Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent referendum Referendumverordening Krimpen aan den IJssel 2018

Geldend van 21-02-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent referendum Referendumverordening Krimpen aan den IJssel 2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. Referendum: volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de gemeenteraad te nemen besluit;

  • b. Kiesgerechtigden: diegenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • c. Raadplegend referendum: een volksstemming op initiatief van de gemeenteraad waarbij de kiesgerechtigden antwoord geven op de door de gemeenteraad vastgestelde vraag over een groot vraagstuk, zoals beschreven in een startdocument;

  • d. Raadgevend referendum: een volksstemming waarbij kiesgerechtigden zich op initiatief van inwoners van Krimpen aan den IJssel uitspreken over een te nemen besluit;

  • e. Vraagstuk: een maatschappelijk vraagstuk met ingrijpende gevolgen voor de Krimpense samenleving waarbij de oplossing veel tijd vraagt en/of waarbij grote financiële belangen in het geding zijn en/of waarbij veel partijen betrokken zijn;

  • f. Startnotitie proces: een document zoals bedoeld in artikel 2;

  • g. Startdocument vraagstuk: een document zoals bedoeld in artikel 6;

  • h. Besluit: een schriftelijke beslissing van de gemeenteraad.

Artikel 2 Startnotitie besluitvormingsproces

De gemeenteraad kan voor een vraagstuk een startnotitie voor de inrichting van het besluitvormingsproces vaststellen, waarin is aangegeven over welke beslissing met betrekking tot dat vraagstuk een referendum op grond van deze verordening kan worden gehouden.

Artikel 3 Voor een referendum in aanmerking komende beslissingen

  • 1. Indien een verzoek door inwoners voldoet aan de eisen zoals gesteld in deze verordening en er zich geen uitzonderingsgronden voordoen zoals opgenomen in het tweede lid, besluit de gemeenteraad dat een raadgevend referendum zal worden gehouden over een te nemen raadsbesluit.

  • 2. Een referendum wordt in ieder geval niet gehouden over concept-besluiten:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen of schenkingen;

    • b.

      tot vaststellingen of wijzigingen van een rechtspositionele regeling;

    • c.

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers, en hun nabestaanden;

    • d.

      over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    • e.

      over de vaststelling van de gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • g.

      tot vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan;

    • h.

      inzake bezwaar- of beroepsprocedures of rechtsgedingen;

    • i.

      als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, artikel 51, eerste en derde lid, artikel 61 eerste en derde lid, artikel 73, eerste en derde lid en artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede tot het wijzigen van, het toetreden uit een regeling als bedoeld in artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • j.

      als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a van de Wet Algemene regelsherindeling (Arhi);

    • k.

      in het kader van deze verordening;

    • l.

      waarbij het belang van het referendum naar het oordeel van de gemeenteraad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

    • m.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de gemeenteraad geen beleidsvrijheid heeft;

    • n.

      die naar het oordeel van de gemeenteraad voorafgaan aan of volgen op een te nemen besluit, waarvan de gemeenteraad in een startnotitie voor het besluitvormingsproces heeft bepaald dat daar een referendum over gehouden kan worden;

    • o.

      welke naar het oordeel van de gemeenteraad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • p.

      waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen raadgevend referendum

Artikel 4 Het raadgevend referendum, stap 1: initiatief met inleidend verzoek

  • 1. Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt tenminste zeven dagen voor de raadsvergadering waarvoor het besluit is geagendeerd bij de voorzitter van de gemeenteraad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk concept-besluit het gaat.

  • 2. Het verzoek tot het houden van een raadgevend referendum moet worden ondersteund door tenminste 150 handtekeningen van kiesgerechtigden.

  • 3. Het inleidend verzoek kan schriftelijk of via de gemeentelijke website ondersteund worden. Beide wegen mogen naast elkaar benut worden.

  • 4. Schriftelijke steunbetuigingen worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten en dienen vergezeld te gaan van een handtekening van elke

    • 1.

      verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en geboortedatum. Deze lijsten liggen ter ondertekening tevens op het gemeentehuis.

  • 5. Indien steunbetuigingen worden verzameld via de gemeentelijke website, dient iedere ondersteuner op de hiervoor te openen specifieke webpagina diens naam, adres, woonplaats, geboortedatum, telefoonnummer en digitale handtekening in te vullen.

  • 6. Kiesgerechtigden waarvan deze gegevens niet conform de leden vier en vijf zijn overgelegd, worden bij het bepalen van het aantal ondersteunende kiesgerechtigden niet meegerekend.

  • 7. Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met inachtneming van artikel 3, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd. De gemeenteraad kan zijn beslissing verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 8. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het concept-raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

  • 9. De stemming over het concept-raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

  • 10. De voorzitter van de gemeenteraad maakt het besluit inzake het initiatief met toelating van een inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 5. Het raadgevend referendum, stap 2: het definitief verzoek

  • 1. De initiatiefnemer kan bij de voorzitter van de gemeenteraad een definitief verzoek indienen voor het houden van een raadgevend referendum binnen acht weken na de dag dat de raad het besluit zoals bedoeld in artikel 4, lid 7 heeft genomen.

  • 2. Het definitief verzoek moet worden ondersteund door tenminste 1500 handtekeningen van kiesgerechtigden.

  • 3. Het definitief verzoek kan schriftelijk of via de gemeentelijke website ondersteund worden. Beide wegen mogen naast elkaar benut worden.

  • 4. Kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ondersteund, worden geacht het definitief verzoek te ondersteunen.

  • 5. Het definitief verzoek vermeldt om welk te nemen besluit van de gemeenteraad het gaat en wordt vergezeld van de verzamelde steunbetuigingen.

  • 6. Schriftelijke steunbetuigingen worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten en dienen vergezeld te gaan van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en geboortedatum. Deze lijsten liggen ter ondertekening tevens op het gemeentehuis.

  • 7. Indien steunbetuigingen worden verzameld via de gemeentelijke website, dient iedere ondersteuner op de hiervoor te openen specifieke webpagina diens naam, adres, woonplaats, telefoonnummer, geboortedatum en digitale handtekening in te vullen.

  • 8. Kiesgerechtigden waarvan deze gegevens niet conform de leden zes en zeven zijn overgelegd, worden bij het bepalen van het aantal ondersteunende kiesgerechtigden niet meegerekend.

  • 9. Bij de toetsing of het verzoek voldoende wordt ondersteund, kan gebruik worden gemaakt van de methode van het trekken van een steekproef uit het bestand van handtekeningen, een en ander uit te voeren op de wijze als beschreven is in een door de voorzitter van de gemeenteraad daartoe vast te stellen protocol.

  • 10. De voorzitter van de gemeenteraad neemt uiterlijk binnen 4 weken na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit over de toelating van het definitief verzoek.

  • 11. De voorzitter van de gemeenteraad maakt het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 12. De voorzitter van de gemeenteraad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteunende handtekeningen door kiesgerechtigden zijn geplaatst.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen raadplegend referendum

Artikel 6 Het raadplegend referendum, initiatief van de gemeenteraad

  • 1. De gemeenteraad stelt voor een vraagstuk een startdocument vast. In het startdocument worden probleemstelling en een beeld van de oplossingsrichting(en) beschreven. Het startdocument bevat tevens een communicatieparagraaf. Hierin wordt onder andere aangegeven op welke wijze de objectieve, informatieverstrekkende voorlichting inhoudelijk en financieel vorm wordt gegeven en op welke wijze daarnaast inhoudelijk en/of financieel invulling wordt gegeven aan standpunt uitdragende campagnes.

  • 2. De gemeenteraad kan besluiten dat op basis van het startdocument een referendum wordt gehouden.

  • 3. Op een zodanig referendum is het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van deze verordening niet van toepassing.

  • 4. Bij de vaststelling van het startdocument door de gemeenteraad kunnen individuele raadsleden een uitspraak doen over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van een referendum.

  • 5. Een raadplegend referendum kan worden beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, indien de aangelegenheid slechts dat deel van de gemeente betreft en het te nemen besluit buiten dat gebied geen effect zal hebben.

Hoofdstuk 4 Verdere procedures

Artikel 7 Datum van het referendum

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later zal plaatsvinden dat uiterlijk vier maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is toegelaten of nadat de gemeenteraad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 6 van deze verordening.

  • 2. In het geval dat de in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen twee maanden voor een algemene verkiezing mag de termijn worden overschreden zodat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

  • 3. Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs.

  • 4. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 8 Vraagstelling van het referendum

  • 1. De gemeenteraad stelt de vraagstelling en de antwoord categorieën van het referendum vast voordat de voorzitter van de gemeenteraad een besluit neemt over de toelating van het definitief verzoek.

  • 2. De vraagstelling wordt aan het adres van de kiesgerechtigden bezorgd.

Artikel 9 Organisatie en uitvoering

  • 1. Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

  • 2. De op de te nemen beslissing betreffende hebbende stukken liggen voor een ieder ter inzage op de door de burgemeester aan te wijzen plaatsen. In de openbare kennisgeving wordt daarvan melding gedaan.

  • 3. Bij de organisatie en uitvoering van een referendum is de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Stemmingsprocedure

  • 1. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

  • 2. Indien op grond van artikel 6, vijfde lid een raadplegend referendum wordt beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, dan wordt het bepaalde in deze verordening gerelateerd aan de kring van kiesgerechtigden binnen dat gebied.

  • 3. De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Geldigheid van het referendum en de inhoud van de uitslag

  • 1. Een referendum is geldig, indien tenminste 30% van de kiesgerechtigden opkomt. De keuzemogelijkheid welke de meeste stemmen heeft gekregen wordt als referendumuitspraak vastgesteld.

  • 2. De gemeenteraad is niet gebonden aan een referendumuitspraak.

Hoofdstuk 5 Advisering en toezicht

Artikel 12 Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De gemeenteraad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 3. De commissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 4. De voorzitter en de leden van de commissie zijn niet tevens: ambtenaar, wethouder, burgemeester of (burger)raadslid van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

  • 5. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die ontslag hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 13 Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over toepassing van artikel 3; Indien het college van mening is dat er redenen zijn om een inleidend verzoek niet in te willigen op grond van artikel 3, stelt het de referendumcommissie hiervan tijdig in kennis.

    • b.

      de raad in alle gevallen een voorstel te doen voor de vraagstelling en antwoordcategorieën van een referendum, binnen 10 werkdagen nadat het inleidend verzoek is ingewilligd.

    • c.

      Toezicht te houden op de uitvoering van de verordening.

    • d.

      de raad te adviseren over de gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid.

  • 2. De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij de referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

  • 3. De adviezen van de commissie zijn openbaar.

  • 4. De commissie is belast met de afdoening van klachten over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop campagne gevoerd wordt in het kader van het referendum. De commissie toetst daarbij de gemeentelijke voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagnevoering aan de eisen van fair play.

  • 5. De commissie stelt nadere regels vast voor haar werkwijze en stuurt deze aan de gemeenteraad.

  • 6. De hoorzitting voor de behandeling van klachten door de commissie is openbaar. De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren over de gegrondheid van klachten.

  • 7. De commissie beslist over het openbaar maken van de uitspraken.

Hoofdstuk 6 Straf- en slotbepalingen

Artikel 14 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    een stembiljet, volmachtbewijs, oproepingsbewijs of kiezerspas namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • b.

    een stembiljet, volmachtbewijs, oproepingsbewijs of kiezerspas die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door een ander doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    een volmachtbewijs, oproepingsbewijs of kiezerspas voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

  • e.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 15 Intrekking oude regeling

Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Referendumverordening gemeente Krimpen aan den IJssel 2015 ingetrokken.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Referendumverordening Krimpen aan den IJssel

2018”.

Artikel 18 Overgangsrecht

Lopende referendumverzoeken waarover de gemeenteraad een positief besluit heeft genomen, worden afgehandeld volgens de Referendumverordening gemeente Krimpen aan den IJssel 2015.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Krimpen aan den IJssel op 8 februari 2018

Griffier

M. Verhoev

Voorzitter

M.W. Vroom

Toelichting:

Een referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te

organiseren over een concept raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad. In de praktijk wordt dan ook regelmatig een referendumverordening middels het initiatiefrecht op de agenda van de raad geplaatst.

In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad (c.q. griffie) gelaten, wat voortvloeit uit het gegeven dat het referendum hier een raadsinstrument betreft. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Dat het initiatief voor het vaststellen van de verordening bij de raad ligt, neemt niet weg dat het gewenst kan zijn advies te vragen aan het college. Deze zal immers de organisatie en uitvoering ter hand moeten nemen.

De verordening maakt zowel een raadplegend als raadgevend referendum mogelijk. Het eerste is op initiatief van de gemeenteraad zelf, het tweede op initiatief van de inwoners van de gemeente.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Wat betreft de kiesgerechtigden (lid b) is aangesloten bij degenen die gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

Artikel 2. Startnotitie besluitvormingsproces

Het is mogelijk dat de gemeenteraad ervoor kiest een startnotitie te maken voor de inrichting van het besluitvormingsproces. Hierin wordt aangegeven over welke beslissing een referendum kan worden gehouden.

Artikel 3. Referendabele besluiten

Alleen conceptbesluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen, waarover de raad een besluit kan nemen, leent zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen.

Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten wel en geen referendum kan worden gehouden.

Artikel 4. Inleidend verzoek

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een raadgevend referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is.

Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In het model is gekozen voor een eenvoudige procedure. Het inleidend verzoek wordt een week voor de raadsvergadering ingediend bij de voorzitter en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek. Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de voorzitter van de raad, praktisch gezien zal de medewerking van het ambtelijk apparaat nodig zijn. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig.

De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de

uitzonderingen genoemd in artikel 3. De referendumcommissie adviseert hierbij. Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enig draagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor burgers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.

Handtekeningenlijsten

Inwoners kunnen zowel schriftelijk als digitaal een inleidend referendumverzoek ondersteunen.

Bij het controleren van de handtekeningen moet beoordeeld worden of diegenen die de

ondersteuningsverklaring indient op dat moment kiesgerechtigd zou zijn voor de raadsverkiezingen.

Immers bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of en zo ja wanneer het referendum gehouden wordt en kan dus niet gewerkt kan worden met een apart bestand van kiesgerechtigden voor het referendum.

De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb.

Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van één week voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of er voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld zodat de volgende fase in het proces (het definitieve verzoek) kan ingaan.

Toepassing elektronische handtekening en DigiD

In de verordening is de mogelijkheid opgenomen om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een inleidend of het definitieve referendumverzoek. Een bestuursorgaan kan op grond van afdeling 2.3 Awb de elektronische weg openstellen voor referendumverzoeken. Aan het gebruik van de elektronische weg kan het bestuursorgaan nadere eisen stellen. De elektronische weg voor referendumverzoeken komt naast en niet in plaats van de conventionele weg.

Bij het zetten van een handgeschreven handtekening ter ondersteuning van een referendumverzoek heeft de handtekening verschillende functies. Deze dient ter authenticatie en identificatie (vaststellen van de identiteit van een persoon) en om de wilsuiting vast te leggen (van belang in het kader van rechtsgevolg en of bewijsvoering). Deze functies zijn ook via de elektronische handtekening te bewerkstelligen.

DigiD is een gemeenschappelijk authenticatiesysteem. DigiD wordt momenteel primair gebruikt voor de functie authenticatie. DigiD verifieert in dat geval iemands identiteit. DigiD kan worden gebruikt als elektronische handtekening. Hierbij geldt dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de keuze van niveau van elektronische handtekening voor een referendumverzoek en dient dit te regelen in zijn beleid, gebruiksvoorwaarden richting de gebruikers (kiesgerechtigden). Het bestuursorgaan dient onder meer ook zorg te dragen voor de “logische associatie” tussen de ondertekenaar en de elektronische handtekening en vervolgens de elektronische handtekening en het document. Bovendien

dient het bestuursorgaan gebruikers te informeren wanneer sprake is van authenticatie en wanneer van het plaatsen van een elektronische handtekening.

Het gebruik van DigiD biedt een digitale mogelijkheid en kan drempelverlagend werken. Voor hen is het eenvoudiger een referendumverzoek te ondersteunen via enkele handelingen op de computer dan om naar het gemeentehuis te gaan om een handtekening te zetten. Voor de gemeente is er geen sprake van werkbesparing. Zij zal ook de ondersteuningsverklaringen afgelegd via Digid moeten controleren op kiesgerechtigheid (woont deze persoon in de gemeente, is deze oud genoeg etc.).

Gelet op de korte termijnen die gelden bij een inleidend verzoek, zouden in deze fase ook andere vormen van digitale handtekeningen overwogen kunnen worden, zoals de ‘droge’ handtekening die gebruikt is in de app voor de landelijke referenda. Deze komt overeen met de handtekening die geplaatst wordt als men een pakketje in ontvangst neemt bijvoorbeeld.

Drempel inleidend verzoek

Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum is gekozen voor aansluiting bij het VNG model. Voor een gemeente met een grootte van Krimpen aan den IJssel komt deze overeen met 0.7 %. Op dit moment staat dat gelijk aan 150 handtekeningen.

Het VNG model maakt gebruik van een systeem waarbij de gemeentegrootte (aantal inwoners) bepalend is. Dit systeem komt oorspronkelijk uit de Tijdelijke referendumwet. Schematisch weergegeven ziet dat er zo uit:

Aantal kiesgerechtigden in gemeente

Inleidend verzoek Definitief verzoek

Minder dan 20.001 1% mits min. 50, max. 125 10% mits min.200, max. 1250

20.001 – 40.000 0,7% mits max. 200 7% mits max. 2250

40.001 – 100.000 0,5% mits max. 300 6% mits max. 5000

Meer dan 100.001 0,033% 5%

Beslissing inleidend verzoek

Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd.

Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden.

Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 5. Definitief verzoek

Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek.

De voorzitter van de raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.

Artikel 6 Het raadplegend referendum, initiatief van de gemeenteraad

De gemeenteraad heeft de mogelijkheid zelf het initiatief te nemen tot het houden van een referendum, een zogenaamd raadplegend referendum. De initiatiefnemer daartoe, een raadslid, dient voor het aan de inwoners voor te leggen vraagstuk een startdocument op te stellen. (zie lid 1)

Artikel 7. Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden gebeurt door het college. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze minder geschikt zijn voor het houden van een referendum.

De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn.

Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.

Artikel 8. Vraagstelling

De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. De vraagstelling dient gekoppeld te zijn aan het voorgenomen raadsbesluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagstelling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.

Artikel 9. Uitvoering

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.

Artikel 10. Procedure stemming

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 11. Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30% procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage is bedoeld om te borgen dat de onderwerpen waarover een referendum wordt gehouden door een redelijk deel van de bevolking als van belang wordt beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk  wordt een geldige uitslag te krijgen.

Artikel 12. Samenstelling referendumcommissie

In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Inwoners zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk

bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.

In het model is gekozen voor een permanente commissie met minimaal drie leden. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.

Er is niet expliciet geregeld dat leden (bijv. in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.

Artikel 13. Taken referendumcommissie

Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven. De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 3 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop.

De commissie heeft ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.

Artikel 14. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.

Artikel 15, 16, 17 Intrekking oude regeling, inwerkingtreding, Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich.

Artikel 18 Overgangsrecht

Omdat er een geldende referendumverordening is, moet in het geval er een referendumverzoek loopt een bepaling worden opgenomen over het overgangsrecht. Het ligt voor de hand om te bepalen dat dit referendumverzoek wordt afgehandeld volgens de oude verordening.