Gemeente Heerlen - Verordening van de gemeenteraad van Heerlen houdende regels omtrent subsidies. Algemene Subsidieverordening Heerlen 2018

Geldend van 08-06-2018 t/m heden

Intitulé

Gemeente Heerlen - Verordening van de gemeenteraad van Heerlen houdende regels omtrent subsidies. Algemene Subsidieverordening Heerlen 2018

Hoofdstuk 1 Inleidende en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Accountantsverklaring

Een verklaring omtrent het onderzoek van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent naar de juistheid, tijdigheid, volledigheid en getrouwheid van de verstrekte informatie over de verleende subsidie, alsmede naar de rechtmatige besteding van de toegekende subsidie.

b. Activiteit

Een samenhangend geheel van werkzaamheden dat door de aanvrager zal worden uitgevoerd en dat naar het oordeel van het college, gezien het maatschappelijk effect, in aanmerking komt voor subsidie.

c. Activiteitenplan

Naast het genoemde in artikel 4:62 Algemene wet bestuursrecht bevat het plan tevens een overzicht van voorgenomen prestaties, zo mogelijk vertaald naar meetbare producten en de relatie van de voorgenomen prestaties met het gemeentelijk beleid.

d. Activiteitenverslag

Zoals bedoeld in artikel 4:80 Algemene wet bestuursrecht.

e. Awb

Algemene wet bestuursrecht.

f. Begroting

Een raming van baten en lasten.

g. Beleidsregel

Zoals bedoeld in artikel 1:3 lid 4 Awb.

h. Boekjaar

Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar, dan wel een schooljaar.

i. College

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Heerlen.

j. Eigen vermogen

Het verschil tussen bezittingen en schulden.

k. Prestaties

In meetbare eenheden omschreven resultaten.

l. Raad

De raad van de Gemeente Heerlen.

m. Rechtspersoon

Een rechtspersoon als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek (BW), Boek 2.

n. Reserve

Deel van het eigen vermogen dat bestaat uit de egalisatiereserve(s) en/of de bestemmingsreserve(s). Onder een egalisatiereserve wordt verstaan: bedrijfseconomisch gezien vrij besteedbaar bestanddeel van het eigen vermogen dat bedoeld is om in de toekomst schommelingen in de kosten op te kunnen vangen. Onder een bestemmingsreserve wordt verstaan: bestanddeel van het eigen vermogen dat bestemd is om in een bepaald jaar uitgaven, die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen, te kunnen bekostigen, waarbij aannemelijk moet zijn dat toekomstige middelen daarvoor tekort schieten.

o. Schooljaar

Het door de betreffende onderwijsinstelling gehanteerde schooljaar, meestal van 1 augustus tot 1 augustus van het volgende jaar.

p. Subsidie

Aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in art.4:21 Awb, eerste lid.

q. Subsidiebeschikking

Een door het college genomen besluit tot:

- het verlenen van een subsidie;

- het afwijzen van een verzoek om subsidie;

- het vaststellen van een subsidie;

- het intrekken of wijzigen van een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling;

- het verlenen van voorschotten.

r. Subsidieperiode

Het in de subsidiebeschikking en/of in de uitvoeringsovereenkomst bepaalde respectievelijk overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. De subsidies van structurele aard worden voor een boekjaar of voor een aantal boekjaren verstrekt.

s. Subsidieplafond

Het ten hoogste beschikbare bedrag zoals bedoeld in art. 4:22 Awb.

t. Subsidievaststelling

De subsidiebeschikking, waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van dat bedrag.

u. Subsidieverlening

De subsidiebeschikking, die voorafgaand aan de subsidiabele activiteiten wordt gegeven, waarbij een omschrijving van de activiteiten en/of uit te voeren prestaties, de maximale hoogte van het subsidiebedrag en de aan de subsidie verbonden verplichtingen worden meegedeeld.

v. Uitvoeringsovereenkomst (subsidieovereenkomst)

De overeenkomst, die op grond van artikel 4:36 Awb tussen de subsidieontvanger en de gemeente gesloten kan worden ter uitvoering van de subsidiebeschikking.

w. Voorziening

Een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid van Boek 2 BW.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor het verrichten van activiteiten op alle gemeentelijke beleidsterreinen, waaronder:

a. welzijn

b. jeugdbeleid

c. maatschappelijke zorg

d. gezondheidszorg

e. sport en recreatie

f. cultuur

g. evenementen

h. media

i. lokaal onderwijsbeleid

j. werk en inkomen

k. milieu- en technologiebeleid

l. natuurbehoud

m. wijkbeheer

n. stadsontwikkeling en –vernieuwing

o. woningverbetering en –aanpassing

p. huisvesting

q. toerisme

r. economische zaken

s. zorg voor dieren

t. openbare orde en veiligheid

u. internationaal beleid

v. verkeersveiligheid

2. Het college kan besluiten dat deze verordening buiten toepassing blijft, indien voor de te subsidiëren activiteiten subsidie wordt verstrekt door bestuursorganen van andere overheden of additionele financiers.

3. Voor zover een bijzondere subsidieverordening regels stelt met betrekking tot een onderwerp, dat eveneens in deze verordening is geregeld, blijft de betreffende bepaling van deze verordening buiten werking.

Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling

1. Binnen de door de raad vastgestelde begroting kan het college subsidieplafonds vaststellen voor beleids(deel)terreinen en bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. Het college, belast met de uitvoering van deze verordening, is bevoegd de subsidiebeschikkingen af te geven.

3. Het college kan voor de subsidies op beleids(deel)terreinen beleidsregels vaststellen.

4. Het college kan ten behoeve van de subsidieverlening en subsidievaststelling formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens.

Artikel 4 Subsidiesoorten en subsidievormen

1. De volgende subsidiesoorten worden onderscheiden:

I Budgetsubsidie

Een per boekjaar te verlenen subsidie, waarbij het college inhoudelijk wil sturen op de activiteiten, meetbare prestaties en resultaten van de professionele subsidieontvanger.

II Waarderingssubsidie

Een van exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie, bedoeld als waardering om bepaalde activiteiten te ondersteunen of mogelijk te maken die het college van belang acht, zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.

III Overige subsidies

De subsidies, die niet onder de hierboven bij I en II omschreven subsidiesoorten vallen, en voor een bepaald doel of activiteit(en) verleend worden.

2. De volgende subsidievormen worden onderscheiden:

I Incidenteel subsidie

Een subsidie voor activiteiten met een eenmalig of experimenteel

karakter. Deze subsidie kan voor ten hoogste vier aaneensluitende boekjaren worden verleend.

II Structureel subsidie

Een subsidie voor jaarlijks terugkerende activiteiten.

3. Subsidies kunnen voor één boekjaar of voor meerdere boekjaren worden verleend.

Artikel 5 Subsidiegerechtigden

1. Subsidie wordt alleen verstrekt ten behoeve van activiteiten, georganiseerd door een rechtspersoon.

2. Het college is bevoegd, indien de aard van de te verrichten activiteiten daartoe aanleiding geeft, een subsidie te verlenen aan natuurlijke personen, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een rechtspersoon in oprichting. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Maximale duur subsidieverlening

1. Subsidie wordt in beginsel verleend voor een tijdvak van maximaal één jaar.

2. Het college kan een meerjarige subsidie verlenen, doch de maximale duur van een subsidieperiode is vier jaar.

3. Indien een meerjarige subsidie wordt verleend, wordt in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager ieder jaar recht heeft.

Artikel 7 Criteria voor subsidieverlening

1. Subsidie wordt slechts verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een gemeentelijk belang dienen en in voldoende mate overeenstemmen met de door de raad en het college geformuleerde beleidsdoelstellingen en prioriteiten.

2. De aanvrager dient te kunnen aantonen dat de verwachting gerechtvaardigd is, dat de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd

met de ter beschikking staande financiële middelen met inbegrip van de te verlenen subsidie en dat er een effectieve en doelmatige werkwijze wordt toegepast.

3. Indien de aanvrager zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan, wordt dit meegewogen in het besluit tot subsidieverlening.

4. De activiteiten waarvoor subsidie gevraagd wordt, moeten open staan voor personen binnen de doelgroep, waarbij binnen de doelgroep door de aanvrager geen onderscheid gemaakt mag worden naar levensbeschouwing, ras of seksuele voorkeur, tenzij dit onderscheid een emancipatorisch doel dient.

5. Doelstelling en werkwijze van de subsidieontvanger mogen niet strijdig zijn met het recht, het algemeen belang en/of openbare orde.

6. Het college kan bepalen dat de subsidieaanvrager zich moet aansluiten bij een overkoepelende organisatie, om in aanmerking te komen voor subsidie.

Artikel 8 Weigeringsgronden

1. Een subsidie wordt, naast het in artikel 4:25 Awb genoemde geval, geweigerd indien de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang en/of openbare orde.

2. Een subsidieverlening kan worden geweigerd indien:

a. De activiteiten reeds plaatsgevonden hebben alvorens een aanvraag om subsidie is ingediend

b. De aanvrager niet staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken gedurende een bepaalde periode, voor zover dat door het college is bepaald.

3. Een subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen, geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

a. De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op het gemeentelijk belang of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de Gemeente Heerlen;

b. De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

c. De aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden om de kosten van de activiteiten te dekken. Onder eigen middelen wordt verstaan: contributies, deelnemersbijdragen, donaties, erfstellingen, legaten en gelden in reserves en voorzieningen;

d. Het subsidieverzoek niet past binnen het beleid van de Gemeente Heerlen.

Artikel 9 Intrekking en wijziging subsidieverlening/vaststelling

1. Conform het bepaalde in artikel 4:48 Awb kan het college, zolang de subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.

2. Conform het bepaalde in artikel 4:49 Awb kan het college een beschikking tot subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.

3. Naast het bepaalde in artikel 4:50 Awb kan het college zolang de subsidie niet is vastgesteld, een lopende subsidieverlening tevens intrekken of ten nadele van de van de ontvanger wijzigen, indien de werkelijke kosten voor uitvoering van de activiteit(en) lager zijn uitgevallen dan de kosten die zijn opgenomen in de bij de subsidieaanvraag bijgevoegde begroting.

4. Conform het bepaalde in artikel 4:51 Awb kan het college de voortzetting van de subsidie weigeren.

Artikel 10 Maatschappelijk acceptabel beloningsbeleid

1. De subsidieaanvrager verstrekt personen, die bij hem een functie bekleden, daarvoor geen hogere bezoldiging dan 77% van de bezoldiging zoals bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector.

2. Voor zover niet voldaan is aan het gestelde in lid 1 wordt hier bij de subsidieverlening en -vaststelling rekening mee gehouden.

Artikel 11 Betaling, bevoorschotting en terugvordering

1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

2. Het subsidiebedrag wordt binnen 6 weken na de subsidievaststelling betaald.

3. Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

4. De subsidiebeschikking vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, alsmede de data waarop de voorschotten worden betaald.

5. Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag of voorschot kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:57 Awb, worden teruggevorderd.

Artikel 12 Verrekening bestuurlijke geldschulden

Het college kan te betalen subsidiebedragen of voorschotten verrekenen met door dezelfde rechtspersoon of natuurlijke persoon jegens de gemeente in te lossen bestuursrechtelijke geldschulden.

Artikel 13 Begrotingsvoorwaarde

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de Raad, wordt de subsidie verleend onder het voorbehoud dat de Raad bij goedkeuring van de begroting voldoende financiële middelen ervoor beschikbaar stelt.

Hoofdstuk 2 Subsidieprocedure budgetsubsidies

Artikel 14 Afdeling 4.2.8 Awb

Op de verlening van budgetsubsidies is afdeling 4.2.8 Awb van toepassing. Het college kan bepalingen uit afdeling 4.2.8 Awb ook op andere subsidiesoorten van toepassing verklaren.

Artikel 15 Aanvraag tot subsidieverlening

1. In afwijking van artikel 4:60 van de Awb dient een aanvraag voor een budgetsubsidie schriftelijk bij het college ingediend te worden :

a. in de periode tussen 1 juni en 31 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, indien het boekjaar een kalenderjaar is.

b. in de periode tussen 1 januari en 1 maart van het jaar, waarin het schooljaar aanvangt, indien het boekjaar een schooljaar is.

2. Het college kan besluiten een aanvraag, die is ingediend buiten de in het eerste en tweede lid genoemde periodes, te weigeren.

Artikel 16 Vereisten aanvraag

1. Een aanvraag voor een budgetsubsidie bevat, naast de vereisten conform artikel 4:2 Awb en gegevens conform de artikelen 4:61 tot en met 4:63 Awb en artikel 4:65 Awb, de volgende gegevens:

a. Een beschrijving van de doelgroep en het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, indien mogelijk, uitgedrukt in meetbare resultaten;

b. Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van het bestuur;

c. Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

d. Een opgave van de met de instelling gelieerde rechtspersonen en de aard van de van de betrekking met die rechtspersonen;

e. Een opgave van het begrote brutosalaris, inclusief werkgeverslasten, van personen die bij aanvrager een functie bekleden, die niet onder de werking van een collectieve arbeidsovereenkomst valt.

f. Het nummer, de tenaamstelling van de bankrekening waar het subsidie naar overgemaakt dient te worden en de naam en functie van de bevoegde ondertekenaar van de aanvraag.

2. Bij een eerste aanvraag worden door de aanvrager, naast het bepaalde in het eerste lid en artikel 4:64 Awb de volgende gegevens verschaft:

a. een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

b. een opgave van de bestuurssamenstelling.

Artikel 17 Beschikking tot subsidieverlening

1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening binnen 22 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2. De beschikking tot subsidieverlening bevat naast het bepaalde in de artikelen 4:30 tot en met 4:32 Awb:

a. de aanduiding van de subsidiesoort;

b. de subsidieverplichtingen.

3. In de beschikking tot subsidieverlening kunnen de volgende zaken worden opgenomen:

a. een begrotingsvoorwaarde conform artikel 13;

b. dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten conform artikel 4:36 Awb;

c. een vergoedingsplicht bij vermogensvorming conform artikel 4:41 Awb, waarin tevens wordt aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald;

d. de wijze van (tussentijdse) rapportage: de gegevensverstrekking over de voortgang van de realisering van de activiteiten, indien mogelijk, geformuleerd in prestatieindicatoren;

e. een termijn voor het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling;

f. een termijn voor ambtshalve subsidievaststelling;

g. de betalingstermijn;

h. de berekeningswijze van de betalingstermijnen;

i. de wijze van bevoorschotting;

j. de vereiste reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole.

Artikel 18 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. Onverminderd de uit de wet voortvloeiende verplichtingen in artikel 4:69 en artikel 4:70 Awb, kan het college de subsidieontvanger een toestemmingsvereiste opleggen voor de in artikel 4:71 lid 1 Awb genoemde (rechts)handelingen.

2. Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen conform artikel 4:38 lid 1 Awb die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze doelgebonden verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

a. de kennis en ervaring van personeel voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

b. de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en het uitvoeren van beleid van de subsidieontvanger;

c. aard, deugdelijkheid, inrichting, beheer en toegankelijkheid van voorzieningen.

3. Het college kan tevens niet-doelgebonden verplichtingen opleggen conform artikel 4:39 lid 1 Awb met het oog onder meer op:

a. milieubelangen;

b. bescherming van minderheden;

c. emancipatorische aangelegenheden;

d. publicatie van de door de gemeente Heerlen verstrekte subsidie.

4. De subsidieontvanger is verplicht alle medewerking te verlenen aan een toezichthouder, die conform artikel 4:59 Awb belast is met het houden van toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling

1. Tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald, dient de subsidieontvanger, in afwijking van artikel 4:74 van de Awb een aanvraag tot subsidievaststelling in:

a. vóór 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, indien het boekjaar een kalenderjaar is;

b. vóór 1 januari van het jaar volgend op het jaar, waarin het schooljaar, waarvoor subsidie is verleend, eindigt, indien het boekjaar een schooljaar is.

2. Indien de aanvraag na afloop van de genoemde termijn niet is ingediend, kan het college de subsidieontvanger uitstel verlenen. Daarbij wordt een termijn genoemd, waarbinnen de aanvraag alsnog moet zijn ingediend.

3. Indien na afloop van de in het tweede lid bedoelde termijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:75 Awb bevat het financieel verslag:

- een opgave van het werkelijke brutosalaris, inclusief werkgevers lasten, van personen die bij aanvrager een functie bekleden, die niet onder de werking van een collectieve arbeidsovereenkomst valt;

- een specificatie van hoe de door het college verstrekte subsidie gelden specifiek zijn aangewend ter verwezenlijking van de gestelde doelen.

Het college kan via steekproeven controleren of de verstrekte financiële gegevens correct zijn en of de activiteiten zijn uitgevoerd.

5. Artikel 4:76 Awb is van overeenkomstige toepassing indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie.

6. Indien het voor een boekjaar in totaliteit verleende subsidiebedrag € 100.000,-- of meer bedraagt, dient het financieel verslag in ieder geval te zijn voorzien van een accountantsverklaring.

7. Naast het bepaalde in artikel 4:78 van de Awb strekt de in artikel 4:78 lid 1 bedoelde opdracht aan de accountant tevens tot een onderzoek of de verstrekte gelden rechtmatig zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en of de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

8. Van de verplichting tot overlegging van de in de vorige leden genoemde bescheiden kan door het college ontheffing worden verleend.

Artikel 20 Beschikking tot subsidievaststelling

1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2. Indien géén beschikking tot subsidieverlening is afgegeven, is op de beschikking tot subsidievaststelling het bepaalde in artikel 17, leden 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Vergoeding bij vermogensvorming

1. Een subsidieontvanger dient het college onmiddellijk schriftelijk op de hoogte te stellen van het voornemen tot ontbinding van de organisatie, het staken van haar activiteiten en/of het niet meer functioneren overeenkomstig haar doelstellingen. Indien de verleende subsidie(s) heeft (hebben) geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de in artikel 4:41 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan.

2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, aangewezen door het college. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen, waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college aan die derde worden overgedragen.

Artikel 22 Andere financiële bepalingen

1. Reserves en voorzieningen kunnen alleen gevormd worden in opdracht of met instemming van het college.

2. Indien een bestemmingsreserve niet gebruikt wordt voor het doel waarvoor ze gecreëerd is, kan de bestemmingsreserve in opdracht of met instemming van het college opgeheven worden en aan de egalisatiereserve toegevoegd.

3. Bij een positief exploitatieresultaat bedraagt de egalisatiereserve, vermenigvuldigd met het aandeel van de gemeentelijke subsidie in de totale inkomsten van de subsidieontvanger, maximaal 30% van de laatst vastgestelde budgetsubsidie.

4. Voor zover het in het derde lid bedoelde maximum in een boekjaar wordt overschreden, stelt het college de op dat boekjaar betrekking hebbende subsidie lager vast dan het verleende subsidiebedrag.

5. Bij een negatief exploitatieresultaat komen alle tekorten ten laste van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 3 Subsidieprocedure waarderingssubsidies

Artikel 23 Aanvraag tot subsidieverlening

1. Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt door middel van een daartoe verstrekt aanvraagformulier bij het college ingediend binnen een door het college te bepalen termijn.

2. Een aanvraag die is ingediend buiten de in het eerste lid bedoelde termijn kan worden geweigerd.

3. De opgenomen bepalingen met betrekking tot de vereisten van de aanvraag tot subsidieverlening in artikel 16 zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Aanvraag tot subsidievaststelling

1. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, kan het college bepalen dat het aanvraagformulier tevens wordt gebruikt voor de aanvraag tot vaststelling van de waarderingssubsidie.

2. De subsidieontvanger van een waarderingssubsidie voor sportactiviteiten dient de aanvraag tot subsidievaststelling in vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend. Een subsidie voor jeugdleden en minder valide leden wordt direct, zonder voorafgaande subsidieverlening, vastgesteld.

2. Het college kan bij de subsidieverlening beslissen dat bepalingen met betrekking tot de vereisten van de aanvraag tot subsidievaststelling, zoals opgenomen in artikel 19, leden 4 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 25 Beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling

1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2. De opgenomen bepalingen met betrekking tot de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling in artikel 17, leden 2 en 3, en artikel 21, leden 2 tot en met 4, zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de uit artikel 4:37 Awb voortvloeiende verplichtingen is het bepaalde in artikel 18, lid 1 tot en met 4, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Subsidieprocedure overige subsidies

Artikel 27 Aanvraag tot subsidieverlening

1. Een aanvraag voor een overig subsidie wordt bij het college tenminste 12 weken vóór de aanvang van de activiteit ingediend, tenzij het college een afwijkende termijn vast stelt.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:5 Awb kan het college, indien de aanvraag minder dan 12 weken vóór het tijdstip van de aanvang van de activiteit dan wel niet binnen de vastgestelde afwijkende termijn is ingediend, besluiten de aanvraag te weigeren.

3. De opgenomen bepalingen met betrekking tot de vereisten van de aanvraag subsidieverlening in artikel 16 van deze verordening zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28 Aanvraag tot subsidievaststelling

1. Binnen 12 weken na afloop van de activiteit legt de subsidieontvanger door middel van de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording af via een verslag bestaande uit een financiële verantwoording en een inhoudelijk verslag.

2. Het college kan bij de subsidieverlening beslissen dat bepalingen met betrekking tot de vereisten van de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen in artikel 20, de leden 4 t/m 8 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 29 Beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling

1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijke subsidiabele kosten, met een maximum van het verleende subsidie.

3. De opgenomen bepalingen met betrekking tot de beschikking tot subsidieverlening en tot subsidievaststelling in artikel 17 lid 2 en lid 3, artikel 19, lid 2 t/m 4 en artikel 22, zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de uit artikel 4:37 Awb voortvloeiende verplichtingen is het bepaalde in artikel 18, lid 1 tot en met 4, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, voor zover toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 32 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet, beslist het college.

Artikel 33 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. De Algemene Subsidieverordening Heerlen 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 december 2013, wordt ingetrokken.

Artikel 34 Overgangsbepalingen

1. Op subsidieaanvragen, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, is de Algemene Subsidieverordening Heerlen 2014 van toepassing.

2. De op grond van de Algemene Subsidieverordening Heerlen 2014 door het college vastgestelde beleidsregels, alsmede eerder vastgestelde beleidsregels die op basis van het in die verordening opgenomen overgangsrecht hun rechtskracht hebben behouden, blijven van kracht.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Heerlen 2018”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de Gemeente Heerlen van 30 mei 2018.

ALGEMEEN

De ASV fungeert als een “kapstokverordening”, waarop alle subsidieregelingen in de Gemeente Heerlen worden gebaseerd. De ASV bevat naast de inleidende en algemene bepalingen een beschrijving van de procedures voor de budget-, de waarderings- en de overige subsidies. Voor de concrete subsidieverlening kan het college beleidsregels vaststellen op basis waarvan gesubsidieerd wordt. In de beleidsregels staan de inhoudelijke en financiële criteria per doelgroep / beleids(deel)terrein.

Hoofdstuk 1 Inleidende en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

m. Rechtspersoon

Verenigingen en stichtingen zijn privaatrechtelijke rechtspersonen en staan wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. Een rechtspersoon is rechts- en handelingsbevoegd.

Ter verkrijging van volledige rechtsbevoegdheid zijn de bestuurders van een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte, verplicht haar te doen inschrijven in het handelsregister en een authentiek afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen. Zolang de statuten niet in een notariële akte zijn opgenomen en de de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, heeft de vereniging beperkte rechtsbevoegdheid en is iedere bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt, naast de vereniging hoofdelijk aansprakelijk. Zie artikel 2:27 Burgerlijk wetboek (BW). De bestuurders van een stichting zijn verplicht de stichting alsmede de naam, de voornamen en de woonplaats of laatste woonplaats van de oprichter of oprichters te laten inschrijven in het handelsregister en een authentiek afschrift dan wel een authentiek uittreksel van de akte van oprichting bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen. Zolang de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, is iedere bestuurder voor een rechtshandeling, waardoor hij de stichting verbindt, naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk. Zie art.2:289 BW.

o. Subsidie

Bij de definitie van subsidie in de zin van de Awb moet voldaan zijn aan de volgende in artikel 4:21 Awb genoemde kenmerken:

1. een aanspraak op financiële middelen;

2. verstrekt door een bestuursorgaan;

3. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

4. anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.

Art. 4:21 Awb hanteert een materieel subsidiebegrip. Wordt aan deze begripsomschrijving voldaan dan is sprake van subsidie en is de subsidietitel 4.2 Awb van toepassing, ook indien een andere benaming wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld bijdrage, tegemoetkoming, vergoeding, uitkering etc. Het vierde genoemde kenmerk ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten’ duidt op het onderscheid met privaatrechtelijke rechtshandelingen.

Anderzijds vallen financiële bijdrages, die niet voldoen aan de in art. 4:21 Awb vier genoemde criteria, ook al worden ze aangeduid als subsidie, buiten de reikwijdte van titel 4.2 Awb.

t. Subsidieverlening

Doorgaans gaat de beschikking tot subsidieverlening vooraf aan de (voltooiing van) te subsidiëren activiteiten. Bij de verlening wordt beslist of de activiteit en de aanvrager voorsubsidie in aanmerking komen en worden verder het (maximale) bedrag en de verplichtingen van de ontvanger vastgelegd. De subsidieontvanger heeft een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen, namelijk onder de voorwaarde dat hij de activiteiten daadwerkelijk verricht en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt.

De subsidieverlening heeft bindende werking. De subsidieverlener is verplicht de subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vast te stellen en uit te betalen.

Voor de subsidieontvanger heeft de subsidieverlening formele rechtskracht. Als de subsidieontvanger het niet eens is met de beslissing van het college, kan hij hiertegen binnen 6 weken een bezwaarschrift indienen. In de beschikking staat aangegeven op welke wijze de subsidiegerechtigde dat dient te doen. Als tegen de subsidieverlening geen bezwaar of beroep is ingesteld, kunnen tegen de subsidievaststelling geen bezwaren meer worden ingebracht, die tegen de subsidieverlening hadden kunnen worden ingebracht.

u. Uitvoeringsovereenkomst (subsidieovereenkomst)

Het is niet toegestaan de beschikking te laten vervangen door een overeenkomst. De essentiële elementen van de subsidieverhouding staan in de beschikking. In een uitvoeringsovereenkomst kan een nadere uitwerking over de uitvoering worden vastgelegd. De uitvoeringsovereenkomst dient geen doublure te worden van de beschikking.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Subsidies kunnen alleen verstrekt worden op grond van een wettelijk voorschrift. Het wettelijk voorschrift op gemeentelijk niveau is de ASV.

Er zijn vier uitzonderingen waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist:

1. spoedeisende subsidies;

2. subsidies die verstrekt worden op grond van Europese regelgeving;

3. subsidies die vermeld zijn in de begroting of de toelichting daarop;

4. incidentele subsidies voor maximaal 4 jaar;Zie art. 4:23 lid 3 a t/m d Awb.

Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling

Het college kan subsidieplafonds vaststellen. Overschrijding van het subsidieplafond is een verplichte grond tot weigering. Daarbij is het subsidieplafond, dat gold toen de beslissing tot subsidieverlening werd genomen of had moeten worden genomen.

In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond conform artikel 3:42 Awb bekend worden gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het subsidieplafond betrekking heeft. Als het subsidieplafond of een wijziging (lees: verlaging) niet tijdig zijn bekendgemaakt, geldt voor de eerdere aanvragen niet meer de verplichte weigering.

Het vaststellen van een subsidieplafond wordt aangemerkt als een besluit van algemene strekking (niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift of beleidsregel) en is dus vatbaar voor bezwaar en beroep. Het subsidieplafond (het beschikbare bedrag) is geen zelfstandige normstelling, maar slechts een nadere concretisering van art. 4:25 lid 2 Awb. De regels met betrekking tot de wijze van verdeling van het subsidieplafond zijn wel aan te merken als hetzij algemeen verbindende voorschriften, hetzij beleidsregels en bevatten een nieuwe, zelfstandige normstelling. Ze zijn daarom niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

Artikel 5 Subsidiegerechtigden

Indien afdeling 4.2.8 van toepassing is verklaard, zoals bij de procedure voor budgetsubsidies (hoofdstuk 2) het geval is, kan alleen aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verleend worden. Slechts in uitzonderingsgevallen kan het college besluiten subsidie te verlenen aan natuurlijke personen, aan een groep van natuurlijke personen, aan een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid dan wel aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid in oprichting.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college moet de subsidie weigeren, indien door toewijzing van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden (art. 4:25, tweede lid, Awb). Naast deze verplichte weigeringsgrond regelt art. 4:35 Awb een aantal gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd. Deze gronden zijn niet limitatief. Artikel 8 voegt hier een aantal nieuwe gronden aan toe.

Artikel 9 Intrekking en wijziging subsidieverlening/vaststelling

Intrekking en wijziging van de subsidieverlening op grond van art. 4:48 Awb werkt terug tot en met het tijdstip van de subsidieverlening en is mogelijk zolang de subsidie nog niet is vastgesteld (ex tunc). Artikel 4:48 Awb geeft een limitatieve opsomming van vijf intrekkings- of wijzigingsgronden.

De voornoemde gronden betreffen naast een beroep op de begrotingsvoorwaarde een sanctie op (verwijtbaar) gedrag en een herstel van onjuistheden, die niet uitsluitend voor rekening van het bestuur behoren te komen.

De gronden voor intrekking van een subsidievaststelling conform art. 4:49 Awb zijn beperkter dan die voor intrekking. Dat vloeit voort uit het feit dat de vaststelling gericht is op de afronding van de subsidieverlening en een aanspraak geeft op financiële middelen. Omdat de vaststelling achteraf plaatsvindt, heeft het college de gelegenheid gehad om te toetsten of alles in orde is. Indien dat niet het geval is, geeft art. 4:49 Awb drie gronden waarin intrekking met terugwerkende kracht mogelijk is. Ook hier gaat het om een sanctie of om het herstellen van onjuistheden.

Vijf jaar na de beschikking tot subsidievaststelling is intrekking of wijziging niet meer mogelijk (art. 4:49 derde lid Awb).

Indien het college gedurende het tijdvak een lopende subsidieverlening wil intrekken of wijzigen, is art 4:50 Awb van toepassing. Intrekking en wijziging op grond van art.4:50 Awb heeft alleen effect voor de toekomst (ex nunc). Het college moet een redelijk termijn in acht nemen. Wat als een redelijke termijn kan worden aangemerkt, is afhankelijk van de aard van de subsidie en de gesubsidieerde activiteiten. Van belang is dat de subsidieontvanger de tijd wordt gegund om verplichtingen jegens derden op zorgvuldige wijze af te wikkelen. De redelijke termijn vangt aan als de intrekkings- of wijzigingsbeschikking is bekendgemaakt aan de subsidieontvanger. De opsomming van de in art 4:50 Awb genoemde intrekkings- of wijzigingsgronden zijn niet limitatief. Art 9 lid 3 van deze verordening geeft nog een aanvullende grond tot intrekken of wijzigen. De weigering van de voortzetting van de subsidie voor een nieuw tijdvak op grond van art. 4:51 Awb is mogelijk wegens veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten. Alleen subsidieontvangers aan wie tenminste drie jaar achtereen subsidie is verstrekt worden beschermd door art. 4:51 Awb. Beneden die grens acht de wetgever nog geen beschermingswaardig vertrouwen aanwezig op voortzetting van de subsidie. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is de termijn van drie of meer achtereenvolgende jaren in de wet vastgelegd. Van deze termijn kan niet worden afgeweken.

Hoorplicht

In 4:12 Awb worden een aantal belastende subsidiebeschikkingen genoemd waarbij de hoorplicht van artikel 4:7 en 4:8 Awb geldt. Het gaat om de volgende beschikkingen:

- Het besluit om de beschikking te weigeren op één van de weigeringsgronden die in de subsidietitel van de Awb zijn opgenomen (art.

4:35 en art. 4:51 Awb).

- Het besluit om de subsidie lager vast te stellen dan overeenkomstig de subsidieverlening.

- Het besluit om een beschikking tot verlening of vaststelling in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

Artikel 10 Maatschappelijk acceptabel beloningsbeleid

Onder personen die een functie bij de subsidieontvanger bekleden, worden zowel eigen werknemers als ingehuurde externen verstaan. In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan een voltijds dienstverband, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband. In geval van een dienstverband met een kortere duur dan een kalenderjaar, komen partijen geen bezoldiging overeen die meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door 365.

Als een organisatie de inkomensgrens niet handhaaft, kan het college besluiten hiermee bij het verlenen van subsidie rekening te houden, voor zover de norm overschreden wordt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen situaties waarbij de gemeente de enige financier is en situaties waarbij er nog andere inkomensbronnen zijn.

Artikel 11 Betaling, bevoorschotting en terugvordering

Uitgangspunt is, dat het subsidiebedrag wordt betaald overeenkomstig de subsidievaststelling en onder verrekening van eventuele voorschotten binnen 6 weken na de subsidievaststelling.

Na verstrijking van de betalingstermijn is de betaling opeisbaar. De beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot het verlenen van voorschotten kunnen in één beschikking worden gecombineerd. Intrekking van de beschikking tot voorschotverlening is door de wetgever niet uitdrukkelijk geregeld. Aangenomen wordt dat met de intrekking van een beschikking tot subsidieverlening de grondslag voor de voorschotverlening komt te vervallen.

Artikel 12 Verrekeningsbevoegdheid bestuurlijke geldschulden

In artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht, zoals dat artikel met ingang van 1 juli 2009 luidt, is bepaald dat de verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts geschiedt voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Met deze bepaling wordt de vereiste wettelijke grondslag geschapen om aan een (rechts)persoon verstrekte subsidie te verrekenen met vorderingen die de gemeente op dezelfde (rechts)persoon heeft.

Artikel 13 Begrotingsvoorwaarde

Bij de subsidieverlening dient een begrotingsvoorbehoud te worden gemaakt. Hierop moet binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting op dit voorbehoud een beroep worden gedaan.

HOOFDSTUK 2, 3 en 4 SUBSIDIEPROCEDURES

Het subsidieproces in de Gemeente Heerlen in het algemeen: Snelle wijzigingen in de maatschappelijke vraag noodzaken tot een flexibele aanpak, waarbij een voortdurende afstemming moet plaatsvinden tussen het college en de subsidieontvanger.

Bij gesubsidieerde activiteiten dient het maatschappelijk belang steeds voorop te staan. De subsidieontvanger wordt geacht bedrijfsmatig te werken en is verantwoordelijk voor signalering, innovatie, kwaliteit en continuïteit. Het college bemoeit zich zo min mogelijk met de interne bedrijfsvoering.

Bij langdurige subsidierelaties kan de subsidieontvanger in staat gesteld worden om op basis van een meerjaren-subsidie meerjarenplanningen te maken en reserves op te bouwen. Jaarlijkse afrekeningen en tussentijdse voortgangsrapportages zorgen voor een nauwe aansluiting bij de per boekjaar verstrekte subsidies.

De maatschappelijke problemen vragen om een integrale aanpak en vereisen een nauwe samenwerking tussen het college, de subsidieontvanger en andere partijen. Om een optimaal resultaat te krijgen zijn eenduidige definiëringen van producten en activiteiten essentieel. Nadere afspraken over de uitvoering van producten, activiteiten en verantwoordelijkheden (kunnen) worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPROCEDURE BUDGETSUBSIDIES

Artikel 14 Afdeling 4.2.8 Awb

Voor budgetsubsidies is deze afdeling van toepassing verklaard. Dit betekent onder andere dat er alleen subsidie verleend kan worden aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Andere subsidies kunnen ook aan natuurlijke personen, een groep van personen, of een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid verleend worden.

Artikel 15 Aanvraag tot subsidieverlening

Aangezien er voldoende tijd moet zijn om de aanvraag te analyseren en vervolgens met de subsidiegerechtigde te overleggen is het van belang dat de aanvraag tijdig wordt ingediend.

Het college kan bij een te vroeg, te late of onvolledige aanvraag besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Alvorens hiertoe over te gaan, dient het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid te stellen binnen een redelijk termijn het verzuim te herstellen. De hersteltermijn begint te lopen één dag na dagtekening van het schriftelijk verzoek van het college, om de aanvraag met ontbrekende gegevens aan te vullen. Zolang de Gemeente Heerlen nog niet de mogelijkheid biedt de aanvraag elektronisch in te dienen, wordt de aanvrager, indien hij zijn aanvraag elektronisch indient, verzocht om zo spoedig mogelijk een schriftelijke aanvraag in te dienen.

Artikel 16 Vereisten aanvraag

De wet geeft aan welke gegevens de aanvrager in het algemeen zal moeten verstrekken. Om eventuele cumulatie van subsidies te voorkomen is de aanvrager verplicht te vermelden bij welke andere bestuursorganen tevens aanvragen zijn ingediend voor dezelfde begrote uitgaven.

Daarnaast geeft de wet het college de mogelijkheid te bepalen welke aanvullende gegevens bijgevoegd dienen te worden. Daarbij dient het college een afweging te maken tussen de verplichting tot het verstrekken van bepaalde gegevens en het belang van die stukken voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 18 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Het doel van het opleggen van verplichtingen is dat subsidiegelden doelmatig en rechtmatig worden besteed. Bij sommige subsidies, zoals waarderingssubsidies neemt het college er genoegen mee dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd conform de subsidiebeschikking. Bij andere subsidies wil het college in ruil voor de verstrekte subsidie de activiteiten sturen. Het voornaamste instrument daarvoor is het opleggen van verplichtingen.

Sommige verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de bepalingen van de subsidietitel 4.2 Awb. Het college kan de subsidieontvanger ook andere, doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen, opleggen.

Artikel 20 Beschikking tot subsidieverlening

Indien de beschikking niet binnen 12 weken gegeven kan worden, bestaat op grond van art. 4.14 Awb de mogelijkheid dit aan de aanvrager mee te delen en een redelijke termijn te stellen, waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Aan de subsidieontvanger wordt verzocht daarmee schriftelijk in te stemmen.

Artikel 21 Vergoeding bij vermogensvorming

Indien de subsidie tot vermogensvorming leidt, is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:41 lid 2 van de Awb een vergoeding verschuldigd in de volgende gevallen:

1. De subsidieontvanger vervreemdt of bezwaart de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte/bestemde goederen of wijzigt de bestemming van deze goederen.

2. De subsidieontvanger ontvangt een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikt of bestemd zijn.

3. De gesubsidieerde activiteiten worden geheel of gedeeltelijk beëindigd.4. De subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd.

5. De rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden.

Artikel 22 Andere financiële bepalingen

Lid 3 dient als volgt uitgelegd te worden: als de budgetsubsidie van de gemeente Heerlen 25% van de totale inkomsten bedraagt, mag 25% van de totale reserves maximaal 30% van de laatst vastgestelde budgetsubsidie bedragen.

Hoofdstuk 4 Subsidieprocedure overige subsidies

Onder overige subsidies kunnen allerlei verschillende subsidies vallen. Vaak gaat het om eenmalige activiteiten. Ook subsidies voor evenementen horen tot deze categorie. Zij kunnen jaarlijks terugkerend zijn.

Investeringssubsidies voor accommodaties horen hier ook onder. Zij kunnen betrekking hebben op de kosten van de bouw van de accommodatie alsmede op de eerste inrichting van de accommodatie voor het doel waarvoor deze wordt gebouwd.

Ondertekening

de voorzitter,

E.G.M. Roemer

de griffier,

drs. T.W. Zwemmer

Toelichting algemene subsidie verordening heerlen 2014 (asv)