Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden houdende regels omtrent uitvoering bomenverordening Nadere regels uitvoering Bomenverordening Leiden 2015, versie februari 2018

Geldend van 24-04-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden houdende regels omtrent uitvoering bomenverordening Nadere regels uitvoering Bomenverordening Leiden 2015, versie februari 2018

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 Betekenis begrippen

  • 1.1 De begrippen in deze nadere regels hebben dezelfde betekenis als de begrippen genoemd in artikel 1 van de Bomenverordening Leiden 2015.

Hoofdstuk 2 - Beschermde houtopstand en Groene Kaart

Artikel 2 Aanwijzing beschermde houtopstand

  • 2.1 Belang- en rechthebbenden kunnen aan burgemeester en wethouders een voorstel doen tot aanwijzing van een houtopstand of tot afvoeren van een beschermde houtopstand op de Groene Kaart.

  • 2.2 Houtopstanden op gronden in particulier eigendom kunnen uitsluitend met schriftelijke toestemming van de rechthebbende worden aan- of afgemeld voor de Groene Kaart.

  • 2.3 Burgemeester en wethouders besluiten éénmaal per jaar bij de actualisatie van de Groene Kaart over de voorstellen tot aanwijzing of afvoer van beschermde houtopstanden op de Groene Kaart.

Artikel 3 Het voorstel tot aanwijzing of afvoer

  • 3.1 Het voorstel tot aanwijzing of afvoer van de Groene Kaart dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:

    • a.

      de naam en het adres van degene die het voorstel doet en van de rechthebbende,

    • b.

      de locatie van de houtopstand, X en Y coördinaten,

    • c.

      de soort, leeftijd en vitaliteit van de houtopstand,

    • d.

      de argumenten om tot aanwijzing of afvoer van de Groene Kaart te komen op basis van de in de Bomenverordening Leiden 2015 aangegeven waarden.

  • 3.2 De in artikel 2, lid 4 van de Bomenverordening Leiden 2015 aangegeven waarden zullen als volgt worden gevalideerd:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden (maximaal 40 punten).

      • -

        De houtopstand heeft een ecologische functie voor beschermde plant- of diersoorten die afhankelijk zijn van de betreffende boomsoort. De beschermde soorten komen hierbij binnen een straal van 500 meter voor (20 punten)

      • -

        De houtopstand is onderdeel van het leefgebied (voedsel of rustplaats) van een of meerdere inheemse soorten (10 punten)

      • -

        De houtopstand draagt als solitair bij aan de klimaatadaptatie van de stad (opvangen van hemelwater en schaduw) (5 punten)

      • -

        De houtopstand heeft een wezenlijke functie voor het opvangen van fijnstof (5 punten)

    • b.

      landschappelijke waarden (10 punten).

      • -

        De houtopstand is kenmerkend voor een van de landschapstypen, landgoederenlandschap, veenweidelandschap en water landschap zoals omschreven in het ‘Ecologisch beleidsplan Leiden’ (10 punten)

    • c.

      cultuurhistorische waarden (10 punten).

      • -

        De houtopstand heeft een duidelijke relatie met de ruimtelijke kenmerken van zijn omgeving of is gekoppeld aan een historisch gebruik (10 punten)

    • d.

      waarden van stadsschoon (maximaal 20 punten).

      • -

        De houtopstand heeft een bijzondere herfstverkleuring, bladvorm, herfstproducten en/ of bloeiwijze (5 punten)

      • -

        De houtopstand is geplant zoals deze architectonisch, stedenbouwkundig of landschappelijk bedoeld is (5 punten)

      • -

        De habitus/ groeivorm van de houtopstand benadert de natuurlijke vorm en is vrij uitgegroeid (5 punten)

      • -

        De variëteit van de houtopstand is zeldzaam en heeft een aandeel van 2% of minder van het Leidse bomenbestand (5 punten)

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid (10 punten).

      • -

        De houtopstand staat in een recreatieve zone (10 punten)

    • f.

      waarde voor de groene hoofdstructuur van de stad (10 punten).

      • -

        De houtopstand staat in de groene hoofdstructuur van Leiden, zoals vastgesteld in de structuurvisie Leiden 2025 (10 punten).

Artikel 4- Behandeling van de voorstellen tot plaatsing op de Groene Kaart

  • 4.1 Jaarlijks na 1 oktober starten burgemeester en wethouders de aan- of afwijzingsprocedure voor plaatsing van houtopstanden op de Groene Kaart. Degenen die voor 1 oktober van het betreffende jaar een voorstel hebben gedaan tot plaatsing van een houtopstand worden schriftelijk geïnformeerd over de start en de uitvoering van de procedure.

  • 4.2 Burgemeester en wethouders stellen een ontwerpbesluit op naar aanleiding van de voorstellen. De voorstellen worden getoetst aan de redengevende waarden en voorzien van een weging. Indien een solitaire boom meer dan 75 punten heeft behaald, is deze voldoende onderscheidend en komt deze in aanmerking voor plaatsing op de Groene Kaart. De uitkomst van de toetsing wordt als motivering opgenomen in het ontwerpbesluit.

  • 4.3 Het ontwerpbesluit geeft aan of het gaat om een solitaire boom, een boomstructuur of een boomgebied.

  • 4.4 De solitaire bomen krijgen een nadere aanduiding als monumentale boom (ouder dan 80 jaar), herdenkingsboom (een door Burgemeester en Wethouders toegekende status) toekomstboom of waardevolle boom (de overige solitaire bomen).

  • 4.5 De belang- en rechthebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het ontwerpbesluit.

  • 4.6 Burgemeester en wethouders geven een gemotiveerde reactie op de ingediende zienswijze. Plaatsing van houtopstanden op de Groene Kaart leidt tot een gedeeltelijke herziening van de Groene Kaart.

  • 4.7 Op de procedure tot plaatsing van houtopstanden op de Groene Kaart is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5- Jaarlijkse vaststelling van de Groene Kaart

  • 5.1 Burgemeester en wethouders kunnen de Groene Kaart en het bijbehorend register jaarlijks herzien, waarbij een overzicht wordt gegeven van de tussentijdse mutaties van de Groene Kaart.

  • 5.2 Wanneer de Groene Kaart met bijbehorend register definitief wordt vastgesteld, wordt deze van de nieuwe bindende datum met jaartal voorzien.

  • 5.3. Omgevingsvergunning aanvragen voor kap/vellen, handhavingsbesluiten en daaraan verbonden maatregelen betreffende een beschermde houtopstand worden getoetst aan de Groene Kaart die op de datum van de binnenkomst van de aanvraag of op de datum van de bekendmaking van het ontwerp handhavingsbesluit geldt.

Artikel 6- Opzet Groene Kaart en bijbehorend register

  • 6.1 Groene Kaart bestaat uit:

    • a.

      een topografische ondergrond waarop de beschermde solitaire bomen, boomstructuren en boomgebieden zijn ingemeten;

    • b.

      het bijbehorende register met de volgende elementen van de beschermde houtopstanden:

      • -

        locatie-aanduiding,

      • -

        Nederlandse soortnaam, wetenschappelijke soortnaam,

      • -

        rechthebbende: natuurlijke persoon, rechtspersoon, gemeente Leiden/overheden,

      • -

        een korte aanduiding van de redengeving van de beschermde houtopstand als beschermde solitaire boom, beschermde boomstructuur of beschermd boomgebied;

    • c.

      het beheersysteem openbare ruimte bevat:

      • -

        een statische kaart met bindende datum 1 oktober en jaartal en

      • -

        een digitale/interactieve kaart.

  • 6.2 Bij verschillen tussen de statische kaart en de digitale kaart is de digitale kaart en het bijbehorende register leidend bij het toepassen van de Bomenverordening Leiden 2015 en de Nadere regels uitvoering Bomenverordening Leiden 2015.

Artikel 7- Behandeling afvoeren beschermde houtopstand van de Groene Kaart

  • 7.1 Een beschermde houtopstand die met onherroepelijk geworden omgevingsvergunning kan worden geveld, wordt na de schriftelijke melding van de rechthebbende of de vergunninghouder van de datum van het feitelijk vellen doorgehaald op de Groene Kaart en in het bijbehorende register bij de jaarlijkse herziening van de Groene Kaart.

  • 7.2 De doorhaling vindt pas plaats als geconstateerd is dat de voorschriften en beperkingen in de vergunning volledig zijn nagekomen.

  • 7.3 Een beschermde houtopstand die door illegale handelingen of mechanische kracht teniet is gegaan, wordt pas doorgehaald op de Groene Kaart en in het bijbehorende register, als de handhavingsbesluiten en –maatregelen, betrekking hebbend op de oorzaak van het tenietgaan van de houtopstand, volledig en onherroepelijk tot uitvoering zijn gekomen.

Hoofdstuk 3 Het compensatieplan

Artikel 8- Inhoud compensatieplan

  • 8.1 Een compensatieplan zal, na goedkeuring door burgemeester en wethouders, onderdeel uitmaken van de te verlenen omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand.

  • 8.2 In een compensatieplan dat onderdeel wordt van de te verlenen vergunning zal het volgende worden bepaald:

    • a.

      waar herplant ter plaatse, op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving plaats zal vinden (locatie op een voldoende gedetailleerde kaart of met x-y-coördinaten);

    • b.

      een omschrijving van de te herplanten houtopstand (soortnaam, maatvoering) en groeiplaats (ondergronds en bovengronds);

    • c.

      een onderbouwing dat de waarde van de aanplant in verhouding is met de waarde die aan de te vellen houtopstand is verbonden;

    • d.

      een beheerplan voor de eerste drie jaren gerekend vanaf de aanplant, waarin onder andere de termijn voor eerste aanplant, inboet perioden, aanwijzingen voor plantgat voorbereiding, verzorging en groei bevorderende maatregelen, welk plantmateriaal- soort, stamomtrek, aantal, is opgenomen.

Artikel 9- Financiële compensatie

  • 9.1 Indien niet ter plekke, in de nabijheid of directe omgeving kan worden herplant volgens een compensatieplan, dan bevat de te verlenen vergunning het voorschrift dat compensatie plaatsvindt door storting van de financiële waarde van de te kappen houtopstand in het Bomenfonds.

  • 9.2 De financiële waarde van de houtopstand/boom, de boomwaardebepaling, wordt berekend op grond van de op dat moment actuele door de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen ( NVTB ) gepubliceerde methode ter bepaling van de boomwaarde.

  • 9.3 Indien de houtopstand/boom niet kan worden gewaardeerd op basis van de in lid 2 genoemde methode, dan wordt een financiële vervangingswaarde door burgemeester en wethouders bepaald.

  • 9.4 In voorkomende gevallen kan de vergunning voorschrijven dat de compensatie gedeeltelijk plaatsvindt op basis van het compensatieplan en gedeeltelijk via storting van een financiële compensatie in het Bomenfonds.

Artikel 10- Financiële compensatie door storting in het Bomenfonds

  • 10.1 Indien in de verleende vergunning het voorschrift tot gehele of gedeeltelijke financiële compensatie is opgenomen van de berekende waarde van de houtopstand/boom, dan dient deze financiële compensatie te worden gestort in het Bomenfonds.

  • 10.2 Het Bomenfonds wordt ingezet voor de versterking van het bomenbestand in de stad.

Artikel 11- Storting in het Bomenfonds is geoormerkt

  • 11.1 De financiële compensatie, die volgens een vergunningvoorschrift voorafgaand aan de feitelijke kap of de uitvoering van de vergunning als waarborgsom moet worden gestort in het Bomenfonds is geoormerkt als bedrag bestemd voor de herplant in een aangewezen aanplantproject.

  • 11.2 De geoormerkte gelden die in het Bomenfonds aanwezig zijn kunnen alleen worden gebruikt voor de in het vergunningvoorschrift aangeduide feitelijke aanplantproject ter versterking van het bomenbestand in de stad.

  • 11.3 In het vergunningvoorschrift over de herplantplicht in een aangewezen aanplantproject wordt aangegeven waar, wanneer, hoe en waarmee de vergunninghouder de feitelijke aanplant ter versterking van het bomenbestand in de stad dient uit te voeren.

Artikel 12- Voorwaarden teruggave storting in Bomenfonds

  • 12.1 De vergunninghouder kan een verzoek doen tot gehele of gedeeltelijke teruggave van de als financiële compensatie voorgeschreven storting in het Bomenfonds indien na de oplevering van het aanplantproject is voldaan aan de vergunningvoorschriften.

  • 12.2 Een aanvraag om een teruggave moet schriftelijk worden ingediend, uiterlijk binnen 1 jaar na de oplevering van het aanplantproject. Daarna bestaat er geen recht meer op gehele of gedeeltelijke teruggave van de financiële compensatie en vervalt het oormerk van de storting in het Bomenfonds.

  • 12.3 De aanvraag moet gemotiveerd zijn en ondertekend zijn door de aanvrager. De aanvraag bevat ten minste de opgave van de kosten het aanplanten van de bomen en de begroting van het verzorgen van de aanplant leidend tot volledig aanslaan en gezond doorgroeien.

  • 12.4 Het college beoordeelt de aanvraag en de bijbehorende documenten en beoordeelt de feitelijke toestand van de aanplant op gezondheid en bestendigheid. Het uit het Bomenfonds uit te keren bedrag wordt hierop afgestemd.

  • 12.5 De uitkering is maximaal het bedrag dat door de vergunninghouder is gestort in het Bomenfonds. De uitkering betreft uitsluitend de kosten van aankoop van de houtopstand/ bomen en het planten (inclusief volledig aanslaan en doorgroeien) en 3 jaar beheerkosten.

  • 12.6 De gelden in het Bomenfonds die niet of niet meer geoormerkt zijn, worden gebruikt voor de versterking van het bomenbestand in de stad.

Hoofdstuk 4 Uitvoeren boomveiligheidscontrole

Artikel 13- Programma boomveiligheidscontrole

  • 13.1 Het programma betreft vier uitvoeringsjaren en vier te onderscheiden stadsdelen.

  • 13.2 Per uitvoeringsjaar wordt binnen het aangewezen stadsdeel de boomveiligheidscontrole in opdracht van burgemeester en wethouders uitgevoerd.

  • 13.3 Het jaarprogramma betreft alle houtopstanden in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 5 Bestendig onderhoud en beheerplan

Artikel 14- Inhoud van een beheerplan

  • 14.1 Het beheerplan geeft per onderdeel of type beplanting (zoals hakhout, knot- of leibomen, houtwallen) aan met welke frequentie bestendig beheer plaatsvindt, in welke tijd van het jaar, met welke gereedschappen en machines werkzaamheden uitgevoerd worden en of er gefaseerd gewerkt wordt (bv. ieder jaar de helft van de oppervlakte of de helft van het aantal bomen). Ook kunnen voorschriften worden opgenomen voor compensatiemaatregelen.

  • 14.2 Het beheerplan moet door burgemeester en wethouders goedgekeurd zijn, voordat het voor uitvoer van bestendig beheer kan worden gebruikt.

Hoofdstuk 6Standaardbepaling Wet natuurbescherming

Artikel 15- Verhouding vergunningverlening en de Wet natuurbescherming

  • 15.1 In de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt het voorschrift opgenomen dat de vergunninghouder verantwoordelijk is voor de uitvoering van de vergunning binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

  • 15.2 De aanvrager van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand dient voor zover van toepassing een ontheffing aan te vragen op grond van de Wet natuurbescherming bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland alvorens de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verleend wordt.

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 16

  • 16.1 Deze nadere regels vervangen de oorspronkelijke Nadere Regels uitvoering Bomenverordening Leiden 2015 en treden in werking op de dag nadat de Nadere Regels door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld.

  • 16.2 De nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels uitvoering Bomenverordening Leiden 2015, versie februari 2018.

Ondertekening