Verordening jeugdhulp Haaksbergen (4.39b1)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp Haaksbergen (4.39b1)

Samenvatting

Deze verordening bevat onder meer regels:

• over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

• over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

• over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

• voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

• ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

• onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 30 oktober 2018

Wettelijke basis:

Bepalingen van Jeugdwet (artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de Verordening jeugdhulp Haaksbergen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse hulp die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • c.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • d.

    individuele voorziening: de via een beschikking toegankelijke, op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • e.

    overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • f.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • g.

    cliëntsysteem: de sociale eenheid waartoe de cliënt behoort en die bestaat uit één of meer personen (huisgenoten) die samen een huishouding voeren.

Hoofdstuk 2 De voorzieningen jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en opvoedadvies;

    • b.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

    • c.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

    • d.

      kortdurende ondersteuning;

    • e.

      kindertelefoon.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ondersteuningsbehoefte 1;

    • b.

      ondersteuningsbehoefte 2;

    • c.

      ondersteuningsbehoefte 3 (inclusief ambulante spoedhulp);

    • d.

      ondersteuningsbehoefte 4 (inclusief enkelvoudige ernstige dyslexiezorg);

    • e.

      wonen en verblijf;

    • f.

      structureel vervoer.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels vaststellen welke overige voorzieningen en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de gemeente, indiening hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 4.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 5.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4 Procedureregels

Het college stelt in nadere regels procedureregels vast over de toegang tot jeugdhulp via de gemeente.

Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder waar de gemeente een overeenkomst mee heeft afgesloten, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 6 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover, in het verslag waarover het college nadere regels vaststelt, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening is afgegeven.

  • 3.

    Het college kan beleidsregels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 7 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in ieder geval aan of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Het college legt bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en;

    • d.

      indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Het college legt bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe de hoogte van het pgb is berekend;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 8 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld pgb plan;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura die wordt verleend door een persoon in dienst van een zorgaanbieder;

    • d.

      bedraagt niet meer dan 85% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura die wordt verleend door een persoon die niet in dienst is bij een zorgaanbieder.

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt betaald voor zijn diensten;

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 9 Nieuwe feiten en omstandigheden, beëindiging, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit over een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een besluit over een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college kan een individuele voorziening beëindigen als niet langer aan het woonplaatsvereiste wordt voldaan of als de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet meer gebruiken of niet meer nodig hebben.

Artikel 10 Controle

  • 1.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Artikel 10a Toezichthouders

  • 1.

    Het college wijst toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.9 van de Jeugdwet.

  • 2.

    De aangewezen toezichthouder is belast met het toezicht op de rechtmatigheid in het kader van de Jeugdwet. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      inlichtingen te vorderen;

    • b.

      de (cliënten)administratie te vorderen bij de aanbieder;

    • c.

      de administratie te vorderen van degene die het pgb beheert;

    • d.

      het vorderen van identificatie;

    • e.

      de inzage van documenten en toegang tot gegevens;

    • f.

      het controleren of de aanbieder de verplichtingen uit de toekenningsbeschikking of de overeenkomst met het college naleeft;

    • g.

      het controleren van de overeenkomst(en) die de jeugdige of zijn ouders heeft of hebben gesloten voor een individuele voorziening in de vorm van pgb.

Artikel 11 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 12 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

Artikel 13 Inspraak en medezeggenschap

Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Jeugdwet op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 29 november 2017 vastgestelde Verordening jeugdhulp ingetrokken.

  • 3.

    De op grond van de op 29 november 2017 toegekende individuele blijven gelden totdat het college op grond van deze verordening een besluit heeft genomen over het al dan niet toekennen van een individuele voorziening.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 28 november 2018.

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester

(De Eerste wijziging van de Verordening jeugdhulp is vastgesteld op 18 december 2019 en inwerkinggetreden op 1 januari 2020.)

Ondertekening