Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem

Geldend van 03-07-2018 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem

"Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 4 oktober 2016 geplaatst."

Regeling op grond van artikel 51, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen

Versie 25 augustus 2015

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, hierna te noemen de deelnemers, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegingen:

De deelnemers oefenen bevoegdheden uit op grond van onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waaronder bevoegdheden tot het beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen, het houden van toezicht en het beslissen over bestuursrechtelijke handhaving van wettelijke voorschriften.

De minister van VROM heeft aangedrongen op de vorming van uitvoeringsdiensten op regionale schaal en de provincie verzocht een proces te organiseren waarin dat gestalte krijgt.

Naar aanleiding daarvan hebben de colleges van alle Gelderse gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten op 3 november 2009 een intentieverklaring ondertekend. In die intentieverklaring zijn als uitgangspunten opgenomen:

  • -

    dat de op te richten omgevingsdiensten de vorm van een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen krijgen;

  • -

    dat de omgevingsdiensten zelf geen beleidstaken uitvoeren en dat de bestuurlijke bevoegdheden door de bevoegde gezagen zelf moeten worden uitgevoerd;

  • -

    dat voor wat de omvang van het werkterrein van de omgevingsdiensten betreft de samenwerking wordt gebaseerd op de bestaande regionale samenwerkingsverbanden in Gelderland (de Gelderse maat).

De deelnemers hebben in het licht van de Intentieverklaring gezamenlijk besloten tot oprichting van een omgevingsdienst (regionale uitvoeringsdienst) die de juridische vorm heeft van een openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze omgevingsdienst is onderdeel van een stelsel van uitvoeringsdiensten in de provincie Gelderland, waarbij bepaalde taken op bovenregionale schaal kunnen worden belegd.

De Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem is in werking getreden op 14 november 2012.

De gemeenteraden en Provinciale Staten van de deelnemers hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Gelet op:

Het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Provinciewet en de Gemeentewet;

Besluiten:

De Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem te wijzigen;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      actualisatie van de begroting: hiervan is sprake als het Algemeen Bestuur de begroting budget neutraal vaststelt. Er mag wel sprake zijn van aanpassingen in de programma’s of andere aanpassingen mits er niet sprake is van wijziging in de bijdrage van de deelnemers of van nieuwe uitgangspunten die nog niet eerder onder de aandacht zijn gebracht van Raden en Staten;

    • b.

      basistaken: taken bedoeld in versie 2.3 van het Basistakenpakket regionale uitvoeringsorganisaties omgevingsrecht zoals vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu op 25 mei 2011;

    • c.

      bovenregionale taken: taken die ten behoeve van de deelnemers en van deelnemers aan andere regionale uitvoeringsdiensten worden verricht, niet zijnde complexe taken;

    • d.

      burgemeester en wethouders: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

    • e.

      complexe taken: basistaken ten aanzien van

      • o

        inrichtingen die worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009;

      • o

        inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; of

      • o

        inrichtingen die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 2015.

    • f.

      deelnemers: de bestuursorganen die deze regeling hebben vastgesteld;

    • g.

      directeur: directeur van het openbaar lichaam;

    • h.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland;

    • i.

      gemeenteraden: de raden van de deelnemende gemeenten;

    • j.

      de minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    • k.
      • openbaar lichaam: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Regio Arnhem;

    • l.

      Provinciale Staten: Provinciale Staten van Gelderland;

    • m.

      regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem;

    • n.

      Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • o.

      wijziging van de begroting: er is sprake van een wijziging van de begroting op het moment dat het Algemeen Bestuur wijzigingen door voert die niet budget neutraal zijn en dit in de begroting opneemt. Het moet gaan om items die niet eerder aan de orde zijn geweest in de begroting en om die reden ook nog niet onder de aandacht zijn gebracht bij de gemeenteraden en Provinciale Staten.

  • 2. Onder openbaar lichaam worden tevens de organen en de medewerkers van het openbaar lichaam verstaan.

  • 3. Onder deelnemers worden tevens begrepen de rechtspersonen waarvan deelnemers bestuursorgaan zijn.

Artikel 2. Belang

De regeling is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers ter zake van vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering in het kader van het omgevingsrecht. Onder de belangen van de deelnemers wordt tevens begrepen het belang van een goede samenwerking tussen de omgevingsdiensten in Gelderland.

Artikel 3. Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Omgevingsdienst Regio Arnhem, afgekort ODRA.

  • 2. Het openbaar lichaam is statutair gevestigd in Arnhem. De statutaire vestigingsplaats is niet per definitie de feitelijke vestigingsplaats.

  • 3. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

Hoofdstuk 2. Taken, bevoegdheden en bijdragen

Artikel 4. Basistaken

  • 1. Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 brengen de deelnemers de uitvoering van de basistaken onder bij het openbaar lichaam.

  • 2. Tot de basistaken kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken ten behoeve van de basistaken.

  • 3. Over het uitvoeren van de basistaken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen een deelnemer en het openbaar lichaam.

Artikel 5. Overige taken in het omgevingsrecht

  • 1. Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 kunnen de deelnemers de uitvoering van overige taken in het omgevingsrecht onderbrengen bij het openbaar lichaam.

  • 2. Overige taken zijn in ieder geval de Wabo-taken voor zover niet behorend tot de in artikel 4 genoemde basistaken, taken betreffende de Huisvestingswet, de Leegstandswet, de Algemene Plaatselijke Verordening dan wel de daarvoor in de plaats getreden regelgeving.

  • 3. Tot de taken bedoeld in de eerste twee leden kunnen in ieder geval behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met die taken.

  • 4. Het besluit van een deelnemer tot deelname aan de regeling bevat een opgave van de taken bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Over het uitvoeren van de taken bedoeld in het eerste lid worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen een deelnemer en het openbaar lichaam.

Artikel 6. Incidentele taken

  • 1. Op verzoek van een deelnemer voert het openbaar lichaam incidentele taken op het gebied van het omgevingsrecht uit.

  • 2. Over de uitvoering van de taken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer en het openbaar lichaam.

Artikel 7. Bovenregionale taken en complexe taken

  • 1. Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die niet kunnen worden uitgevoerd door het openbaar lichaam in overeenstemming met de KPMG Kwaliteitscriteria, versie 2.1, te laten uitvoeren door andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland die de taken aan zich hebben getrokken.

  • 2. Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die het openbaar lichaam aan zich heeft getrokken, uit te voeren voor andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland.

  • 3. De taken worden uitgevoerd tegen vergoeding van de tussen de regionale uitvoeringsdiensten overeen gekomen kosten.

  • 4. Over de uitvoering van bovenregionale en complexe taken kunnen overeenkomsten worden gesloten tussen het openbaar lichaam en andere uitvoeringsdiensten in Gelderland.

  • 5. Over de uitvoering van complexe taken en bovenregionale taken kunnen daarvoor in het bijzonder aangewezen gevallen samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten tussen een regionale uitvoeringsdienst en andere publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 8. Bevoegdheden

  • 1. De deelnemers dragen geen publiekrechtelijke bevoegdheden over aan het openbaar lichaam.

  • 2. De deelnemers beslissen ieder afzonderlijk over de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het openbaar lichaam, waarbij zoveel mogelijk uniformiteit wordt nagestreefd.

Artikel 9. Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden

Het openbaar lichaam is behoudens instemming van de deelnemers niet bevoegd tot:

  • a.

    het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten;

  • b.

    het afgeven van garanties of andere waarborgen;

  • c.

    het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken;

  • d.

    het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken;

  • e.

    het oprichten van en het deelnemen in een rechtspersoon;

  • f.

    commerciële dienstverlening aan private partijen.

Artikel 10. Bijdragen

  • 1. De deelnemers dragen bij aan de kosten van het openbaar lichaam naar rato van de bij het openbaar lichaam ondergebrachte taken als bedoeld in artikel 4 en artikel 5. In de eerste vier jaren, te rekenen vanaf 2013, is de bijdrage van een deelnemer gerelateerd aan de omvang in 2012 van de door hem bij de omgevingsdienst ondergebrachte taken, gecorrigeerd voor de decentralisatie per 1 januari 2014 (vvgb-decentralisatie).

  • 2. Daarenboven vergoedt elke deelnemer de kosten voor het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 6.

  • 3. De deelnemers dragen er steeds zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen. Een eventuele noodzakelijke bijdrage vindt plaats naar rato van de stemverhouding.

  • 4. De deelnemers betalen de bijdragen als bedoeld in het eerste lid per kwartaal vooruit, te weten vijfentwintig procent van de verschuldigde bijdrage.

Hoofdstuk 3. Algemeen Bestuur

Artikel 11. Samenstelling en stemverhouding

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit 11 personen, waaronder de voorzitter.

  • 2. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het Algemeen Bestuur aan.

  • 3. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur aan.

  • 4. De leden van het Algemeen Bestuur hebben het volgende aantal stemmen:

Deelnemer

Aantal stemmen

 

 

Arnhem

22

Provincie Gelderland

16

Doesburg

3

Duiven

3

Lingewaard

16

Overbetuwe

8

Renkum

12

Rheden

8

Rozendaal

3

Westervoort

3

Zevenaar

8

  • 5. Besluiten worden genomen met minimaal 52 stemmen, uitgebracht door minimaal 5 leden, tenzij de wet of de regeling anders bepalen.

Artikel 12. Aanwijzing, schorsing en ontslag leden Algemeen Bestuur

1. Als tussentijds een vacature in het Algemeen Bestuur ontstaat, wijst de deelnemer in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de deelnemer die hem heeft aangewezen ontslag worden verleend of worden geschorst als dit lid het vertrouwen van die deelnemer niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.

  • 3. Van elke aanwijzing, schorsing of ontslag geeft de deelnemer die het aangaat terstond kennis aan de voorzitter.

  • 4. Een lid van het Algemeen Bestuur kan ontslag nemen. Hij stelt de voorzitter en de deelnemer die hem heeft aangewezen hiervan tijdig op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.

  • 5. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid geen lid meer is van de deelnemer die hem heeft aangewezen of zodra de deelnemer die hem heeft aangewezen uittreedt.

  • 6. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

Artikel 13. Werkwijze

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig oordeelt of twee leden van het Algemeen Bestuur daarom verzoeken, alsmede indien het Dagelijks Bestuur daarom verzoekt, doch ten minste twee maal per jaar.

  • 2. In de vergadering van het Algemeen Bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als ten minste de helft van de leden aanwezig is.

  • 3. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop het tweede lid en artikel 11, vijfde lid, niet van toepassing zijn. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.

  • 4. In een vergadering als bedoeld in het derde lid is artikel 11, vijfde lid, van toepassing op besluiten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd.

  • 5. Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

Artikel 14. Bevoegdheden

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het Dagelijks Bestuur met uitzondering van de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting en wijziging en actualisatie daarvan en de vaststelling van de jaarrekening.

  • 3. Het Algemeen Bestuur kan instructies geven voor de werkwijze van het Dagelijks Bestuur.

  • 4. Het Algemeen Bestuur beslist over alle andere aangelegenheden waarvoor de bevoegdheid niet op grond van de Wet of deze regeling aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter toekomt.

Hoofdstuk 4. Dagelijks Bestuur

Artikel 15. Samenstelling en stemverhouding

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat naast de voorzitter uit vier andere leden.

  • 2. De aanwijzing van de leden van het Dagelijks Bestuur geschiedt op basis van gezamenlijke voordrachten van de leden van het Algemeen Bestuur die zijn aangewezen door:

    • burgemeester en wethouders van Duiven, Westervoort en Zevenaar;

    • burgemeester en wethouders van Doesburg, Renkum, Rheden en Rozendaal;

    • burgemeester en wethouders van Lingewaard en Overbetuwe;

    • burgemeester en wethouders van Arnhem;

    • Gedeputeerde Staten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid doet de deelnemer of de groep van deelnemers als bedoeld in het tweede lid waaruit de voorzitter afkomstig is geen voordracht.

  • 4. De leden van het Dagelijks Bestuur hebben ieder een stem. Ingeval van het staken van de uitgebrachte stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Artikel 16. Aanwijzing, schorsing en ontslag leden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden de andere leden van het Dagelijks Bestuur als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aan.

  • 2. Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt of wanneer een ontslag uit het Dagelijks Bestuur ingaat.

  • 3. Als tussentijds een vacature in het Dagelijks Bestuur ontstaat, wijst het Algemeen Bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

  • 4. Een lid van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijden ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het Algemeen Bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.

  • 5. Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, ontslag verlenen of schorsen als dat lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.

Artikel 17. Werkwijze

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het Dagelijks Bestuur hierom verzoekt.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

  • 3. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als meer dan de helft van de leden aanwezig is.

  • 4. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop het derde lid niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.

  • 5. In een vergadering als bedoeld in het derde lid kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is.

  • 6. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn niet openbaar.

Artikel 18. Bevoegdheden

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met en bevoegd tot het voeren van het Dagelijks Bestuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het voorstaan van de belangen van de regeling en het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het Dagelijks Bestuur van belang is;

    • d.

      het beheer van activa en passiva van het openbaar lichaam;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

  • 2. Het Dagelijks Bestuur bepaalt de wijze waarop de directeur bij verhindering of ontstentenis wordt vervangen.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stelt voor de directeur een instructie vast die ten minste de taken van de directeuren de aansturing van het personeel betreft.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur benoemt, schorst en ontslaat het personeel, waaronder begrepen de directeur . Onder benoeming van personeel wordt tevens verstaan de tewerkstelling op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur stelt een regeling vast omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de rechtspositieregelingen voor de directeur en het overige personeel.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met uitzondering van privaatrechtelijke handelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wet en artikel 9 van de regeling.

  • 7. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd tot het voeren van rechtsgedingen namens de regeling, tenzij het Algemeen Bestuur in bepaalde gevallen anders beslist.

Hoofdstuk 5. Voorzitter

Artikel 19. Voorzitter

  • 1. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan.

  • 2. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die de voorzitter vervangt bij diens verhindering of ontstentenis.

  • 3. Op voordracht van ten minste drie leden kan het Algemeen Bestuur de voorzitter uit zijn functie als voorzitter zetten.

  • 4. De voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het Algemeen Bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.

  • 5. Als tussentijds de functie van de voorzitter vacant wordt, wijst het Algemeen Bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna de nieuwe voorzitter aan.

  • 6. De voorzitter is lid van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

Artikel 20.Bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De voorzitter en de secretaris ondertekenen gezamenlijk de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Artikel 21. Samenwerking tussen uitvoeringsdiensten

  • 1. De voorzitter voert geregeld overleg met de voorzitters van de Dagelijkse Besturen van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten.

  • 2. De voorzitters wijzen uit hun midden een voorzitter van het overleg aan.

  • 3. Het overleg doet zo nodig voorstellen aan de deelnemers voor de programmering van bovenregionale taken.

Hoofdstuk 6. Informatie en verantwoording

Artikel 22. Dagelijks Bestuur en voorzitter ten opzichte van het Algemeen Bestuur

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven tezamen en ieder afzonderlijk inlichtingen aan het Algemeen Bestuur wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt.

Artikel 23. Algemeen en Dagelijks Bestuur ten opzichte van de gemeenteraden en Provinciale Staten

  • 1. Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter geven aan de gemeenteraden en Provinciale Staten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter verstrekken aan de gemeenteraden en Provinciale Staten alle inlichtingen die door een of meer leden van die gemeenteraden of Provinciale Staten worden verlangd.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft alle inlichtingen waarom is verzocht door een of meer leden van de gemeenteraad van de deelnemer die hem heeft aangewezen, respectievelijk een of meer leden van Provinciale Staten in het geval het lid is aangewezen door Gedeputeerde Staten. Hij is bovendien aan de gemeenteraad of Provinciale Staten verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 24. Leden Algemeen Bestuur ten opzichte van deelnemers

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door die deelnemer of door een of meer leden van die deelnemer worden verlangd.

  • 2. Alvorens de gevraagde inlichtingen zoals bedoeld in het eerste lid te verstrekken, kan het lid zich daarover laten adviseren door het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die deelnemer aangegeven wijze.

Hoofdstuk 7. Directeur

Artikel 25. Directeur

  • 1. De directeur is hoofd van de ambtelijke organisatie.

  • 2. De directeur is ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 3. De directeur is tijdens de vergadering van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur aanwezig.

  • 4. De directeur ondertekent als ambtelijk secretaris mede de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

Artikel 26. Samenwerking tussen uitvoeringsdiensten

  • 1. De directeur voert geregeld overleg met de directeuren van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de diensten.

  • 2. De directeuren wijzen uit hun midden een voorzitter van het overleg aan.

Hoofdstuk 8. Vervallen

Artikel 27. Vervallen

Hoofdstuk 9. Financiële bepalingen

Artikel 28. Begrotingsprocedure

  • 1. De vaststelling van de begroting door het Algemeen Bestuur, zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Wet geschiedt niet eerder dan 8 weken nadat deze aan de raden en staten van de deelnemers is verzonden in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 59, eerste lid, van de Wet zorgt het Dagelijks Bestuur vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient voor de in dat lid bedoelde toezending van de ontwerpbegroting vergezeld van een behoorlijke toelichting.

  • 3. In de begroting wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door Provinciale Staten en de gemeenteraden opgestelde begrotingsrichtlijnen.

  • 5. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemers voor eenieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 6. Provinciale Staten en de gemeenteraden vergaderen niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving over de ontwerpbegroting. Zij kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 7. Terstond na de vaststelling van de begroting zendt het Algemeen Bestuur de begroting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden, die ter zake bij de minister hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister.

  • 9. Bij een actualisatie van de begroting wordt de begroting door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Actualisaties worden ter informatie verstuurd naar de gemeenteraden en Provinciale Staten.

  • 10. Het Algemeen Bestuur stelt vast of er sprake is van een wijziging of actualisering.

  • 11. De leden 1 tot en met 8 zijn, met uitzondering van de daarin genoemde data, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 29. Jaarrekening

  • 1. De vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 58, derde lid, van de Wet geschiedt vóór 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Artikel 28 leden 2 en7 van de regeling zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli aan de minister.

  • 4. Vaststelling van de rekening strekt het Dagelijks Bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5. In de rekening wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 6. Verrekening van het verschil tussen hetgeen op grond van artikel 10 van deze regeling is bepaald enerzijds en hetgeen op basis van de rekening is verschuldigd anderzijds vindt plaats zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de rekening.

Artikel 30. Verdeling saldo

  • 1. Een batig saldo van de begroting of jaarrekening wordt toegevoegd aan de Algemene reserve tot een maximum van 5% van de jaarlijkse exploitatielasten of € 500.000 en wel de laagste van deze twee.

  • 2. Voor specifieke doeleinden kan het Algemeen Bestuur besluiten tot het instellen van een bestemmingsreserve.

  • 3. Een uit te keren batig saldo wordt verdeeld naar rato van de stemverhouding.

  • 4. Het Algemeen Bestuur beslist of een nadelig saldo in de jaarrekening:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht; of

    • b.

      geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht naar rato van hun stemverhouding.

  • 5. Het besluit, zoals bedoeld in het vierde lid, sub b, van dit artikel, behoeft 68 stemmen.

Hoofdstuk 10. Archief

Artikel 31. Zorg en beheer archief

  • 1. Ten aanzien van de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam, alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer stelt het Algemeen Bestuur een archiefverordening vast.

  • 2. De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van het openbaar lichaam.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het Algemeen Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 11. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 32. Toetreding

  • 1. De deelnemers zijn bevoegd te beslissen over toetreding van nieuwe deelnemers tot de regeling. Het Algemeen Bestuur wordt in de gelegenheid gesteld hierover zijn zienswijze bekend te maken.

  • 2. De deelnemers regelen de voorwaarden voor toetreding.

Artikel 33. Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling na een daartoe strekkend besluit van de deelnemer, doch niet eerder dan na vijf jaar na de eerste inwerkingtreding van de regeling.

  • 2. Het besluit tot uittreding wordt niet later genomen dan een jaar voorafgaand aan de datum waarop de uittreding plaatsvindt. Uittreding is slechts mogelijk met ingang van 1 januari.

  • 3. Uittreding is slechts mogelijk onder de voorwaarde dat tussen het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer voor de resterende financiële verplichtingen van de uittredende deelnemer een vaststellingsovereenkomst wordt gesloten.

  • 4. De vaststellingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid behoeft 68 stemmen.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur ziet toe op de uittreding en de vereffening van de financiële verplichtingen.

Artikel 34. Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling kan tussentijds worden gewijzigd of opgeheven. Een besluit hiertoe behoeft 68 stemmen.

  • 2. Deelnemers en het Algemeen Bestuur zijn bevoegd een wijziging in de regeling aan de deelnemers in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het Dagelijks Bestuur zendt het voorstel van het Algemeen Bestuur toe aan de deelnemers.

  • 3. Onder wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan een wijziging van inbreng van een deelnemer, tenzij het Dagelijks Bestuur dit als een wijziging bestempelt of als sprake is van een of meer van de volgende situaties:

    • invloed op de continuïteit van de bedrijfsvoering of

    • invloed op het algemene bedrijfsbelang of

    • bij consequenties voor de stemverhouding van meer dan 1 staffel.

      Het Dagelijks Bestuur stelt voor de situaties als bedoeld in dit artikellid nadere spelregels op, welke ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur stelt het Algemeen Bestuur in kennis van de situaties die niet als wijziging worden beschouwd als bedoeld in het derde lid.

  • 5. Ingeval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen Bestuur vooraf, na overleg met de deelnemers, een liquidatieplan vast waarin in ieder geval wordt aangegeven wat de gevolgen zijn die de beëindiging heeft voor het personeel en de wijze waarop het positieve of negatieve saldo van het openbaar lichaam over de deelnemers wordt verdeeld.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur is belast met de vereffening van de financiële verplichtingen.

  • 7. De organen van de regeling blijven in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 12. Klachten

Artikel 35. Klachtenregeling

Het Algemeen Bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

Hoofdstuk 13. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 36. Vervallen

Artikel 37. Informatievoorziening

  • 1. Het openbaar lichaam zorgt ervoor dat de deelnemers op ieder moment kunnen beschikken over informatie met betrekking tot de in hoofdstuk 2 van deze regeling genoemde taken waarvoor zij het bevoegde bestuursorgaan zijn.

  • 2. Ten aanzien van de taken als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze regeling geldt dat de wijze van benadering en ontsluiting van de op die taken betrekking hebbende informatie door het openbaar lichaam is afgestemd met die van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland.

Artikel 38. Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de in artikel 53 van de Wet bedoelde toezending en publicatie.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

Artikel 39. Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40. Vervallen

Artikel 41. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem.

TOELICHTING OP DE TWEEDE WIJZIGING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OMGEVINGSDIENST REGIO ARNHEM

Versie 1 januari 2018

Algemene toelichting

De Omgevingsdienst Regio Arnhem is met ingang van 1 april 2013 operationeel geworden.

Wetswijziging

De Wet gemeenschappelijke regelingen (verder de Wet) is gewijzigd en bij Koninklijk besluit op 1 januari 2015 in werking getreden. In 2015 heeft daarom de eerste wijziging van de in november in werking getreden Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem plaatsgevonden.

Fusie

Per 1 januari 2018 zijn de gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar gefuseerd tot de gemeente Zevenaar. Als gevolg hiervan vindt de tweede wijziging van de Gemeenschappelijke regeling ODRA plaats. De tekst van de Gemeenschappelijke regeling ODRA is daarom hierop aangepast om onduidelijkheid en misverstanden te voorkomen.

Stemverhoudingen

De gemeentelijke herindeling (fusie) heeft tot gevolg dat de Gemeenschappelijke regeling ODRA is gewijzigd, omdat de gemeente Rijnwaarden en Zevenaar deelnemers zijn van deze regeling. Dit betekent dat er per 1 januari 2018 geen 12, maar 11 deelnemers zijn. Dit heeft gevolgen voor de stemverhoudingen in het Algemeen Bestuur van ODRA, neergelegd in artikel 11 lid 4. Het aantal stemmen is vastgesteld op basis van staffels. De staffels zijn bepaald op basis van de inbreng fte in 2018. Bovendien verandert het totaal aantal stemmen, omdat de nieuwe gemeente Zevenaar meer stemmen heeft dan de gemeente Rijnwaarden en Zevenaar afzonderlijk hebben. Hierdoor komt het totaal aantal stemmen op 102.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Onderdeel e, derde punt is aangepast. In 2015 is een nieuw Besluit risico’s zware ongevallen vastgesteld.

Onderdeel j is nieuw ingevoegd. Dit onderdeel geeft aan welke minister de begroting (artikel 28 lid 8) en vastgestelde jaarrekening (artikel 29 lid 3) moet worden gezonden.

Artikel 11

Het aantal deelnemers in het eerste lid wordt gewijzigd naar 11 deelnemers, nu de gemeente Rijnwaarden en Zevenaar zijn gefuseerd tot de gemeente Zevenaar. Dit heeft gevolgen voor de stemverhoudingen. Er is afgesproken bij de stemverhoudingen te werken met staffels, om een evenwichtige verdeling in stemmen te bereiken. Het totaal van stemmen moet uitkomen op 102.

De inbreng van de deelnemers voor het jaar 2018 (daarin zijn alle verschuivingen in Fte meegenomen) is op een rij gezet en gewogen.

Gewijzigde tabel met inbreng:

Deelnemer

Inbreng fte

2018

Stemmen

 

 

 

Arnhem

38,19

22

Prov. Gelderland

23,25

16

Doesburg

0,66

3

Duiven

1,20

3

Lingewaard

20,40

16

Overbetuwe

5,22

8

Renkum

10,45

12

Rheden

4,10

8

Rozendaal

0,56

3

Westervoort

0,56

3

Zevenaar

5,17

8

 

Per staffel is een aantal stemmen toegekend, waarbij het totaal uit komt op 102.

De gebruikte staffels met gewijzigde stemmental is opgenomen in onderstaande tabel:

Staffel

Stemmen

Totaal

> 30

22

1 x 22 = 22

12-30

16

2 x 16 = 32

6-12

12

1 x 12 = 12

3-6

 8

3 x 8 = 24

0-3

 3

4 x 3 = 12

 

 

Totaal 102

 

Het vijfde lid van artikel 11 wordt gewijzigd in:

Besluiten worden genomen met minimaal 52 stemmen, uitgebracht door minimaal 5 leden, tenzij de Wet of de regeling anders bepalen.

Artikel 15

De samenstelling van het Dagelijks Bestuur verandert als gevolg van de gemeentelijke herindeling en de gewijzigde stemverhoudingen. Daarom wordt in het tweede lid de gemeente Rijnwaarden geschrapt.

Artikel 30

Als gevolg van de wijziging van het totaal aantal stemmen naar 102 (artikel 11 lid 4) behoeft de beslissing van het Algemeen Bestuur over een nadelig saldo in de jaarrekening 68 stemmen.

Artikel 33

Als gevolg van de wijziging van het totaal aantal stemmen naar 102 (artikel 11 lid 4) behoeft de te sluiten vaststellingsovereenkomst voor de financiële afwikkeling als bedoeld in het derde lid 68 stemmen.

Artikel 34

Het wijzigen van de regeling behoeft 68 stemmen als gevolg van de wijziging van het totaal aantal stemmen naar 102 (artikel 11 lid 4).

Artikel 38

De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2018, omdat de gemeenten gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar per 1 januari 2018 zijn gefuseerd.