaans ongeschikt om een sociale rechercheonderzoek te rechtvaardigen Een rechercheonderzoek betekent meestal een grote ingreep in iemands' privacy. Het besluit tot een dergelijk onderzoek moet daarom op reële gronden worden genomen. Daar hoort bij dat de Sociale Recherche zo effectief mogelijk ingezet moet worden vanwege de beschikbare capaciteit. Deze afstemming is een eigen verantwoordelijkheid van de Sociale Recherche en gebeurt in overleg met de direct leidinggevende. Bij het risicogestuurd werken zal de sociale recherche sneller worden ingeschakeld als het gaat om personen behorend tot risicoprofielen. In principe wordt daarbij geen ondergrens ten aanzien van het (vermoedelijke) schadebedrag gehanteerd.

lid 2   Bij Hoogwaardige Handhaving wordt vooral ingezet op preventie en dit wordt het meest gediend door relatief snel fraudesignalen te onderzoeken. Het stellen van een tijdlimiet voor fraudeonderzoeken is om verschillende redenen van belang. Mensen moeten niet te lang als onderwerp van onderzoek aangemerkt worden als daar geen serieus bewijs voor is. Zaken moeten niet onnodig lang open blijven en daarmee capaciteit bij de Sociale Recherche wegnemen. Indien een onderzoek te lange tijd vergt is er sprake van hetzij een té complexe fraudezaak, hetzij té vage signalen. Behoudens te motiveren uitzonderingen dient het rechercheonderzoek in beide situaties te worden beëindigd.

lid 3  De samenwerking van de sociale recherche binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid heel belangrijk. Het College wil aan deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en capaciteit gerichter wordt ingezet.

artikel 10      Aangifte bijstandsfraude

lid 1   Het hier bedoelde uitgangspunten betreffen in ieder geval de minimale hoogte van het brutoschadebedrag alvorens het Openbaar Ministerie tot strafvervolging overgaat.  Dit bedrag is thans conform de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude (2008) € 6000. Bij een herhaling van bijstandsfraude door dezelfde persoon geldt de ondergrens van € 3000. Het College zal in deze situaties ook altijd overgaan tot het doen van aangifte.

artikel 11    Terugvordering en maatregelen

lid 1   Om een preventieve werking te bewerkstelligen zal het plegen van bijstandsfraude in ieder geval niet het gevoel bij de pleger moeten opleveren dat het lonend is. Vandaar dat naast terugvordering van het schadebedrag ook altijd een maatregel aan de orde is op de lopende bijstandsuitkering. De hoogte van de maatregel wordt bepaald door het gestelde in de Afstemmingsverordening. Een maatregel kan slechts worden toegepast als de bijstandsuitkering wordt gecontinueerd of binnen 1 maand na vaststelling van de bijstandsfraude wordt hervat.

lid 2 Om uitdrukking te geven aan het 'lik-op-stuk' aspect van het Hoogwaardig handhavingsbeleid zal er zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten onrechte genoten bijstand als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken bijstandgerechtigde kan dit als een hard(-vochtig) beleid overkomen, het primaire doel is echter om potentiële bijstandfraudeurs af te schrikken en zodoende de preventieve werking van het beleid te stimuleren. De terugvordering van bijstand vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen op wie op grond van de artikelen 58, 59 en 60 van de wet terugvordering mogelijk is.

HOOFDSTUK 5   COMMUNICATIE EN HANDHAVINGSBELEID

artikel 12     Communicatie

Er wordt een communicatiebeleid gerealiseerd met als doel bijstandsfraude te ontmoedigen. Als de pakkans bij bijstandsfraude als 'zeer hoog' ervaren wordt door potentiële plegers, is de verwachting dat zij minder geneigd zullen zijn hiertoe over te gaan. Ook interviews over (mislukte) bijstandfraude zullen moeten bijdragen aan het bereiken van dit doel.

artikel 13    Evaluatie handhavingsbeleid

In artikel 2 1 staat aangegeven dat het handhavingplan jaarlijks moet worden vastgesteld. Door jaarlijkse evaluaties op de genoemde handhavingsprocessen, de communicatie over en naar klanten, de werking van de risicoprofielen en (her-)onderzoeken, kan de effectiviteit van Hoogwaardige Handhaving verder worden versterkt. De evaluatie van het handhavingsbeleid is verplicht en de daaruit voortkomende aanbevelingen zijn niet vrijblijvend.

De artikelen 14 tot en met 17 vormen standaardbepalingen en spreken voor zich.