Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels terugvordering en invordering Wmo Gemeente Sittard-Geleen 2019

Geldend van 16-04-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels terugvordering en invordering Wmo Gemeente Sittard-Geleen 2019

Het college van Burgemeester en wethouders van de Gemeente Sittard-Geleen;

Gelet op de artikelen 2.3.5; 2.3.6; 2.3.8; 2.3.9; 2.3.10 en 2.4.1 van de Wmo 2015

Gelet op artikel 15 van de verordening Wmo Gemeente Sittard-Geleen 2019.

Gelet op titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen over het gebruik van de in de Wmo 2015 en daarop berustende regelingen aangaande terugvordering en invordering.

Bij het opstellen van deze beleidsregels zijn de beleidsregels opschorting, herziening, intrekking, terug- en invordering 2018 van de participatiewet als uitgangspunt genomen en is getracht zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de reeds bestaande werkwijzen en procedures, om zo de integraliteit te bevorderen.

HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en de daarop berustende regelingen, alsmede in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

    • a)

      Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

    • b)

      Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid;

    • c)

      Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

      • 1°.

        ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

      • 2°.

        ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

      • 3°.

        ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

    • d)

      Persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • e)

      Voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze beleidsregels zijn van toepassing op terugvorderingen ingevolge de wet en van overeenkomstige toepassing op terugvorderingen ingevolge de Wmo 2015, en vorderingen ingevolge onverschuldigde betalingen ex artikel 6: 203 e.v. BW, voor zover in de wet en daarop berustende regelingen niet dwingend anders is bepaald.  

Artikel 3 Bevoegdheid

Het college acht zich verplicht tot de aanpak van fraude en de terugvordering en van ten onrechte en/of teveel verstrekte maatwerkvoorziening en persoonsgebonden budget en maakt gebruikt van de navolgende bevoegdheden:

  • a)

    Onderzoek

    De bevoegdheid om periodiek dan wel indien daar aanleiding toe is onderzoek in te stellen en te beslissingen als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 te heroverwegen zoals opgenomen onder artikel 2.3.9 van de Wmo 2015.

  • b)

    Herziening en intrekking

    De bevoegdheid om tot herziening en intrekking van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget over te gaan zoals opgenomen onder artikel 2.3.10 van de Wmo 2015.

  • c)

    Terug- en invordering

    De bevoegdheid om tot terug- en invordering van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget over te gaan zoals opgenomen onder artikel 2.4.1 van de Wmo 2015.

HOOFDSTUK 2 : HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 4 Herziening en intrekking

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      De cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget (Pgb) is aangewezen;

    • c.

      De maatwerkvoorziening of Pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      De cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het Pgb verbonden voorwaarden;

    • e.

      De cliënt de maatwerkvoorziening of het Pgb voor een ander doel gebruikt, of

    • f.

      De cliënt niet verantwoord gebruik maakt van de maatwerkvoorziening.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 3 : TERUGVORDERING

Artikel 5 Terugvordering

  • 1. Als het college een beslissing op grond van artikel 4 lid 2 onder a van deze beleidsregels heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en diegene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 2. Indien de aanbieder aantoonbaar willens en weten ondoelmatig en/of onrechtmatig ondersteuning heeft verleend, dan kan geheel of gedeeltelijk de geldwaarde gevorderd worden van ten onrechte genoten maatwerkvoorziening bij de aanbieder.

  • 3. Het college vordert het Pgb terug van de cliënt indien de Pgb houder:

    • a.

      voor de einddatum van het Pgb naar een andere gemeente verhuist of overlijdt. Dit naar rato van de resterende volle maanden tot aan de einddatum van het Pgb;

    • b.

      het budget of een deel daarvan niet kan verantwoorden, met toepassing van lid 2;

    • c.

      wist of heeft kunnen weten dat het Pgb ten onrechte is betaald;

    • d.

      ingeval het recht op een in eigendom verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken;

    • e.

      ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken.

  • 4. Indien het toegekende Pgb-budget niet of niet geheel verantwoord kan worden, wordt het bedrag dat onvoldoende verantwoord kan worden, teruggevorderd.

HOOFDSTUK 4 : GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERDERE TERUG- EN INVORDERING

Artikel 6 Kruimelbedrag en dringende redenen

  • 1. In afwijking van bepaalde in artikel 4 lid 2 ziet het college af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien het terug te vorderen bedrag een bedrag van € 150,- netto per kalenderjaar niet te boven gaat.

  • 2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening, intrekking en/of terug- of invordering af te zien.

Artikel 7. Geheel of gedeeltelijk afzien van vorderingen

  • 1. Het college besluit af te zien van terugvordering of van verdere terugvordering van de geldwaarde van de maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget indien de cliënt:

    • a.

      gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog betaald; of

    • c.

      gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • 2. In beginsel wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid, aanhef, onder a en b, slechts genomen als de cliënt daarom schriftelijk heeft verzocht. Tot toepassing van het eerste lid, aanhef, onder c wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

  • 3. Het op basis van dit artikel, lid 1 tot en met 2 genomen besluit tot (gedeeltelijk) afzien van terugvordering wordt ingetrokken, indien op een later tijdstip blijkt dat cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Lid 1, 2 en 3 is niet van toepassing indien de vordering van de geldwaarde van de maatwerkvoorziening gevorderd wordt bij de aanbieder, derhalve dient 100% van de hoofdsom voldaan te worden.

Artikel 8. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden

  • 1. Het college schort de aflossingsverplichting op indien de cliënt de volledige medewerking verleent aan de totstandkoming van een minnelijke regeling of aan een traject gebaseerd op de WNSP.

  • 2. Wanneer het minnelijke schuldsaneringstraject met goed gevolg is doorlopen of het WSNP traject met een schone lei is afgehandeld besluit het college tot het afzien van de (restant) vordering.

HOOFDSTUK 5 : INVORDERING

Artikel 9. Besluit tot terug- en invordering

Het college start de invordering gelijktijdig met de afgifte van het besluit tot terugvordering en hanteert daarbij de in artikel 4:87 van de Awb genoemde betalingstermijn van 6 weken.

  • 1.

    Het gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit afgegeven invorderingsbesluit omvat daarbij de volgende punten:

    • a.

      De hoogte van (het saldo van) de vordering;

    • b.

      De betalingsverplichting om de vordering in zijn geheel te voldoen;

    • c.

      De datum waarop de betalingsverplichting in gaat;

    • d.

      De mogelijkheid voor cliënt om een betalingsregeling te treffen;

    • e.

      De rechtsgevolge bij niet-nakoming van de betalingsverplichting te treffen; (afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en wettelijke rente en afdeling 4.4.4 Awb over aanmaning en invordering bij dwangbevel en artikel 2.4.1 lid 2 Wmo 2015);

    • f.

      De vermelding dat het aangaan van nieuwe schuldverplichtingen niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een opgelegde betalingsverplichtingen behoudens bijzondere onvoorziene omstandigheden.

Artikel 10 Aflossing

  • 1. Indien mogelijk dient de cliënt de vordering in één keer af te lossen

  • 2. Indien de aflossing in één keer niet mogelijk is en cliënt een betalingsregeling wenst te treffen, vindt de aflossing van de vordering in maandelijkse termijnen plaats, waarbij de hoogte van de maandelijkse aflossing in principe inkomensafhankelijk wordt berekend op basis van:

    De hoogte van het terugvorderingsbedrag, een maximale aflossingsperiode, een minimaal aflossingsbedrag.

    • a.

      bedrag ≤ € 2500,00, maximaal 36 maanden, minimaal € 25,00 per maand;

    • b.

      bedrag > € 2500,00 en ≤ € 5000,00, maximaal 60 maanden, minimaal € 60,00 per maand;

    • c.

      bedrag > € 5000,00, maximaal 120 maanden, minimaal € 100,00 per maand;

  • 3. Op grond van bijzondere individuele omstandigheden kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag op verzoek van cliënt afwijkend van lid 1 en lid 2 worden vastgesteld.

  • 4. Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in de terugvorderingsbeschikking geldt als opgelegde betalingsverplichting.

  • 5. Voor zover een overeengekomen betalingsverplichting stipt en correct wordt nagekomen gedurende de aflossingstermijn, wordt het aflossingsbedrag niet meer gewijzigd, tenzij in het terugvorderingsbesluit bij de oplegging van de betalingsverplichting anders is bepaald.

  • 6. In geval van een bezwaar of beroep tegen het intrekkings- of herzieningsbesluit of het terugvorderings- of boetebesluit en/of de betalingsregeling schort het college de uitvoering van die besluiten niet op.

  • 7. De betalingstermijn als bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht, eindigt op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van het terugvorderingsbesluit waarbij de minimale betalingstermijn 6 weken bedraagt.

Artikel 11 Dwanginvordering

  • 1. Indien de cliënt niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt op basis van de executoriale titel art 2.4.1 lid 2 Wmo 2015 het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

    • a.

      incasso nadat een dwangbevelbesluit is genomen vindt plaats via beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 of beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op basis van de executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel, als bedoeld in artikel 4:114 Awb, nadat de per omgaande gestarte betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb.

Artikel 12 Verzoek tot wijziging van een betalingsverplichting door cliënt

  • 1. Cliënt kan een schriftelijk verzoek doen, onder bijvoeging van zijn financiële en andere relevante gegevens met bijbehorende afschriften van bewijsstukken, tot:

    • a.

      wijziging van de eerder vastgestelde betalingsverplichting, of

    • b.

      tijdelijk uitstel van de opgelegde betalingsverplichting, omdat de cliënt meent de eerder vastgestelde periodieke aflossingsverplichting niet te kunnen voldoen.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in het eerste lid en deelt dit aan cliënt mee.

  • 3. Het verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting schort de lopende verplichting niet op tenzij er sprake is van dringende redenen.

Artikel 13 Uitstel van betaling

  • 1. Het college verleent uitstel van betaling indien haar ambtshalve dan wel op basis van een gemotiveerd verzoek van cliënt duidelijk is dat cliënt geen mogelijkheid heeft om binnen de gestelde betalingstermijn tot algehele aflossing van de vordering over te gaan.

  • 2. Voor zover cliënt beschikt over aflossingscapaciteit verbindt het college aan het verleende uitstel de voorwaarde dat cliënt deze aflossingscapaciteit aanwendt ter aflossing van de openstaande schuld.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid verbindt het college, indien het een fraudevordering betreft, aan de verlening van (verder) uitstel de extra voorwaarde dat cliënt indien hij over vermogen beschikt dan wel komt te beschikken, dit vermogen - voor zover dit meer bedraagt dan de voor hem geldende uitkeringsnorm - aanwendt ter aflossing van de openstaande schuld.

  • 4. Het uitstel wordt ingetrokken indien de cliënt de nader overeengekomen aflossing niet nakomt.

Artikel 14 Wettelijke rente bij uitstel

Voor de periode dat uitstel is verleend wordt geen wettelijke rente in rekening gebracht.

Artikel 15 Wettelijke rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in artikel 11 (dwanginvordering) wordt de vordering slechts verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, indien de invordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.

HOOFDSTUK 6 : SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels terugvordering en invordering Wmo 2019 worden gepubliceerd in het elektronisch Gemeenteblad en treden in werking de dag na de dag van bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels terugvordering en invordering Wmo Gemeente Sittard-Geleen 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van Burgemeester en wethouders in de vergadering van 2 april 2019.

De Burgemeester

Drs. G.J.M Cox

De secretaris

mr. G.J.C. Kusters