Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019

Burgemeester en wethouders van Baarn;

gelet op:

de artikelen 2.1, eerste lid, 2.6, vijfde lid, 2.7, vierde lid, artikel 8.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019 en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vaststellen van de Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

a. accommodatie voor beschermd wonen: een door de instelling bestemde ruimte voor het bieden van de noodzakelijke ondersteuning en bijbehorend toezicht, waaronder de ruimte die is bedoeld voor wonen. Onder noodzakelijk verblijf wordt de beschermende woonomgeving verstaan met (in overwegende mate) 24-uurs toezicht en beschikbaarheid van ondersteuning/begeleiding en zo nodig hotelmatige diensten die door de instelling in de accommodatie wordt geboden.

b. algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

c. algemene voorziening: een voorziening die wordt aangeboden door maatschappelijke organisaties en door de markt en die vrij toegankelijk is voor alle inwoners;

d. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen:

e. bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm op grond van artikel 20 tot en met 28 van de Participatiewet, exclusief vakantietoeslag;

f. cliënt: iemand die aanspraak maakt op zorg en ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en/of de Jeugdwet.

g. cliëntondersteuner: degene die de cliënt kosteloos ondersteunt door het geven van informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken deel uit van de taken van een cliëntondersteuner;

h. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2,3,2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning en/of behoefte van een van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

i. individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwet;

j. instelling voor Opvang: een organisatie die een voorziening voor Opvang exploiteert of trajecten voor opvang uitvoert met subsidie van een gemeente of in opdracht van een gemeente

k. jeugdige en/of zijn ouder(s): de jeugdige (van 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met één of beide ouders (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar);

l. 24-uurs verblijf of voltijd verblijf maatschappelijke opvang waaronder crisisopvang: een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dakloos of thuisloos zijn en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De 24-uurs voorziening omvat onderdak, slaapgelegenheid, begeleiding op diverse aspecten en eventueel voeding;

m. 24-uurs verblijf of voltijd verblijf vrouwenopvang waaronder crisisopvang: een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, al of niet op een geheim adres, voor vrouwen met of zonder hun kinderen in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. De 24-uurs voorziening omvat onderdak, slaapgelegenheid, begeleiding op diverse aspecten en eventueel voeding;

n. maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

o. ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

p. overige voorziening: overige (vrij toegankelijke) voorziening, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Jeugdwet;

q. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

r. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

s. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet.

t. zak-en kleedgeld: de van toepassing zijnde normbedragen voor verblijf in een inrichting op grond van artikel 23, eerste en tweede lid, van de Participatiewet, exclusief vakantietoeslag

u. zorg in natura: zorg die via een gecontracteerde aanbieder wordt ingezet.

Hoofdstuk 2: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij:

a. het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente Baarn;

b. het Lokaal Team;

2. Een hulpvraag voor beschermd wonen en/of opvang kan voor iedere ingezetene van Nederland door of namens een cliënt worden gemeld. De gemeente Amersfoort heeft de centrumfunctie en toegangsfunctie (gemandateerd door de gemeente Baarn) ten aanzien van opvang en beschermd wonen voor gemeenten in de regio die onder de werking van de centrumgemeente Amersfoort vallen.

3. Bij ontvangst van een melding waarvoor onderzoek naar mogelijke ondersteuning noodzakelijk is, bevestigt het college de ontvangst van de melding schriftelijk of digitaal.

4. In de ontvangstbevestiging is informatie opgenomen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning, een persoonlijk plan of familiegroepsplan en eventueel aanvullende informatie welke bij de eerste afspraak moet worden meegenomen.

5. Cliënten kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene of overige voorziening. Voorafgaand wordt voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp en Huishoudelijke Hulp voor mantelzorgers een lichte toegangstoets afgenomen.

Artikel 2.2 Vooronderzoek

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 2.3 van de Jeugdwet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage.

3. Het college kan in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning op te stellen, of een familiegroepslan, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

5. Bij het opstellen van het persoonlijk plan kan de cliënt gebruik maken van cliëntondersteuning die via de gemeente wordt aangeboden.

6. De cliëntondersteuner ziet erop toe dat het persoonlijk plan of familiegroepsplan ingaat op alle mogelijkheden waarover de cliënt zelf beschikt om een (gedeeltelijke) oplossing voor zijn probleem te vinden.

7. Een persoonlijk plan omvat tenminste:

a. een beschrijving van de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b. een inventarisatie van de oplossingsmogelijkheden;

c. mogelijkheden om, indien van toepassing, de mantelzorger te ondersteunen;

d. mogelijkheden van lokaal en regionaal beschikbare algemene voorzieningen die bijdragen aan het oplossen van het probleem;

e. mogelijkheden die ontstaan door voorliggende voorzieningen vanuit diverse regelingen, zoals zorgverzekering, openbare gezondheidszorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs, wonen, werk en inkomen;

f. toestemming om in het kader van de hulpvraag relevante persoonlijke gegevens uit te wisselen met personen betrokken bij de uitvoering van het plan.

Artikel 2.3 Gesprek

1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst het sociale netwerk zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, eerder ingezette ondersteuning, veiligheid, ontwikkeling, situatie van het huishouden en het probleem of de hulpvraag van de cliënt;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of overige voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening of individuele voorziening te verstrekken;

i. welke bijdrage in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning verschuldigd zal zijn;

j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze, en

k. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.

2. Als de cliënt een persoonlijk plan of familiegroepslan, als bedoeld in artikel 2.2, lid 7 heeft ingediend, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

Afhankelijk van de leeftijd wordt er bij een jeugdige om toestemming gevraagd aan de ouders of de jeugdige zelf, conform artikel 7.3.4. van de Jeugdwet.

4. Het college kan alleen in overleg met de cliënt en vertegenwoordigers afzien van een gesprek.

5. Het college kan, na toestemming van de cliënt en/of zijn ouder(s) informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of de onderwijsinstelling, en met deze in gesprek gaan over de aangewezen hulp.

6. Dit artikel is niet van toepassing op verwijzingen van de huisarts en de medisch specialist zoals bedoeld in artikel 2.6 onder g van de Jeugdwet.

Artikel 2.4 Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.2.

2. Het verslag is een zorgvuldige weergave van alle relevante feiten en omstandigheden die in de fase van vraagverheldering zijn verzameld.

3. Een ingediend persoonlijk plan of familiegroepsplan maakt (als bijlage) onderdeel uit van het verslag.

4. Het college verstrekt het verslag aan de cliënt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zeven werkdagen, na het gesprek.

5. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen zeven werkdagen wordt geretourneerd.

6. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens de reden aangeven waarom hij niet akkoord is.

7. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 2.5. Aanvraag

1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening of individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek, voorzien van naam, adres, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en dagtekening, aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 2.6. Afwegingskader individuele voorziening Jeugdhulp en maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

1. Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening als er geen toereikende (andere of overige) voorzieningen zijn en de betreffende individuele voorziening of maatwerkvoorziening bijdraagt aan de zelfredzaamheid en/ of participatie van de cliënt in de samenleving.

2. Mantelzorg en mogelijkheden uit het sociale netwerk van de cliënt gelden niet als afdwingbare voorliggende voorziening.

3. Wanneer een andere wettelijke voorziening toereikend wordt geacht maar het probleem niet (volledig) met deze voorziening wordt opgelost, kan een individuele voorziening of maatwerkvoorziening niet in de plaats van die voorliggende voorziening komen.

4. Voor de hoogte van vergoedingen wordt verwezen naar het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn.

5. Het college bepaalt jaarlijks de hoogte van de vergoedingen.

Hoofdstuk 3 Regels voor het persoonsgebonden budget

Artikel 3.1. Aanvragen van een pgb

1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een budgetplan in, waarbij de cliënt aangeeft:

a. welke voorziening met het pgb wordt ingekocht en door wie deze wordt geleverd;

b. waarom een individuele voorziening of maatwerkvoorziening door een gecontracteerde aanbieder niet passend is;

c. indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

d. hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

e. indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de aanvrager dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond;

f. op welke wijze deze voorziening bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid;

g. op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd;

h. op welke wijze eventuele meerkosten van de voorziening worden bekostigd;

i. een onderbouwde begroting.

2. Een pgb is alleen mogelijk als:

a. De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het persoonlijk plan of familiegroepsplan opgenomen beoogde resultaat;

b. De cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:

1. Is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van Per Saldo, of

2. Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het PGB wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het PGB is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

3. Het college toetst de geschiktheid van cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren;

4. Een pgb is niet mogelijk:

a. Als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;

b. Voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

c. Voor het collectief aanvullend vervoer via de regiotaxi;

d. Wanneer de gemachtigde of vertegenwoordiger tevens de leverancier/ uitvoerder is van de zorg of ondersteuning.

e. Indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het PGB.

Artikel 3.2. Toetsing motivatie-eis

1. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt kan motiveren dat de verstrekking van de voorziening, gelet op diens zelfredzaamheid en/of participatie in de samenleving, de voorkeur heeft boven zorg in natura.

2. Indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt, dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond.

3. Een pgb is van meerwaarde indien uit de motivering blijkt dat:

a. een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura;

b. een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar meerwaarde heeft als dat aansluit bij de levensbeschouwelijke, godsdienstige of culturele achtergrond van de cliënt.

4. Een pgb wordt ook verstrekt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden aangeboden.

Artikel 3.3. Pgb besteden buiten gemeente Baarn

1. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

2. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten de gemeente Baarn.

3. Het college kan op aanvraag de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn verlengen.

4. Op besteding buiten Nederland zijn alle verplichtingen met betrekking tot het persoonsgebonden budget van toepassing.

5. In afwijking van het eerste en tweede lid kan een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden niet buiten gemeente Baarn worden besteed.

Artikel 3.4. Bestedingstermijn

1. De cliënt kan schriftelijk en gemotiveerd vragen het pgb later te mogen aanwenden dan zes maanden na toekenning van de voorziening.

2. Dit verzoek wordt gehonoreerd indien latere aanwending van het budget onvermijdbaar is en de cliënt nog steeds is aangewezen op de voorziening.

Artikel 3.5. De hoogte van een pgb

1. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan hand van het soort voorziening, (maximale) pgb-tarieven, het door de cliënt ingediende plan ter besteding van het pgb (met een onderbouwde opgave van de uitgaven) en de zorgovereenkomst;

2. In het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn staan de maximale pgb-tarieven voor de diverse beschikbare individuele voorzieningen en maatwerkvoorzieningen.

3. Bij de berekening van de pgb-hoogte gelden de volgende voorwaarden:

a. In de zorgovereenkomst moet het werkelijke tarief staan dat nodig is voor de betaling van contacturen en eventuele reiskosten;

b. Bemiddelingskosten, administratiekosten, een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering en tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit een pgb worden betaald;

c. Er wordt geen vrij besteedbaar bedrag gehanteerd binnen het pgb.

Hoofdstuk 4 : Beschermd wonen

Artikel 4.1. Pgb beschermd wonen

1. De leveringsvorm pgb voor beschermd wonen is alleen mogelijk indien sprake is van een kleinschalige woonvorm (accommodatie) die bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners en waarbij aan de volgende cumulatieve eisen wordt voldaan:

a. De bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres, op aaneengesloten adressen of adressen die dichtbij elkaar liggen (binnen een straal van 100 meter);

b. De bewoners hebben in de accommodatie een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten;

Verblijf bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers valt niet onder een kleinschalige woonvorm hetgeen een pgb voor beschermd wonen uitsluit.

Hoofdstuk 5: Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

1. Voor een maatwerkvoorziening, dan wel pgb, wordt aan de cliënt een eigen bijdrage gevraagd, maar niet langer dan dat hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of langer dan de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

2. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage en inkomensgrenzen wordt aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

3. Het aantal perioden van 4 weken waarover een eigen bijdrage wordt berekend, is afhankelijk van de kostprijs van de voorziening.

4. De eigen bijdrage wordt, bij afschrijving van voorzieningen, maximaal tot het moment dat de voorziening economisch is afgeschreven, opgelegd.

5. Voor hulpmiddelen en woningaanpassingen geldt dat de cliënt en/of de persoon als bedoeld in artikel 4.1, vierde lid van de verordening, indien het een woningaanpassing betreft voor een persoon jonger dan 18 jaar, een bijdrage in de kosten verschuldigd is op basis van de kostprijs in onderstaand schema, met inachtneming van de regels die gelden op basis van dit artikel en artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Kostprijs

Aantal perioden die worden aangemeld bij het CAK

Vertaling van perioden naar aantal jaren

Tot € 249,99

13

1

Tot € 499,99

26

2

Tot € 749,99

39

3

Tot € 999,99

52

4

Tot € 2499,99

65

5

Tot € 4999,99

78

6

Vanaf € 5000

91

7

6. De bijdrage voor opvangvoorzieningen verloopt via de centrumgemeente Amersfoort.

7. De eigen bijdrage van de Wmo is niet verschuldigd voor de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in artikel 3.8 lid 4 genoemde categorieën.

8. De eigen bijdrage Wmo kan van 0-100% worden verlaagd indien:

1. Het schuldhulpverleningstraject van de betreffende cliënt wordt geblokkeerd doordat het heffen van de eigen bijdrage vanuit de Wmo leidt tot oplopende schulden;

2. Er sprake is van schulden waardoor de cliënt de eigen bijdrage niet kan betalen en hulp vanuit de Wmo noodzakelijk is. Om te besluiten tot een verlaging van de eigen bijdrage is het een voorwaarde dat men deelneemt aan de gemeentelijke schuldhulpregeling

3. Indien er sprake is van beperkt ziekte inzicht of zorgmijdend gedrag waardoor heffing van de eigen bijdrage leidt tot het niet accepteren van hulp vanuit de Wmo en deze hulp noodzakelijk is

Van noodzakelijke hulp is sprake, wanneer:

- Het ontbreken van deze hulp leidt tot crises waardoor de veiligheid van de cliënt of zijn/haar omgeving in het geding komt en extra inzet van hulpdiensten nodig is.

- Er sprake is van overbelasting van de mantelzorger, in die mate dat directe uitval van de mantelzorger en opname van de cliënt dreigt.

9. Tot een verlaging van de eigen bijdrage Wmo als genoemd in het zevende lid wordt alleen besloten indien er geen andere oplossingen mogelijk zijn en voor de periode, het percentage en de vorm van zorg die noodzakelijk is.

Artikel 5.2 Eigen bijdrage voor Beschermd wonen en Opvang

1. De cliënt beschikt, na afdracht van de eigen bijdrage, over een bedrag dat overeenkomt met de norm voor zak- en kleedgeld conform artikel 23 Participatiewet, welke norm wordt vermeerderd met de standaardpremie bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag en gecorrigeerd met de zorgtoeslag en omgerekend naar vier weken (bijdrageperiode).

2. Bij de toepassing van het eerste lid, wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van de resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

3. De eigen bijdrage is verschuldigd voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de cliënt gebruik maakt van de maatwerkvoorziening;

4. Indien een cliënt gehuwd is en zijn partner geen gebruik maakt van de Opvang geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande (ouder) bij opname in een inrichting zoals bedoeld in artikel 23 van de Participatiewet.

5. Indien de instelling aan de cliënt geen voeding verstrekt, wordt de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met een bedrag voor voeding zoals jaarlijks geïndexeerd vastgesteld door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD).

6. Indien een cliënt ouder/verzorger is van minderjarige kinderen en met hen in de Opvang woont, wordt de norm persoonlijke uitgaven met 10 procent per kind opgehoogd.

7. Indien de gecontroleerde aanschaf van alcohol deel uitmaakt van een behandeling, wordt de norm persoonlijke uitgaven opgehoogd met een bedrag van maximaal € 100,00 per vier weken.

Artikel 5.3. Bijzondere omstandigheden bij Beschermd wonen en Opvang

1. In het geval het inkomen, verminderd met eigen bijdrage, minder bedraagt dan de norm voor persoonlijke uitgaven, wordt de eigen bijdrage zodanig verminderd, dat de norm voor persoonlijke uitgaven beschikbaar blijft. Indien de instelling geen voeding verstrekt, wordt de eigen bijdrage zodanig verminderd dat naast de norm voor persoonlijke uitgaven, ook de norm voor voeding beschikbaar blijft.

2. Het eerste lid geldt niet indien de cliënt verzuimt zijn verantwoordelijkheid te nemen om voldoende inkomen te verwerven.

Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers

Artikel 6.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De manier waarop wordt zorggedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Baarn is opgenomen in de ‘Regeling mantelzorgwaardering gemeente Baarn 2017’.

Hoofdstuk 7: Overgangsregeling en slotbepaling

Artikel 7.1. Maatwerk

Van deze regels kan in het kader van het leveren van maatwerk gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 7.2. Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

1. De ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018’ wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018’ totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze Nadere regels.

4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ’ Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Baarn 2018’ wordt beslist met inachtneming van die Nadere regels.

Artikel 7.3. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019

Ondertekening

BAARN, datum 20 december 2018

burgemeester en wethouders van Baarn,

dhr. A. Najib dhr. M.A. Röell

gemeentesecretaris burgemeester

Toelichting Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

Inleiding

Het college van B&W stelt nadere regels vast die gelden als richtlijn voor het uitvoeren van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2019. Deze regels treden in werking per 1 januari 2019.

Deze toelichting geeft uitleg en verdieping bij onderwerpen die in de Nadere regels worden beschreven.

Procedureregels

Tot de procedure van melding tot besluit behoren de volgende stappen:

- melding van de hulpvraag

- mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning

- (voor)onderzoek, op basis van gegevensverstrekking en gesprek

- een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening of individuele voorziening

- toekenning van een voorziening door het college, op basis van eventueel advies en een verslag van het (voor)onderzoek.

In de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp wordt slechts kort ingegaan op de procedureregels. In de nadere regels wordt uitgebreider ingegaan op de procedure voor een aanvraag voor ondersteuning.

Melding hulpvraag

Een inwoner met een hulpvraag kan zich melden bij het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente. Daarnaast kunnen mensen met een ondersteuningsvraag worden aangemeld bij het Lokaal Team door de verschillende zorg- en welzijnspartijen, zoals algemeen maatschappelijk werk, MEE, ouderenadviseur, etc.

Voor beschermd wonen geldt dat iedere ingezetene van Nederland zich kan melden met een hulpvraag. De gemeente Baarn heeft de gemeente Amersfoort gemandateerd om namens haar gemeente beschikkingen af te geven voor beschermd wonen.

Wanneer de inwoner niet kan worden geholpen in de eerste ondersteuningsvraag en een breed gesprek nodig is, ontvangt de inwoner een bevestiging van de melding en informatie waarin wordt uitgelegd wat het brede gesprek inhoudt.

Vooronderzoek en persoonlijk plan

De aanvrager is verplicht mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de aanvrager redelijkerwijs mag verwachten dat deze belangrijk zijn voor het vinden van een passende oplossing. De Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn gericht is op het vaststellen van het recht op een bepaalde voorziening. De wetgeving beoogt maatwerk te leveren, aansluitend bij de vraag en de geconstateerde problematiek.

De eigen verantwoordelijkheid en kracht van degene met een hulpvraag om een oplossing te vinden voor het probleem dat wordt voorgelegd, wordt bevestigd door de mogelijkheid voor de inwoner om een persoonlijk plan of familiegroepsplan in te dienen. Dit is een belangrijk document in de fase van vraagverheldering en vooronderzoek, omdat de inwoner daarin zelf een beeld geeft van de relevante feiten en omstandigheden, van de te ondernemen acties en van resultaten die bijdragen aan zijn participatie in de samenleving.

In de wet wordt uit gegaan van een “aantoonplicht” voor de aanvrager. Dit betekent dat het aan de inwoner is om alle relevante feiten naar voren te brengen. Vervolgens is het aan de medewerker(s) van de gemeente om de juistheid van deze feiten te verifiëren. De inwoner geeft daartoe uitdrukkelijk toestemming. Het spreekt vanzelf dat de inwoner door de medewerker(s) ondersteund wordt in het volledig en duidelijk presenteren van de relevante feiten en omstandigheden.

Het gesprek

Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de inwoner thuis plaatsvinden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen dan de inwoner aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan personen uit diens sociale netwerk. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek.

In het gesprek wordt in samenspraak met de inwoner bekeken welk resultaat hij wil bereiken ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en participatie en welke oplossingen daarvoor mogelijk zouden kunnen zijn.

Het verslag

Het verslag geeft de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden in zijn netwerk en/of vrijwilligers en de mogelijkheden van algemene voorzieningen weer. Indien nodig geeft het een beschrijving van de in te zetten maatwerkvoorzieningen. Een ingediend persoonlijk plan maakt onderdeel uit van het verslag.

Van het verslag kan niet verwacht worden dat het een altijd een objectieve weergave van de situatie van de cliënt is: het kan duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn.

Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de cliënt het verslag heeft ontvangen, is het zijn verantwoordelijkheid, of die van de mantelzorger, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de cliënt het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de cliënt om aan te geven waarom hij niet akkoord is en te tekenen voor gezien. . In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.

De aanvraag

Als de cliënt het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, adres en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of gespreksverslag voorzien van naam, BSN, adres, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

Het afwegingskader

Bij elke vraag naar ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid of participatie onderzoekt het college met behulp van een algemeen afwegingskader welke oplossing het meest adequaat is. Hierbij zijn de persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de persoon van belang en wordt gekeken wat iemand zelf kan oplossen, welke algemene voorziening of overige voorziening bruikbaar is en welke voorliggende wetgeving van toepassing is om uiteindelijke tot een maatwerkvoorziening of individuele voorziening te komen. In onderstaand afwegingskader wordt de hiërarchie hierbij aangegeven.

1. Eigen oplossingen

a. Eigen kracht

b. Gebruikelijke hulp/zorg

c. Mantelzorg

d. Met hulp vanuit sociale netwerk/vrijwillige hulp

2. Algemeen gebruikelijke voorziening

3. Algemene voorziening of overige voorziening

4. Andere wetgeving

a. Wet langdurige zorg

b. Zorgverzekeringswet

c. Participatiewet

5. Maatwerkvoorziening of individuele voorziening

Dit betekent voor de motivering van de beschikking dat bij het toewijzen van een maatwerkvoorziening of individuele voorziening steeds een verwijzing wordt gemaakt naar de doelstelling van participatie in de samenleving met een korte beschrijving op welke wijze de maatwerkvoorziening daaraan bijdraagt. Bij een afwijzende beschikking is sprake van een zwaardere motivering. De motivering wordt dan opgebouwd vanuit de aanwezige mogelijkheden van bovenstaande voorliggende oplossingen. Bij elke maatwerkvoorziening of individuele voorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst passende voorziening. Daarnaast kan bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning gebruikt worden gemaakt van richtlijnen die zijn vastgelegd in werkinstructies, zoals de “richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden 2015”.

Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

Voordat een cliënt een pgb kan aanvragen, is in een gesprek reeds geconstateerd dat hij een maatwerkvoorziening of individuele voorziening nodig heeft. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt heeft gemotiveerd dat in zijn geval de maatwerkvoorziening of individuele voorziening als pgb de voorkeur heeft boven een verstrekking in natura. Hiertoe dient de aanvrager een budgetplan met (financiële) onderbouwing in bij de gemeente. Het budgetplan gaat ook in op de kwaliteit van de voorziening waarop het betrekking heeft en aan welk resultaat de voorziening bijdraagt.

De eisen voor een pgb in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als pgb-budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.

Het pgb is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. De medewerker van de gemeente/ het Lokaal Team vormt zich een oordeel over de bekwaamheid van aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren. De PGB-zelftest van “Per Saldo” kan hierbij dienen als toetsingskader.

Pgb en kwaliteitscriteria

De kwaliteitseisen die gelden voor voorzieningen in natura gelden ook voor ondersteuning door professionals die in de vorm van een pgb wordt verleend. Deze zijn opgenomen in de wet en in de contracten die met aanbieders zijn afgesloten. Indien de cliënt gebruik maakt van een professional niet in loondienst gelden daarvoor dezelfde eisen ten aanzien van competenties, scholing, training en coaching als voor een professional die in loondienst van een aanbieder werkzaam is.

Beschermd wonen

Pgb beschermd wonen

Dit artikel geeft invulling aan de delegatiebepaling van artikel 2.6A, derde lid, van de verordening. Uit de wettelijke definitie van beschermd wonen volgt dat het een maatwerkvoorziening betreft voor (noodzakelijk) verblijf in een accommodatie van een instelling (zie begripsbepaling van de verordening) en bijbehorende aangewezen ondersteuning. In het geval de cliënt recht heeft op een PGB worden eisen gesteld aan de accommodatie, het moet gaan om een zogeheten kleinschalige woonvorm. Hoewel dat impliciet uit de wet kan worden afgeleid bepaalt het tweede lid expliciet dat verblijf bij ouders of wettelijk vertegenwoordigers niet kan worden aangemerkt als kleinschalige woonvorm.

Bijdrage in de kosten

Bij de vaststelling van eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt voor maatwerkvoorzieningen aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Op grond van artikel 3.1 van dit besluit wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening vastgesteld binnen 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening is verstrekt. De eigen bijdrage gaat met terugwerkende kracht in. Uitzondering op de eigen bijdrage geldt voor het collectief vervoer (de reiziger betaalt immers al een eigen bijdrage per zone) en rolstoelen (wettelijk niet toegestaan).

Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de enige instantie is die namens de gemeente de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen wordt opgelegd over de kostprijs van de voorziening. De kostprijs bestaat uit alle door de gemeente gemaakte kosten voor de maatwerkvoorziening. De eigen bijdrage zal nooit hoger zijn dan de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening en wordt in principe nooit langer dan de duur van het gebruik van de voorziening opgelegd. Als er voor een voorziening twee leveranciers zijn met verschillende kostprijzen, dan zal voor de aanmelding bij het CAK altijd de laagste kostprijs gekozen worden. Bij afschrijving van voorzieningen wordt de eigen bijdrage nooit langer opgelegd tot het moment dat de voorziening economisch afgeschreven is.

In de nadere regels is opgenomen dat het in enkele specifieke situaties mogelijk is om de eigen bijdrage Wmo naar beneden bij te stellen.

Voor de algemene voorziening Hulp bij het huishouden is geen eigen bijdrage via het CAK meer van toepassing. Inwoners betalen een bijdrage van maximaal de kostprijs van de voorziening, hiervoor ontvangen zij direct een factuur van de aanbieder. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018 is de hoogte vastgesteld van de bijdrage die inwoners moeten betalen voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden. Wanneer inwoners behoren tot de Wmo-doelgroep kunnen zij aanspraak maken op een bijdrage in de kosten door de gemeente. Het college stelt jaarlijks in onderling overleg met de zorgaanbieders de hoogte van deze bijdrage vast. Ten aanzien van de algemene voorziening Hulp bij het huishouden wordt onder de Wmo-doelgroep verstaan een inwoner van de gemeente Baarn die langdurige lichamelijke problemen heeft, waardoor hij/zij (een deel van) de huishoudelijke klussen niet kan doen. Er zijn geen volwassen huisgenoten die in staat zijn om het huishouden te doen. Hij/zij is in staat zelf uit te leggen welke taken moeten worden uitgevoerd.