Verordening van het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel houdende belastingregels omtrent de leges Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel 2016

Geldend van 24-03-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel houdende belastingregels omtrent de leges Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel 2016

Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel;

op voordracht van het dagelijks bestuur van 31 januari 2017,

gelet op de artikelen 110, 113 en 115, eerste lid, onder b en c van de Waterschapswet;

B e s l u i t:

vast te stellen de ‘Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel 2016’

artikel 1. Voorwerp van de belasting

Voorwerp van de belasting is een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet, dan wel een watervergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, anders dan in het belang van het door het waterschap beheerde watersysteem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Waterwet.

artikel 2. Belastbare feit

  • 1. Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van:

    • a.

      het in behandeling nemen van een aanvraag van een watervergunning, strekkende tot een wijziging van het door het waterschap beheerde watersysteem;

    • b.

      het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van een projectplan;

    • c.

      het in behandeling nemen van een verzoek tot het verrichten door of vanwege het waterschap van diensten die rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met de uitvoering van een projectplan.

  • 2. Leges worden uitsluitend geheven indien de beoogde wijziging van het door het waterschap beheerde watersysteem plaats vindt in het algemeen belang, anders dan het belang van het door het waterschap beheerde watersysteem.

  • 3. Onder het algemeen belang als bedoeld in het tweede lid wordt mede verstaan het algemeen belang dat wordt behartigd door nutsbedrijven en andere bedrijven die zijn belast met een taak in het algemeen belang.

artikel 3. Belastingplichtige

Belastingplichtig is de indiener van een aanvraag of verzoek als bedoeld in artikel 2 dan wel degene ten behoeve van wie de aanvraag of het verzoek is ingediend.

artikel 4. Heffingsmaatstaf en tarief

  • 1. De leges worden geheven naar het bedrag van de werkelijke kosten die zijn verbonden aan het behandelen van een aanvraag of een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.

  • 2. Het bedrag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gespecificeerd in een door het dagelijks bestuur voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag of het verzoek aan de aanvrager of verzoeker medegedeelde begroting.

  • 3. De op grond van het eerste lid berekende leges worden geheven voor zover zij meer bedragen dan € 50.000.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op tweede en verdere aanvragen en verzoeken die gelet op hun onderlinge samenhang betrekking hebben op hetzelfde project waarop de eerste aanvraag of het eerste verzoek betrekking heeft, of daarop redelijkerwijs betrekking hadden kunnen hebben.

  • 5. Voor de toepassing van het vierde lid worden in elk geval als betrekking hebbend op hetzelfde project aangemerkt: aanvragen of verzoeken in het kader van hetzelfde tracébesluit of ontwerp-tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet, en aanvragen of verzoeken in het kader van hetzelfde bestemmingsplan, provinciaal inpassingsplan of Rijksinpassingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

artikel 5. Inbehandelingname

Indien een begroting als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is uitgebracht, wordt een aanvraag of een verzoek in behandeling genomen op de tiende werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager of de verzoeker ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag of het verzoek voor deze tiende werkdag schriftelijk is ingetrokken.

artikel 6. Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van aanslag.

artikel 7. Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

artikel 8. Gespreide betaling

  • 1. In afwijking van artikel 7 kunnen leges waarvan het bedrag hoger is dan € 10.000,- worden betaald in twee gelijke termijnen.

  • 2. Bij gespreide betaling van leges terzake van een aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a. of een verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b., vervalt de eerste termijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, en de tweede termijn een maand later.

  • 3. Bij gespreide betaling van leges terzake van een verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c. vervalt de eerste termijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, en de tweede termijn een maand na de dagtekening van de schriftelijke gereedmelding van de werkzaamheden door het waterschap.

artikel 9. Tijdstip van inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is dezelfde dag als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De ‘Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel’ van 7 juli 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 14 maart 2017,

drs. C. Roos

secretaris-directeur

drs. H.Th.M. Pieper

dijkgraaf

Toelichting op de Legesverordening Waterschap Rijn en IJssel

TOELICHTING ALGEMEEN

Een waterschap is een lichaam van functionele decentralisatie. Het waterschap onderscheidt zich daarmee van andere territoriale overheden. Het Rijk, de provincies en gemeenten kunnen zich in beginsel iedere taak aantrekken die zij in het algemeen belang achten. Hun aandachtsgebied is het algemeen belang in al zijn facetten. Een waterschap dient als functioneel lichaam slechts één facet van het algemeen belang, namelijk het waterbeheer.

Het waterschap is belast met het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer. Om deze wettelijke taken te kunnen bekostigen mag het waterschap een aantal belastingen heffen. Dit zijn de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing. Deze belastingen mogen worden geheven ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de genoemde waterschapstaken. De belastinginkomsten mogen dus niet worden gebruikt voor andere doeleinden.

In tegenstelling tot het Rijk, de provincies en gemeenten beschikt het waterschap niet over belastinginkomsten die door het waterschapsbestuur kunnen worden ingezet voor andere doeleinden dan de in de Waterschapswet genoemde taken.

Deze verordening ziet op de situatie dat een andere overheid dan het waterschap het initiatief neemt tot de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk in beheer bij het waterschap. De ingreep dient een algemeen belang, maar niet dat van het waterbeheer. De overheid die de ingreep initieert, doet dat in het kader van de eigen takenuitoefening. De ingreep dient dan ook te worden bekostigd met het belastinggeld dat ten behoeve van die (andere) taken is betaald.

Het waterschap is in beginsel bereid medewerking te verlenen. Deze medewerking mag echter niet worden bekostigd met belastinggeld dat ten behoeve van de waterschapstaken is betaald. Deze verordening heeft als doel dat de kosten worden gedragen door de initiërende overheid (of een (nuts)bedrijf dat is belast met een taak in het algemeen belang)

De verordening zorgt voor een eerlijke allocatie van de belastingdruk. Als een ingreep in het watersysteem het belang dient van het Rijk of een provincie, zullen de baten van de ingreep ten goede komen aan een veel grotere doelgroep dan alleen de belastingplichtigen van het waterschap. De baten van een lokale ingreep op initiatief van een gemeente komen juist ten goede aan een veel kleinere doelgroep dan de belastingplichtigen van het waterschap.

  • 1.

    De Watervergunning

    Indien de initiërende partij de ingreep zelf wenst uit te voeren, is daarvoor een watervergunning nodig als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet.

    Het begrip watervergunning is in de Waterwet geïntroduceerd voor bepaalde handelingen in het watersysteem en in de keur geconcretiseerd voor het beheergebied van het waterschap. Niet iedere watervergunning valt onder de legesplicht. Deze verordening ziet alleen op watervergunningen die strekken tot een fysieke ingreep in het watersysteem.

    De voorbereiding van een ingrijpende wijziging van het watersysteem vergt onderzoek door het waterschap en overleg met de initiatiefnemer en eventuele andere belanghebbenden. De kosten van het waterschap kunnen hoog oplopen en variëren sterk, afhankelijk van het project. Deze kosten kunnen niet standaard worden gefixeerd op een vast bedrag.

  • 2.

    Het projectplan

    De Waterwet (Wtw) verplicht het waterschap als waterbeheerder om voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk een projectplan vast te stellen (art. 5.4 e.v. Wtw). De verplichting tot het vaststellen van een projectplan heeft betrekking op dié voorgenomen werken of werkzaamheden in of bij een waterstaatswerk die tot gevolg hebben dat wijziging wordt gebracht in de normatieve toestand ervan (richting, vorm, afmeting of constructie).

    De verplichting van artikel 5.4 Wtw ziet op de aanleg of wijziging van een waterstaatwerk door of vanwege de beheerder. Dat neemt niet weg dat een derde aan de beheerder het verzoek kan doen tot aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Als het waterschap als beheerder een dergelijk verzoek wil honoreren, is het verplicht een projectplan op te stellen.

    Een projectplan is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek tot aanleg of wijziging van een waterschapswerk wordt voor de afhandeling gesplitst in de aanvraag van een besluit tot het vaststellen van een projectplan en een verzoek tot het uitvoeren van het vastgestelde projectplan.

  • 3.

    De uitvoering van het projectplan

    Na de vaststelling van een projectplan volgt de uitvoering. De uitvoering van een projectplan gebeurt per definitie door of vanwege het waterschap als beheerder (artikel 5.4 Wtw). De kosten dienen te worden gedragen door de initiatiefnemer.

  • 4.

    Legesverordening

    Artikel 115 van de Waterschapswet geeft het waterschap de mogelijkheid rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten. De bedoelde diensten kunnen zowel het nemen van een besluit betreffen als het uitvoeren van feitelijke werkzaamheden. Voor het kunnen heffen van leges is een legesverordening vereist.

    De legesverordening is een belastingverordening. Ingevolge artikel 111 van de Waterschapswet vermeldt een belastingverordening de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is, alsmede het tijdstip van inwerkingtreding.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

artikel 1. Voorwerp van de belasting

Leges worden geheven ter dekking van de kosten van de voorbereiding en vaststelling van een watervergunning of een projectplan (alsmede de kosten van een eerste controle of aan de gestelde vereisten wordt voldaan) en voor de uitvoering van een projectplan op verzoek van derden

Ingrepen waarvoor geen watervergunning of projectplan nodig is, vallen niet onder de legesverordening. Een voorbeeld van een dergelijke ingreep is het op verzoek van derden verleggen van persleidingen die het waterschap gebruikt ten behoeve van de zuiveringstaak. De daarmee gemoeide kosten worden in praktijk op basis van privaatrechtelijke afspraken aan het waterschap vergoed.

artikel 2. Belastbare feit

Lid 1

Dit lid benoemt de belastbare feiten.

Het verzoek tot het vaststellen van een projectplan en de uitvoering ervan worden afzonderlijk benoemd. Dit betekent dat de leges voor beide fases afzonderlijk worden geheven. Het projectplan kan daardoor als basis dienen voor de begroting van de waterschap kosten in de uitvoeringsfase. De mogelijkheid bestaat dat het verzoek om een projectplan niet wordt gevolgd door een uitvoeringsfase. In dat geval is de initiatiefnemer alleen leges verschuldigd voor de behandeling van het verzoek om het projectplan.

Lid 2

Dit lid beperkt de belastbare feiten. Leges worden alleen geheven voor watervergunningen en projectplannen ten behoeve van een algemeen belang dat niet behoort tot de wettelijke taken van het waterschap.

Geen leges worden geheven van ingezetenen en bedrijven die een watervergunning aanvragen ten behoeve van een individueel belang. De kosten van die aanvragen worden gedekt uit de belastinginkomsten die mede door de aanvragers zijn betaald.

Lid 3

Leges worden ook geheven van nutsbedrijven en andere bedrijven die zijn belast met een taak in het algemeen belang. Te denken valt aan drinkwaterbedrijven, energiebedrijven, telecombedrijven, netbeheerders en openbaar vervoerbedrijven, maar ook aan een spoorinfrastructuurbeheerders zoals Prorail of Keyrail en andere bedrijven die belast zijn met een taak in het algemeen belang.

artikel 3. Belastingplichtige

Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst leges zullen worden geheven van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst wordt verricht. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, kan degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend als belastingplichtige worden aangemerkt.

artikel 4. Heffingsmaatstaf en tarief

Lid 1

De hoogte van de verschuldigde leges wordt bepaald door de omvang van de werkelijke kosten die het waterschap maakt ten behoeve van de behandeling van de aanvraag of het verzoek. Deze maatstaf doet recht aan het uitgangspunt dat deze kosten zoveel mogelijk worden gedragen door de initiatiefnemer. De kosten van het waterschap kunnen sterk variëren en zijn telkens afhankelijk van het betreffende project. Die kosten kunnen daarom vooraf in een verordening niet worden gefixeerd op een vast bedrag. Om deze reden wordt in alle gevallen gewerkt met een zogenoemde begrotingsconstructie (zie ook de toelichting op het tweede lid).

Lid 2

De initiatiefnemer moet vooraf kunnen weten wat de hoogte is van de leges die hem in rekening zullen worden gebracht. Het tarief moet transparant zijn. Volgens een uitspraak van de Hoge Raad, HR 22 juli 1985 nr. 22 780, na conclusie van A-G Moltmaker, BNB 1985/259 met noot van A.L.C. Simons, Belastingblad 1985 blz. 493 met noot van PdB, betekent dit:

“dat de verordening niet (…) het bedrag van de belasting behoeft te vermelden, maar dat ook op andere wijze kan worden aangegeven tot welke belastingverplichtingen het belastbare feit leidt, mits daarbij op voldoende duidelijke wijze aan de belastingplichtige inzicht wordt gegeven in het beloop van het van hem te heffen bedrag”.

Als de kosten per aanvraag of verzoek sterk verschillend zijn, hoeft het tarief dus niet in de verordening te worden gefixeerd op een vast bedrag voor alle aanvragen of verzoeken. Voor dergelijke situaties kan een zogenoemde begrotingsconstructie uitkomst bieden.

Een begrotingsconstructie houdt in dat het dagelijks bestuur op basis van de aanvraag of het verzoek een begroting opstelt van de kosten die het waterschap moet maken. Deze kosten zullen als leges in rekening worden gebracht.

Lid 3

Voor de heffing geldt een vrijstelling aan de voet. De eerste € 50.000 van de werkelijke kosten worden niet verhaald. Het meerdere wordt wel in rekening gebracht. De voetvrijstelling werkt zonder onderscheid tussen de belastingplichtigen.

Lid 4

De voetvrijstelling van het derde lid is niet van toepassing op (het in behandeling nemen van) aanvragen en verzoeken die worden gedaan in het kader van hetzelfde project en met een eerdere aanvraag of verzoek onderling samenhangen. Deze bepaling beoogt misbruik van de voetvrijstelling in de zin dat aanvragen of verzoeken worden opgeknipt om deze telkens onder de vrijstelling te laten vallen, te voorkomen. In het kader van meerdere aanvragen en verzoeken voor hetzelfde project kan slechts éénmaal gebruik worden gemaakt van de voetvrijstelling.

Lid 5

‘Project’ moet ruim worden opgevat. In het vijfde lid zijn een aantal figuren genoemd waarbij telkens sprake is van één en hetzelfde project. Deze opsomming is niet limitatief.

artikel 5. Inbehandelingname

In de begrotingsconstructie zoals die door het Waterschap wordt toegepast, krijgt de aanvrager of verzoeker na de mededeling van de begroting een termijn van tien dagen om zijn aanvraag of verzoek desgewenst in te trekken. Als de aanvrager of verzoeker niet tijdig reageert op de begroting, wordt de aanvraag of het verzoek in behandeling genomen en is hij de leges verschuldigd. De initiatiefnemer is dus bekend met de hoogte van de leges voordat hij beslist of hij zijn aanvraag of verzoek gestand doet.

artikel 6. Wijze van heffing.

De leges worden geheven door middel van een aanslag. De aanslag wordt uitgebracht door de heffingsambtenaar van het waterschap.

artikel 7. Termijnen van betaling

De leges moeten worden betaald binnen een termijn van 30 dagen. Dit is een toegestane afwijking van de invorderingstermijn van zes weken van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 2009.

artikel 8. Gespreide betaling

Lid 1

De kosten die het waterschap moet maken zijn niet geconcentreerd op het moment dat de aanvraag of het verzoek in behandeling wordt genomen. In geval van hoge kosten is het niet redelijk dat de initiatiefnemer alle kosten op dat moment moet betalen. De initiatiefnemer kan dan kiezen voor betaling in twee termijnen.

Lid 2

De tweede termijn dient standaard een maand na de eerste termijn te worden betaald, onafhankelijk van de doorlooptijd van de aanvraag of het verzoek en onafhankelijk van het moment waarop op de aanvraag of het verzoek wordt beslist.

De doorlooptijd van de aanvraag van een complexe watervergunning of het verzoek om een projectplan kan sterk variëren. Denkbaar is dat een deel van de voorbereidingen voorafgaand aan de aanvraag of het verzoek al is uitgevoerd in het kader van een haalbaarheidsonderzoek. De behandeling van een aanvraag of het verzoek wordt doorgaans afgesloten met het nemen van een besluit op de aanvraag of het verzoek. Een koppeling tussen de besluitdatum en de vervaldatum van de tweede termijn ligt voor de hand. Daarvoor is echter niet gekozen. Het is immers niet uitgesloten dat de initiatiefnemer de aanvraag of het verzoek intrekt voordat het bestuur formeel op de aanvraag of het verzoek heeft beslist.

Lid 3

Op het moment dat een verzoek tot uitvoering van het projectplan in behandeling wordt genomen, is zeker dat het waterschap bereid is tot de uitvoering van het volledige projectplan. Het waterschap heeft immers al het projectplan vastgesteld en een begroting voor de uitvoering afgegeven. De uitvoeringskosten kunnen worden betaald in twee gelijke termijnen, te weten een termijn vooraf en een termijn achteraf.

De vervaldatum van de tweede betalingstermijn is afhankelijk van de datum van de schriftelijke gereedmelding door het waterschap. De gereedmelding is een eenzijdige rechtshandeling van het waterschap. Er is geen sprake van een aanvaarding van de gereedmelding door de initiatiefnemer.

artikel 9. Tijdstip van inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

artikel 10. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.