Regeling vervallen per 01-01-2024

Bomenverordening gemeente Meierijstad

Geldend van 27-11-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

Bomenverordening gemeente Meierijstad

De raad van de gemeente Meierijstad;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 oktober 2018;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende:

Bomenverordening gemeente Meierijstad

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 4.1 aanhef en onder a Wet natuurbescherming.

  • b.

    Beschermde houtopstand: houtopstanden die staan vermeld op de Groene Kaart.

  • c.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • d.

    bomeneffectanalyse: een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

  • e.

    boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 30 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 30 cm geldt geen minimale stamomtrek bij toepasbaarheid van artikel 13 van deze verordening.

  • f.

    boomdeskundige: een deskundige in bezit van minimaal een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Worker.

  • g.

    boomkroon: bovenste gedeelte van een houtopstand. De kroon omvat de takken met bladeren en wordt gedragen door de stam van de houtopstand.

  • h.

    boomwaarde: de monetaire of vervangingswaarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Meierijstad.

  • j.

    dunning: een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende bomen.

  • k.

    Gemeentelijk Groenfonds: gemeentelijk compensatiefonds met daarin geoormerkte gelden die bestemd zijn voor het herplanten van houtopstanden.

  • l.

    Groene Kaart: door het college vastgestelde kaart met daarop aangewezen Beschermde houtopstanden.

  • m.

    haag/heg: een lijnvormig landschapselement waarbij struiken of bomen op korte afstand van elkaar in één of meerdere rijen geplant zijn. Een haag/heg wordt één of meerdere keren per jaar geschoren.

  • n.

    hakhout: een beplanting van loofhoutopstand die dicht bij de grond periodiek wordt teruggezet/gesnoeid, zodanig dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen.

  • o.

    Hoofdgroenstructuur: op Groene Kaart vermelde structuur.

  • p.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers of andere houtachtige gewassen.

  • q.

    houtsingel: een lijnvormig landschapselement dat meestal bestaat uit één of meerdere rijen inheemse struiken waartussen één of meer rijen inheemse bomen staan. Een houtsingel kan ook alleen uit struik- of boomvormers bestaan.

  • r.

    houtwal: een op een aarden wal staand lijnvormig landschapselement dat meestal bestaat uit één of meerdere rijen inheemse struiken waartussen één of meer rijen inheemse bomen staan. Een houtwal kan ook alleen uit struik- of boomvormers bestaan.

  • s.

    kandelaberen: het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

  • t.

    knotten: het afzagen van de kroon van de houtopstand.

  • u.

    kweekgoed: houtopstanden, gekweekt door rechtspersoon en bedoeld voor verkoop.

  • v.

    landschapselement: houtopstand buiten de bebouwde kom, die een rij, haag/heg, houtwal, houtsingel, hakhout of struweel met een minimale lengte van 10 m of een minimale oppervlakte van 50 m2, tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2. Rijbeplanting bevat niet meer dan 20 houtopstanden, gerekend over het totaal aantal rijen.

  • w.

    Monumentale houtopstand: houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Groene Kaart.

  • x.

    struweel: een landschapselement met 1 m tot 6 m hoge houtopstanden, mogelijk aangevuld met hogere bomen.

  • y.

    terugzetten: het voor periodiek regulier onderhoud dicht bij de grond snoeien van een beplanting van loofhoutopstand, zodanig dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen.

  • z.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de boomkroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen en knotten: het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • aa.

    Waardevolle houtopstand: houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Groene Kaart.

  • bb.

    Wijkgroenstructuur: op Groene Kaart vermelde structuur.

  • cc.

    zelfstandige eenheid houtopstanden: houtopstanden die in ruimtelijke zin een aaneengesloten geheel vormen.

Artikel 2 Groene Kaart

  • 1.

    Het college stelt een Groene Kaart vast.

  • 2.

    De Groene Kaart bevat een samenhangend geheel van te beschermen Hoofdgroenstructuren, Wijkgroenstructuren, bomenlanen, bomenrijen, boomvlakken, solitaire houtopstanden, landschapselementen en Monumentale en Waardevolle houtopstanden.

  • 3.

    De Groene Kaart kan na eerste vaststelling eenmalig na 1 jaar worden herzien en kan vervolgens een keer in de 5 jaar door het college worden herzien.

Artikel 3 Velverbod Beschermde houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden Beschermde houtopstanden te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning om Beschermde houtopstanden te vellen verlenen, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • c.

      periodiek regulier onderhoud aan landschapselementen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      fruitbomen mits geen hoogstamfruitbomen;

    • b.

      windschermen om in werking zijnde boomgaarden;

    • c.

      naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m, en

      • 3.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 5.

    Buiten de bebouwde kom geldt het in het eerste lid gestelde verbod verder niet voor houtopstanden buiten erven en tuinen, mits staand in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 6.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het vijfde lid.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan, indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 4 Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 3

  • 1.

    Een omgevingsvergunning voor het vellen van een Beschermde houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud zijn onderzocht, slechts bij uitzondering door het bevoegd gezag worden verleend indien:

    • a.

      sprake is van een Monumentale houtopstand en een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • b.

      sprake is van een Waardevolle houtopstand en een algemeen maatschappelijk belang of een zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • c.

      sprake is van een boom met een stamomtrek van 30 cm die deel uitmaakt van een Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, bomenlaan of bomenrij en een algemeen maatschappelijk belang of zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard dat opweegt tegen duurzaam behoud van de boom.

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor vellen kan tevens worden verleend:

    • a.

      indien de reden voor velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is;

    • b.

      indien naar het oordeel van een boomdeskundige:

      • 1.

        de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

      • 2.

        instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of ernstige schade of;

      • 3.

        sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand, die niet vallen onder regulier periodiek onderhoud.

Artikel 5 Velverbod overig

  • 1.

    Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 3 eerste lid, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen. Het gaat om de volgende houtopstanden:

    • a.

      op de Groene Kaart aangewezen solitaire houtopstand met een stamomtrek van minimaal 100 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld;

    • b.

      op de Groene Kaart aangewezen boomvlakken of landschapselementen;

    • c.

      houtopstand aangeplant op grond van artikel 11 en 12;

    • d.

      houtopstand aangelegd op grond van overeenkomst publiekrechtelijk bestuursorgaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • c.

      periodiek regulier onderhoud aan landschapselementen;

    • d.

      velling van houtopstanden in eigendom van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of Brabants Landschap, mits in opdracht van deze organisaties;

    • e.

      dunning op basis van een door college goedgekeurd beheerplan van houtopstanden in gemeentelijk eigendom die staan buiten de bebouwde kom;

    • f.

      houtopstand waar voor velling een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder b. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist;

    • g.

      houtopstand aangeplant volgens de regeling van de oorspronkelijke gemeenten Sint-Oedenrode en Veghel ‘nieuw groen is vrij groen’ Groenconvenant buitengebied.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      fruitbomen mits geen hoogstamfruitbomen;

    • b.

      windschermen om in werking zijnde boomgaarden;

    • c.

      naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m, en

      • 3.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 4.

    Buiten de bebouwde kom geldt het in het eerste lid gestelde verbod verder niet voor houtopstanden buiten erven en tuinen, mits staand in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 5.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het vierde lid.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 6 Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 5

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een vergunning om te vellen als bedoeld in artikel 5 weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2.

    De vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de cultuurhistorische waarden;

    • d.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning verlenen of onder voorschriften verlenen indien de reden tot velling, een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek, is.

Artikel 7 Verplichtingen pootgerechtigden

  • 1.

    Hij die een zakelijk recht van beplanting op een weg heeft, is verplicht:

    • a.

      van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien van beplanting op de weg, ten minste 30 dagen van te voren schriftelijk kennis te geven aan het college;

    • b.

      zich bij dat planten, vellen of rooien te gedragen overeenkomstig de voorschriften, die hem door het college gegeven zijn in het belang van de veiligheid van het wegverkeer;

    • c.

      gevolg te geven aan de schriftelijke lastgeving van het college binnen de bij de last te bepalen termijn de houtopstand, of takken of wortels, die voor het gebruik van de weg gevaarlijk zijn te verwijderen;

    • d.

      houtopstanden die dood, omgewaaid of afgebroken zijn, onverwijld te verwijderen.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor gevallen, waarin de provinciale wegenverordening geldt.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    De vergunning of omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemoti¬veerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, onder overlegging en een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid, kan het bevoegd gezag verzoeken tot overlegging van een bomeneffectanalyse opgesteld door een boomdeskundige, van een compensatieplan en/of een rapportage van nader onderzoek aan de houtopstand.

  • 3.

    Bij velling van op Groene Kaart aangewezen boomvlakken of landschapselementen vermeldt de aanvraag:

    • a.

      de vierkante meters grondoppervlakte waarin te vellen houtopstanden;

    • b.

      het aantal te vellen hakhout of bomen met een minimale stamomtrek van 100 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld.

Artikel 9 Intrekking of wijziging

De vergunning of omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, of omgevingsvergunning intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of omgevingsvergunning is verleend is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of omgevingsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 10 Beperking geldigheidsduur

  • 1.

    De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal 3 jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts 3 jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één houtopstand of enkele houtopstanden al geveld zijn.

Artikel 11 Bijzondere voorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage ter hoogte van de boomwaarde gestort dient te worden in het Gemeentelijk Groenfonds.

  • 3.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd zijn.

  • 5.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 12 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage ter grootte van de boomwaarde, gestort dient te worden in het Gemeentelijk Groenfonds.

  • 3.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomeneffectanalyse door een boomdeskundige op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 5.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 13 Afstand tot de erfgrenslijn

  • 1.

    De afstand, als bedoeld in artikel 5:42 tweede lid Burgerlijk Wetboek gemeten vanaf het hart van de stam, is vastgesteld op 50 cm voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

  • 2.

    Voor bomen in gemeentelijk eigendom en particuliere Beschermde houtopstanden die voor inwerkingtreding van de verordening zijn aangeplant, is deze afstand vastgesteld op nihil.

Artikel 14 Bestrijding van ziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders, is de rechthebbende - indien hij daartoe door het college is aangeschreven - verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtopstand of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende ziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het college kunnen worden verricht.

Artikel 15 Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden om houtopstand, die eigendom van gemeente Meierijstad is, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een houtopstand in eigendom van gemeente Meierijstad aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

Artikel 16 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 7, 14 of 15, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Bij de eis tot strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 17 Toezicht en opsporing

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

  • 2.

    Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening gemeente Meierijstad’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3.

    Op datzelfde tijdstip vervalt hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sint-Oedenrode 2014.

  • 4.

    Na het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart vervalt de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012 en de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012.

Artikel 19 Overgangsbepaling

  • 1.

    De vergunningen of omgevingsvergunningen die verleend zijn krachtens de in artikel 18 derde en vierde lid genoemde verordeningen, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden, verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen voor een vergunning of omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

  • 3.

    Na inwerkingtreding van de verordening, gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, voor de gebieden van de voormalige gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode, de regels van de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012. Voor het gebied van de voormalige gemeente Veghel gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van d.d. 8 november 2018,

De griffier,

A.F.J. Franken,

De burgemeester,

ir. C.H.C. van Rooij

Toelichting Bomenverordening gemeente Meierijstad

Artikelsgewijs

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

d. bomeneffectanalyse

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomeneffectanalyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

e. boom

Afbakening van het begrip boom is van belang voor het aangeven van een ondergrens van het velverbod voor bepaalde categorieën bomen. Slechts houtopstanden met een stamomtrek van minimaal 30 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, vallen onder de term ‘boom’. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar ervoor zorgt dat een gezonde boom doodgaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom velt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

j. dunning

Dunning is een vorm van vellen die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende bomen zal verbeteren.

n. hakhout: Hakhout heeft vaak een stamomtrek van minder dan 30 of 100 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld.

p. houtopstand

Een begrip van deze verordening, dat onder andere van belang is om aan te geven dat bestrijding van boomziekten en bescherming van gemeenteboom tegen vandalisme, betrekking heeft op meer houtige gewassen dan alleen bomen met een stamomtrek van minimaal 30 cm. Ook hakhout valt onder deze term.

s. kandelaberen

Een vorm van snoeien waarbij alle takken op de gesteltakken, op 1,00 - 1,50 m vanaf de stam/harttak worden teruggezaagd. Periodiek snoeien blijft daarna nodig.

t. knotten

Een beheermaatregel waarbij alle takken boven de knot (afgezaagde stam, veelal op 1,50 - 2,50 m hoogte) worden afgezaagd. De nieuwe takken worden periodiek (eens in de 3 - 10 jaar) teruggezet: het zogenaamde ‘knotten’.

z. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet omgevingsvergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel omgevingsvergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in bomen eveneens omgevingsvergunningplichtig.

Artikel 3: Velverbod Beschermde houtopstanden

Lid 4. Hier staat een vrijstelling voor houtopstanden waarvoor op grond van artikel 4.1 onder c tot en met f en onder h Wet natuurbescherming (Wnb), een vrijstelling van de meld- en herplantplicht van artikel 4.2 en 4.3 Wnb geldt. Het is onnodig dergelijke houtopstanden onder het gemeentelijk velverbod te houden.

Lid 5 en 6. Hier staat de reikwijdte van de vrijstelling van het velverbod die noodzakelijk is op grond van het regelverbod van artikel 4.6 Wnb.

Lid 7. Indien een houtopstand direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot velling overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

Artikel 5: Velverbod overig

Lid 1 onder b. Voor kleinere houtopstand in boomvlakken en landschapselementen wordt per vierkante meter grondoppervlakte omgevingsvergunning aangevraagd. Staan hier echter tevens bomen met een stamomtrek van minimaal 30 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, dan vallen dergelijke bomen separaat onder het velverbod en worden zij separaat in de aanvraag vermeld. Zie hiervoor artikel 8.

Lid 1 onder d. Er is een velverbod voor houtopstand die is aangeplant op grond van artikel 11 en 12. Dit kunnen houtopstanden zijn met een stamomtrek kleiner dan 30 of 100 cm.

Lid 3. Hier staat een vrijstelling voor houtopstanden waarvoor op grond van artikel 4.1 onder c tot en met f en onder h Wet natuurbescherming (Wnb), een vrijstelling van de meld- en herplantplicht van artikel 4.2 en 4.3 Wnb geldt. Het is onnodig dergelijke houtopstanden onder het gemeentelijk velverbod te houden.

Lid 4 en 5. Hier staat de reikwijdte van de vrijstelling die noodzakelijk is op grond van het regelverbod van artikel 4.6 Wnb.

Lid 6. Indien een houtopstand direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot velling overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

Artikel 12: Herplant-/instandhoudingsplicht

De wijze waarop deze zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt ook op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel- of instandhoudingssanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom bij het besluit tot herplantverplichting, tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

Artikel 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

Dit artikel is onder andere bedoeld om te voorkomen dat gemeentelijke houtopstanden beschadigd raken door voorwerpen zoals verlichtingsdraden die lange tijd in houtopstanden blijven hangen. Hetgeen overlast veroorzaakt, houtopstand afknelt en snoeiwerk onmogelijk maakt.

Artikel 19: Overgangsrecht

Lid 3. Met de inwerkingtreding van de Bomenverordening is de Groene Kaart nog niet direct vastgesteld en onherroepelijk. Om te voorkomen dat er dan geen kader is waarvoor het velverbod geldt, wordt in de gemeente Meierijstad tot aan het onherroepelijk zijn van de Groene Kaart, aan de regels van de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012 getoetst. Deze regels vormen dan het overgangsrecht voor de gebieden die voorheen de gemeente Schijndel en Sint-Oedenrode vormden. Voor het gebied van de voormalige gemeente Veghel geldt dat tot aan het onherroepelijk zijn van de Groene Kaart, aan de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012 wordt getoetst.