Regeling vervallen per 01-01-2023

VTH-strategie milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond

Geldend van 08-02-2019 t/m 31-12-2022

Intitulé

VTH-strategie milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond

Samenvatting

Een uniforme VTH-strategie milieu 2019-2022 is het resultaat van een zorgvuldig proces waarin veel aandacht was voor de betrokkenheid van onze partners. Hiermee voldoet Omgevingsdienst IJmond aan de wettelijke plicht, maar nog belangrijker, het geeft invulling aan onze wens om de uitvoering van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving meer gezamenlijk vorm te geven en eenduidiger te maken voor inwoners en bedrijven.

In deze strategie staat kwaliteit centraal. Vanwege de reikwijdte van deze strategie is het uitgangspunt om de kwaliteitscriteria 2.1 van toepassing te laten zijn op het milieu-brede takenpakket. Met de komst van de Omgevingswet moeten we zaken anders regelen, maar belangrijker nog, dingen met elkaar op een andere manier gaan doen. Daarnaast beoogt Omgevingsdienst IJmond het ‘level playing field’ te vergroten en bestendigen binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. Dit pakt Omgevingsdienst IJmond, waar mogelijk, bovenregionaal op in samenwerking met de handhavings- en ketenpartners.

In de praktijk blijkt dat niet iedereen zich aan de regels houdt en dat het toetsen van plannen, toezicht en handhaving noodzakelijk zijn. Bewust en onbewust worden de regels en voorschriften om verschillende redenen niet nageleefd. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de veiligheid en de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving. De komende jaren gaan we de VTH taken nog meer integraal benaderen. Dit in aanloop naar de Omgevingswet. Daar zijn alle partijen mee gebaat. Door een gecoördineerd en gezamenlijk optreden worden bedrijven en burgers minder belast. De integrale benadering heeft voor ons als voordeel dat informatie beter ontsloten wordt, waardoor er effectiever gewerkt kan worden. Hierdoor leren we van elkaar, ontstaan er nieuwe inzichten en kunnen we de zaken nog beter nuanceren.

Met de vaststelling van de VTH-strategie milieu 2019-2022 leggen de partners van Omgevingsdienst IJmond hiervoor de basis. De strategie vormt de gereedschapskist voor de uitvoering van Omgevingsdienst IJmond. In de strategie is de werkwijze opgenomen over vergunningverlening, toezicht en samenwerking met externe partners. De focus ligt op het basistakenpakket met een doorkijk naar de Omgevingswet, maar richt zich eveneens op het gehele milieutakenpakket voor gemeenten die die taken bij de Omgevingsdienst IJmond hebben ondergebracht.

Inleiding

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen-, toezicht en handhavingsbeleid is daarbij een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met deze kwaliteitscriteria wordt getracht de kwaliteit van de processen, de uitvoeringsorganisaties (zoals Omgevingsdienst IJmond) en haar medewerkers te borgen. Met ingang van 1 juli 2016 zijn deze kwaliteitscriteria verankerd in de Wabo.

Met het Beleidsplan VTH 2019-2022 stellen de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt, de meerjarige doelen en prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving milieu vast. Met de VTH-strategie 2019-2022 wordt vastgelegd welke strategie daarbij gehanteerd wordt. Tezamen vormen deze documenten het uitvoerings- en handhavingsbeleid, zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.

Reikwijdte

De VTH-strategie ziet op de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot het basistakenpakket zoals bedoeld in de Wabo en het volledige milieutakenpakket voor zover ingebracht door de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt. De strategie ziet niet op de uitvoering van andere VTH-taken, zoals op het gebied van drank en horeca, APV, bouw- en woningtoezicht etc.

Terugblik

De VTH-strategie 2019-2022 vormt de actualisatie van het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond. Dit beleid heeft de afgelopen vijf jaar naar tevredenheid en met effect zijn werking gehad voor het gehele werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. De combinatie van verschillende wijzen van toezicht, een strakke uitvoering van de driestappenhandhaving en het uitgangspunt van een dwangsom ineens maken dat inzichtelijk en efficiënt uitvoering kan worden gegeven aan toezicht en handhaving. Duurzaamheid en de handhaving van maatregelen daaromtrent krijgt meer aandacht en prioriteit, maar kent vaak ook een lang aanlooptraject met stimulering als eerste stap en handhaving in laatste instantie. Virtuositeit in de te hanteren aanpak is daarbij dus geboden, maar duidelijk is wel dat verduurzaming op een aantal onderdelen voor bedrijven geen vrijblijvendheid meer is. Tegelijk zien we ook dat de hoogte van de dwangsom steeds vaker omhoog dient te worden bijgesteld om de juiste prikkel te vormen voor een overtreder om de overtreding op te heffen. Met aanscherping op een aantal vlakken biedt het beleid uit 2014 daarmee met andere woorden nog steeds een goede basis voor de uitvoering van VTH-taken de komende vier jaar.

Uitvoeringsprogramma

De planning van de uitvoering van VTH-taken wordt jaarlijks vastgelegd in het uitvoeringsprogramma van Omgevingsdienst IJmond. In dit uitvoeringsprogramma, zoals bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht, worden de toezichtprioriteiten uitgewerkt. Dit gebeurt enerzijds aan de hand van de prioriteiten en aan de hand van de lijnen die in het beleidskader zijn geformuleerd en daarnaast aan de hand van lokale, regionale, provinciale, landelijke en bestuurlijke thema’s. De verantwoording over de uitvoering van de uitgevoerde activiteiten geschiedt via het jaarverslag.

Leeswijzer

De VTH-strategie bestaat uit de volgende onderdelen:

H.1: Vergunningverlening

H.2: Toezicht

H.3: Handhaving

H.4: Gedogen

H.5: Strategie asbest

H.6: Klachten en handhavingsverzoeken

H.7: Afstemming en communicatie.

1. Vergunningverlening

1.1 Inleiding

Onder ‘vergunningverlening’ verstaan wij tevens meldingen en besluiten (ontheffingen, maatwerk, gelijkwaardigheid) voor activiteiten binnen het onderdeel milieu, voor inrichtingen en niet-inrichtingen.

Slechts een beperkt aantal inrichtingen is in het kader van de Wabo en de Wet milieubeheer nog vergunningplichtig. De bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft bestaan, zijn de meest complexe bedrijven die gevoelig liggen in de omgeving of waarbij er bezwaren zijn tegen een bestemmingsplan en/of waarbij er risico’s zijn op ongevallen met grote gevolgen. Dit maakt dat deze procedures met zorgvuldigheid en aandacht doorlopen moeten worden.

Door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels, een proces waarbij vooral uniforme voorschriften van toepassing zijn, vallen steeds meer complexe inrichtingen onder het Activiteitenbesluit. De afhandeling van de meldingen bij dit soort inrichtingen is daardoor arbeidsintensiever geworden. Dit omdat de ruimte die nog geboden wordt om de milieubelasting van de activiteiten van deze inrichting op een adequate wijze te reguleren, in de mogelijkheden ligt tot maatwerk, gelijkwaardigheid dan wel het eisen van (aanvullend) onderzoek.

Nu meer bedrijven onder algemene regels vallen zijn er ook andersoortige vergunningsproducten ontstaan, zoals de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), de omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten.

Omgevingsvergunningen kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Wanneer alleen voor het onderdeel milieu een vergunning of een melding nodig is, behandelt Omgevingsdienst IJmond deze zelfstandig.

Een procedure is meervoudig wanneer naast het onderdeel milieu, voor een ander onderdeel genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een aanvraag is ingediend. De gemeente en Omgevingsdienst IJmond stellen in dat geval samen de vergunning op en/of hebben afstemming in verband met de melding Activiteitenbesluit.

1.2 Taken vergunningverlening

Onder vergunningverlening worden de volgende taken gevat:

  • Beoordeling en besluit op aanvragen om een Wabo-vergunning activiteit milieu;

  • Beoordelingen meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer, Besluit mobiel breken, Besluit lozen buiten inrichtingen;

  • Uitvoering Energy Efficiency Directive;

  • Advisering bouwplannen, ruimtelijke ontwikkelingen;

  • Wettelijk adviseurschap.

1.3 Uitgangspunten bij vergunningverlening

Bij de verlening van vergunningen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Vergunningen en besluiten worden beheerd en onderhouden, waardoor ze zo actueel mogelijk zijn.

  • Vergunningen en besluiten zijn afgestemd op landelijke standaarden, innovaties van bedrijven, alsmede op lokaal/regionaal beleid en geldende wet- en regelgeving.

  • Vergunningen en besluiten zijn duidelijk, handhaafbaar en naleefbaar.

  • Vergunningen en besluiten zijn zo nodig integraal, waarbij verschillende aspecten en wetten op samenhangende wijze zijn opgenomen.

  • Afstemming, coördinatie of contact met andere afdelingen, bestuurs- en adviesorganen of belanghebbende derden wordt gezocht.

  • Vergunningen en besluiten worden tijdig afgegeven en genomen, conform de wettelijk geldende termijnen.

  • Het reguleringsproces is voorspelbaar, transparant, juridisch juist en achteraf verifieerbaar.

  • Best Beschikbare Technieken (BBT) is het uitgangspunt bij verlening en actualisering. Het gaat om thema’s zoals lucht (luchtkwaliteit, grof stof, zeer zorgwekkende stoffen, geur, energiebesparende maatregelen) en geluid;

  • Beter borgen van het wettelijk adviseurschap binnen de organisatie;

  • Heroriënteren op de uitvoering van de Energy Efficiency Directive binnen de organisatie;

  • Mogelijkheden met betrekking tot de informatisering en automatisering van vergunningen, meldingen en overige producten die door vergunningverlening worden geleverd.

1.4 Vergunningverlening

1.4.1 Standaard teksten omgevingsvergunningen

Voor de vergunningenstrategie worden de kaders aangehouden die landelijk in ontwikkeling zijn. Omgevingsdienst IJmond zoekt daarom aansluiting bij het landelijke redactie standaardteksten omgevingsvergunning (Hierna: LRSO). De LRSO, een redactiecommissie, heeft als doel een betere onderlinge afstemming tussen de omgevingsdiensten bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Om haar doel te bereiken zorgt LRSO voor standaardteksten inzake omgevingsvergunningen die landelijke toepasbaar zijn

1.4.2 Vraaggestuurd

Beslissingen over vergunningaanvragen, meldingen, maatwerk- of gelijkwaardigheidsverzoeken en vormvrije m.e.r. beoordelingen komen voort uit:

  • Het initiatief (aanvraag) van de exploitant (ondernemer);

  • Veranderende wet- en regelgeving;

  • Adviezen (intern, extern);

  • Actualiseringswensen (van vergunninghouder, bevoegd gezag, veranderende wet- en regelgeving).

Gelet hierop is het aanbod grotendeels vraaggestuurd. Wanneer een bedrijf wordt opgericht of gewijzigd, dient het bedrijf een vergunning aan te vragen. Wanneer het een meldingplichtig bedrijf is, dan dient er een melding te worden ingediend. Wellicht vloeien er naar aanleiding van meldingen of constateringen omtrent meldingplichtige bedrijven nog procedures omtrent maatwerkvoorschriften of gelijkwaardigheid.

Verder wordt regelmatig getoetst of vergunningen in aanmerking komen voor actualisering. Een actueel vergunningenbestand draagt bij aan het verlagen van de milieudruk en het verbeteren van de naleefgedrag.

Nieuwe wet- en regelgeving kunnen aanleiding zijn voor actualisering. Ook belangrijke thema’s, zoals luchtkwaliteit, LAP3, externe veiligheid en zeer zorgwekkende stoffen, worden betrokken bij de actualiseringstoets evenals de bevindingen van toezicht en handhaving.

1.4.3 Toetsing

Vergunningplichtige activiteiten worden getoetst aan de wettelijke kaders zoals Wabo, Bor, AB, Rie, LAP3, Besluit-mer etc. Binnen deze kaders is BBT en veiligheid een leidraad. Omdat het landelijke milieubeleid vooral gebaseerd is op Europese regelgeving is er weinig ruimte om hiervan af te wijken. Strenger kan wel maar onderbouwd en vastgelegd in beleid. Een soepeler invulling van vergunningverlening is vaak niet mogelijk.

Voor een deel van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, is het nodig om af te wegen via een (vormvrije) m.e.r. beoordeling of er grote nadelige gevolgen zijn voor het milieu en het opstellen van een MER rapportage nodig is. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld afvalverwerkende bedrijven en bepaalde veehouderijen. In het Besluit-mer zijn de betreffende categorieën opgenomen.

Bij het opstellen van besluiten wordt het lokale beleid meegewogen. Voorbeelden van lokaal beleid zijn: APV, Provinciale Milieuverordening, bestemmingsplannen, beleidsregels van partners, beheerplannen, interferentiegebieden etc.

Sommige bedrijven hebben een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig voordat zij kunnen starten met bepaalde genoemde activiteiten. Het betreft gevallen waarin het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit inpasbaar is in de lokale situatie. Het gaat onder meer om:

  • Activiteiten met afvalstoffen (milieustraten, opslag gebruikte banden, demonteren autowrakken);

  • Activiteiten die veel geluid produceren;

  • Activiteiten met een potentieel grote belasting van de lucht, zowel wat betreft stof als geur;

  • Activiteiten met gesloten bodemsystemen.

  • Activiteiten waarvoor een m.e.r. beoordeling verplicht is.

Op het niveau van het beschikken op een vergunningaanvraag spelen twee punten een belangrijke rol.

  • De technisch-inhoudelijke complexiteit;

  • De sociaalmaatschappelijke complexiteit van de situatie.

1.4.3.1 Technisch-inhoudelijke complexiteit

Elke vergunning bestaat uit een mix van standaard- en specifieke voorschriften, maar de verhouding is wisselend. Als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de specifieke situatie (de inrichting of activiteit in kwestie en/of het gebied waar de inrichting is gelegen of de activiteit plaatsvindt) klein is, ligt het accent vooral op standaardvoorschriften en minder op specifieke voorschriften. Omgekeerd ligt het accent vooral op specifieke voorschriften en minder op standaardvoorschriften, als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de situatie (inrichting, activiteit en/of gebied) groot is.

1.4.3.2 Sociaal-maatschappelijke complexiteit (politiek gevoelig)

Indien de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de specifieke situatie gering is, kan het proces van tot stand brengen van een vergunning ‘rechttoe-rechtaan’ zijn. Een dergelijke vergunning kan, met het accent op de inhoud, in beginsel eigenstandig door Omgevingsdienst IJmond worden afgehandeld.

Als de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de situatie daarentegen groot is ligt het totstandbrengingproces gecompliceerder. Bijvoorbeeld vanwege de betrokken inrichting of initiatiefnemer en diens voorgeschiedenis of economisch belang en/of aanwezige belangenorganisaties die zich roeren (politiek gevoelig).

In dit geval moet er bestuurlijke afwegingsruimte worden ingevuld en is het proces minstens zo belangrijk als de inhoud; afstemming, overleg en/of samenwerking zullen noodzakelijk zijn tussen Omgevingsdienst IJmond, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.

Bij de beoordeling van politiek gevoelige dossiers worden onder andere:

  • internet geraadpleegd (bedrijf/naam aanvrager);

  • ligging ten opzichte van de omgeving beoordeeld;

  • de klachtenregistratie geraadpleegd;

  • navraag gedaan bij handhaving;

  • krantenberichten bekeken;

  • navraag gedaan bij een collega met gebiedspecifieke kennis/branche kennis;

  • collega bij de gemeente geraadpleegd (bijvoorbeeld: afdeling RO/bouw/EZ).

Wanneer sprake is van een sociaal-maatschappelijke complexiteit, wordt samenwerking gezocht met de gemeente via de milieucontactpersoon/schakelaar.

Bij een meervoudig dossier wordt met de gemeente afgestemd dat dit gebeurt met extra aandacht. Dit betekent overleg en/of samenwerking tussen Omgevingsdienst IJmond, de gemeente (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.

1.5 Meldingen

Meldingen worden niet alleen getoetst aan de wettelijke indieningsvereisten. Naast het toetsen aan de indieningsvereisten toetsen we ook direct aan relevante voorschriften zoals afstand tot geurgevoelige objecten en zeer kwetsbare gebieden bij landbouwinrichtingen. Bij inrichting op akoestisch gezoneerde industrieterreinen, wordt direct bekeken of het binnen de zone past en wordt indien wenselijk direct maatwerk gemaakt. Bij opslagen gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk direct getoetst of aan de PGS 15 wordt voldaan. Dit vraagt specifieke aandacht van Omgevingsdienst IJmond.

Voor type A activiteiten hoeft geen melding in kader van het Activiteitenbesluit te worden gedaan. Als er voor een type A activiteit toch een melding wordt ingediend, worden die schriftelijk afgehandeld.

Wanneer een melding wordt gedaan wordt een ontvangstbevestiging gestuurd en er vindt registratie in het bedrijvensysteem plaats.

1.6 Werkwijze

Uitgangspunt is dat met een efficiënte en effectieve werkwijze, een kwalitatief hoogwaardig product wordt geleverd. Aan de voorkant is dit klantgericht en waar mogelijk flexibel georganiseerd. Aan de achterkant zijn de processen vormgegeven. Het ‘gemeenteloket’ is voor burgers en bedrijven dé ingang voor vraagstukken ten aanzien van het omgevingsrecht. Achter het loket bevinden zich de afzonderlijke gemeentelijke disciplines én Omgevingsdienst IJmond voor de taken ten aanzien van milieu.

Om kwaliteit te leveren, beoordelen de gemeenten en Omgevingsdienst IJmond zo vroeg mogelijk plannen en initiatieven integraal. Daarbij worden partners, adviseurs en belanghebbende derden betrokken. Dit geldt ook wanneer wij advies geven op bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen. De betreffende milieu-aspecten zoals geluid, geur, fijn stof, externe veiligheid, ecologie worden door ons beoordeeld. Het bouwplan wordt getoetst of de ruimtelijke ontwikkeling, gelet op de milieu-aspecten, kan worden uitgevoerd.

Omgevingsdienst IJmond neemt deel aan gemeentelijk en/of regionaal overleg. Het behandelteam van de gemeente wordt meegenomen in het vooroverleg en heeft inzage in het volledige dossier. Dit in verband met milieurisico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.

Er wordt gewerkt conform de geldende wetgeving zoals de Wabo en de Wet milieubeheer. Ook gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Awb), zoals zorgvuldigheid, het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.

Elke aanvraag of melding wordt behandeld door een vergunningverlener. Hierdoor is er voor de aanvrager of melder één aanspreekpunt. Vergunningen worden getoetst op handhaafbaarheid en naleefbaarheid.

1.7 Doorkijk Omgevingswet

De Omgevingswet komt eraan en vraagt een andere manier van werken. Daarom bereidt Omgevingsdienst IJmond zich voor op de komst van de Omgevingswet door de komende jaren samen met gemeenten en de provincie te oefenen met het opstellen van een omgevingsplan en de milieu-onderwerpen.

Eén van de uitgangspunten van de Omgevingswet is om het begrip inrichting los te laten en voor het onderdeel milieu naar ‘milieubelastende activiteiten’ te kijken.

1.7.1 Vergunningplicht

In het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) zijn de milieubelastende activiteiten opgenomen en is voor een deel een vergunningplicht vereist. Een vergunning is alleen verplicht als dat nodig is vanwege een internationaalrechtelijke verplichting of algemene regels niet voldoende zijn om belangen af te wegen.

Aangezien het nu nog niet duidelijk hoeveel activiteiten binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond onder de Omgevingswet vergunningplichtig zullen zijn, wordt dat de komende tijd in kaart gebracht. Als voor een milieubelastende activiteit in het Bal geen vergunningplicht is vereist, bevat het Bal voor een aantal milieuaspecten, voorschriften die nageleefd moeten worden. Het betekent dat het bevoegde gezag in een Omgevingsplan voor niet-milieubelastende activiteiten (denk aan bijvoorbeeld aan horeca en detailhandel) en voor milieubelastende activiteiten waar in het Bal geen voorschriften zijn opgenomen (denk aan geur, trillingen en geluid), milieuvoorschriften kan en moet opnemen.

Het Bal geeft mogelijkheden om maatwerk op te stellen. Alleen in bepaalde gevallen is dit niet mogelijk. Maatwerk zal een grotere rol gaan spelen binnen de werkzaamheden van vergunningverlening.

Daarnaast krijgt vergunningverlening te maken met kortere doorlooptijden. Ook als de Omgevingswet in gaat, zal de vraaggestuurde afhandeling blijven bestaan. Nieuw is hierbij dat er standaard een vooroverleg wordt ingelast, waar op dit moment al op wordt geanticipeerd.

1.7.2 Omgevingsplan

Het Omgevingsplan gaat een belangrijke basis vormen voor de vergunningverlening. Daarom is het belangrijk dat de vergunningverlener ‘aan tafel’ zit bij het ontwikkelen van een Omgevingsplan. Het omgevingsplan regelt een deel van de milieugevolgen en is daarom ook belangrijk voor de omgevingsvergunning van complexe bedrijven. Zo kunnen er in het Omgevingsplan regels staan over externe veiligheid, geluid- en geurhinder.

Ook zal gezondheid en duurzaamheid een rol (gaan) spelen. Denk daarbij aan het voorzorgbeginsel, de energietransitie en de circulaire economie. Via het Omgevingsplan en vergunningverlening wordt hieraan invulling gegeven.

Vergunningverlening zal afstemming zoeken met de afdeling ruimtelijke ordening omdat in het omgevingsplan wordt vastgelegd welke activiteiten zich waar mogen vestigen. Wanneer in de omgevingsvergunning van het omgevingsplan wordt afgeweken, moet rekening worden gehouden met de overige activiteiten en moet goed gemotiveerd worden waarom de activiteit wel in het omgevingsplan kan passen.

1.7.3 Participatie

Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. De initiatiefnemer die een vergunning aanvraagt voor een activiteit, heeft straks zelf de verantwoordelijkheid om belanghebbenden te informeren en te betrekken. Vergunningverlening betrekt de informatie die bij de participatie is verkregen bij de integrale belangenafweging. Van vergunningverleners wordt verwacht dat ze alle belangen in de leefomgeving tegen elkaar af wegen en een samenhangend besluit nemen.

1.7.4 Opgave vergunningverlening

Voor vergunningverlening ligt de taak om te inventariseren welke bedrijven vergunningplichtig blijven in de nieuwe Omgevingswet. Er zal overgangsrecht gaan gelden voor bestaande vergunningen, besluiten en meldingen. Gelet daarop is er wel een opzet voor lopende procedures en geldende vergunningen gemaakt.

Daarnaast zal vergunningverlening moeten onderzoeken of de serviceformules die zijn opgesteld, moeten worden aangepast. Deze dienen eerst door vergunningverlening te worden geïnventariseerd om daarna een werkwijze op te stellen. Zo zou bijvoorbeeld voor de snelserviceformule gekeken kunnen worden hoe de toegankelijkheid kan worden verbeterd. Als een melding op dit moment bijvoorbeeld compleet is, krijgt de melder dan pas bericht en weet dan dus ook pas wie de behandelaar is.

Op dit moment is een vergunningverlener tevens een wettelijk adviseur voor diverse bedrijven. Hier heeft vergunningverlening nog een taak in te vervullen zoals het verkrijgen van de benodigde kennis. Vergunningverlening zal hierin verder professionaliseren.

2. Toezicht

2.1 Toezicht

Omgevingsdienst IJmond houdt namens betrokken bestuursorganen toezicht op naleving van de milieuregelgeving, andere omgevingsrechtelijke regelgeving en daaraan flankerende regelgeving. Toezicht houdt in dat gecontroleerd wordt of wet- en regelgeving wordt nageleefd.

Dit deel behelst het regulier toezicht. Hierin is geregeld hoe Omgevingsdienst IJmond omgaat met het periodiek toetsen van regelgeving voor de taakvelden waar dit noodzakelijk is.

2.2 Juridische context toezicht

Regulier toezicht is van belang om te kunnen constateren of normen ook daadwerkelijk worden nageleefd. Er is nog geen sprake van een vermoeden van een overtreding. Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste bepalingen uit de van toepassing zijnde regelgeving. Tenslotte wordt een korte samenvatting gegeven van de toezichthoudende taken waarmee de toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond belast zijn.

In Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de algemene handhavingsbepalingen te vinden. Hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat de bijzondere bepalingen met betrekking tot de handhaving. Hoofdstuk 5 van de Wabo staat als lex specialis ten opzichte van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht als lex generalis. Met andere woorden de Wabo gaat vóór de Algemene wet bestuursrecht.

Een toezichthouder van Omgevingsdienst IJmond:

  • Houdt toezicht op en controleert de naleving van de milieuregelgeving. Dit houdt in:

    • Controleert en houdt toezicht op de naleving van milieuwetgeving;

    • Neemt deel aan (integrale) overleggen;

    • Voert (integrale) handhavingsactie uit;

    • Draagt zorg voor een correcte administratieve vastlegging, verwerking en afhandeling. Stelt indien nodig rapportages op die als basis kunnen dienen voor een (juridisch) vervolgtraject;

    • Mede-vertegenwoordigt Omgevingsdienst IJmond bij hoorzittingen en bij bezwaar- en beroepsprocedures.

  • Behandelt milieuklachten van burgers en bedrijven/inrichtingen en roept waar nodig deskundigheid van anderen aan:

    • Beoordeelt onder wiens bevoegd gezag de klacht valt;

    • Voert op locatie een toezichtcontrole uit ;

    • Draagt zorg voor een correcte administratieve vastlegging, verwerking en afhandeling.

  • Vertegenwoordigt Omgevingsdienst in geval van calamiteiten (buiten kantoortijden is daartoe een piketregeling van kracht).

De gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond het basistakenpakket en het milieutakenpakket uitvoert hebben aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond het mandaat gegeven toezichthouders in de zin van de Awb aan te wijzen, die bevoegd zijn toezicht te houden op de naleving van de regelgeving die onder de betreffende takenpakketten valt.

2.3 Definities van toezicht

Term

Definitie

Regulier toezicht

Regulier toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren en het door systematische controle ervoor waken dat er iets gebeurt en dat het gebeurt volgens bepaalde normen.

Handhavingstoezicht

Handhavingstoezicht heeft betrekking op situaties waarin Omgevingsdienst IJmond zelf een vermoeden heeft dat sprake is van een overtreding, dan wel dat daarop wordt gewezen door een derde partij, hetgeen aanleiding geeft tot het uitvoeren van een controle. Tevens valt onder handhavingstoezicht het toezicht dat wordt uitgevoerd in het kader van een lopende handhavingszaak en het toezicht op de naleving van de aangezegde lastgeving.

Integraal toezicht

Integraal toezicht omvat alle regelgeving die op een bepaald project inrichting of locatie van toepassing is en behoort te worden betrokken bij het uit te voeren toezicht. Per project, inrichting of locatie kan het te betrekken regelgevend kader verschillen.

Aspecttoezicht

Aspecttoezicht kan worden omschreven als het houden van toezicht op een bepaalde activiteit of naleving van een bepaald onderdeel van de regelgeving. Dit kan ook in de vorm van een project plaatsvinden.

Handhavingstraject

Onder een handhavingstraject moet worden verstaan het traject dat een aanvang neemt op het moment van het constateren van een overtreding ten tijde van de controle voorafgaande aan het uitvaardigen van een handhavingsbeschikking.

2.4 Categorieën van toezicht

In het kader van toezicht worden verschillende soorten controles onderscheiden. In beginsel wordt een toezichtcontrole vooraf aangekondigd. In geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Een uitgangspunt is om de controles in het kader van integraliteit gezamenlijk met de diverse te onderscheiden rechtsgebieden binnen het omgevingsrecht dan wel flankerende rechtsgebieden. Op deze wijze is het mogelijk de capaciteit voor toezichtscontroles zo doelmatig mogelijk in te zetten.

2.4.1 Regulier toezicht

Type toezicht

Beschrijving

Toezichtcontroles in het kader van de jaarlijkse prioriteitstelling

Regulier toezicht vindt plaats naar aanleiding van de jaarlijkse prioriteitstelling van het werkprogramma. Op het gebied van milieu wordt de toezichtfrequentie gebaseerd op de grootte van de inrichting. De invulling van het werkprogramma is hierop gebaseerd. Tevens wordt de inhoud van het werkprogramma gebaseerd op probleemanalyses, op actuele aandachtsgebieden en op de wens van betrokken bestuursorganen.

Toezichtcontroles in het kader van projecten

Jaarlijks worden eventueel projecten bepaald aan de hand van de probleemanalyses, actuele aandachtsgebieden en de wens van betrokken bestuursorganen. In de projectvoorstellen worden bepaalde beleidsterreinen verder geconcretiseerd. Dit gebeurt onder meer door de speerpunten te benoemen waarop gecontroleerd moet worden.

Opleveringscontroles in het kader van de vergunningverlening/

meldingen

Door de integrale controle wordt niet alleen gekeken of de vergunninghouder zich aan de vergunningvoorschriften houdt maar vindt tevens een toets plaats van de handhaafbaarheid van de vergunningvoorschriften.

2.4.2 Handhavingstoezicht

Type toezicht

Beschrijving

Controles naar aanleiding van klachten, handhavingsverzoeken, incidenten en ongevallen

In voorkomende gevallen worden klachten, ongevallen en/of incidenten veroorzaakt door de bedrijfsvoering. Dit heeft betrekking op naleving van de geldende regelgeving. In deze situatie volgt er op een klacht, incident of ongeval dan ook altijd een aspectcontrole en indien nodig een integrale controle. Er bestaat een redelijk vermoeden van het begaan van een overtreding. De controle is dan ook gericht op het vaststellen van een mogelijke overtreding. Van een integrale controle gaat een preventieve werking uit.

Controles in het kader van lopende handhavingstrajecten

Ten behoeve van de motivering van een herstelactie:

In geval na de termijn die verbonden is aan een eventuele vooraankondiging van een herstelactie en bij het voortbestaan van de overtreding ofwel in spoedeisende gevallen die direct aanleiding geven voor het aanzeggen van een herstelsanctie worden aanvullende eisen gesteld aan zowel het toezicht als het controlerapport. Het toezicht en het daaruit voortvloeiende onderzoeksrapport dienen ter motivering van de lastgeving en zijn constituerende voor de lastgeving. Er mag vanaf dat moment geen enkele twijfel meer bestaan over de omstandigheden waaronder de overtreding is of wordt begaan. Op dat moment worden aan de feitelijke constatering van de overtreding immers bij besluit rechtsgevolgen verbonden die erop zijn gericht de overtreder te bewegen tot het herstellen van de overtreding binnen een bepaalde begunstigingstermijn.

Ten behoeve van de vaststelling van het intreden van de rechtsgevolgen van de lastgeving:

Aan een lastgeving wordt een begunstigingstermijn verbonden. Binnen die begunstigingstermijn wordt de overtreder de gelegenheid geboden de overtreding te beëindigen. Gaat de overtreder niet tot beëindigen van de overtreding over dan treden de rechtsgevolgen van de lastgeving in werking. Dan wordt derhalve een dwangsom verbeurd of kan het bevoegd gezag zelf de overtreding beëindigen door het toepassen van bestuursdwang. Het is dus van belang zorgvuldig vast te stellen of is voldaan aan de lastgeving op het moment dat de begunstigingstermijn is verstreken. Desalniettemin zijn ten aanzien van de vaststelling van de overtreding in het kader van de motivering van de dwangsom dezelfde eisen verbonden aan de vaststelling van de overtreding op het moment dat de begunstigingstermijn die is verbonden aan de lastgeving.

Voor de afhandeling van klachten heeft Omgevingsdienst IJmond een apart klachtenprotocol vastgesteld. zie hiervoor Hoofdstuk 7.

2.5 Controlefrequentie van de toezichtactiviteiten

Om de frequentie van de periodieke controles vast te kunnen stellen is een prioriteitstelling op basis van een probleemanalyse noodzakelijk. Voor alle deelnemende gemeenten heeft Omgevingsdienst IJmond een probleemanalyse en een daarop gebaseerde prioriteitstelling uitgevoerd.

2.6 Toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen

Door Omgevingsdienst IJmond wordt toezicht gehouden op naleving van emissienormen bij bedrijven, zoals die gesteld zijn voor bijvoorbeeld geluid, bodem, water en lucht. Dit toezicht op naleving van deze normen wordt uitgevoerd door de specialistische of generalistische toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond. Indien het toezicht op de norm zodanig complex is dat de specialist dit niet kan doen, dan wordt er kennis ingehuurd van een hiertoe gespecialiseerd bureau.

De generalist moet de specialist inschakelen indien hij de nodige kennis ten aanzien van een bepaald aspect ontbeert. Daarnaast is bekend welke specialistische kennis Omgevingsdienst IJmond moet hebben.

2.7 Scheiding vergunningverlening en toezicht

In de organisatie Omgevingsdienst IJmond zijn vergunningverlening en handhaving functioneel gescheiden van elkaar. Naast een team vergunningen fungeren er drie toezichtteams. De medewerkers uit deze teams kennen echter allen dezelfde functieomschrijving. Deze functie wordt omgeschreven als medewerker Omgevingsrecht. Dit maakt onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk en maakt de organisatie flexibel en adaptief. Tegelijk wordt uiteraard scherp de hand gehouden aan de regel dat medewerkers omgevingsrecht niet de door hen opgestelde vergunningen mogen handhaven.

Uiteraard vindt wel overleg plaats over de te verlenen vergunningen. Nadat de vergunningverlener de ontwerpbeschikking in concept heeft opgesteld wordt deze samen met de aanvraag voorgelegd aan de toezichtteams. Door een handhaver wordt de ontwerpbeschikking getoetst op:

  • Handhaafbaarheid en eenduidigheid van de voorschriften

  • Helderheid van de formulering van voorschriften

  • Toetsen van de voorschriften aan de huidige milieuhygiënische inzichten, zoals bijvoorbeeld de PGS-richtlijn, de aangewezen BBT-documenten, de Handreiking industrielawaai en Vergunningverlening, Circulaire indirecte hinder etc.

  • Relatie met andere relevante milieuwetgeving, zoals bijvoorbeeld Het Vuurwerkbesluit of het Besluit externe veiligheid etc.

2.8 Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen de handhaver en de activiteit is een roulatiesysteem opgezet. Een toezichthouder voert:

  • -

    Niet meer dan eenmaal een handhavingstraject uit bij een inrichting type C- bedrijf. Na het afloop van dit handhavingstraject zullen eerst twee andere inspecteurs een handhavingstraject bij de inrichting moeten hebben doorlopen alvorens deze inspecteur opnieuw een handhavingstraject mag opstarten.

  • -

    Maximaal twee handhavingstrajecten uit bij inrichting type B- bedrijven. Na het aflopen van deze handhavingstrajecten zullen eerst twee andere inspecteurs een handhavingstraject bij de inrichting moeten hebben doorlopen alvorens deze inspecteur opnieuw een handhavingstraject kan opstarten.

Wel merken wij op dat indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, hiervan gemotiveerd mag worden afgeweken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een inspecteur zeer specialistische kennis heeft op een vakgebied waar slechts weinigen binnen de omgevingsdienst over beschikken. Gezien de controlefrequenties voor de inrichting type A- bedrijven zal naar verwachting geen nauwe band ontstaan tussen de handhaver en het bedrijf.

3. Handhaving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de handhavingsstrategie beschreven die Omgevingsdienst IJmond hanteert om de naleving van de (milieu) voorschriften te bevorderen. Hierbij wordt in de lijn van de Landelijke handhavingsstrategie en de Wabo gewerkt en vooruitgelopen op de aankomende Omgevingswet.

Naast de bestuursrechtelijke handhaving wordt tevens de inzet van strafrechtelijke handhaving omschreven. Bij Omgevingsdienst IJmond zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA) in dienst die bevoegd zijn tot strafrechtelijke handhaving, ook middels de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten.

Het handhavingsbeleid beoogt in de allereerste plaats de doelstellingen van het omgevingsrecht en aanverwante wetgeving te ondersteunen. Daarnaast is de handhavingsstrategie gericht op het bewerkstellingen van algemene preventie middels speciale preventie. Hetgeen inhoudt dat bij ieder individueel geval consequent uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak overeenkomstig het handhavingsbeleid.

Aan de handhavingsstrategie zijn de volgende randvoorwaarden verbonden, zoals effectiviteit en efficiency. De reactie op de overtreding dient doelgericht te zijn en evenredig aan de ernst van de inbreuk op de geschonden norm. Tevens is het van groot belang om bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving gezamenlijk in te zetten zodat zij elkaar versterken en dat daarmee het handhavingsresultaat groter wordt. Het is van belang om met de verrichte inspanningen en de beschikbare middelen een zo groot mogelijk handhavingsresultaat te behalen.

3.2 Landelijke Handhavingsstrategie

Op 4 juni 2014 heeft het Bestuurlijk Omgevingsberaad de Landelijke Handhavingsstrategie vastgesteld. Vanaf 1 januari 2016 moeten alle overheden de Landelijke Handhavingsstrategie vaststellen en toepassen. Deze strategie moet worden toegepast op alle Wabo-overtredingen. De Landelijke Handhavingsstrategie biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingsstrategieën. Het doel is een eenduidig handhavend optreden door betrokken instanties bij soortgelijke overtredingen. Hierdoor ontstaat voor burgers en bedrijven een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving schoon, veilig en gezond. Doordat overheden, omgevingsdiensten, het OM en de politie op eenzelfde manier optreden ontstaat dit speelveld. Deze instanties dienen passend te interveniëren bij iedere bevinding, dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijke, bestuur- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Hierdoor sluit de Landelijke handhavingsstrategie aan bij de sanctiestrategie, toezichtstrategie en de gedoogstrategie.

Met het overnemen en invoeren van de Landelijke Handhavingsstrategie wordt aangesloten bij de landelijke kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden. Uitgangspunten zijn daarbij: onafhankelijk en professioneel handhaven, betrouwbaarheid, passende interventies toepassen en gezamenlijk optreden waar mogelijk.

De kern van de Landelijke Handhavingsstrategie is een interventiematrix waarbij de handhavers een drietal zaken dienen te wegen namelijk:

  • Ernst van de bevindingen (gevolgen van overtreding);

  • Gedrag van de overtreder;

  • Feiten en omstandigheden van de situatie.

Op basis van deze wegingen wordt bepaald welke interventie wordt toegepast. De zaken die in de zware segmenten terechtkomen worden eerder en anders (strenger) opgepakt dan de zaken die in de midden- en lichte segmenten terechtkomen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat handhavers zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en dat zij overstappen op zwaardere interventies als naleving uitblijft.

De handhaver zet de betreffende interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver door, door middel van het inzetten van een zwaardere interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

  • Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 - Interventiematrix LHS

3.3 Bestuursrechtelijke handhaving

3.3.1 Typen bestuursrechtelijke handhaving

Er worden vier typen bestuursrechtelijke handhaving onderscheiden, als opvolging van de constatering van overtredingen tijdens een toezichttraject.

Type handhaving

Toelichting

Niet ernstige overtredingen (drie stappen)

Indien geen sprake is van een ernstige overtreding die met grote spoed dient te worden hersteld, dan dient handhaving te geschieden langs drie stappen. Na de eerste controle volgt een schriftelijk verzoek tot beëindigen van de overtreding. Bij voortduring van de overtreding volgt na de hercontrole een schriftelijke vooraankondiging. Pas bij de derde controle wordt, indien de overtreding nog niet beëindigd is, een bestuurlijke last opgelegd.

Ernstige of beperkt spoedeisende overtredingen (twee stappen)

Aan de hand van de relatieve mate waarin de norm wordt geschonden moet naar objectieve maatstaven en naar hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt aangemerkt, worden beoordeeld of sprake is van een ernstige overtreding die zich leent voor twee stappen handhaving. Ter beoordeling of sprake is van een beperkt spoedeisende overtreding dient de kans van het intreden van de bezwaarlijke gevolgen verbonden aan de geschonden norm in aanmerking te worden genomen. Bij ernstige of beperkt spoedeisende overtredingen wordt opgetreden in twee stappen, dat wil zeggen door middel van een vooraankondiging (= voornemen tot opleggen last) na het eerste controlebezoek. In geval sprake is van meerdere overtredingen, waarin één of meer overtredingen naar aard en karakter van die overtreding als ernstig kan worden aangemerkt vindt steeds twee stappen handhaving plaats. Indien geen gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot beëindiging van de overtreding uit de vooraankondiging, gaat bij voortduring van de overtreding na de hercontrole een last uit.

Spoedeisend herstel (één stap)

De Algemene wet bestuursrecht biedt in artikel 5:31, eerste lid Awb de mogelijkheid tot het direct aanzeggen van een bestuurlijke last bij beschikking. Toepassing kan plaatsvinden indien een direct gevaar aanwezig is dat de bezwaarlijke gevolgen die de geschonden norm beoogt te beschermen intreden, ofwel de bezwaarlijke gevolgen verbonden aan de geschonden norm zich reeds hebben voorgedaan en deze niet verder, althans niet op korte termijn, in omvang toenemen. In zodanige gevallen kan direct een last worden aangezegd opdat de aan de geschonden norm verbonden gevolgen zullen wegnemen.

Zeer spoedeisende bestuursdwang

In gevallen waarin niet kan worden gewacht met het aanzeggen van een bestuursdwangmaatregel en de overtredingssituatie noopt tot directe interventie kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot toepassing van directe bestuursdwang ingevolge artikel 5:31 tweede lid Awb. De toepassing van directe bestuursdwang is een feitelijke handeling die zo spoedig mogelijk bij beschikking dient te worden bekrachtigd.

3.3.2 Begunstigingstermijnen

Het uitgangspunt bij het stellen van een begunstigingstermijn voorafgaand aan oplegging of effectuering van een bestuurlijke last, is dat de illegale situatie zo spoedig mogelijk beëindigd moet worden en de hersteltermijn zo kort mogelijk moet zijn. De lengte van de termijn dient onder meer bepaald te worden aan de hand van de geschonden belang. Loopt het te beschermen belang ernstige schade op door voortduring van de overtreding dan is de begunstigingstermijn korter dan wanneer het te beschermen belang geen ernstige schade oploopt bij voortduring van de overtreding. Bij het bepalen van een begunstigingstermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd. Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.

In de lijst met overtredingen (zie Bijlage 1) is per genoemde overtreding een begunstigingstermijn opgenomen. Een begunstigingstermijn biedt de overtreder de gelegenheid herstel te plegen op de overtreding, zonder dat uit hoofde van de overtreding reeds rechtsgevolgen, de verbeurte van een dwangsom of de mogelijkheid tot toepassing van bestuursdwang, voortvloeien.

De termijn is bepaald aan de hand van de gemiddeld genomen en benodigde, dan wel toereikende termijn waarbinnen de betreffende overtreding kan worden beëindigd, aangevuld met een extra verruiming van één week vanwege het door Omgevingsdienst IJmond gehanteerde dwangsombeleid (zie verder).

De termijnen zijn herleid uit praktijkervaring van Omgevingsdienst IJmond. In beginsel wordt vastgehouden aan de genoemde begunstigingstermijn. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

In ieder geval wordt afgeweken van de opgenomen begunstigingstermijnen bij overtredingen die spoedeisend dan wel beperkt spoedeisend herstel verlangen. Daarnaast kan van de termijn worden afgeweken indien sprake is van herhaaldelijk niet-nakoming of recidive. Ter zake wordt, al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe meewegen, de begunstigingstermijn bekort. Het ligt in de rede in zodanige gevallen te motiveren waarom is gekozen voor een andere begunstigingstermijn.

3.3.3 Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten

3.3.3.1 Last onder dwangsom

Ten aanzien van het bestuurlijk sanctioneren van overtredingen wordt in beginsel gebruikt gemaakt van de last onder dwangsom. In de lijst met dwangsommen (zie Bijlage 1) is bij elke genoemde overtreding een dwangsombepaling opgenomen. De verbeurte van een dwangsom is het rechtsgevolg dat is verbonden aan de last onder dwangsom en treedt in op het moment dat de overtreding niet is beëindigd voor het verstrijken van de begunstigingstermijn. In zodanig geval kan tot invordering van de verbeurde dwangsom worden overgegaan.

3.3.3.1.1 Dwangsom ineens

Met het doel een effectieve en efficiënte handhaving te bereiken worden in de dwangsombeschikking in beginsel dwangsommen vastgesteld op een ineens te verbeuren bedrag. In dit verband is er voor gekozen de begunstigingstermijn iets ruimer te stellen. De overtreder wordt immers een week voor het moment van verbeurte in kennis gesteld van het beëindigen van de overtreding.

Indien het noodzakelijk is vanwege de aard van de overtreding wordt de dwangsomverbeurte vastgesteld op een bedrag per overtreding, waarbij het totaalbedrag aan te verbeuren dwangsommen gelijk is aan het in de bijlage opgenomen maximumbedrag. Voor de vaststelling van het aantal overtredingen dat leidt tot verbeurte van het maximumbedrag worden de bijzondere omstandigheden van het geval betrokken, waaronder de aard en intensiteit van de overtreding.

3.3.3.1.2 Niet-nakoming en recidive

In voorkomende gevallen dat niet wordt voldaan aan een eerste of opvolgende last onder dwangsom, staat het Omgevingsdienst IJmond vrij een volgende last onder dwangsom aan te zeggen ten aanzien van dezelfde en nog voortdurende overtreding, teneinde daarop alsnog herstel te laten plegen. Uit het voortduren van de overtreding kan een kennelijkheid worden afgeleid die inhoudt dat het in de voorgaande last onder dwangsom gestelde dwangsombedrag een onvoldoende prikkel betrof om herstel te plegen op de overtreding. In zodanig geval wordt in de navolgende last onder dwangsom het voor de overtreding genoemde dwangsombedrag verhoogd met 300%. Vorenbedoelde verhoging kan dus alleen worden toegepast is als sprake is van hetzelfde handhavingstraject ten overstaand van dezelfde overtreding. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.

Contact wordt opgenomen met het OM en de mogelijkheid tot het aanzeggen van de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (Bsbm) dan wel proces-verbaal wordt onderzocht.

Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de in de bijlage genoemde dwangsombedragen. Dit zou zich voor kunnen doen in geval sprake is van recidive, een ernstige overtreding of anderszins een grotere financiële prikkel gewenst is. In zodanig geval wordt in elk navolgende last onder dwangsom het voor de hernieuwde overtreding gestelde dwangsombedrag in de bijlage verhoogd met 200%. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.

3.3.3.2 Last onder bestuursdwang

In het geval dat de last onder dwangsom naar omstandigheden niet het geëigende middel blijkt te zijn om de overtreding te (laten) beëindigen wordt gebruik gemaakt van de last onder bestuursdwang. Bovendien kan in voorkomende gevallen waar de last onder dwangsom niet het beoogde effect heeft gehad ervoor gekozen worden gebruik te maken van de last onder bestuursdwang. In het geval sprake is van een overtreding ten aanzien waarvan zeer spoedeisende herstel vereist is wordt direct en te allen tijde bestuursdwang toegepast. In de lijst met dwangsommen (Bijlage 1) worden categorieën van overtredingen benoemd ten aanzien waarvan in de regel van de mogelijkheid tot het aanzeggen van een last onder bestuursdwang gebruik wordt gemaakt.

3.3.3.3 Bestuurlijke boete

Naast de mogelijkheid van lastgeving, kan een bestuursorgaan ook een bestuurlijke boete opleggen aan een overtreder. Omgevingsdienst IJmond maakt van dit instrument geen gebruik, maar hanteert in plaats daarvan het instrument Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm, zie hierna).

3.4 Strafrechtelijke handhaving

Naast het bestuursrechtelijk instrumentarium, kan, wanneer daartoe geïndiceerd, ook gekozen worden voor de toepassing van een strafrechtelijk handhavingsinstrument. Een aantal toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond is daartoe aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). De strafbare feiten die een boa mag opsporen, staan vermeld in de domeinenlijst en in zijn takenpakket. De verantwoordelijkheid voor de oplegging van strafrechtelijke handhavingsbeschikkingen ligt, ook met betrekking tot de Bsbm, bij het Openbaar Ministerie.

Toepassing van het strafrechtelijk instrumentarium vindt plaats in geval van ernstige en/of niet voor herstel in aanmerking komende overtredingen, waarbij de gedragsindicatie van de overtreder een grote rol speelt, conform de interventiematrix onder de LHS. De voorbereiding en oplegging van een strafrechtelijke handhavingsbeschikking vindt plaats conform de daarvoor geldende wettelijke eisen en waarborgen (o.a. cautie).

3.4.1 Strafrechtelijke handhavingsinstrumenten

3.4.1.1 Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm)

De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die Omgevingsdienst IJmond zonder tussenkomst van het OM kan opleggen. De directeur van Omgevingsdienst IJmond is hiertoe eigenstandig bevoegd. Hiermee is een regeling geïntroduceerd, die het voor Omgevingsdienst IJmond mogelijk maakt eenvoudig vast te stellen strafbare feiten af te doen met een strafrechtelijke boete. De bestuurlijke strafbeschikking milieu kan worden ingezet voor de handhaving van bepaalde feiten. Deze feitomschrijving en feitcodes zijn te vinden in een speciaal feitenboekje bestuurlijke strafbeschikking milieu waar BOA’s mee werken. Nadat een zaak via de invoerapplicatie van het CJIB(de Transactiemodule) is aangeleverd, verstuurt het CJIB de strafbeschikking naar de verdachte en start de inning van de geldboete. Tegen deze boete staat verzet open.

3.4.2 Proces-verbaal

Indien een feit zich niet leent voor toepassing van de Bsbm, dient een boa een proces-verbaal op te maken. Het proces-verbaal kan vervolgens via het Functioneel Parket dan wel de officier van justitie leiden tot een strafrechtelijke vervolging van de overtreder.

4. Gedogen

In voorkomende gevallen dient afgezien te worden van de beginselplicht tot handhaving en kan gekozen worden voor gedogen. Uitgangspunt voor Omgevingsdienst IJmond bij gedogen is het landelijk kader ‘Gedogen in Nederland’.

4.1 Situaties

Enkel in de volgende situaties kan sprake zijn van aanvaardbaar gedogen:

  • 1.

    Indien handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden. Dit kan met name het geval zijn in overmachtssituaties en soms ook in overgangssituaties. Wel geldt hierbij als voorwaarde dat de andere betrokken belangen door het gedogen niet onevenredig mogen worden geschaad. In praktijk kunnen zich de volgende overgangssituaties voordoen:

    • a.

      Gevallen waarin wordt gewerkt zonder vergunning omdat door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen, de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude – aflopende – vergunning kan worden verleend;

    • b.

      Gevallen waarin door het alvast starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: er zijn geen alternatieven voorhanden waarmee hetzelfde effect kan worden bereikt; de aanvrager van de vergunning treft geen verwijt ten aanzien van het tijdstip van indienen van de vergunningaanvraag; de verwachting bestaat dat positief op de vergunningaanvraag kan worden beschikt;

    • c.

      Gevallen waarin de vergunning van een bestaand activiteit door de rechter is vernietigd op formele gronden en het mogelijk is om een nieuwe vergunning te verlenen;

    • d.

      Gevallen waarin geconstateerd wordt dat het technisch onmogelijk is om bepaalde voorschriften – mits aanvaardbaar – worden aangepast én het toegestaan is een gelijkwaardige voorziening toe te passen. Indien ambtshalve wijziging van de vergunning op korte termijn onmogelijk is, kan de overtreding in de tussenliggende tijd worden gedoogd;

    • e.

      Gevallen waarin onderzocht moet worden hoe een overtreding van bepaalde voorschriften kan worden beëindigd en waarvoor het nodig is de handeling in kwestie nog enkele malen of nog enige tijd uit te voeren;

    • f.

      Gevallen waarin overtredingen plaatsvindt van regels terwijl regelgeving in voorbereiding is waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze de eisen in de overtreden regels op korte termijn zal versoepelen. Deze gevallen worden terughoudend benaderd. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zal plaatsvinden;

  • 2.

    Het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen, te weten uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien. In dergelijke situaties moeten afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden ten behoeve van het door de wettelijke norm te beschermen belang;

  • 3.

    Een zwaarder wegend belang rechtvaardigt gedogen.

4.2 Voorwaarden

Gedogen is weliswaar een bevoegdheid van het college, maar zeker geen verplichting. Per geval moet aan bovenstaande criteria getoetst worden. Gedogen vindt slechts plaats middels een beschikking en dient zeer terughoudend te worden toegepast. Gedogen is in beginsel slechts onder de volgende voorwaarden aanvaardbaar:

  • a.

    In uitzonderingsgevallen;

  • b.

    Mits beperkt in omvang en/of tijd;

  • c.

    Slechts actief, uitdrukkelijk en na zorgvuldige kenbare belangenafweging;

  • d.

    Aan controle onderwerpen.

4.3 Gedogen met beschikking

Een gedoogbeschikking wordt slechts afgegeven, indien er voldoende grond aanwezig is om te verwachten, dat concrete aanwijzingen bestaan dat de te gedogen activiteit op korte termijn geheel kan worden gelegaliseerd of zal worden gestaakt. Dit betekent dus dat er geen sprake mag zijn van een (voortdurende) onaanvaardbare normoverschrijding. Gedogen kan slechts als een tijdelijke overgangsregeling worden beschouwd. In een gedoogbeschikking wordt daarom een bepaalde, zo kort mogelijke en duidelijke termijn opgenomen. Het gedogen van spoedeisende- en ernstige overtredingen van vigerende regelgeving is, behoudens bijzondere omstandigheden, slechts mogelijk binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden voor actief gedogen.

4.4 Niet gedogen

Er wordt in ieder geval niet gedoogd indien daarvoor onaanvaardbare situatie ontstaan en indien belangen van derden onevenredig worden geschaad.

4.5 Controle en handhaving

Wanneer eenmaal een gedoogbeschikking is afgegeven, wordt steeds gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot dit besluit nog actueel zijn. Ook wordt actief gecontroleerd of de gestelde voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd. Het niet naleven van een gedoogbeschikking leidt in beginsel tot het intrekken van dit besluit, waarna – overeenkomstig de in deze nota vastgelegde strategie – tot handhaving wordt overgegaan. Indien een derde na afgifte van een gedoogbeschikking een verzoek doet om handhaving, dan vindt een hernieuwde belangenafweging plaats, waarbij de belangen van deze derde opnieuw uitdrukkelijk worden meegewogen. De bij de houder van de gedoogbeschikking gewekte verwachtingen worden daarbij eveneens betrokken, maar zijn niet zonder meer doorslaggevend. In elk gedoogbesluit wordt daarom een standaardclausule opgenomen dat de gedoogde op eigen risico handelt.

4.6 Relatie met het strafrecht

Het Openbaar Ministerie is niet gebonden aan een gedoogbeschikking bij het nemen van een beslissing omtrent eventuele vervolging. In het gedoogbesluit wordt dan ook vermeld dat het gedogen de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om een strafvervolging in te stellen onverlet laat. Daarnaast dient opgemerkt te worden, dat de afgifte van een gedoogbeschikking ook civielrechtelijke consequenties onverlet laat van een eenmaal gepleegde overtreding.

5. Strategie asbest

5.1 Inleiding

Landelijk gaat eind 2024 het verbod op asbestdaken inwerking treden. Omgevingsdienst IJmond heeft in 2017 het totale werkgebied geïnventariseerd en in 2018 gepresenteerd aan de bestuurders van de dienst. Met name in de regio Zaanstreek-Waterland is een relatief groot aantal asbestdaken aanwezig, vergeleken met de regio’s IJmond en Zuid-Kennemerland. De komende vier jaar wordt in nauwe samenwerking met gemeenten, veiligheidsregio’s verzekeraars en brancheorganisaties toegewerkt naar volledige verwijdering, in eerste instantie verleidend, maar richting 2024 wellicht ook preventief handhavend.

5.2 Rol Omgevingsdienst IJmond

In de keten van verwijdering tot verwerking blijkt er sprake te zijn van illegaliteit en het niet conform de regels werken. Dit brengt risico’s met zich mee voor gezondheid en milieu. Omgevingsdienst IJmond kan een belangrijke bijdrage leveren door (keten)toezicht op het verwijderen van asbest; van de sloopmelding tot het storten. Op deze manier lopen de leefomgeving en haar burgers minder risico’s.

5.3 Besluit VTH

  • Uit het wettelijke takenpakket komt voort dat omgevingsdiensten de meeste asbesttaken uitvoeren. Het toezicht op asbestsaneringen door bedrijven valt onder het basistakenpakket. Het maakt niet uit of de asbestsanering plaatsvindt in opdracht van een particulier, een bedrijf of een instelling, zoals een woningcorporatie.

  • Uit het wettelijk takenpakket komt voort dat het toezicht op sloopwerkzaamheden in opdracht van bedrijven en instellingen onder het basistakenpakket van de omgevingsdiensten valt.

  • Indien een particulier opdracht geeft voor een bedrijfsmatige asbestsanering, dan is Omgevingsdienst IJmond bevoegd om toezicht te houden. Dit komt voort uit het basistakenpakket.

5.3.1 Wat valt niet onder het basistakenpakket

  • Het toezicht op particulieren die zelf asbest verwijderen. Deze toezichtvorm valt niet onder het basistakenpakket. Echter, een particulier mag, in zeer beperkte mate, zelf zijn asbest verwijderen. Indien de zogenaamde 35m2 grens niet wordt overschreden, dan mag een particulier zelf zijn asbest saneren. Desalniettemin, bouwkundige aspecten vallen niet onder het basistakenpakket, maar de aanwezigheid van asbest maakt dat het milieutoezicht en het bouwkundig toezicht elkaar in de praktijk deels zullen overlappen. Als ervoor gekozen wordt dit niet over te laten aan Omgevingsdienst IJmond, is in elk geval nauwe samenwerking met Omgevingsdienst IJmond geboden als er asbest aanwezig is.

  • Het toezicht op bedrijfsmatige sloopwerkzaamheden in opdracht van een particulier valt niet onder het basistakenpakket.

5.3.2 Gevolg Asbestdakenverbod 2024

Indien een verontreiniging van asbest optreedt, dan zal er een juridische handhavingsprocedure worden opgestart. De juridische handhavingsprocedures behoren tot het basistakenpakket. Het uiteindelijke besluit moet worden genomen door het bevoegd gezag, tenzij dit gemandateerd is aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond. Tot 2024 zal Omgevingsdienst alleen handhavend optreden indien een calamiteit ontstaat op grond van de Wet milieubeheer en toezicht houden op bedrijfsmatige asbestsaneringen. Na 2024 zal Omgevingsdienst IJmond handhavend optreden op het in bezit hebben van een asbestdak. In de tussentijd zal beleid worden geformuleerd op grond van het asbestdakenverbod 2024.

6. Afstemming en communicatie

6.1 Preventie door communicatie

Het primaire doel van preventie is de spontane naleving van wet- en regelgeving te vergroten. Naleving van regelgeving is niet altijd vanzelfsprekend. Door de inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (vooroverleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed.

6.2 Handhavingscommunicatie

Communicatie is een middel dat wordt benut voor het verbeteren van het naleefgedrag. Omgevingsdienst IJmond probeert hiermee de effectiviteit van de handhaving te verhogen en daarmee overtredingen te voorkomen en terug te dringen. Omgevingsdienst IJmond communiceert met bedrijven en burgers over de regels en de manier waarop toezicht gehouden wordt met als doel dat men zich aan die regels houdt. Omgevingsdienst IJmond probeert doelgroepen bewust te maken van de regel, toezicht en het zichtbaar maken van de gevolgen bij een overtreding.

6.3 Wijze van informeren

6.3.1 Informeren gemeenten en provincie

Omgevingsdienst IJmond communiceert in haar werkgebied actief met de gemeenten en de provincie Noord-Holland. Verschillende schakelfunctionarissen zijn aangesteld om als eerste aanspreekpunt voor de gemeenten en provincie te fungeren. De schakelfunctionaris investeert in het opbouwen en goed houden van de relatie met gemeente op ambtelijk, hoog ambtelijk en bestuurlijk niveau. Met name over handhaving vindt voorafgaand aan lastoplegging afstemming plaats.

6.3.2 Informeren inwoners

Omgevingsdienst IJmond informeert de inwoners, namens de gemeente of de provincie, over meldingen en bekendmakingen via publicaties in de huis-aan-huiskranten en/of via internetkanalen. Door transparant te zijn over activiteiten in de leefomgeving ontstaat meer begrip bij de inwoners.

6.3.3 Informeren ondernemers

De communicatie tussen bedrijven en Omgevingsdienst IJmond vindt met name plaats in het kader van een procedure. Communicatie is een vast onderdeel in het proces van vergunningverlening. In eerste instantie zal er een vooroverleg plaatsvinden. Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van het vergunningtraject met een bedrijf op één lijn te komen. Het toepassen van maatwerk zorgt ervoor dat een proces efficiënt verloopt. Communicatie wordt ook ingezet om acties aan te kondigen en te infomeren over wet- en regelgeving.

6.3.4 Informeren belanghebbenden

Belanghebbenden worden via lokale huis-aan-huis kranten en/of via internet geïnformeerd. Wanneer van te voren bekend is dat belanghebbenden direct op de hoogte gehouden willen worden, dan worden nieuwe besluiten ook rechtstreeks toegezonden.

6.4 Communicatiemiddelen

  • Persbericht in de lokale media: wanneer er specifieke acties zijn of wanneer er iets nieuws is op het gebied van vergunningverlening en handhaving, kan een persbericht naar de lokale media verzonden worden;

  • Brieven zijn persoonlijk en aan de ondernemer of inwoner gericht. Brieven kunnen gebruikt worden om acties aan te kondigen en om informatie te verstrekken over wet- en regelgeving;

  • In factsheets wordt ten aanzien van verschillende onderwerpen, specifieke informatie verstrekt. Deze factsheets worden, indien voorhanden, tijdens een controlebezoek aan de ondernemer overhandigd;

  • Op de website van Omgevingsdienst IJmond staat algemene informatie over onder meer de handhaving en vergunningverlening. Daarnaast worden persberichten op de website geplaatst en artikelen over handhavingsacties;

  • Voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld ondernemers van een specifieke bedrijfsbranche, kunnen informatieavonden georganiseerd worden;

  • Voor specifieke doelgroepen worden indien gewenst folders opgesteld waarmee inzicht wordt gegeven in bepaalde milieu- of brandveiligheidsaspecten.

6.5 Naming en shaming

Naming en shaming is één van de instrumenten in het kader van de toenemende transparantie van het toezicht. Omgevingsdienst IJmond kan in voorkomende gevallen handhavingsbesluiten publiceren met als doel om publieke verantwoording af te leggen op de wijze waarop Omgevingsdienst IJmond van zijn handhavingsbevoegdheid gebruikt maakt.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland voert actief beleid om meer informatie te verstrekken over de bestuurlijke handhaving ten aanzien van de naleving van milieuregelgeving. Bekendmaking van deze informatie vereist wel procedurele en juridische zorgvuldigheid zodat de belangen van de betrokkenen worden meegewogen.

6.6 Social media

Omgevingsdienst IJmond gebruikt verschillende tools om zijn doelgroepen beter te bereiken. De voornaamste doelgroep van Omgevingsdienst IJmond bestond lange tijd uit ondernemers. Echter, het doel is ook om inwoners, raadleden en verenigingen etc. te bereiken. Alle social mediakanalen worden gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten in de pers en op de website.

7. Klachten en handhavingsverzoeken

7.1 Klachten

Bedrijfsmatige en andere activiteiten kennen een uitstraling naar de omgeving. Die uitstraling kan door omwonenden als hinderlijk worden ervaren en in sommige gevallen ook een indicatie zijn voor een overtreding van milieuregelgeving. Omgevingsdienst IJmond handelt namens het bevoegd gezag de klachten af die verband houden met de activiteiten waarop wordt toegezien.

Klachten komen binnen bij de aangestelde milieuklachtencoördinatoren van de desbetreffende regio of bij de plaatsvervanger bij zijn/haar afwezigheid. Binnen 24 uur dient er gereageerd te worden op een klacht door contact op te nemen met de klager. Wanneer een klacht kan worden herleid naar een veroorzaker/bedrijf dan wordt direct een controle uitgevoerd. Bij constatering van een overtreding leidt dit tot een handhavingstraject.

Wanneer Omgevingsdienst IJmond niet het bevoegd gezag voor de klacht is, wordt deze doorgezet naar de betreffende instantie, zoals het waterschap of een andere omgevingsdienst. Ook bestaat de mogelijkheid dat een klacht geen aanleiding geeft tot opvolging middels handhaving (ongegrond is). In alle gevallen wordt er schriftelijk, digitaal of telefonisch een terugkoppeling naar de klager gedaan.

Tot slot is er per gemeente een klachtenfolder opgesteld, welke een tabel bevat met de soort klachten en de daarbij behorende instantie/contactpersonen.

In de praktijk blijkt dat een substantieel deel van de klachten voortkomt uit conflicten tussen buren onderling of naburige bedrijven, maar ook door overige algemene vormen van overlast. Indien bij terugkerende klachten/klagers na herhaling blijkt dat er geen aanleiding bestaat tot inspectie of handhavend optreden, kan de keuze worden gemaakt bepaalde klachten niet meer in behandeling te nemen.

7.2 Handhavingsverzoeken

Handhavingsverzoeken worden volgens de wettelijke procedure daarvoor opgepakt en afgehandeld door Omgevingsdienst IJmond. Indien een verzoek gegrond is, leidt dit tot een handhavingstraject. Ook voor terugkerende handhavingsverzoeken, waarbij herhaaldelijk is geconstateerd dat geen aanleiding bestaat voor handhaving en geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel, kan worden besloten deze niet in behandeling te nemen (naar analogie van een herhaalde aanvraag).

Bijlage 1 Lijst van dwangsommen

Activiteiten

dwangsom ineens

dwangsom per constatering *

AB 1.2 Melding - Melding oprichting of verandering (artikel 1.10 Activiteitenbesluit)

3000

X

AB 2.1 Zorgplicht

6000

2000

AB 2.2 Lozingen

6000

2000

AB 2.3 Lucht en geur

6000

2000

AB 2.4 Bodembescherming (bodembedreigende activiteiten)

6000

2000

AB 2.5 Afvalbeheer

6000

2000

AB 2.6 Energiebesparing - per branche

6000

2000

AB 2.8 Geluidhinder

6000

2000

AB 2.9 Trillinghinder

6000

2000

AB 2.10 Financiële zekerheid

10000

X

AB 2.11 Oplosmiddelen

6000

2000

AB 3.1.1 Lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering

4000

2000

AB 3.1.2 Lozen van grondwater bij ontwatering - (type b en c)

4000

2000

AB 3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening

4000

2000

AB 3.1.4 Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie - (type b en c)

4000

2000

AB 3.1.4a Behandeling van stedelijk afvalwater - (type b en c)

4000

2000

AB 3.1.5 Lozen van koelwater - (type b en c)

4000

2000

AB 3.1.6 Lozen ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten

4000

2000

AB 3.1.7. Handelingen in een oppervlaktewaterlichaam

4000

2000

AB 3.1.8. Lozen ten gevolge van schoonmaken drinkwaterleidingen

4000

2000

AB 3.1.9 Lozen van afvalwater ten gevolge van calamiteitenoefeningen

4000

2000

AB 3.2.1 Stookinstallatie

6000

2000

AB 3.2.2 In werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveelheid of aardgaskwaliteit

10000

2500

AB 3.2.3 Windturbine

10000

2500

AB 3.2.4 Doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater

4000

2000

AB 3.2.5 Natte koeltorens

10000

2000

AB 3.2.6 In werking hebben van een koelinstallatie

10000

2000

AB 3.2.7 Wisselverwarmingsinstallatie

10000

2000

AB 3.2.8 Installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem

10000

2000

AB 3.3.1 Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer of afleveren van vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen

15000

3000

AB 3.3.2 Het uitwendig wassen en stallen van motorvoertuigen of werktuigen of van spoorvoertuigen

10000

2000

AB 3.3.3 Het demonteren van autowrakken en of wrakken van tweewielige motorvoertuigen daarmee samenhangende activiteiten

10000

2000

AB 3.3.4 Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage

10000

2000

AB 3.3.5 Bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen in een jachthaven

10000

2000

AB 3.3.6 Traumahelicopter

10000

2000

AB 3.4.1 Opslaan van propaan

10000

2000

AB 3.4.2 Ondergrondse tanks

10000

2000

AB 3.4.3 Opslaan en overslaan van goederen

10000

2000

AB 3.4.5 Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen

10000

2000

AB 3.4.6 Opslaan van drijfmest en digestaat

5000

1250

AB 3.4.7 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen

5000

1250

AB 3.4.8. Het vullen van gasflessen met propaan of butaan

10000

2000

AB 3.4.9 Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank

10000

2000

AB 3.4.10 Opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen

10000

2000

AB 3.4.11 Op- en overslaan van verwijderd asbest

20000

5000

AB 3.5.1 Telen of kweken van gewassen in een kas

10000

2000

AB 3.5.2 Telen en kweken van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas

10000

2000

AB 3.5.3 Telen van gewassen in de open lucht

10000

2000

AB 3.5.4 Waterbehandeling voor agrarische activiteiten

10000

2000

AB 3.5.5 Aanmaken of transporteren via vaste leidingen of apparatuur van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen

10000

2000

AB 3.5.6 Het behandelen van gewassen

10000

2000

AB 3.5.7 Composteren

10000

2000

AB 3.5.8 Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven

10000

2000

AB 3.5.9 Bereiden van brijvoer voor eigen landbouwhuisdieren

5000

1000

AB 3.5.10 Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen

ntb

ntb

AB 3.6.1 Bereiden van voedingsmiddelen

10000

2000

AB 3.6.2 Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken van dierlijke bijproducten

10000

2000

AB 3.6.3 Industrieel bereiden van voedingsmiddelen of dranken

10000

2000

AB 3.7.1 Binnenschietbanen

10000

2000

AB 3.7.2 Traditioneel schieten

10000

2000

AB 3.7.3 Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht

10000

2000

AB 3.7.4 Recreatieve visvijvers

10000

2000

AB 3.7.5 Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op sport- of recreatieterreinen

10000

2000

AB 3.8.1 Tandheelkunde

10000

2000

AB 3.8.2 Gemeentelijke milieustraat

10000

2000

AB 3.8.3 Buitenschietbanen

10000

2000

AB 3.8.4 Coaten of lijmen van planten of onderdelen van planten

10000

2000

AB 3.8.5 Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren

10000

2000

AB 4.1.1 Opslaan van gevaarlijke stoffen, CMR stoffen of bodembedreigende stoffen in verpakking, niet zijnde vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, andere ontplofbare stoffen, bepaalde organische peroxiden, asbest, gedemonteerde airbags, gordelspanners of vaste kunstmeststoffen

20000

4000

AB 4.1.2 Opslaan van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere ontplofbare stoffen

20000

4000

AB 4.1.3 Opslaan van stoffen in opslagtanks

20000

4000

AB 4.1.4 Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen

20000

4000

AB 4.1.5 Gebruik of opslag van bepaalde organische peroxiden

20000

4000

AB 4.1.7 Opslaan van vaste kunstmeststoffen

5000

1250

AB 4.3.1 Mechanische bewerking van hout, kurk dan wel houten, kurken of houtachtige voorwerpen

10000

2000

AB 4.3.2 Reinigen, coaten of lijmen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen

10000

2000

AB 4.4.1 Mechanische bewerkingen van rubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten

10000

2000

AB 4.4.2 Reinigen, coaten of lijmen van rubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten

10000

2000

AB 4.4.3 Wegen of mengen van rubbercompounds of het verwerken van rubber, thermoplastisch kunststof of polyesterhars

10000

2000

AB 4.5.1 Spaanloze, verspanende of thermische bewerking of mechanische eindafwerking van metalen

10000

2000

AB 4.5.2 Lassen van metalen

10000

2000

AB 4.5.3 Solderen van metalen

10000

2000

AB 4.5.4 Stralen van metalen

10000

2000

AB 4.5.5 Reinigen, lijmen of coaten van metalen

10000

2000

AB 4.5.6 Aanbrengen anorganische deklagen op metalen

10000

2000

AB 4.5.7 Beitsen of etsen van metalen

10000

2000

AB 4.5.8 Elektrolytisch of stroomloos aanbrengen van metaallagen op metalen

10000

2000

AB 4.5.9 Drogen van metalen

10000

2000

AB 4.5.10 Aanbrengen van conversielagen op metalen

10000

2000

AB 4.5.11 Thermisch aanbrengen van metaallagen op metalen

10000

2000

AB 4.5.12 Lozen van afvalwater afkomstig van metaalactiviteiten

10000

2000

AB 4.5.13 Smelten en gieten van metalen

10000

2000

AB 4.5a.1 Mechanische bewerkingen van steen

10000

2000

AB 4.5a.2 Aanbrengen van lijmen, harsen of coatings op steen

10000

2000

AB 4.5a.3 Chemisch behandelen van steen

10000

2000

AB 4.5a.4 Vervaardigen van betonmortel

10000

2000

AB 4.5a.5 Het vormgeven van betonproducten

10000

2000

AB 4.5a.6 Het breken van steenachtig materiaal

10000

2000

AB 4.6.1 Lozen van afvalwater (algemeen)

20000

4000

AB 4.6.3 Afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen

20000

4000

AB 4.6.4 - Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas anders dan aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, vaartuigen of spoorwegvoertuigen

20000

4000

AB 4.6.5 Onderhouden of repareren van motoren, motorvoertuigen, spoorvoertuigen of andere gemotoriseerde apparaten of proefdraaien van verbrandingsmotoren

20000

4000

AB 4.6.6 Onderhouden, repareren of afspuiten van pleziervaartuigen

20000

4000

AB 4.7.1 Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal

10000

2000

AB 4.7.2 Zeefdrukken

10000

2000

AB 4.7.3 Vellenoffset druktechniek

10000

2000

AB 4.7.3a Rotatieoffset druktechniek

10000

2000

AB 4.7.3b Flexodruk of verpakkingsdiepdruk

10000

2000

AB 4.7a.1 Bewerken, lijmen, coaten en lamineren van papier of karton

10000

2000

AB 4.7a.2 Reinigen en wassen van textiel

10000

2000

AB 4.7a.3 Mechanische bewerking of verwerking van textiel

10000

2000

AB 4.7a.4 Lassen van textiel

10000

2000

AB 4.7a.5 Lijmen, coaten of veredelen van textiel, leer of bont

10000

2000

AB 4.8.1 Inwendig reinigen of ontsmetten van transportmiddelen

10000

2000

AB 4.8.6 In werking hebben acculader

10000

2000

AB 4.8.9 In werking hebben van een crematorium of het in gebruik hebben van een strooiveld

10000

2000

AB 4.8.10 In werking hebben van een laboratorium of een praktijkruimte

10000

2000

AB 5.1.1 Grote stookinstallatie

20000

4000

AB 5.1.2 Afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie

20000

4000

AB 5.1.3 Installatie voor de productie van titaandioxide

20000

4000

AB 5.1.4 Installatie, als onderdeel van olieraffinaderijen, voor de productie van zwavel

20000

4000

AB 5.1.5 Stookinstallatie voor de regeneratie van glycol

20000

4000

AB 5.1.6 Installatie voor de productie van asfalt

20000

4000

AB 5.1.7 Installatie voor de op- en overslag van vloeistoffen

20000

4000

AB 5.2.1 Opslaginstallaties

20000

4000

AB 5.2.2 Overslaginstallaties

20000

4000

AB 5.3.1 LPG-afleverinstallatie

20000

4000

AB 6.1 Algemeen overgangsrecht

n.t.b

n.t.b

Wet milieubeheer 17.1 en 17.2

6000

2000

Wet milieubeheer hoofdstuk 10 afvalstoffen

6000

2000

Koelinstallaties (europese verordening) freon

10000

2000

In werking hebben van een koelinstallatie > 1500 kg NH4

20000

4000