Nadere regels subsidieverlening inwonersinitiatieven sociaal domein Rheden

Geldend van 01-05-2018 t/m heden

Intitulé

Nadere regels subsidieverlening inwonersinitiatieven sociaal domein Rheden

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, tweede lid, artikel 4, eerste lid en artikel 5, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Rheden;

b e s l u i t :

vast te stellen de Nadere regels subsidieverlening inwonersinitiatieven sociaal domein Rheden

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden

  • b.

    dagbesteding: (arbeidsmatige) dagbesteding zijn activiteiten die primair gericht zijn op het laten meedoen van inwoners. Sommige activiteiten leiden tot enige opbrengst;

  • c.

    deze regeling: de Nadere regels subsidieverlening inwonersinitiatieven sociaal domein Rheden;

  • d.

    inwoner: persoon ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeente Rheden;

  • e.

    krachtcoach: een professional die vanuit de vraag van de inwoner, maar ook proactief verbindingen legt, en zo activiteiten van inwoners vraaggericht ondersteunt. Dit om de samenredzaamheid te versterken;

  • f.

    lichte hulpverlening: laagdrempelige hulp (zonder indicatie), zoals maatschappelijk werk en jeugdgezondheidszorg;

  • g.

    mantelzorg: als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • h.

    organisatie: een met naam en adres genoemd, georganiseerd verband van verschillende mensen, dat activiteiten organiseert voor inwoners van de gemeente Rheden, waarbij de uitvoering van de activiteiten primair door Rhedense vrijwilligers wordt gedaan en het eigenaarschap bij Rhedense vrijwilligers ligt;

  • i.

    participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

  • j.

    preventie: zoals beschreven in de Wet publieke gezondheid (Wpg), de Wmo 2015 en de Jeugdwet en de gemeentelijke Preventienota: activiteiten die bijdragen aan:

    • a.

      het kunnen komen tot een zelfstandig inkomen of het kunnen omgaan met een inkomen; of

    • b.

      een gezond leven, dan wel het leren omgaan met beperkingen hierin; of

    • c.

      zingevingsvragen; of

    • d.

      het kunnen opbouwen en onderhouden van een eigen sociaal netwerk;

  • k.

    Rhedens model: zoals beschreven in de Sociale Visie ‘Van zelfredzaamheid naar samenredzaamheid’ (2013);

  • l.

    zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, het voeren van een gestructureerd huishouden en het zelfstandig langer thuis blijven wonen;

  • m.

    samenredzaamheid: de zelfredzaamheid van mensen met behulp van hun sociale netwerk en georganiseerde vrijwillige hulp en ondersteuning;

  • n.

    subsidieplafond: het bedrag dat het college binnen de door de raad vastgestelde begroting in een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar stelt voor de verstrekking van subsidies op grond van deze regeling;

  • o.

    subsidieverordening: Algemene subsidieverordening Rheden;

  • p.

    vitaliteit van inwoners: het vermogen van de mens om zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven;

  • q.

    vrijwilligers: inwoners die werk in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, verrichten ten behoeve van andere mensen of de samenleving;

  • r.

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, wordt verricht ten behoeve van andere mensen of de samenleving.

Artikel 2 Reikwijdte regeling

  • 1.

    Het bepaalde in deze regeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door het college voor activiteiten vallend onder de in artikel 3 bedoelde doelen en het in de artikelen 5 en 6 bedoelde toetsingskader.

  • 2.

    Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Rheden van toepassing.

Artikel 3 Activiteiten en doelen

Subsidie kan uitsluitend worden verleend aan inwoners dan wel organisaties voor activiteiten die laagdrempelig en algemeen toegankelijk zijn en bijdragen aan een van de volgende doelen in het Meerjarenbeleidskader Sociaal Domein 2017-2021 Meedoen!:

  • 1.

    Inwoners houden de regie over hun leven.

  • 2.

    De vitaliteit van inwoners is verbeterd.

  • 3.

    Signalering en lichte hulpverlening voorkomen uitval.

  • 4.

    Minder eenzaamheid onder Rhedense inwoners.

  • 5.

    Voldoende en toegankelijke algemene voorzieningen.

  • 6.

    De samenredzaamheid in onze dorpen is versterkt.

  • 7.

    Sociale, sportieve en culturele activiteiten zijn er voor iedereen.

  • 8.

    Passend werk en (arbeidsmatige) dagbesteding zijn beschikbaar.

  • 9.

    Vrijwilligerswerk of mantelzorg groeit niemand boven het hoofd.

  • 10.

    Sociale partners van de gemeente weten elkaar te vinden.

Artikel 4 Aanvraag

Voor de indiening van de subsidieaanvraag wordt gebruikgemaakt van het hiervoor door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 5 Toetsingsgronden

Een subsidieaanvraag wordt beoordeeld op grond van de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de realisatie van de in artikel 3 genoemde doelen. Daarbij geldt meer concreet dat subsidie kan worden toegekend als uit de aanvraag voldoende blijkt dat:

  • a.

    de activiteit gericht is op het versterken van meedoen, zelfontplooiing, ontmoeting en ontspanning en het voorkomen van sociaal isolement van inwoners; of

  • b.

    de activiteit bijdraagt aan het bevorderen van de samenwerking tussen inwoners onderling dan wel met organisaties; of

  • c.

    de activiteit bijdraagt aan het bevorderen van de samenredzaamheid, de krachtcoach heeft hier een adviserende rol; of

  • d.

    de activiteit bijdraagt aan het zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen; of

  • e.

    de activiteit bijdraagt aan het bevorderen van het voorkomen en vroegtijdig signaleren van problemen en ziekten en aan een vroegtijdige inzet om zwaardere vormen van zorg te voorkomen;

  • f.

    de activiteit financieel toegankelijk is voor inwoners en in verhouding staat tot de kosten van een soortgelijke (lokale) activiteit.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de activiteiten niet binnen de doelstelling en reikwijdte van deze regeling passen;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd leiden tot uitsluiting van inwoners die tot de doelgroep van het in artikel 3 genoemd gemeentelijk beleid behoren;

    • c.

      de door de aanvrager beoogde te verrichten activiteiten al in een ontwikkelingsfase door andere organisaties of inwoners worden opgestart;

    • d.

      in de door de aanvrager beoogde te verrichten activiteiten al in voldoende mate wordt uitgevoerd door andere organisaties of inwoners;

    • e.

      in de door de aanvrager beoogde te verrichten activiteiten al wordt voorzien door organisaties of inwoners die dichter bij de inwoner staan, conform het Rhedens model;

    • f.

      indien niet aannemelijk is gemaakt dat de activiteit aansluit bij de vraag van de inwoner;

    • g.

      aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie kunnen worden uitgevoerd of als er een andere redelijke financieringsmogelijkheid aanwezig is;

    • h.

      er geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om afstemming te zoeken met reeds bestaande activiteiten dan wel van de mogelijkheid om de samenwerking tussen organisaties onderling of tussen organisaties en vrijwilligers anderszins te bevorderen;

    • i.

      voor dezelfde of vergelijkbare activiteit reeds subsidie is verleend op grond van de Asv of een andere subsidieregeling van de gemeente Rheden.

  • 2.

    De subsidieverlening wordt voorts geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond, als bedoeld in de artikel 7, zou worden overschreden.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt elk jaar een subsidieplafond van € 995.000,00, tenzij anders door het college bepaald, op grond van de financiële kaders van de gemeenteraad via de gemeentebegroting.

  • 2.

    Indien honorering van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en die niet worden geweigerd op grond van artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Rheden of op grond van artikel 5 of 6 van deze regeling, zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidieverstrekking bepaald in de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag door het college.

  • 3.

    Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 4.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan, gelet op de betrokken belangen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

  • 2.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling verstrekt zijn, blijven de bepalingen van de voor dat tijdstip geldende regels van toepassing.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt de dag na bekendmaking in werking onder gelijktijdige intrekking van de Subsidieregeling samenlevingsbeleid Rheden.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels subsidieverlening inwonersinitiatieven sociaal domein Rheden.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2018.

De Steeg, 6 maart 2018

Burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester,

Carol van Eert.

secretaris,

Hans Kettelerij.

Ondertekening

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is een uitwerking van de sociale visie en hiermee het Rhedens model, zoals beschreven in de Sociale Visie ‘Van zelfredzaamheid naar samenredzaamheid’ (2013) en het Meerjarenbeleidskader Sociaal Domein.

De kern van het Rhedens model is dat de gemeente Rheden streeft naar een klimaat waarin onze inwoners gemakkelijker in staat zijn om zichzelf zelfstandig te kunnen redden en waarin zij het eenvoudiger vinden om iets te betekenen voor een ander. De gemeente wil aansluiten op de netwerken en leefwereld van de inwoner.

Met het verstrekken van subsidies aan inwoners en organisaties kan dit mogelijk worden gemaakt. Het doel van te subsidiëren activiteiten is dat zij zich richten op het versterken van meedoen, zelfontplooiing, ontmoeting en ontspanning, met oog voor de samenredzaamheid van inwoners en de versterking van de samenleving. De activiteiten zijn ondersteunend voor inwoners, waardoor zij beter kunnen participeren in de maatschappij en niet of minder afhankelijk zijn van de Participatiewet, de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

De ambitie van de gemeente Rheden is om ervoor te zorgen dat de binnenste cirkels rondom mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat het beroep op de buitenste cirkels zo klein mogelijk is.

Dat draagt bij aan een samenleving waarin inwoners zich om elkaar bekommeren vanuit hun sociale context en elkaar ondersteunen. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente Rheden dat de naastgelegen cirkels op elkaar aansluiten. Vrijwilligers, vrijwilligers onderling en professionals in de naastgelegen cirkels moeten elkaar weten te vinden. Voorzieningen vanuit deze cirkels moeten op elkaar aansluiten. Hierbij ziet de gemeente Rheden, zoals de wet dat ook voorschrijft, een regisserende rol voor zichzelf weggelegd.

Deze rol wil de gemeente Rheden dienstverlenend invullen, want wij werken voor onze inwoners en hun samenleving. Met oog op de toekomst en reagerend, maar soms ook acterend op datgene wat maatschappelijk nodig is. Dingen zullen namelijk veranderen, maar niemand weet hoe en hoe snel. Daarom moeten er ruimtes worden gecreëerd die veranderingen aankunnen, volgens het uitgangspunt people/place/purpose oftewel mens/plek/doel. Gericht op de continuïteit van deze samenleving.

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt.

Artikel 2

Kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 3 en 5 kunnen in aanmerking komen voor subsidie.

De regeling richt zich op vraaggerichte activiteiten waar de verantwoordelijkheid en het eigenaarschap ligt bij inwoners (van, voor en door vrijwilligers).

Activiteiten worden op maat gefaciliteerd dan wel ondersteund, aansluitend op de eigen kracht.

Artikel 3

Hier wordt aangegeven voor welke doelen subsidies kunnen worden verstrekt. De opsomming sluit aan bij de doelen in het Meerjarenbeleidskader Sociaal Domein 2017-2021 Meedoen!

Uitgangspunt is dat inwoners gebruikmaken van de eigen kracht. Er is een grote groep van mensen die zich goed weten te redden, buiten het gezichtsveld van de gemeente en de (georganiseerde) vrijwilligers en professionals. Zij hebben voldoende netwerken en hoeven geen beroep te doen op de algemene dan wel maatwerk voorzieningen. Wanneer dat niet voldoende is, kan gebruikgemaakt worden van voorzieningen, al dan niet in de vorm van georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke ondersteuning of professionele inzet. De ene vorm van ondersteuning sluit de andere vorm overigens niet uit. Soms is professionele ondersteuning bijvoorbeeld een voorwaarde om de mantelzorg of vrijwillige ondersteuning goed te kunnen volbrengen.

Deze regeling richt zich op vraaggerichte activiteiten vanuit inwoners die bovengenoemd uitgangspunt in hun agenda herkennen. Het Rhedens model geldt dus niet alleen voor de opbouw van de oplossing van de hulpvraag, maar ook in de prioritering van de subsidiëring van de activiteiten.

Artikel 4

Het streven van de gemeente Rheden is om, met name lokaal, een palet aan toegankelijke en aantrekkelijke activiteiten te subsidiëren dat inspeelt op de mogelijkheden en behoeften van inwoners, al dan niet geïndiceerd, met smalle of brede beurs, jong of oud.

Aanvragen zijn dus vraaggericht en ontstaan vaak vanuit de leefwereld. Deze is er een van (toevallige) ontmoetingen, een onzichtbaar netwerk van mensen, waarin bewoners uit zichzelf verantwoordelijkheid nemen voor wat zij zien dat nodig is. Daar komen steeds meer en aansprekende initiatieven uit voort. Daar waar er sprake is van een algemeen belang, aansluitend op genoemde doelen en ingericht volgens het Rhedens model, kan een subsidieaanvraag voor deze activiteit worden ingediend.

Artikel 5

Wil een inwoner of organisatie in aanmerking komen voor subsidie dan moet de te subsidiëren activiteit ertoe bijdragen dat iedereen mee kan doen. Dat betekent meer concreet dat activiteiten een bijdrage zouden moeten leveren aan het versterken van meedoen, zelfontplooiing, ontmoeting en ontspanning en het versterken van het omzien naar elkaar.

Onder a wordt bedoeld dat voor subsidie in aanmerking kunnen komen de activiteiten die zich richten op het vergroten van de samenredzaamheid, opdat met name de inwoner die minder zelfredzaam is, binnen deze samenredzaamheid mee kan doen, zichzelf kan ontplooien, ontspannen en ontmoeten.

Onder b wordt bedoeld dat voor subsidie in aanmerking kunnen komen de activiteiten die zich richten op het versterken van de onderlinge bekommering dan wel met organisaties. Dit vanuit een netwerkgedachte. Niet alleen inwoners, ook initiatieven verhouden zich tot elkaar. Het streven is een netwerk van activiteiten die in een lokale gemeenschap worden uitgevoerd met een goede onderlinge verstandhouding en die gericht zijn op de continuïteit van deze samenleving.

Onder c wordt bedoeld de versterking van de samenleving in dat deel waar de activiteit plaatsvindt. Een organisatie wordt geacht zelf onderzoek te doen waarom het initiatief een aanvulling is voor de lokale samenleving. Het gaat dus niet alleen om de gemeenschappelijke agenda met de gemeente; het college kijkt of er ook een gemeenschappelijke dan wel aansluitende agenda is met activiteiten in netwerken in die lokale samenleving. Het college toetst of een (soortgelijke) activiteit in de lokale samenleving aanwezig is en hen hiermee in verbinding te brengen. De krachtcoach heeft hierbij een adviserende rol.

Onder d wordt bedoeld activiteiten die zich richten op het steeds langer thuis blijven wonen. Voorbeelden hiervan zijn telefooncirkels, Plusbussen, maar ook ontmoeting en ontspanningsmogelijkheden. Maar altijd met rekenschap van met name lid b en c in dit artikel.

Onder e wordt bedoeld het voorkomen en vroegtijdig signaleren in de leefwereld en moet niet worden verward met preventie in de zin van lichte hulpverlening.

f is maatwerk. Bij de subsidiebeoordeling wordt bezien hoe de kosten van de activiteit zich verhouden tot andere soortgelijke activiteiten in de (lokale) samenleving en tot de doelgroep waar het zich op richt.

Artikel 6

Naast artikel 8 van de subsidieverordening zijn er ook andere weigeringsgronden om een subsidieaanvraag te weigeren, zoals in dit artikel benoemd.

Onder lid 1a wordt bedoeld activiteiten die niet onder de doelstellingen van het Meerjarenbeleidskader Sociaal Domein 2017-2021 Meedoen!, zoals bedoeld in artikel 3 en de reikwijdte zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling vallen. Het toetsingskader vormt hierbij het anker.

Onder lid 1b wordt verwezen naar de toelichting zoals omschreven in artikel 4. Als weigeringsgrond is daarom opgenomen dat de subsidie wordt geweigerd als de activiteit slechts toegankelijk is voor een bepaalde groep inwoners. Algemeen toegankelijk staat bij deze regeling voorop.

Dit sluit niet uit dat een activiteit wat betreft aard is afgestemd op een bepaalde doelgroep.

Echter het kan nooit zo zijn dat een bepaalde doelgroep bij voorbaat wordt uitgesloten, anders dan een leeftijdsgroep.

Lid 1c moet worden gezien in combinatie met de toetsingskaders in artikel 6 lid b en lid c. Er wordt getoetst of er al een activiteit is die al in voldoende mate beantwoord aan de vraag van de inwoner. Volgens de uitgangspunten van het Rhedens model.

Lid 1d moet worden gezien in combinatie met de toetsingskaders in artikel 6 lid b en lid c. Er wordt getoetst of er al een activiteit in ontwikkeling is waarvan redelijkerwijs mag mogen verwachten dat deze in voldoende mate beantwoord aan de vraag van de inwoner. Volgens de uitgangspunten van het Rhedens model.

Onder lid 1e wordt verstaan dat soortgelijke activiteiten georganiseerd door de inwoners in die binnenste cirkels rondom de inwoners, volgend op familie, voorrang hebben op soortgelijke activiteiten die worden verricht door de cirkels daarbuiten. Dus dergelijke activiteiten verricht door buurtgenoten gaan voor georganiseerd vrijwilligerswerk, die op hun beurt weer voorgaan op soortgelijke activiteiten verricht door professionele organisaties.

Onder lid 1f wordt verstaan dat er aannemelijk moet worden gemaakt dat de activiteit aansluit op de vraag van de inwoner en de netwerken die er al zijn. Hoe dit moet worden aangetoond is op maat. Voor kleinere aanvragen tot € 5.000,00 zal dit vaak een lichte toets zijn. Meestal volstaat hier een rondgang vanuit de regiefunctie van de gemeente langs de netwerken. Van grotere aanvragen wordt verwacht dat de aanvrager zelf een rondgang langs de netwerken van het Rhedens model en een vraaganalyse maakt.

Lid 1g Aannemelijk moet worden gemaakt dat voor de uitvoering van de activiteit geen of slechts ten delen middelen beschikbaar zijn. Derhalve moet bij de aanvraag worden opgenomen welke middelen er door middel van welke bronnen worden gefinancierd en met welke organisaties er contact voor financiering is opgenomen. Hieruit volgt de uiteindelijke subsidieaanvraag.

Lid 1h moet worden gezien in combinatie met de toetsingsgronden in artikel 6 lid b en lid c.

De gemeente hecht groot belang aan de continuïteit van de samenleving. Juist in een lokale gemeenschap is het van belang dat activiteiten elkaar versterken. Als deze in verbinding tot elkaar staan kunnen inwoners eenvoudig naar elkaars activiteiten worden doorverwezen.

Lid 1i moet worden gezien in combinatie met de toetsingsgronden in artikel 6 lid b en lid c.

2 Dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7

In de artikelen 4:25 tot en met 4:28 staan de belangrijkste bepalingen over het werken met een subsidieplafond. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Rheden kan het college per beleidsterrein subsidieplafonds vaststellen en regels opstellen over de manier van verdeling van de beschikbare middelen. Van deze mogelijkheid is voor het terrein welzijn gebruikgemaakt in artikel 5 waar het gaat om de activiteiten als bedoeld in artikel 3 van deze regeling. Subsidie wordt verleend tot het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 8 tot en met 11

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.