Referendumverordening gemeente Middelburg 2010

Geldend van 11-03-2010 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening gemeente Middelburg 2010

De raad van de gemeente Middelburg;

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

gezien het voorstel van het college van 15 december 2009, volgnummer 10-07;

besluit:

vast te stellen de volgende Referendumverordening gemeente Middelburg 2010;

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raadplegend referendum: een op initiatief van de raad gehouden volksstemming over een mogelijk door de raad te nemen besluit of over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit;

  • b.

    kiesgerechtigden: degenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1. De verordening geeft regels voor het houden van een niet-correctief raadplegend referendum.

  • 2. Een referendum wordt alleen gehouden over een besluit dat naar het oordeel van de raad ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente.

  • 3. Een referendum wordt in ieder geval niet gehouden over:

    • a.

      een besluit over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b.

      een besluit over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      een besluit over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daartuit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • d.

      een besluit over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    • e.

      een besluit over de vaststelling van de gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      een besluit over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • g.

      een besluit in het kader van deze verordening;

    • h.

      een besluit ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • i.

      een besluit dat naar het oordeel van de raad zijn grondslag vindt in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden; of

    • j.

      een besluit waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

  • 4. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3. Niet-correctief raadplegend referendum

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een niet-correctief raadplegend referendum over een mogelijk te nemen besluit of over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit.

  • 2. De raad kan besluiten het vaststellen van de vraagstelling van het referendum op te dragen aan de referendumcommissie als bedoeld in artikel 4.

  • 3. De raad maakt het in het eerste lid bedoelde besluit zo spoedig mogelijk algemeen bekend op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 4. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken, genaamd de Referendumcommissie, hierna verder aan te duiden als “commissie”.

  • 2. De raad benoemt en ontslaat de leden van de commissie.

  • 3. De commissie bestaat uit drie leden.

  • 4. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, met het ambt van burgemeester of wethouder en met een dienstverband bij de gemeente Middelburg.

  • 5. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

  • 6. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die aftreden of ontslag hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 8. De raad benoemt op voordracht van het college een ambtelijk secretaris.

Artikel 5. Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over de toepassing van artikel 2;

    • b.

      de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum of, indien de raad daartoe heeft besloten, de vraagstelling vast te stellen;

    • c.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

    • d.

      toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting; en

    • e.

      de raad te adviseren over de evaluatie van gehouden referenda.

  • 2. De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

  • 3. De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Artikel 6. Datum, vraagstelling en procedure

  • 1. De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, gehoord het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.

  • 2. In het raadplegend referendum wordt aan de stemgerechtigden gevraagd of zij voor of tegen een mogelijk door de raad te nemen besluit zijn, dan wel wordt aan hen de keuze uit een aantal alternatieven voorgelegd. Bij de keuze uit meerdere alternatieven wordt duidelijk aangegeven hoe de uitslag wordt vastgesteld.

  • 3. Bij een referendum met een keuze uit meerdere alternatieven kan de raad besluiten tot het houden van een tweede stemronde over de twee varianten met de meeste stemmen. Op een tweede stemronde zijn de bepalingen van deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het college is verantwoordelijk voor de organisatie van het referendum en de communicatie.

  • 5. De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30% van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte geldige stemmen.

Artikel 8. Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag

De raad neemt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering na het houden van een referendum dan wel na het houden van de tweede stemronde, en anders in de daarop volgende vergadering, een definitief besluit.

Artikel 9. Budget

De raad stelt een budget beschikbaar voor de organisatie van een referendum.

Artikel 10. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • d.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • e.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Referendumverordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 januari 2010.
De voorzitter, De griffier,
mr. J.M. Schouwenaar E.T. Israël
Publicatie: 10 maart 2010
Inwerkingtreding: 11 maart 2010
Publicatie: 10 maart 2010
Inwerkingtreding: 11 maart 2010

Toelichting op de Referendumverordening

A. ALGEMENE TOELICHTING

Het is een vrije keuze van de raad om een referendumverordening vast te stellen, of te kiezen voor andere methoden om burgers te betrekken bij de lokale besluitvorming. De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit artikel 149 van de Gemeentewet. Deze bepaling geeft de raad een autonome verordenende bevoegdheid om een referendum te organiseren over een te nemen of genomen besluit. Binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen, staat het gemeenten vrij om hieraan invulling te geven.

Deze randvoorwaarden zijn:

  • ·

    Het is de gemeenteraad die per geval beslist of een referendum wordt gehouden;

  • ·

    Ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • ·

    De gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden. Een referendum kan dus nooit bindend zijn.

Bij het vaststellen van een referendumverordening moet een keuze worden gemaakt voor één of meer van de verschillende soorten van referenda. De meest gebruikelijke en in Nederland voorkomende soorten zijn de volgende. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum. Dit wordt een raadplegend referendum genoemd. De tegenhanger hiervan is dat burgers het initiatief nemen tot het houden van een referendum. In dat geval wordt gesproken van een raadgevend referendum. Zowel bij een raadplegend als bij een raadgevend referendum kan worden gekozen voor een correctief of een niet-correctief referendum. Een correctief referendum gaat over een genomen besluit (waarvan de uitvoering is opgeschort), een niet-correctief referendum gaat over het voornemen een besluit te nemen. Theoretisch bestaat er nog het bindend referendum. Deze referendumvorm, waarbij de raad verplicht zou zijn de uitslag van het referendum op te volgen, is in Nederland juridisch niet toegestaan omdat de Grondwet en de Gemeentewet dit niet toelaten.

De VNG heeft in mei 2009 een nieuwe modelreferendumverordening aangeboden aan de gemeenten. Deze modelverordening bevat alleen een regeling voor een referendum op initiatief van de bevolking, een raadgevend referendum. Voor dit model is gekozen, aldus de VNG, omdat dit doorgaans als meest zuivere vorm van een referendum wordt gezien. Burgers krijgen hiermee de mogelijkheid om aan de noodrem te trekken indien hun politieke vertegenwoordigers een besluit hebben genomen dat in hun ogen verkeerd is. Burgers kunnen het initiatief nemen voor het houden van een referendum door middel van het verzamelen van handtekeningen.

Een referendum op initiatief van de raad heeft een heel ander karakter. De raad beschikt over diverse andere mogelijkheden om de burgers om advies te vragen, zoals de officiële inspraak (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure), interactief beleid, inspraakavonden, enquetes, internetpanels en buurtbezoeken. Doordat de raad, als besluitvormend orgaan, bepaalt wanneer burgers door middel van een referendum bij de besluitvorming worden betrokken, is sprake van een machtsrelatie. Daarnaast zou toepassing van een correctief raadplegend referendum ertoe kunnen leiden dat de volksvertegenwoordiging zich onttrekt aan het nemen van moeilijke beslissingen, aldus de VNG. Daarom voorziet de modelverordening van de VNG uitsluitend in een raadgevend referendum.

Naar schatting heeft 10% van de Nederlandse gemeenten een referendumverordening vastgesteld. Veel van deze gemeenten hebben daarin alleen een raadplegend referendum of zowel een raadgevend als een raadplegend referendum mogelijk gemaakt. Een steekproefsgewijze vergelijking van een aantal vigerende referendumverordeningen laat verder een grote verscheidenheid zien bij de vormgeving van het referendum.

In de Middelburgse verordening wordt overeenkomstig de wens van de raad een niet-correctief, raadplegend referendum mogelijk gemaakt. In deze verordening diende volgens de aanbevelingen van de raad in ieder geval het volgende te worden geregeld:

  • a.

    een significant opkomstpercentage voor een geldige uitslag (50% of meer);

  • b.

    Mate van binding (afhankelijk van de hoogte van de opkomst);

  • c.

    Instellen van een externe commissie ter voorbereiding van het referendum;

  • d.

    De keuze dat de raad deze commissie mandaat geeft om de vraagstelling zonder verdere tussenkomst van de raad aan de bevolking voor te leggen.

Verder heeft de raad aanbevolen de vraagstelling in principe te beperken tot een enkelvoudige vraag met “voor” of “tegen” of een keuze uit 2 mogelijkheden.

Ook diende ruimte te worden gelaten voor een procedure met meer varianten, waarbij in een tweede stemronde de twee varianten met de meeste stemmen aan de bevolking kunnen worden voorgelegd.

Het nu voorliggende voorstel tot het vaststellen van een referendumverordening is gebaseerd op de aanbevelingen van de raad. Daarbij merken wij het volgende op over de hierboven onder a tot en met d genoemde aanbevelingen.

Ad a: Wanneer is een referendum geldig? Vrij veel gemeenten kiezen voor een stelsel waarbij een bepaald opkomstpercentage als voorwaarde wordt geformuleerd. Soms wordt er ook voor gekozen het referendum altijd, ongeacht de opkomst, als geldig te beschouwen (bijvoorbeeld gemeente Vianen). Het percentage van 30% lijkt het meeste voor te komen. Volgens het kennisinstituut Nicis wordt de hoogste opkomst doorgaans bereikt bij referenda over herindeling/annexatie (gemiddeld 70%) en ligt de gemiddelde opkomst iets onder de 50%. Gelet op dit laatste en in samenhang met het hierna gestelde onder b, is in de verordening het vaak gehanteerde percentage van 30% opgenomen.

Ad b: De Grondwet en Gemeentewet staan een bindend referendum niet toe. Er wordt zonder last gestemd en de raad kan zich dus in staatsrechtelijke zin niet vooraf aan de uitslag binden.

Ad c: Dit is geregeld in de verordening.

Ad d: Dit is geregeld in de verordening.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Alleen concept besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, leent zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen overeenkomstig de modelreferendumverordening van de VNG. Deze lijst is gebaseerd op ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

De algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is of wordt gevolgd, of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiele claims.

Artikel 3 Niet-correctief raadplegend referendum

De raad heeft ervoor gekozen een niet-correctief raadplegend referendum mogelijk te maken. De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. De raad beslist over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: “voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen.” Eventueel kan de raad het vaststellen van de vraag en de antwoordmogelijkheden opdragen aan de commissie.

Artikel 4 en 5 De referendumcommissie

In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De commissie heeft o.a. tot taak: formulering van vraagstelling en antwoordcategorieen; toezicht op de organisatie van het referendum; toezicht op de objectiviteit van de voorlichting. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. Tevens is de commissie verantwoordelijk voor de evaluatie van gehouden referenda. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.

Bij de referendumcommissie kunnen klachten binnen komen over de uitvoering. Zij zendt de klachten door naar het bestuursorgaan dat het aangaat. Zij kan de klachten wel verwerken in haar evaluatieopdracht. De commissie is geen formele klachtencommissie.

Artikel 6 Datum, vraagstelling en procedure

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum. Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de commissie. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

“ja” of “nee”;

een keuze uit alternatieven;

een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b).

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 7 Geldigheid van de uitslag

De raad is natuurlijk vrij om elke uitkomst van het referendum en dus ook elke opkomst mee te laten wegen in haar uiteindelijke besluit. Het referendum is immers één van de informatiebronnen voor de raad. Aangezien een referendum een belangrijke informatiebron is en het houden van een referendum verwachtingen wekt bij de kiesgerechtigden is er een “kiesdrempel” ingesteld. Als derhalve minimaal 30% van de kiesgerechtigden meedoet aan de stemming moet de raad nog zorgvuldiger met de uitkomst omgaan dan hij wellicht anders ook al had gedaan.

Artikel 8 Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag

De raad neemt, zo mogelijk in de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, een besluit over het onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

Artikel 9 Budget

Het organiseren van een referendum brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Hiermee moet dus van te voren rekening worden gehouden. De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen.

Artikelen 10, 11 en 12

Deze artikelen spreken voor zich.