Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent integriteit voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten (Gedragscode integriteit voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant 2017)

Geldend van 23-03-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent integriteit voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten (Gedragscode integriteit voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant 2017)

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 10 januari 2017;

gelet op de artikelen 15, derde lid, 105, eerste lid juncto 143 van de Provinciewet;

overwegende dat de Provinciewet Provinciale Staten verplicht tot het opstellen van een gedragscode voor alle bestuurders van de provincie;

overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 de Gedragscode integriteit Noord-Brabant 2012 hebben vastgesteld;

overwegende dat in landelijk verband door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten twee separate modelgedragscodes voor volksvertegenwoordigers respectievelijk bestuurders zijn vastgesteld, welke zich wat betreft de provincies richten op de commissaris van de Koning, alsmede op de leden van Provinciale en Gedeputeerde Staten;

overwegende dat het wenselijk is omwille van de transparantie en uniformiteit dit landelijke model over te nemen, inhoudende een gedragscode voor Provinciale Staten en een gedragscode voor de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten, aangevuld met regels over de wijze waarop aan deze gedragscode binnen de provincie Noord-Brabant uitvoering wordt gegeven;

Besluiten vast te stellen het volgende reglement:

Deel I Kader en kernbegrippen integriteit Gedeputeerde Staten

De voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur in zijn gemeenheid en de provincie in het bijzonder centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Integriteit staat voor zorgvuldig, uitlegbaar en standvastig gedrag en handelen. Zorgvuldig betekent dat de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten steeds opnieuw kritisch en systematisch reflecteren op hun kernverantwoordelijkheden en zich voortdurend vragen stellen. Uitlegbaar betekent dat de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten kunnen aangeven hoe hun handelen past bij hun kernverantwoordelijkheden en kerntaken, bij de kernwaarden regels, richtlijnen, wetten en andere bindende voorschriften. Standvastig betekent dat de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten hun rug recht houden bij weerstanden en verleidingen. Het gaat in de kern om kritische reflectie op gedrag en houding waarbij integriteit is gestoeld op de volgende waarden: moreel besef, onafhankelijkheid, transparantie, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid.

Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders dan wel aan Provinciale Staten, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst integriteit van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten is altijd en volledig gericht op het belang van de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten heeft een herkenbaar verband met de functie die zij vervullen in het bestuur.

Geen belangenverstrengeling

Het handelen van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en burgers en organisaties inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten moet men kunnen rekenen. Die houden zich aan hun afspraken. Kennis en informatie waarover zij uit hoofde van hun functie als voorzitter en lid van Gedeputeerde Staten beschikken, wenden zij aan voor het doel waarvoor die kennis en informatie zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van de voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.

Deel II Gedragscode voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant

1. Algemene bepalingen

  • 1.1

    Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

  • 1.2

    Daar waar gesproken wordt over de leden van Gedeputeerde Staten wordt ook de voorzitter bedoeld.

  • 1.3

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet duidelijk is, vindt bespreking plaats in de vergadering van Gedeputeerde Staten of de vergadering van Provinciale Staten.

  • 1.4

    Indien een concrete integriteitskwestie speelt waarbij sprake is van twijfel over de uitleg of strekking van deze gedragscode of van regelingen voor zover die integriteitsaspecten in zich hebben, kunnen de leden van Gedeputeerde Staten hun twijfel kenbaar maken aan de contactpersoon integriteit als bedoeld in artikel 7 van deze gedragscode. Zij kunnen daarnaast de voorzitter consulteren.

  • 1.5

    De code is openbaar en voor iedereen gemakkelijk toegankelijk.

  • 1.6

    Leden van Gedeputeerde Staten tekenen na beëdiging een verklaring dat zij de gedragscode zullen naleven.

  • 1.7

    Leden van Gedeputeerde Staten zijn aanspreekbaar op de naleving van deze code.

  • 1.8

    Het onderwerp integriteit stellen de leden van Gedeputeerde Staten periodiek in hun vergadering aan de orde.

2. Belangenverstrengeling

  • 2.1

    Leden van Gedeputeerde Staten doen opgave van hun financiële belangen.

  • 2.2

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomen leden van Gedeputeerde Staten (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3

    De leden van Gedeputeerde Staten zijn gedurende een jaar na aftreden uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie Noord-Brabant en alle andere organisaties waarin de provincie een bestuurlijk of financieel belang heeft. Hiervan kan met redenen omkleed ontheffing worden verleend door het presidium van Provinciale Staten.

  • 2.4

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een lid van Gedeputeerde Staten over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

  • 2.5

    Een lid van Gedeputeerde Staten die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de provincie, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.6

    Een lid van Gedeputeerde Staten neemt van een aanbieder van diensten aan de provincie geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

3. Nevenfuncties

  • 3.1

    Leden van Gedeputeerde Staten leveren de secretaris de informatie aan over (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het lidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de secretaris.

  • 3.2

    Leden van Gedeputeerde Staten geven ten behoeve van de openbaarmaking van nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht en of de functies bezoldigd zijn.

  • 3.3

    Leden van Gedeputeerde Staten die een nevenfunctie willen vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, leggen dit voor aan het college van Gedeputeerde Staten.

  • 3.4

    De kosten die leden van Gedeputeerde Staten maken in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 3.5

    Leden van Gedeputeerde Staten vervullen geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van het lidmaatschap of die het aanzien van de provincie schaadt.

  • 3.6

    De secretaris legt een register voor de nevenfuncties aan en beheert dit register. Dit register is openbaar en via internet beschikbaar.

4. Informatie

  • 4.1

    Leden van Gedeputeerde Staten gaan zorgvuldig en correct om met informatie waarover zij uit hoofde van hun lidmaatschap beschikken Zij zorgen ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

  • 4.2

    Leden van Gedeputeerde Staten houden geen informatie achter.

  • 4.3

    Leden van Gedeputeerde Staten verstrekken geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

  • 4.4

    Leden van Gedeputeerde Staten maken niet ten eigen bate of ten bate van hun persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van zijn lidmaatschap verkregen niet openbare informatie.

  • 4.5

    Leden van Gedeputeerde Staten gaan verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten. Ook gaan zij verantwoord om met sociale media.

5. Geschenken, diensten en uitnodigingen

  • 5.1

    Leden van Gedeputeerde Staten accepteren geen geschenken, faciliteiten of diensten indien de onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigeren zij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

  • 5.2

    Geschenken en giften die leden van Gedeputeerde Staten uit hoofde van hun functie ontvangen en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen, worden gemeld en geregistreerd. Deze geschenken zijn eigendom van de provincie. Er wordt een provinciale bestemming voor gezocht. Geschenken en giften die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen worden niet gemeld en kunnen worden behouden.

  • 5.3

    Geschenken en giften die een waarde van € 50,- of meer vertegenwoordigen worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, melden leden van Gedeputeerde Staten dit binnen één maand na ontvangst van het geschenk of de gift in het college van Gedeputeerde Staten waarna een besluit over de bestemming van het geschenk genomen wordt.

  • 5.4

    Aanbiedingen voor privéwerkzaamheden of kortingen op privégoederen worden niet geaccepteerd.

  • 5.5

    Leden van Gedeputeerde Staten melden in het college van Gedeputeerde Staten de excursies en evenementen op kosten van derden waaraan zij deelgenomen hebben.

  • 5.6

    Meldingen als bedoeld in artikel 5.2 en 5.3 van deze code, worden gedaan aan de secretaris. De secretaris legt een register aan van de geschenken die ontvangen zijn en die een waarde van € 50,- of meer vertegenwoordigen. Het register is openbaar en wordt periodiek via internet beschikbaar gesteld.

6. Voorzieningen, bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen en buitenlandse dienstreizen

en buitenlandse dienstreizen

  • 6.1

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Leden van Gedeputeerde Staten zijn terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 6.2

    Leden van Gedeputeerde Staten declareren geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 6.3

    In geval van twijfel over een declaratie of over het correct gebruik van een creditcard door een bestuurder, wordt dit voorgelegd aan de Commissaris van de Koning en zonodig ter besluitvorming aan het college van Gedeputeerde Staten.

  • 6.4

    Leden van Gedeputeerde Staten die het voornemen hebben uit hoofde van hun functie een reis buiten de Benelux te maken (daaronder valt ook een reis naar de landen van het Koninkrijk in de Caraïben en de BES-eilanden) hebben vooraf toestemming nodig van het college van Gedeputeerde Staten, ongeacht of deze reis op kosten van derden of de provincie wordt gemaakt. Het provinciaal belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Provinciale Staten wordt door het college van Gedeputeerde Staten van dit besluit op de hoogte gesteld.

  • 6.5

    Leden van Gedeputeerde Staten melden het voornemen tot een buitenlandse reis of een uitnodiging daartoe in het college van Gedeputeerde Staten en verschaffen daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 6.6

    Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van leden van Gedeputeerde Staten naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan als dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de provincie daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

  • 6.7

    Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van de provincie is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is weliswaar niet verboden maar wordt in het algemeen ontraden. In ieder geval wordt dit bij de besluitvorming betrokken.

  • 6.8

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden is slechts beperkt toegestaan en moet betrokken worden bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten en de fiscale gevolgen komen volledig voor rekening van leden van Gedeputeerde Staten.

Annex Gedragscode integriteit Noord-Brabant

7. Contactpersoon integriteit

  • 7.1

    Er is een contactpersoon integriteit die een aanspreekpunt vormt voor zowel algemene, als op een individueel lid van Gedeputeerde Staten toegespitste integriteitskwestie.

  • 7.2

    De secretaris vervult de functie van contactpersoon als bedoeld in 7.1 voor een lid van Gedeputeerde Staten.

  • 7.3

    De contactpersoon integriteit besteedt uiterste zorg aan de vertrouwelijke behandeling van gegevens waarvan hij kennis heeft genomen als contactpersoon integriteit.

  • 7.4

    De contactpersoon integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het geven van informatie en advies aan een lid van Gedeputeerde Staten die hem raadpleegt over een vermoeden of daadwerkelijke misstand, danwel over een dilemma op het terrein van integriteit;

    • b.

      het informeren van een lid van Gedeputeerde Staten over de verschillende mogelijkheden die er zijn om de problemen, ontstaan in verband met een integriteitcasus, tot een oplossing te brengen;

    • c.

      het op verzoek van een lid van Gedeputeerde Staten als melder van een vermoeden of daadwerkelijke misstand begeleiden van deze melder bij het doorlopen van de procedure teneinde deze melding goed af te wikkelen;

    • d.

      het op verzoek van een lid van Gedeputeerde Staten als melder van een vermoeden of daadwerkelijke misstand al dan niet vertrouwelijk indienen van de melding;

    • e.

      het indien nodig en mogelijk verlenen van nazorg aan een lid van Gedeputeerde Staten die een integriteitcasus heeft gemeld. De contactpersoon integriteit kan betrokkene verwijzen naar interne of externe deskundigen.

  • 7.5

    De contactpersoon integriteit heeft een geheimhoudingsplicht en onderneemt geen activiteiten zonder toestemming van het lid van Gedeputeerde Staten die zich met een integriteitcasus tot de contactpersoon integriteit heeft gewend. Indien de contactpersoon integriteit echter op de hoogte wordt gebracht van misdrijven waarvoor op grond van artikel 160 en 162 Wetboek van Strafvordering een aangifteplicht bestaat, is hij ingevolge deze artikelen verplicht hiervan aangifte te doen.

  • 7.6

    De geheimhoudingsplicht eindigt niet bij het beëindigen van de functie van contactpersoon integriteit.

8. Inwerkingtreding

Deze gedragscode treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin hij wordt geplaatst.

9. Citeertitel

Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit voorzitter en leden van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant 2017.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 10 maart 2017

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de griffier,

mw. mr. K.A.E. ten Cate