Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en invordering van Toeristenbelasting 2019 gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Toeristenbelasting 2019 gemeente Utrecht

(raadsbesluit van 8 november 2018)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 september 2018 met kenmerk 5494149

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Mens en Samenleving van 17 oktober 2018;

besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van Toeristenbelasting 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Vakantieonderkomens:

woningen, andere verblijven -niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans- en schepen, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden

Mobiele kampeeronderkomens:

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden

Niet-beroepsmatig verhuurde ruimten:

woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden

Bedrijfsmatige geëxploiteerde ruimten

bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel gedurende het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden

Vaste standplaats

een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting wordt niet geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten:

door degene, die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f en g, h, van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1. De belasting wordt geheven over de vergoeding die ter zake van het houden van verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

2. Indien omzetbelasting verschuldigd is wordt als vergoeding aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens het houden van verblijf met overnachten aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Artikel 6 Tarief

De belasting bedraagt zes procent van de in artikel 5 bedoelde vergoeding.

Artikel 7 Belastingtijdvak

De belasting wordt geheven per kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag

2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid moeten aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 10 Aanmeldingsplicht

1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot het houden van verblijf met overnachten verschaft, dit schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering

Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

1. De Verordening toeristenbelasting 2017, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2016 (Gemeenteblad van Utrecht 2016, nr. 162033) wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening Toeristenbelasting 2019".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2018.

De griffier,

mr. M. van Hall CMC

De burgemeester,

mr. J.H.C. van Zanen