Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018

Geldend van 01-03-2022 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018

De raad van de gemeente Meierijstad;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017 met nummer 194824052;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018.

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Activiteit: De activiteit die door de vereniging/instelling wordt uitgevoerd en door het gemeentebestuur wordt gesubsidieerd;

  • -

    Activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de wet;

  • -

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad;

  • -

    De-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

    • *

      Europees steunkader: Een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    Gemeente: Gemeente Meierijstad;

  • -

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Plaatselijke gemeenschap: De ingezetenen van de gemeente Meierijstad;

  • -

    Subsidie: Een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet;

  • -

    Subsidievaststelling: De door de raad of het college na afloop van een of meer bepaalde activiteiten of een bepaalde periode genomen besluit, waarbij het exacte subsidiebedrag wordt vastgesteld;

  • -

    Subsidieverantwoording: De door een vereniging/instelling voorafgaand aan de subsidievaststelling, in te dienen jaarlijkse afrekening en/of jaarlijks activiteitenverslag;

  • -

    Subsidieverlening: De door de gemeenteraad of het college genomen jaarlijkse beschikking voorafgaande aan de activiteit of periode waarvoor subsidie wordt verleend;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • -

    Vereniging/instelling: Een rechtspersoon naar burgerlijk recht en ingeschreven in het Handelsregister, die zonder winstoogmerk activiteiten uitvoeren die bijdragen aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid;

- Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregeling

Het college kan bij nadere regels (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Algemene subsidie-uitgangspunten

  • 1.

    In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden rechtspersonen met rechtspersoonlijkheid, die zijn gevestigd in Meierijstad. Een subsidie kan worden aangevraagd door het daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon, of een daartoe gemachtigd persoon.

  • 2.

    Aan instellingen van buiten de gemeente kan subsidie worden verleend indien zij naar de mening van het college aantoonbaar werkzaam zijn ten behoeve van de inwoners van Meierijstad.

Artikel 5. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregeling waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7. Verslag

Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op subsidie verleend bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8. Indexering en financiële positie gemeente

  • 1.

    Tenzij in subsidieregeling anders is bepaald, wordt er jaarlijks geïndexeerd met het gewogen indexcijfer prijsmutatie overheidsconsumptie voor het jaar t-1, zoals dit gepubliceerd wordt in het jaar t-1 in de septembercirculaire gemeentefonds.

  • 2.

    Indien de financiële positie van de gemeente daartoe aanleiding geeft kan het college bij de beslissing op aanvraag afwijken van de indexering en de subsidiegrondslag.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, tenzij in de subsidieregeling anders is opgenomen. Voor de aanvraag kunnen formulieren opgesteld worden.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteit, de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • b.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

      • 3.

        Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

      • 4.

        Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1.

    • a.

      Een aanvraag om een structurele subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

    • b.

      Voor structurele subsidies tot en met een bedrag van € 10.000 geldt dat slechts 1 keer per vier jaren een aanvraag ingediend hoeft te worden. In de subsidieregeling kunnen regels worden gesteld over de eventuele tussentijdse aanpassing van de hoogte van deze subsidies aan gewijzigde omstandigheden.

  • 2.

    • a.

      Bij bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag, zoals bedoeld in het vorige lid, wordt het deel accommodatiesubsidie ten behoeve van dekking van de huurkosten van gemeentelijke accommodaties niet meegerekend.

    • b.

      Het college kan bij nadere bepaling afwijken van het gestelde in artikel 10.2.a.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 10, lid 3, binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

    • g.

      er aan de zijde van het college sprake is van veranderde inzichten of gewijzigde omstandigheden.

  • 3.

    Niet subsidiabel zijn activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig en/of levensbeschouwelijk van aard zijn, voortvloeien vanuit partijpolitieke, godsdienstige en/of levensbeschouwelijke motieven dan wel een vorming en/of een verspreiding hiervan tot doel hebben.

  • 4.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de rijks- en/of provinciale gelden, die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden, ook daadwerkelijk worden verkregen.

  • 5.

    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 13. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2.

    Een subsidie-ontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 15. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening, of -bij directe vaststelling- in de beschikking tot subsidievaststelling, kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het voorkomen en tegengaan van grensoverschrijdend gedrag (zoals aannamebeleid, gedragsprotocol, onafhankelijke vertrouwenspersoon en meldprotocol). Bij subsidieregeling kan het college ook regels stellen omtrent het voorkomen en tegengaan van grensoverschrijdend gedrag.

  • 3.

    Bij subsidies meer dan € 50.000,-, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,-

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000,-, uitgezonderd het bepaalde in artikel 10, lid 2, worden door het college bij verlening direct vastgesteld.

  • 2.

    Voor subsidies van €5.000,- tot en met €10.000,--, daaronder niet begrepen de subsidie in de huisvestingskosten, dient de subsidieontvanger jaarlijks het door diens bevoegde orgaan vastgestelde financieel- en inhoudelijk verslag in van het afgelopen kalenderjaar/boekjaar.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies meer dan € 10.000,- tot en met € 50.000,-

  • 1.

    Bij subsidies meer dan € 10.000,- tot en met € 50.000,-, uitgezonderd het bepaalde in artikel 10, lid 2, dient de subsidie-ontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag en beknopt financieel overzicht waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,-

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000,- dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar.

    • b.

      In andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant, tenzij bij subsidieregeling organisaties zijn ontheven van de verplichting van de controleverklaring.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 19. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie, bij een subsidiebedrag dat hoger ligt dan € 10.000,-, vast binnen 6 maanden na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 1 maand worden verdaagd.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid en 18, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend, kan het college de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 20. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Subsidies tot en met een bedrag van € 50.000,- worden in de eerste maand van het subsidiejaar ineens betaald.

  • 2.

    Subsidies van meer dan € 50.000,- worden in vier termijnen uitbetaald, de eerste maand van ieder kwartaal.

  • 3.

    Incidentele subsidies worden binnen vier weken na de verzending van de verleningsbeschikking betaald.

  • 4.

    Uitbetalingen vinden plaats op een bankrekeningnummer van een rechtspersoon.

Artikel 21. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 22. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of- ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In subsidieregeling kan worden bepaald door het college dat van één of meer artikelen of artikelleden van die subsidieregeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 23. Slotbepalingen

  • 1.

    De subsidieverordeningen van de voormalige gemeenten Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel worden ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerstvolgende datum na publicatie en heeft betrekking op subsidieaanvragen die gelden voor het jaar 2018 en verder.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor voorgaande subsidiejaren zijn de bepalingen van de subsidieverordeningen van de voormalige gemeenten Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeente Meierijstad, d.d. 22 juni 2017.

De griffier,

A.F.J. Franken,

De burgemeester,

M.A. Fränzel MSc.

Bijlage Toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene Subsidieverordening van toepassing is. Het blijft mogelijk om voor bepaalde vormen van subsidies een afzonderlijke verordening vast te laten stellen door de gemeenteraad.

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) geldt dat in deze verordening de procedurele kant van de verstrekking (wijze van aanvragen, beslistermijnen etc.) is opgenomen.

Artikel 3. Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen waarin de subsidiegrondslagen nader worden uitgewerkt. Voorheen werd ook gewerkt met beleidsnota’s of beleidsregels, maar de formele juridische term is nadere regels.

Artikel 4. Algemene subsidie-uitgangspunten

Algemeen uitgangspunt is dat slechts subsidie wordt verstrekt aan instellingen die gevestigd zijn binnen de gemeente Meierijstad. Hiervan kan worden afgeweken indien aantoonbaar wordt gemaakt dat instellingen werkzaam zijn ten behoeve van de inwoners van Meierijstad.

Artikel 5. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader (bijvoorbeeld behoud cultureel erfgoed) worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de ASV, of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van Europese Commissie dat in subsidieregelingen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijk kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstelling, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen van het betreffende steunkader (lid 4).

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het subsidieplafond is bedoeld om te voorkomen dat er subsidiebedragen moeten worden betaald, waarvoor geen of onvoldoende middelen beschikbaar zijn. Indien een subsidieplafond voor een bepaalde categorie subsidies is vastgesteld kan en mag er niet meer subsidie verleend worden dat het plafond. Bijvoorbeeld bij subsidies van monumentenzorg kan een subsidieplafond dienen als budgetbewakingsinstrument.

Artikel 7. Verslag

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat de gemeente verplicht kan worden gesteld om voor alle subsidies te publiceren over het effecten doelmatigheid. Dit is niet wenselijk voor “kleine” waarderingssubsidies. Indien het college dit wenselijk acht is dit natuurlijk wel mogelijk en kan dit in middels opname in nadere regels geregeld worden.

Artikel 8. Indexering en financiële positie gemeente

Alle subsidies zullen in principe, tenzij is een nadere regel anders is vermeld, jaarlijks worden geïndexeerd met het indexcijfer prijsmutatie overheidsconsumptie, zoals gepubliceerd in de septembercirculaire. Het gaat hierbij om het samengesteld gewogen gemiddelde indexcijfer, bestaande uit de component netto materiele consumptie (1/3) en de component lonen en salarissen (2/3).

Indien de financiële positie van de gemeente het niet toelaat om te indexeren kan hiervan dus worden afgeweken.

Artikel 9 en artikel 10. Aanvraag en aanvraagtermijn

Deze artikelen beschrijven dat een aanvraag schriftelijk dient te worden ingediend en welke stukken deel uit moeten maken van de aanvraag. Verder is de procedure voor het aanvragen opgenomen. Het terugdringen van administratieve lasten is een van de uitgangspunten van het subsidiebeleid. Daarom wordt er voor gekozen om het grootste deel van de subsidie-ontvangers (subsidiebedragen tot € 10.000,-) slechts één maal per 4 jaar subsidie aan te laten vragen.

Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag wordt de accommodatiesubsidie uitgesloten. Dit is om te voorkomen dat bepaalde verenigingen als gevolg van dit onderdeel boven genoemde grens hebben. Een voetbalvereniging kan bijvoorbeeld € 7000,- doelgroepen/ledensubsidie ontvangen en daarnaast wel € 60.000,- accommodatiesubsidie ter compensatie van de huur van de velden. De vereniging uit de voorbeeld valt volgens deze artikelen dus gewoon onder het normbedrag.

De aanvraag voor een incidentele subsidie dient uiterlijk 8 weken voorafgaand aan de activiteit ingediend te worden.

Artikel 11. Beslistermijn

Hier worden de termijnen vastgelegd waarbinnen het college gehouden is beslissingen te op een aanvraag voor subsidie. De Awb schrijft deze termijnen niet strikt voor. De gekozen termijn zijn gekozen vanwege de huidige praktijk.

In oktober/november wordt jaarlijks de begroting vastgesteld en vervolgens kunnen de subsidies verstrekt worden voor het jaar daarop. Vandaar de keuze voor 31 december.

Voor incidentele subsidies geldt een beslistermijn van 6 weken. Dit is ambities maar haalbaar.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

De Awb kent twee soorten weigeringsgronden, verplichte en facultatieve. Deze zijn opgenomen in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb. Het college heeft de bevoegdheid naast deze artikelen autonome weigeringsgronden op te nemen. Deze zijn in lid 2 opgenomen.

Artikel 13. Verantwoording

Dit artikel geeft de mogelijkheid om naast de opgenomen regels voor verantwoording van de subsidie via de verleningsbeschikking aanvullende voorwaarden voor verantwoording op te nemen.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidie-ontvangers geldt voor de omschreven gewijzigde omstandigheden.

Artikel 15. Aan een subsidie te verlenen bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden. Hierbij kan gedacht wordt aan de voorwaarde ten aanzien van gebruik bij subsidie van de bouw van bijvoorbeeld kleedlokalen bij een sportaccommodatie.

Artikel 16, 17 en 18. Eindverantwoording subsidies

Ook met betrekking tot de verantwoording van de subsidies is beperking van administratieve lasten uitgangspunt van het subsidiebeleid. Daarnaast is uitgangspunt dat aan de voorkant kritisch gekeken wordt of de juiste instellingen bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelstelling en daarvoor subsidie ontvangen. Vervolgens geldt het principe van vertrouwen in de instellingen dat met het ontvangen subsidiebedrag ook de juiste dingen gedaan worden. Bovenstaande uitgangspunten heeft ertoe geleid dat voor verenigingen met een subsidiebedrag tot € 10.000,- geldt dat zij achteraf geen verantwoording hoeven af te leggen.

Het subsidiebedrag wordt bij het moment van subsidieverlening ook meteen vastgesteld. Hiermee wordt voor circa 80% van de verenigingen de administratieve last flink beperkt.

Voor subsidiebedragen tussen € 10.000,- en € 50.000,- geldt een lichte verantwoording in de vorm van een inhoudelijk en financieel verslag. Boven de € 50.000,- subsidie geldt de zwaarste vorm van verantwoorden in de vorm van een controleverklaring door een accountant.

artikel 19. Subsidievaststelling

Dit artikel regelt de termijnen waarbinnen de subsidiebedragen, na indiening van de verantwoordingsvereisten, dienen te worden vastgesteld. Dit geldt dus alleen voor subsidiebedragen boven € 10.000,-.

Artikel 20. Betaling en bevoorschotting

Volgens eerdere artikelen worden de subsidies uiterlijk 31 december vastgesteld, zodat uitbetaling in de eerste maand van het kalenderjaar kan plaatsvinden. Voor de lagere subsidiebedragen tot € 50.000,- geldt dat uitbetaling ineens van het volledige subsidiebedrag plaatsvindt. Voor bedragen hierboven wordt gewerkt met bevoorschotting in vier termijnen.

Artikel 21. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in nadere regels vastgelegd dient te worden. De aanvrager zal daarmee bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is , is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke nadere regels wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het eerste lid kan het college dan een andere termijn vaststellen.

Op grond van het tweede lid kan het college bovendien in nadere regels een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in de nadere regels opgenomen bepalingen.

Artikel 23. Slotbepalingen

De nieuwe verordening is van toepassing op aanvragen voor het subsidiejaar 2018 en verder. Hiermee is procedureel uniformiteit van toepassing op alle subsidieaanvragen. Dit staat los van het inhoudelijke harmonisatietraject.

De subsidieaanvragen van voorgaande jaren blijven behandeld worden conform de procedures van de oude subsidieverordeningen en beleidsregels/nadere regels van de afzonderlijke voormalige gemeente Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel.