Regeling vervallen per 01-01-2021

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater) subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg

Geldend van 09-06-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater) subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings-programma 2014–2020 (POP3) Limburg, op 2 mei 2017 het volgende besluit vast:

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater) subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg.

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg , hierna te noemen ‘Verordening’, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 2 ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische bedrijven, onderdeel emissie naar grondwater’ van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen ‘Paragraaf 2 – onderdeel emissie naar grondwater’) van deze Verordening onder volgende nadere regels open te stellen.

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater) wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode vanaf 29 mei 2017 tot en met 25 augustus 2017. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 25 augustus 2017 te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt voor 2017 voor Paragraaf 2 (onderdeel emissie naar grondwater) vastgesteld op € 650.000,00 bestaande uit 100% ELFPO middelen.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.2.3, eerste lid, en conform artikel 1.12, tweede en derde lid, van de Verordening zijn ook de volgende kosten subsidiabel:

  • niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

  • kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • voorbereidingskosten indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De overige in artikel 2.2.3, tweede lid, van de Verordening opgenomen kosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

Voor een nadere uitwerking van de subsidiabele kosten zie toelichting.

Artikel 4 Hoogte subsidie

In aanvulling op artikel 2.2.4 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 60.000,00 en minimaal € 20.000,00. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 20.000,00 bedraagt. Het subsidiepercentage bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5 Aanvrager

In aanvulling op artikel 2.2.2 van de Verordening kan ook subsidie verstrekt worden aan samenwerkingsverbanden tussen landbouwers.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

  • 6.1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient het project betrekking te hebben op de in artikel 2.2.1 van de Verordening genoemde thema c.:

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en/of grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid).

    Meer specifiek gaat het in dit openstellingsbesluit om de investeringen, die zijn gericht op het reduceren van de emissie naar grondwater. Hieronder wordt verstaan:

    • Systemen voor precisielandbouw betreffende plaats specifieke bemesting, plaats specifieke gewasbescherming, plaats specifieke opbrengstmeting of plaats specifieke bewatering inclusief GPS/GIS apparatuur; en/of

    • Spuitmachine met restvloeistofreductie in de akkerbouw

      Spuitmachine bestemd voor: het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen of vloeibare meststoffen aan gewassen in de akkerbouw, waarbij het ontstaan van restvloeistof in de spuittank wordt voorkomen of gereduceerd; en/of

    • Gebruik spuittechnieken die drift vergaand reduceren, zoals wingsprayer en luchtondersteuning in de akkerbouw. Spuitmachine bestemd voor het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen, waarbij de drift wordt gereduceerd (zie tabel Technische Commissie Techniekbeoordeling, versie 1 november 2016).

  • 6.2 Subsidieaanvragen die geen betrekking hebben op emissie naar grondwater, zoals benoemd onder lid 1 van artikel 6, komen onder deze openstelling niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Rangschikking

  • 7.1 Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, derde lid, van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.2.5 van de Verordening en hieronder nader weergegeven.

    i. Selectiecriterium: kosteneffectiviteit

    Het selectiecriterium kosteneffectiviteit (artikel 2.2.5, eerste lid, onder a, van de Verordening) heeft betrekking op de redelijkheid van de kosten die voor de activiteiten gemaakt worden in verhouding tot het te bereiken effect.

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten (zeer goed) de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect

    • 3 punten (goed) de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect

    • 2 punten (gemiddeld) de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect

    • 1 punt (matig) de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect

    ii. Selectiecriterium: haalbaarheid/de kans op succes

    Bij de haalbaarheid/kans op succes (artikel 2.2.5, eerst lid, onder b) zijn de volgende aspecten van belang:

    • De mate waarin de investering direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager. Hierbij wordt gelet op:

      • *

        de aansluiting op de bedrijfsvoering

      • *

        het te verwachten rendement van de investering

    • De behoefte aan de investering in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. Hierbij wordt gelet op:

      • *

        noodzaak

      • *

        kansen

      • *

        risico’s van de innovatie

    • De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de investering. Daarbij wordt met name gelet op:

      • *

        de voorbeeldfunctie die de aanvrager kan vervullen

      • *

        de rol van erfbetreders (afnemers, leveranciers)

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten als de kans op succes gelet op genoemde aspecten zeer goed is

    • 3 punten als de kans op succes gelet op genoemde aspecten goed is

    • 2 punten als de kans op succes gelet op genoemde aspecten voldoende is

    • 1 punt als de kans op succes gelet op genoemde aspecten matig is

    iii. Selectiecriterium: Mate van effectiviteit van de activiteit

    Paragraaf 2, onderdeel emissie naar het grondwater, wordt opengesteld om bij te dragen aan het realiseren van de doelstellingen van POP3 en de doelstellingen van het provinciaal beleid, met name de doelstellingen met betrekking tot grondwater en drinkwater zoals verwoord in het Provinciaal Waterplan 2016–2021.

    Op dit criterium (artikel 2.2.5, eerst lid, onder c) kan als volgt gescoord worden:

    • 4 punten wanneer de aanvrager grond in eigendom en/of pacht heeft en heeft opgegeven in de aanvraag, die binnen een waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied (zie bijlage 1 of kaart 8 uit de Omgevingsverordening) ligt en de reductie in geval het een aanvraag voor apparatuur de reductie voor restvloeistof betreft groter dan 50% is en in geval de aanvraag betrekking heeft op driftreductie de reductie 90% of meer bedraagt. Hoe opgegeven wordt of de gronden al dan niet binnen een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied liggen wordt in de toelichting beschreven.

    • 3 punten wanneer de aanvrager grond in eigendom en/of pacht heeft en heeft opgegeven in de aanvraag, die binnen een waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied (zie bijlage 1 of kaart 8 uit de Omgevingsverordening) ligt en de reductie in geval het een aanvraag voor apparatuur de reductie voor restvloeistof betreft kleiner dan 50% is en in geval de aanvraag betrekking heeft op driftreductie de reductie minder dan 90% bedraagt. Hoe opgegeven wordt of de gronden al dan niet binnen een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied liggen wordt in de toelichting beschreven.

    • 2 punten wanneer de aanvrager geen grond in eigendom en/of heeft en heeft opgegeven in de aanvraag, die binnen een waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied (zie bijlage 1 of kaart 8 uit de Omgevingsverordening) ligt en de reductie in geval het een aanvraag voor apparatuur de reductie voor restvloeistof betreft de reductie groter dan 50% is en in geval de aanvraag betrekking heeft op driftreductie de reductie 90% of meer bedraagt. Hoe opgegeven wordt of de gronden al dan niet binnen een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied liggen wordt in de toelichting beschreven.

    • 1 punt wanneer de aanvrager geen grond in eigendom en/of pacht heeft en heeft opgegeven in de aanvraag, die binnen een waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied (zie bijlage 1 of kaart 8 uit de Omgevingsverordening) ligt en de reductie in geval het een aanvraag voor apparatuur de reductie voor restvloeistof betreft kleiner dan 50% is en in geval de aanvraag betrekking heeft op driftreductie de reductie minder dan 90% bedraagt. Hoe opgegeven wordt of de gronden al dan niet binnen een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied liggen wordt in de toelichting beschreven.

    iv. Selectiecriterium: Mate van innovativiteit

    De mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie en modernisering van het landbouwbedrijf of de landbouwsector (artikel 2.2.5, eerst lid, onder d). Het gaat hier om de mate waarin de innovatie (investering) gemiddeld al bij de doelgroep wordt toegepast.

    Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar

    • *

      de aard van de innovatie

    • *

      het vernieuwende karakter van de innovatie

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed.

    2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

    1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten matig.

  • 7.2 Weging van de selectiecriteria:

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      Onderdeel i kosteneffectiviteit heeft een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    • b.

      Onderdeel ii haalbaarheid/kans op succes een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

    • c.

      Onderdeel iii mate van effectiviteit van de activiteit een wegingsfactor van 3 (maximaal 12);

    • d.

      Onderdeel iv innovativiteit een wegingsfactor van 1 (maximaal 4).

    Totaal maximaal aantal te behalen punten is 32.

    Indien er met toepassing van de in artikel 7.2 omschreven wegingsfactor in totaal minder dan 18 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan zal een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijk scorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

  • 7.3 Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van de projecten.

    Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria.

Artikel 8 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening worden er geen voorschotten verleend.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 9.2 In aanvulling op artikel 9.1 dienen bij de aanvraag additioneel diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden (nadere uitleg in de toelichting).

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 29 mei 2017 en heeft een looptijd tot einde POP3 periode.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

dhr. drs. G.H.E. Derks MPA

TOELICHTING

Algemeen

Paragraaf 2 uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg (hierna te noemen ‘Verordening’) is gericht op fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen. Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de paragraaf ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen, onderdeel emissie naar grondwater’ en is bedoeld voor investering in de toepassing van innovatieve technieken, processen of productie.

De paragraaf kent 2 openstellingen, één die zich met name richt op fysieke investeringen duurzame innovaties en één die richt op het verminderen van de emissie naar het grondwater. De voorliggende openstelling richt zich op het verminderen van de emissie naar grondwater. Een van de hoofdambities uit het Provinciaal Waterplan Limburg 2016–2021 betreft het verbeteren van de kwaliteit van het regionale grond- en oppervlaktewater, teneinde te voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Momenteel voldoen de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater nog niet aan de gestelde normen.

In 2016 is ten behoeve van de rapportage voor de Kaderrichtlijn Water een brede screening uitgevoerd. In deze screening is o.a. gekeken naar het voorkomen van nitraat en gewasbeschermingsmiddelen. Een aantal buizen, die bemonsterd zijn stonden in grondwaterbeschermingsgebieden. Uit dit onderzoek bleek dat voor nitraat de norm van 50 mg NO3/liter bij een aantal grondwaterbeschermingsgebieden werd overschreden. Bij alle buizen, die in een grondwaterbeschermingsgebied lagen werd 1 of meer gewasbeschermingsmiddelen aangetroffen.

In 2016 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de effecten van het landelijk mestbeleid op de grondwaterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden. Uit dit onderzoek blijkt dat zelfs met aangescherpt beleid voor een aantal winningen in 2027 niet aan de norm van 50 mg NO3/liter wordt voldaan.

Dit is een reden voor Gedeputeerde Staten om de POP3 gelden voor 2017 voor de paragraaf ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen, onderdeel emissie naar grondwater’ bij voorkeur in te zetten op die bedrijven, die in waterwin- of grondwaterbeschermings-gebieden liggen (zie bijlage 1 of kaart 8 uit de Omgevingsverordening). Daarmee draagt deze regeling bij aan de genoemde ambities uit het Provinciaal Waterplan Limburg 2016–2021.

Aanvrager (artikel 5)

Naast landbouwers komen ook consortiums/samenwerkingsverbanden tussen landbouwers in aanmerking voor subsidie. Ook loonwerkers kunnen voor subsidie in aanmerking komen, mits zij bij de Kamer van Koophandel ook als agrarische ondernemer staan ingeschreven.

Subsidiabele activiteiten (artikel 6)

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de POP3 paragraaf ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen’ en is bedoeld voor investeringen in de toepassing van innovatieve technieken, processen of productie.

In artikel 2.2.3 van de verordening staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op één van deze thema’s

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid).

Meer specifiek gaat het om de investeringen, die zijn gericht op het reduceren van de emissie naar grondwater. Hieronder wordt verstaan:

  • Systemen voor precisielandbouw betreffende plaats specifieke bemesting, plaats specifieke gewasbescherming, plaats specifieke opbrengstmeting of plaats specifieke bewatering inclusief GPS/GIS apparatuur.

    De bedoelde systemen zijn onder andere:

    • 1.

      systemen voor het gericht emissiearm, in de juiste dosering, zonder overlapping inde bodem toedienen van vloeibare stikstofhoudende meststoffen bij het planten, zaaien, aanaarden op het moment dat het gewas er aantoonbaar om vraagt;

    • 2.

      systemen om vloeibare meststoffen via druppelslangen in de juiste dosering en op het juiste moment toe te dienen aan het gewas;

    • 3.

      systemen voor het meten van het stikstofgehalte van de toegediende mest met NIRS indien dit meteen wordt door vertaald in het doseren;

    • 4.

      systemen voor het meten van opbrengsten op oogst- en rooimachines.

  • Subsidiabel:

    • alle soorten precisiebemesters;

    • alle soorten gewasbeschermingssystemen voor precisielandbouw;

    • alle soorten bewateringssytemen voor precisielandbouw;

    • alle soorten opbrengstmeetsystemen voor precisielandbouw;

    • spuitdoppen voor gewasbeschermingssystemen voor precisielandbouw;

    • GPS en GIS apparatuur voor deze systemen;

    • samenstelkosten van de digitale bodemkaart ten behoeve van de GPS en GIS apparatuur voor deze systemen;

    • bijhorende software (bijvoorbeeld software om de rijpaden uit te stippelen);

    • bijbehorende installatiekosten.

  • Niet subsidiabel:

    • de tractor waaraan wordt gekoppeld of zelfrijders. Enkel het systeem wat kan worden aangekoppeld is subsidiabel.

  • Spuitmachine met restvloeistofreductie in de akkerbouw

    Spuitmachine bestemd voor: het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen of vloeibare meststoffen aan gewassen in de akkerbouw, waarbij het ontstaan van restvloeistof in de spuittank wordt voorkomen of gereduceerd.

    Subsidiabel:

    • een spuitmachine met volledig gescheiden vloeistofsystemen voor schoon wateren spuitvloeistof (gescheiden schoonwater- en spuitvloeistofcircuit);

    • en spuitmachine waarbij de gewasbeschermingsmiddelen op het laatste moment voor het spuiten op het gewas in de spuitleiding vermengd worden door een selectieve doseringseenheid;

    • GPS/GIS apparatuur voor het systeem. GPS en GIS apparatuur voor dit systeem is alleen in combinatie met het systeem subsidiabel;

    • bijbehorende installatiekosten.

  • Let op: het percentage restvloeistofreductie moet worden vermeld in het projectplan en op de offerte bij het betaalverzoek.

    Niet subsidiabel:

    • de tractor waaraan wordt gekoppeld of zelfrijders zijn niet subsidiabel. Enkel het systeem wat kan worden aangekoppeld is subsidiabel.

  • Gebruik spuittechnieken die drift vergaand reduceren, zoals wingsprayer en luchtondersteuning in de akkerbouw.

    Spuitmachine bestemd voor het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen, waarbij de drift wordt gereduceerd (zie tabel Technische Commissie Techniekbeoordeling, versie 1 november 2016).

    Subsidiabel:

    • investeringen in een spuitmachine met drift reducerende technieken, zoals:

      • driftarme doppen, elektrische kantdoppen, luchtondersteuning of wingsprayer in de akkerbouw;

    • investeringen in drift reducerende technieken, zoals: driftarme doppen, elektrische kant doppen, luchtondersteuning of wingsprayer in de akkerbouw;

    • bijbehorende installatiekosten.

  • Let op: het percentage driftreductie moet worden vermeld in het projectplan en op de offerte bij het betaalverzoek.

    Niet subsidiabel:

    • kosten voor gebruik van drift reducerende additieven.

Subsidie wordt alleen verstrekt voor kosten die aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft zijn toe te rekenen (art 1.13, eerste lid, van de Verordening).

Rangschikking (artikel 7)

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

In Artikel 2.2.5 van de Verordening zijn 4 criteria opgenomen die Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking.

Dit zijn:

  • a.

    kosteneffectiviteit

  • b.

    haalbaarheid/kans op succes

  • c.

    mate van effectiviteit van de activiteit

  • d.

    innovativiteit

Er is de mogelijkheid om verschillende wegingsfactoren aan de te criteria te koppelen. In dit openstellingsbesluit ligt de nadruk op een brede uitrol en minder op innovatie. Vandaar dat de nadruk hier meer op de mate van effectiviteit van de maatregel ligt en minder op innovativiteit.

kosteneffectiviteit

Het selectiecriterium kosteneffectiviteit heeft betrekking op de mate waarin het project bijdraagt aan de genoemde duurzaamheidsthema’s ten opzichte van de kosten die hiervoor gemaakt worden.

Als de aangevraagde kosten relatief hoog zijn ten opzichte van het effect dat wordt bereikt dan scoort de aanvraag op dit onderdeel minder.

haalbaarheid/kans op succes

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin de investering direct toepasbaar is, de behoefte aan de innovatie in de bedrijfstak en de wijze waarop over de investering wordt gecommuniceerd.

mate van effectiviteit van de activiteit

Bij de mate van kosteneffectiviteit wordt gekeken in hoeverre de investeringen bijdragen aan het behalen van de doelen met betrekking tot het verbeteren van de grondwaterkwaliteit, zoals benoemd in het Provinciaal Waterplan 2016–2021. De nadruk ligt hierbij op de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.

De aanvrager dient de percelen op te geven, die hij voor de gecombineerde aanvraag voor gewassen en percelen heeft opgegeven in 2016! Indien in 2017 een perceel in eigendom is gekomen of wordt gepacht binnen een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied, dat nog niet in de opgave van 2016 zat, dan dient een copy van de koopovereenkomst of pachtcontract als bewijs te worden toegevoegd. In geval van een samenwerkingsverband dienen alle aanvragers grond te hebben binnen waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebieden. Voor spuitmachines voor reststofvloeistofreductie dient het reductiepercentage, zoals opgegeven door de producent in het projectplan vermeld te worden. Voor apparatuur voor driftreductie dient het reductiepercentage in het projectplan te worden opgenomen (zie tabel Technische Commissie Techniekbeoordeling, versie 1 november 2016).

innovativiteit

Er zijn een groot aantal systemen bekend om de emissie van voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar het grondwater te reduceren. De nadruk bij deze openstelling ligt meer op de brede uitrol dan op innovatie.

tendering

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits deze aan de dan geldende nadere regels voldoen.

Verplichtingen (artikel 9.2)

De volgende bijlagen dienen additioneel toegevoegd te worden bij de aanvraag, Voor uitleg wordt verwezen naar het Handboek subsidies POP3: zie de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014–2020 (POP3):

  • bewijsstukken MKB-bedrijf/agrarische onderneming (verplicht);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken van (indien van toepassing);

  • ten aanzien van de ‘verklaring géén financiële moeilijkheden’ (door ondertekening van het aanvraagformulier) moet de jaarrekening worden bijgevoegd (verplicht);

  • samenwerkingsovereenkomst, voorbeeld op website (indien van toepassing);

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • vergunningen. Indien de vergunningen niet aanwezig zijn dient toegelicht te worden waarom deze ontbreken (indien van toepassing);

  • documenten ten aanzien van de aanbesteding (indien van toepassing);

  • verklaring belastingdienst inzake niet verrekenbare danwel niet compensabele btw (indien van toepassing).

Bijlage 1: Water wingebieden en grondwater beschermingsgebieden

afbeelding binnen de regeling