Regeling vervallen per 25-06-2019

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij Openstellingsbesluit Samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij, 2019

Geldend van 08-05-2019 t/m 24-06-2019

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij Openstellingsbesluit Samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij, 2019

Bekendmaking van het besluit van 30 april 2019- zaaknummer 2019-004581 tot vaststelling van een regeling

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

Besluit(en)

  • I.

    Vast te stellen het openstellingsbesluit Samenwerking voor innovatie Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Akkerbouw en Pluimveehouderij.

  • II.

    Het subsidieplafond bedraagt:

    • a.

      Voor het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel € 67.000,--, waarvan € 33.500,-- uit middelen van het ELFPO, € 16.750,-- uit middelen van de provincie en € 16.750,-- uit middelen van het waterschap Rijn en IJssel;

    • b.

      Voor het beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe € 238.000,--, waarvan € 119.000,-- uit middelen van het ELFPO, € 59.500,-- uit middelen van de provincie en € 59.500,-- uit middelen van het waterschap Vallei en Veluwe;

    • c.

      Voor het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland € 164.000,--, waarvan € 82.000,-- uit middelen van het ELFPO, € 41.000,-- uit middelen van de provincie en € 41.000,-- uit middelen van het waterschap Rivierenland.

  • III.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend vanaf 13 mei 2019, 09.00 uur tot en met 24 juni 2019, tot 17.00 uur.

  • IV.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit besluit gelden.

  • V.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Openstellingsbesluit Samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij, 2019”.

  • VI.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 25 juni 2019, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

Ondertekening

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Ery Tijink

Programmamanager Land en Tuinbouw

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Ery Tijink

Programmamanager Land en Tuinbouw

Bijlage 1, Nadere regels Openstellingsbesluit Samenwerking DAW Akkerbouw en Pluimveehouderij, 2019

Artikel 1 Begripsomschrijving

In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    Verordening:

  • de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

  • b.

    waterprogramma’s:

  • het Waterprogramma Waterschap Rijn IJssel zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur van het waterschap op 3 november 2015, Waterschapsblad 2015-9033, en de daarna vastgestelde wijzigingen en het Waterprogramma Vallei en Veluwe zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur van het waterschap op 30 september 2015, Waterschapsblad 2015-7800 en de daarna vastgestelde wijzigingen.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.1, eerste lid van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid van de Verordening, en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie; of

    • b.

      de uitvoering van een innovatieproject.

  • 2.

    De activiteiten genoemd in het eerste lid zijn gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie en op de volgende thema’s:

    • a.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b.

      klimaatmitigatie;

    • c.

      klimaatadaptatie;

    • d.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 3.

    De activiteiten bedoeld in het eerste lid, zijn ook gericht op:

    • a.

      het realiseren van doelen die door het waterschap zijn opgenomen in Waterprogramma’s; en

    • b.

      de volgende aspecten van akkerbouw: het in de open lucht telen van groenten, planten, wortels en knollen voor voedingsdoeleinden of granen met uitzondering van maïs; of

    • c.

      het in de open lucht houden van pluimvee.

Artikel 3 Subsidiehoogte

De subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 2 bedraagt minimaal € 35.000,-- en maximaal:

  • a.

    € 67.000,-- voor het beheersgebied van het Waterschap Rijn en Ijssel;

  • b.

    € 100.000,-- voor het beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe;

  • c.

    € 100.000,-- voor het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland;

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten derden;

    • c.

      afschrijvingen;

    • d.

      bijdragen in natura.

  • 2.

    Voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor het werven van deelnemers;

    • b.

      kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

    • c.

      kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereekomst;

    • d.

      kosten voor het projectmanagement en projectadministratie.

  • 3.

    Voor de uitvoering van een innovatieproject kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

    • b.

      kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

    • d.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 4.

    Als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van de koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa.

    • b.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • c.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • d.

      kosten van haalbaarheidsstudies.

  • 5.

    Voor de uitvoering van een fysieke investering in het kader van het project kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken.

Artikel 5 Samenwerkingsverband

Het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste de volgende partijen:

  • 1.

    een landbouwer of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt; en

  • 2.

    een andere partij die onderdeel is in de keten van producent, verwerker of consument.

Artikel 6 Rangschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 en 1.15a van de Verordening de selectiecriteria:

    • a.

      innovativiteit;

    • b.

      effectiviteit;

    • c.

      haalbaarheid/kans op succes;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      innovativiteit heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      effectiviteit heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      efficiëntie heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 30 punten behaald zijn.

  • 5.

    Als aanvragen voor subsidie een gelijk aantal punten hebben gekregen en honorering van die aanvragen zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, worden die projecten onderling gerangschikt op basis van het criterium innovativiteit.

  • 6.

    Als toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen nog steeds gelijk eindigen in de rangschikking, worden de aanvragen gerangschikt op het criterium effectiviteit.

  • 7.

    Als toepassing van het zesde lid ertoe leidt dat aanvragen nog steeds gelijk eindigen in de rangschikking, worden de aanvragen gerangschikt op het criterium haalbaarheid.

  • 8.

    Als toepassing van het zevende lid ertoe leidt dat aanvragen nog steeds gelijk eindigen in de rangschikking, wordt de rangschikking bepaald door middel van loting.

Artikel 7 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden

voorgelegd aan de Adviescommissie POP3 Gelderland.

TOELICHTING bij de Nadere regels Samenwerking voor innovatie Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

IALGEMEEN DEEL

1.1 Kader

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. De landbouwsector moet economisch gezond kunnen functioneren en tegelijkertijd verder verduurzamen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid én klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Om de innovatie in de landbouw op het gebied van water op een hoger plan te trekken is het van belang dat landbouwers gaan samenwerken met ketenpartners en gezamenlijk nieuwe initiatieven nemen die bijdragen aan de doelen van de waterschappen. Op grond van deze nadere regels kan subsidie worden verstrekt voor projecten die gericht zijn op het organiseren van samenwerking ten behoeve van het realiseren van innovaties die gericht zijn op het bereiken van wateropgaven en doelen die door de waterschappen worden nagestreefd.

Deze openstelling is specifiek gericht op samenwerking in de sectoren akkerbouw en pluimveehouderij, omdat bij eerdere openstellingen vooral projecten zijn ondersteund gericht op samenwerking in de melkveehouderij, fruitteelt en laanboomteelt en we via deze openstelling vooral willen bevorderen dat er vergelijkbare initaitieven tot stand worden gebracht in Gelderland voor de setcoren akkerbouw en pluimveehouderij. De akkerbouw sector kan via innovatie bijdragen aan de waterdoelen, ten aanzien van bijvoorbeeld het verminderen van het gebruik van meststoffen en het beperken van emissies van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar grondwater en oppervlaktewater. De pluimveehouderij kan bijdragen door de emissie te beperken vanuit het in de openlucht houden van pluimvee (vrije uitloop) naar bodem en oppervlaktewater.

1.2 De Verordening

Dit openstellingbesluit betreft een nadere uitwerking van de Verordening. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in dit openstellingsbesluit is de Verordening van toepassing. Het gaat daarbij met name om hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van hoofdstuk 2.

Bijvoorbeeld artikel 1.7 (wijze van indienen van een aanvraag), artikel 1.17 (verplichtingen), artikel 2.7.4 (aanvraag) en artikel 2.7.5 weigeringsgronden van de Verordening zijn onverkort van toepassing, al worden ze in dit openstellingsbesluit niet herhaald.

1.3 Beschikbare middelen

Het plafond bedraagt € 280.000, waarvan € 140.000 uit middelen van het ELFPO, € 70.000 uit middelen van de provincie en € 70.000 uit middelen van het waterschap Rijn en Ijssel en van het waterschap Vallei en Veluwe. Voor de periode 2016 t/m 2020 is de EU-bijdrage voor de uitvoering van POP3 Gelderland vastgesteld op € 13,5 miljoen voor land- en tuinbouw. Van dit bedrag is € 670.000 gereserveerd voor Samenwerking voor innovatie Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De Europese bijdrage wordt door de provincie en waterschappen verdubbeld. Er is dus € 1,34 miljoen aan subsidiegeld beschikbaar gesteld in de periode 2016 - 2020.

Via de openstellingsbesluitenen Samenwerking voor innovatie Deltaplan Agrarisch Waterbeheer is tot nu toe aan 13 projecten subsidie toegekend.

Meer informatie over de in het kader van DAW gesubsidieerde projecten is te vinden op de landelijke website www.agrarischwaterbeheer.nl .

1.4 Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 6 van de Nadere Regels en de toelichting bij dat artikel.

1.5 Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn gemaakt na de aanvraag om subsidie. Kosten die voor de aanvraag om subsidie zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag – zonder dat een voorbehoud is gemaakt over het aanvragen of ontvangen van subsidie – uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.

De ervaring leert dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten kunnen subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. De beschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen.

1.6 Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website van provincie Gelderland. Via het kopje ‘subsidies’ kunt u kiezen voor ‘XXX’. Ook kan het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie worden geraadpleegd. Het handboek is te vinden op de website van het Regiebureau POP.

IIARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting bij artikel 2

Subsidie wordt verstrekt voor de oprichting van samenwerkingsverband in combinatie met het gezamenlijk formuleren van een projectplan en voor de uitvoering van een projectplan gericht op innovatie of de uitvoering van een innovatieproject. Het projectplan dat hier wordt bedoeld, moet onderscheiden worden van het projectplan dat op grond van artikel 1.7 van de Verordening bij iedere subsidieaanvraag moet worden ingediend.

Het verschil tussen formuleren van een projectplan en uitvoeren van een innovatieproject:

  • -

    Bij een aanvraag voor het ‘formuleren van een projectplan’ staat de probleembeschrijving centraal. Bij aanvang van het proces is er nog veel open, de oplossing(srichting) is veelal nog niet bekend, deze wordt ontwikkeld gedurende de looptijd van het project. Bij deze aanvraag hoort een beschrijving van de procesmatige aanpak. Gedurende het project zal veel via sociale media gecommuniceerd moeten worden over de voortgang van het project. Het op te leveren eindproduct is een document waarin het projectplan wordt beschreven. Het projectplan is gericht op het halen van de doelstellingen uit de Waterprogramma’s en is daarnaast gericht op de thema’s en bepaalde aspecten van de akkerbouw of pluimvee¬houderij.

  • -

    Bij een aanvraag voor de ‘uitvoering van een innovatieproject’ is al gekozen voor een of meerdere oplossingsrichtingen die tijdens het project verder uitgewerkt gaan worden. Het gaat daarbij om opschalen, praktijkrijp maken of ontwikkelen. Ook de uitvoering is gericht op het halen van de doelstellingen als genoemd in het Waterprogramma en is gericht op bepaalde thema’s en aspecten van de akkerbouw en pluimveehouderij. Hierbij kan sprake zijn van een procesaanpak. Ook een projectmatige aanpak is mogelijk. Ten aanzien van de communicatie geldt hetzelfde als bij een ontwikkeltraject. Hoe meer er gecommuniceerd wordt, des te beter.

Er kan bijvoorbeeld subsidie worden verstrekt voor het organiseren van een samenwerking waarbij boeren gezamenlijk een machine met eventueel bijbehorende software aanschaffen en deze verder ontwikkelen en aanpassen voor de specifieke teelt of lokale omstandigheden, zoals grondsoort en grondwaterstand. Ook kan het gaan om grondgebonden investeringen zoals peilgestuurde drainage of lokale stuwen. Het uiteindelijke doel van de samenwerking is dat er maatregelen worden getroffen door boeren of door boeren samen met anderen.

Bij deze openstelling gaat het om innovatie, en veelal om een procesaanpak. De uitkomst van dat proces is bij aanvang vaak niet duidelijk. Om die reden is er sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. In de aanvraag dient het doel van de (concrete) inspanningen te worden beschreven, en ook de (concrete) processtappen die nodig zijn om dat doel te bereiken.

Het kan voorkomen dat na de start van het project dingen anders lopen dan gepland. Neem in dat geval contact op met de afdeling subsidieverlening van de provincie Gelderland. Er kan een wijzigingsverzoek worden ingediend, zie artikel 1.26 van de Verordening. Als een wijziging betrekking heeft op een of meerdere van de selectiecriteria, en de afdeling subsidieverlening beoordeelt dat de kans aanwezig is dat de score zo laag uitvalt dat het project in de gewijzigde vorm minder dan het minimaal vereiste aantal punten scoort, dan zal het wijzigingsvoorstel opnieuw worden voorgelegd aan de Adviescommissie. Een wijzigingsvoorstel kan leiden tot een verlaging van het subsidiebedrag.

De subsidiabele activiteiten zijn gericht op het behalen van de doelen van het Waterprogramma. Daarnaast moeten de activiteiten gericht zijn op bepaalde onderdelen van akkerbouw of pluimveehouderij. Hier is voor gekozen omdat in deze sectoren van de akkerbouw en pluimveehouderij de innovatie het meest nodig is. Het gaat bij akkerbouw om de teelt van groenten, planten, wortels en knollen voor voedingsdoeleinden. Voor de pluimveehouderij gaat het om de boeren die pluimvee houden in vrije uitloopsystemen, waarbij de mest direct op de bodem komt en kan uitspoelen naar het grondwater en oppervlaktewater.

Toelichting bij artikel 3 en 4

Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiepercentage zijn de artikelen 2.7.6 en 2.7.8 eerste lid van de Verordening van toepassing. Daarbij geldt echter een minimum en een maximum per aanvraag.

De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 2 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 3 bedraagt 70% van de subsidiabele kosten;

De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 4 en 5 bedraagt 40% van de subsidiabele kosten voor productieve investeringen en 100% van de subsidiabele kosten voor niet-productieve investeringen;

De kosten die genoemd staan in artikel 4 lid 2 tot en met 6 kunnen alleen bestaan uit personeelskosten, kosten derden, afschrijvingen of bijdragen in natura.

Personeelskosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening. Het gaat hierbij om de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de inzet van personeel dat bij de aanvrager in dienst is. Als er sprake is van een parttime dienstverband worden de personeelskosten per uur naar rato berekend. Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar. Aanvragers kunnen gebruik maken van de Integrale Kostprijs Systematiek (IKS). IKS is een manier om directe en indirecte kosten toe te rekenen aan kostendragers, zoals arbeidsuren of machine uren. IKS is ingevoerd om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de administratie van de organisatie die de subsidie aanvraagt. Het voordeel is dat aanvragers hun eigen systematiek voor kostenberekening kunnen hanteren voor al hun subsidieaanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en diverse andere overheden. Een voorwaarde is wel dat IKS een bestendige praktijk is in de organisatie en uw systematiek getoetst is door het Tarieventeam van RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/subsidiespelregels/subsidiabele-kosten/integrale-kostensystematiek)

Voorbereidingskosten zijn niet subsidiabel gesteld.

Toelichting bij artikel 5

Conform artikel 2.7.2 van de Verordening wordt subsidie toegekend aan een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste twee partijen waarvan er ten minste één landbouwer is, of een organisatie die de landbouwsector vertegenwoordigt. Bij een subsidieaanvraag zal uit de statuten van de betreffende organisatie moeten blijken of deze organisatie landbouwers vertegenwoordigt. Daarnaast is een andere partij die onderdeel is in de keten van producent, verwerker of consument vertegenwoordigd in het samenwerkingsverband. Hiermee wordt een partij bedoeld die betrokken is bij de totstandkoming van het landbouwproduct of een partij die betrokken is bij de verwerking ervan, zoals bijvoorbeeld een toeleverancier van zaden of meststoffen of een verwerker van bijvoorbeeld aardappels.

Eén van de personen uit het samenwerkingsverband is de penvoerder (aanvrager). Het samenwerkingsverband dient een samenwerkingsovereenkomst te overleggen dat voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Verordening. Artikel 1.7 en artikel 2.7.4 van de Verordening geven weer hoe de aanvrager een aanvraag moet indienen en welke bijlagen hij mee moet sturen. Tevens staat er op de website van de provincie meer informatie over de eisen die aan de bijlagen worden gesteld.

Toelichting bij artikel 6

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie.

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van vier selectiecriteria. Voor elk selectiecriterium kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald. Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Het doel van de openstelling is om duurzame innovaties in de akkerbouw en de pluimveehouderij te stimuleren. Hoe innovatiever hoe beter, het criterium ‘mate van innovatie’ heeft daarom de hoogste wegingsfactor (4). Het criterium effectiviteit heeft de één na hoogste wegingsfactor (3). Projecten die aan meer doelen bijdragen, dragen meer bij aan het doel van het openstellingsbesluit. Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 2. Kenmerk van een innovatieproject is dat de innovatie niet hoeft te slagen, maar wel van belang is dat de randvoorwaarden goed in beeld zijn gebracht en indien nodig beheersmaatregelen zijn genomen, zodat de kans dat de innovatie wel slaagt stijgt en de nieuwe samenwerking in de keten kan doorwerken. Het criterium ‘efficiëntie’ heeft een wegingsfactor van 1. Dit criterium is niet bepalend voor het doel van de openstelling, maar heeft betrekking op de wijze waarop het doel wordt bereikt.

selectiecriterium innovativiteit

Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden (cross overs) of verbintenissen tot stand brengt. Nieuwe en ‘andere’ samenwerkingsvormen in de akkerbouw en pluimveehouderij worden als innovatiever beoordeeld. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan zullen vier of vijf punten toegekend worden.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie-idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2.

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, dat wil zeggen inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3.

    Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • 4.

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

De onafhankelijke commissie die bestaat uit deskundigen zal het toekennen van punten motiveren waarbij als richtsnoer geldt:

  • -

    0 punten indien er geen sprake is van een innovatie zoals een bestaand idee toepassen op een andere manier.

  • -

    1 punt indien er geen sprake is van een bijzonder idee waardoor het grensverleggende karakter van de innovatie beperkt is.

  • -

    2 punten indien de innovatie op tenminste twee aspecten enigszins scoort en op 1 aspect niet.

  • -

    3 punten indien de innovatie op 3 aspecten ruim voldoende scoort.

  • -

    4 punten indien de innovatie op alle aspecten voldoende scoort.

  • -

    5 punten indien de innovatie op alle aspecten overtuigend scoort.

selectiecriterium effectiviteit

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd op het doel dat met de openstelling en samenwerking wordt nagestreefd (wat voegt dit project toe). Een samenwerkingsverband waaraan meerdere (verschillende)ketenpartijen deelnemen (ketenbreed), wordt als effectiever beoordeeld dan een samenwerkingsverband waar één akkerbouwer/pluimveehouder of één partij uit de keten aan deel neemt.

De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan de doelen van Waterprogramma’s en aan één of meerdere van de volgende thema’s:

  • a.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    klimaatmitigatie

  • c.

    klimaatadaptatie

  • d.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Hierbij wordt zowel gekeken naar het effect van beoogde innovatie als naar de toepasbaarheid van de beoogde innovatie. Aan een bredere toepasbaarheid voor de akkerbouw of de pluimveehouderij van de innovatie wordt meer belang toegekend dan aan een innovatie die minder breed toepasbaar is.

Bij deze openstelling voor samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces. Samenwerking kan leiden tot meer kennisdeling op regionaal-, nationaal- of internationaal niveau. Door samenwerking kunnen nieuwe innovatieve verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen ontstaan.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Meerwaarde beoogde innovatie voor doel innovatiethema / urgentie. Betreft de aanvraag een goede oplossing voor de in de openstelling omschreven behoefte?

  • 2.

    Bijdrage project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden. Heeft het project een voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen?

  • 3.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol. Is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk?

De commissie zal het toekennen van punten moeten motiveren waarbij als richtsnoer geldt:

  • -

    0 punten indien op geen van de aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    1 punt indien op 1 aspect voldoende wordt gescoord.

  • -

    2 punten indien op 2 aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    3 punten indien op alle 3 de aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    4 punten indien op 2 aspecten voldoende en op 1 overtuigend wordt gescoord.

  • -

    5 punten indien op alle aspecten overtuigend wordt gescoord.

selectiecriterium haalbaarheid / kans op succes

De wijze waarop de kans op succes/haalbaarheid wordt gemeten is afhankelijk van het soort

aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden.

  • 1.

    De oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • De “kans op succes” wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit

    • a.

      de kwaliteit van de projectaanvraag;

    • b.

      de kwaliteit van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende partijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

  • 2.

    De uitvoering van een innovatieproject.

  • In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het project uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratieinrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase “ontwikkelen innovatie” mag men resultaten van voorwerk verwachten, bij een gecombineerde aanvraag is aan te raden in de openstelling te eisen dat de aanvraag een go – no go moment bevat voor de ontwikkelfase.

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project ?

  • 2.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel ?

  • 3.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden ?

  • 4.

    Kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie ?

De commissie zal het toekennen van punten moeten motiveren waarbij als richtsnoer geldt:

  • -

    0 punten indien geen aspect voldoende scoort.

  • -

    1 punt indien op een aspect voldoende wordt gescoord.

  • -

    2 punten indien op twee aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    3 punten indien op drie aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    4 punten indien alle aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    5 punten indien alle aspecten overtuigend wordt gescoord.

selectiecriterium efficiëntie

Met dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt er gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Het wordt als niet efficiënt gezien als de aanvrager zelf opnieuw het wiel gaat uitvinden, terwijl er al kennis en ervaring beschikbaar is uit eerdere innovatieprojecten (zie bijvoorbeeld de website van het Netwerk Platteland https://netwerkplatteland.nl/).

Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten relevant en passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen behaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten en de feitelijke kosten.

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Redelijkheid van kosten - staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie, hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • 2.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 3.

    Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid - in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

De commissie zal het toekennen van punten moeten motiveren waarbij als richtsnoer geldt:

  • -

    0 punten zullen worden toegekend indien de verhouding tussen kosten en doelstelling naar het oordeel van de commissie onredelijk is.

  • -

    1 punt zal worden toegekend indien op 1 aspect voldoende wordt gescoord.

  • -

    2 punten zullen worden toegekend indien op 2 aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    3 punten zullen worden toegekend indien op alle 3 de aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    4 punten zullen worden toegekend indien op 2 van de 3 voldoende en op 1 goed wordt gescoord.

  • -

    5 punten zullen worden toegekend indien op alle aspecten goed wordt gescoord.

Toelichting bij artikel 7

Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in, genaamd Adviescommissie POP3 Gelderland. Deze commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de in de regeling opgenomen selectiecriteria. Op basis hiervan geeft ze advies aan Gedeputeerde Staten over de rangschikking van de projecten.