Regeling vervallen per 01-10-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen 2019

Geldend van 01-02-2019 t/m 30-09-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen 2019

De raad van de gemeente Alkmaar;

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 09-10-2018

Gelet op het advies van de commissie: Gezamelijk;

Gelet op het bepaalde in artikel 156 en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2018;

b e s l u i t

  • 1.

    Vast te stellen de volgende verordening

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2018

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2019 verder te noemen:

Verordening parkeerbelastingen 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en één aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Alkmaar een overeenkomst heeft afgesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    dagkaart: parkeerticket voor het parkeren gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 24 uur op parkeerapparatuurplaatsen en op belanghebbendenplaatsen, met uitzondering van de kortparkeerplaatsen;

  • e.

    gehandicaptenparkeerkaart: hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • f.

    gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord conform model E6 uit bijlage 1 van het RVV 1990;

  • g.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven hetgeen daaronder wordt verstaan in lid 5 van artikel 225 van de Gemeentewet;

  • h.

    kortparkeerplaats: parkeerplaats waarbij het parkeertarief per half uur of per uur geldt van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur. Indien het betaald parkeren in het gebied langer van kracht is, geldt ná 18.00 uur het tarief van een dagkaart;

  • i.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • j.

    oplaadpunt elektrisch rijden: parkeerplaats met infrastructuur voor het zichtbaar opladen van elektrische voertuigen;

  • k.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan, alsmede belparkeren;

  • l.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • m.

    uitbreidingskader: de begrenzing door de raad vastgelegd waarbinnen het college een experiment kan doen voor een tijdelijk ander parkeerregime. Dat gebied wordt begrensd door de bruine gearceerde lijn met de benaming uitbreidingskader zoals aangegeven op de Kaart gebiedsindeling parkeertarieven op straat van Bijlage II van de vigerende Verordening Parkeerbelastingen;

  • n.

    vergunningjaar: periode van 1 februari tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • 1.

    Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • 2.

    Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze;

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat in geval:

      • 1.

        een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, deze huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel 2, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5. De tarieven worden in de bij dit besluit behorende bijlage opgenomen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel (zie bijlage I).

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur c.q. het aanmelden van de parkeertransactie op de centrale computer op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op een centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of andere schriftuur, en moet worden betaald voorafgaand aan het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 lid 1, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders, voor zover de betreffende locaties zijn gelegen binnen de grenzen zoals vastgesteld door de raad.

Artikel 9 Heffing naar tijdsgelang

  • 1. Indien een algemene parkeerkaart voor een jaar als bedoeld in artikel 2 lid 1, in de loop van het vergunningjaar wordt verleend en de parkeerkaart geldig is tot het einde van het vergunningjaar, is de belasting verschuldigd voor het aantal resterende dagen van het vergunningjaar.

  • 2. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2, in de loop van het vergunningjaar wordt verleend en de vergunning geldig is tot het einde van het vergunningjaar, is de belasting verschuldigd voor het aantal resterende dagen van het vergunningjaar.

  • 3. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2, welke geldig is tot het einde van het vergunningjaar in de loop van het vergunningjaar wordt ingetrokken, bestaat aanspraak op restitutie voor het aantal resterende dagen van het vergunningjaar. Dit geldt voor de vergunning bewoners, vergunning bedrijven, en de hulpverleningsvergunning.

  • 4. Het voorgaande lid is niet van toepassing als de vergunning is ingetrokken in verband met wanbetaling, wanneer in strijd met de vergunningsvoorwaarden is gehandeld, of wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend

Artikel 11 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

  • 1. Het parkeren van de volgende gebruikers wordt niet gereguleerd en zijn derhalve vrijgesteld van het parkeren van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening:

    • a.

      voertuigen die zijn voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart in combinatie met een parkeerschijf, zoals bedoeld in de ‘Regeling gehandicaptenparkeerkaart’

    • b.

      als zodanig herkenbare politievoertuigen

    • c.

      als zodanig herkenbare brandweervoertuigen

    • d.

      als zodanig herkenbare ambulances

    • e.

      als zodanig herkenbare dierenambulances

  • 2. Deze vrijstelling geldt voor wat betreft kort-parkeerplaatsen met inachtneming van de daarvoor geldende maximale parkeerduur.

Artikel 12 Experimenteerartikel

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan binnen het uitbreidingsgebied experimenteren met een tijdelijk ander parkeerregime.

  • 2. Het experimenteren dient aan de volgende eisen te voldoen:

    • a.

      Er dient een enquête onder de bewoners en bedrijven van het desbetreffende gebied gehouden te worden waarbij een respons van tenminste 60% van de bewoners en/of bedrijven ontvangen moet worden;

    • b.

      Uit de respons zoals aangegeven onder onderdeel a. dient tenminste 60% van de bewoners en/of bedrijven positief te reageren op het nieuwe tijdelijke in te stellen regime;

    • c.

      Het experiment dient niet langer dan één jaar te duren;

    • d.

      Na het jaar genoemd onder onderdeel c. dient een evaluatie plaats te vinden om te beoordelen of het experiment wordt omgezet in een definitief parkeerregime.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan binnen het gereguleerde gebied experimenteren met een tijdelijk parkeerregime.

  • 4. Het experimenteren dient aan de volgende eisen te voldoen:

    • a.

      Het experiment dient niet langer dan één jaar te duren;

    • b.

      Na het jaar genoemd onder onderdeel a. dient een evaluatie plaats te vinden om te beoordelen of het experiment wordt omgezet in een definitief parkeerregime.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening parkeerbelastingen 2018, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 oktober 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2019;

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 februari 2019;

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2019’.

Ondertekening

Alkmaar, 22-11-2018

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge,

voorzitter

F. Van Beek,

Griffier

Bijlage 1: Tarieventabel, behorende bij artikel 3 lid 5 de Verordening parkeerbelastingen 2019

Tarieven voor het parkeren bij parkeerapparatuur

2019

1.1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in de binnenstad: (1*)

per uur op vrijdag en zaterdag van 18.00 tot 21.00 uur

€ 3,56

per uur op overige tijdstippen dat parkeerbelasting verschuldigd is:

€ 2,79

1.2

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2

lid 1, bedraagt buiten de binnenstad: (2*)

per uur

€ 2,79

1.3

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in het gebied dat wordt begrensd door Prinses Julianalaan, Westerweg, Prins Bernhardlaan en Wilhelminalaan: (3*)

per uur

€ 1,91

per 4 uur

€ 3,46

1.4

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt: (4*)

van maandag t/m zaterdag van 09.00 tot 18.00 uur op kortparkeerplaatsen

€ 2,79

na 18.00 uur geldt op bovengenoemde locaties een dagtarief van

€ 22,20

1.5

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in het gebied P:

per uur

€ 0,77

per dag

€ 3,17

per maand

€ 28,39

per jaar (Forenzenkaart)

€ 283,35

1.6

Het tarief voor een algemene parkeerkaart, geldig op alle parkeerkeerplaatsen bij parkeerapparatuur in de stad, met uitzondering van kort-parkeerplaatsen, bedraagt:

per dag

€ 22,20

per week

€ 89.00

per maand

€ 178,00

per jaar

€ 1.252,15

1.7

In afwijking van het hier bovenstaande onder 1 t/m 6 bedraagt het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, welke zijn aangeduid met het bord

E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of welke zijn gelegen binnen een zone die met een dergelijke bebording is gemarkeerd onder de toevoeging (op het bord of op een onderbord) van de tekst ‘alleen dagkaarten toegestaan’:

per dag of deel daarvan

€ 22,22

(1*) de maximale parkeertijd bedraagt 2 uur

(2*) de maximale parkeertijd bedraagt 3 uur

(3*) de maximale parkeertijd bedraagt 4 uur

(4*) de maximale parkeertijd bedraagt 0,5 of 1 uur

Tarieven voor het parkeren met een parkeervergunning

2019

2.1

Het tarief voor het parkeren met een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2, bedraagt:

Bewonersvergunning per vergunningjaar

€ 66,09

Gedoogvergunning per vergunningjaar

€ 360,61

Combinatievergunning C en Spoorbuurt per vergunningjaar

€ 108,44

Bedrijfsvergunning

Onbeperkte geldigheidsduur gebied C

Geldig op maandag tot en met vrijdag gebied C

Onbeperkte geldigheidsduur buiten gebied C

€ 548,33

€ 275,19

€ 433,75

Autodatevergunning per vergunningjaar

€ 93,09

Marktvergunning:

€ 57,80

Bezoekersvergunning bewoners fysiek per jaar:

€ 19,44

Bezoekersvergunning bewoner (max 500 uren per jaar) per uur:

€ 0,15

Bezoekersvergunning bedrijven per uur:

€ 2,79

Verhuisvergunning per maand:

€ 7,77

Verhuisbezoekersvergunning (max 50 uren per jaar) per uur:

€ 0,15

Mantelzorgvergunning digitaal (max 400 uren per half jaar) per uur:

€ 0,15

Hulpverleningsvergunning per jaar:

€ 66,09

Tijdelijke vergunning caravan (3 dagen geldig)

€ 2,05

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in art. 2 lid 1 bedragen € 62,70.

De kosten van het verstrekken van een duplicaatvergunning bij verlies of diefstal bedragen € 19,00.

BIJLAGE II: Kaart gebiedsindeling parkeertarieven op straat

Behorende bij de verordening parkeerbelasting 2019

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

De verordening parkeerbelastingen is de grondslag waarop de gemeente betaald parkeren in de vorm van parkeerbelastingen kan toepassen. Zij vindt haar grondslag in artikel 225 van de gemeentewet. Hierin is aangegeven dat een gemeente in het kader van parkeerregulering parkeerbelastingen kan heffen. In beginsel kunnen parkeerbelastingen worden geheven op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden Dit betekent dat de gemeente niet alleen op haar eigen grondgebied, maar ook op andere plaatsen die voor het openbaar verkeer openstaan, parkeerbelastingen kan heffen.

Uitzondering hierop zijn de plaatsen achter een (virtuele) barrière liggen. Krachtens artikel 3 van dat besluit worden Publiekrechtelijke lichamen als ondernemer aangemerkt. Over de parkeerinkomsten uit die betreffende plaatsen dient BTW gerekend te worden. In dat geval is het heffen van parkeerbelastingen niet mogelijk. Het betreft hier niet alleen de parkeergelden in de parkeergarages, maar bijvoorbeeld ook eventuele parkeergelden die worden gevraagd om in de afgesloten binnenstad te parkeren.

Voorts zijn de volgende artikelen uit de Gemeentewet relevant voor het toepassen van parkeerbelastingen.

  • Artikel 149 bepaalt dat het de bevoegdheid is van de gemeenteraad om de verordening vast te stellen

  • Artikel 156 bepaalt dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het heffen van parkeerbelastingen kan overdragen.

  • Artikel 160 bepaalt dat het College bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten

  • Artikel 219 bepaalt dat gemeentelijke belastingen niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen

  • Artikel 234 gaat over de heffing en invordering van parkeerbelastingen

 

Ten slotte is er ook nog het besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Dit gaat voor een belangrijk deel over de wielklem en het wegslepen van voertuigen van wanbetalers. In dit besluit is echter ook het cashless betalen geregeld (artikel 1a). Dat de wetgever niet altijd actueel is blijkt wel uit het tweede lid van dit artikel daar staat het volgende te lezen. “In de situatie, bedoeld in het eerste lid, zal de belastingplichtige voor de voldoening op aangifte tenminste moeten kunnen kiezen tussen een rekening-gebonden chipkaart en een niet-rekening gebonden chipkaart met landelijke dekking. Voorts dienen in de lokale situatie voldoende oplaad- en verkooppunten beschikbaar te zijn.” Zoals u weet zijn prepaid chipbetalingen (i.c. de chipknip) sinds januari niet meer mogelijk.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

De in dit artikel genoemde belastbare feiten zijn overgenomen uit artikel 225 van de gemeentewet.

 

Artikel 3 Belastingplicht

Ook de tekst van dit artikel is overgenomen uit artikel 225 van de gemeentewet

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

Het staat de gemeente vrij om de maatstaf van heffing, het tarief en het tijdvak zelf te benoemen en vast te stellen. In tegenstelling tot de leges is zij volledig vrij in de tarieven die zij hanteert en de tijdvakken die daar bij hoort. Dit alles staat in de tabel. Dit heeft als voordeel dat deze verordening niet jaarlijks hoeft te worden vastgesteld. Het intrekken van de oude en het gelijktijdig vaststellen van de nieuwe tarieventabel door de Gemeenteraad volstaat.

   

Artikel 5 Wijze van heffing

Dit is de formele omschrijving dat de parkeerbelastingen op 2 manieren kan worden voldaan. Het betalen van de vergunning, of, voor de niet-vergunninghouders, het betalen ‘aan de meter’. Dit laatste is een ruim begrip. Hieronder wordt bijvoorbeeld ook verstaan het betalen met de mobile telefoon. Het is aan het college om de betaalwijzen vast te leggen.

 

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Dit artikel geeft aan vanaf wanneer er moet worden betaald.

 

Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling

Dit artikel is eigenlijk een uitwerking van het vorige. Het geeft aan hoe de betaling daadwerkelijk moet worden uitgevoerd voor de verschillende producten (vergunning, aan de meter of de naheffingsaanslag).

 

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

In dit artikel is bepaald dat het aanwijzen waar betaald parkeren van toepassing is geschiedt door het college. De reden dat het college bevoegd is om deze plaatsen aan te wijzen, ligt in de snelheid van handelen. Zij kan op deze wijze parkeerproblemen snel aanpakken door het toevoegen (of verwijderen) van straten aan het fiscale gebied. De gemeenteraad heeft deze (fysieke) ruimte waar het college deze bevoegdheid kan uitoefenen, beperkt door het vaststellen van het ‘uitbreidingskader’.

 

Artikel 9 Heffing naar tijdsgelang

Met dit artikel is gereld dat een vergunninghouder alleen voor het aantal dagen betaalt dat hij de vergunning in bezit heeft. Het tarief wordt berekend vanaf de eerste dag van vergunninghouder zijn tot en met de laatste dag van vergunninghouder zijn. Omdat er vooruit voor de vergunning wordt betaald, krijgt men het ‘ongebruikte’ deel terug bij het inleveren van de vergunning. Uitzondering hierop zijn de in het laatste lid van het artikel genoemde situaties. In dat geval is intrekken een uitvloeisel van de vergunningsvoorwaarden.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

Parkeerbelastingen zijn een algemene, zakelijke belasting. Het gelijkheidsbeginsel staat centraal, daarnaast is er ook nog artikel 219 van de gemeentewet die het aanpassingen van de belasting op basis van inkomsten et cetera verbiedt. Als men de verplichting is aangegaan om te betalen, dan blijft men die verplichting houden.

 

Artikel 11 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

Parkeerbelastingen zijn bedoeld om het parkeren te reguleren. Van een aantal doelgroepen is het niet gewenst om het parkeren te reguleren. Deze zijn benoemd in dit artikel.

 

Artikel 12 Uitbreidingskader

De gemeenteraad heeft het een uitbreidingskader vastgesteld. Hierbinnen heeft het college de bevoegdheid om tijdelijk een ander parkeerregime in te stellen. Gedacht kan worden aan vergunninghoudersparkeren.

 

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Dit betreft praktische zaken, zoals de betalingsvoorwaarden of de wijze waarop parkeerapparatuur in werking moet worden gesteld.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Evident