Instellingsbesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende gemeenschappelijke regeling voor recreatie in de provincie Fryslân (Gemeenschappelijke regeling Marrekrite)

Geldend van 23-03-2017 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende gemeenschappelijke regeling voor recreatie in de provincie Fryslân (Gemeenschappelijke regeling Marrekrite)

Gedeputeerde staten van Fryslân, gelet op artikel 33, tweede lid, van de gemeenschappelijke regeling Marrekrite, maken bekend dat de gemeenschappelijke regeling als volgt gewijzigd is vastgesteld.

Gemeenschappelijke regeling Marrekrite

Gedeputeerde staten van de provincie Fryslân en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, De Fryske Marren, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, Het Bildt, Kollumerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Opsterland, Smallingerland, Súdwest Fryslân, Tytsjerksteradiel, Weststellingwerf , ieder voor zover zij bevoegd zijn,

gelet op:

hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen

BESLUITEN:

de gemeenschappelijke regeling Marrekrite gewijzigd vast te stellen als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Marrekrite;

    • b.

      openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • c.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • d.

      colleges: gedeputeerde staten van Fryslân en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • 2. Waar de wet of de regeling bepalingen van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing verklaard wordt voor provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 51, eerste lid, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd Recreatieschap voor het Friese water en land de “Marrekrite”, hierna: Marrekrite.

  • 2. De Marrekrite is gevestigd te Leeuwarden.

Artikel 3 Belangen

De Marrekrite behartigt binnen de opgedragen taken de gemeenschappelijke belangen van de colleges, met als doel een evenwichtige en gecoördineerde ontwikkeling van de recreatie in de provincie Fryslân, rekening houdende met de belangen van natuur en landschap.

Artikel 4 Taken openbaar lichaam

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen oefent het openbaar lichaam de volgende taken uit:

    Het bevorderen van waterrecreatie door:

    • a.

      het tot stand brengen, beheren en onderhouden van voldoende vrije aanlegplaatsen midden in de natuur.

    • b.

      het zorgdragen voor een goede spreiding van de aanlegplaatsen.

    • c.

      het ophalen van recreatieafval bij de aanlegplaatsen.

 

  • Het bevorderen van landrecreatie door:

    • a.

      het tot stand brengen, beheren en onderhouden van bewegwijzering van recreatieve routestructuren.

    • b.

      het beheren en coördineren van recreatieve routes in de digitale routedatabase.

 

  • Advisering en ontwikkeling (water- en landrecreatie):

    • a.

      advisering over uniforme brug- en sluisbediening.

    • b.

      het geven van voorlichting, het ontwerpen van plannen en het verstrekken van adviezen.;

    • c.

      het gevraagd en ongevraagd (doen) uitvoeren van onderzoek.

    • d.

      het initiëren, coördineren en organiseren van werkgroepen, (innovatieve) projecten en initiatieven.

  • 2.

    De taken als bedoeld in het eerste lid worden zo veel als mogelijk uitgevoerd in afstemming met de betreffende deelnemer(s) en voorts met inachtneming van het door de bestuursorganen van de provincie en de deelnemende gemeenten vastgestelde beleid, beleidsregels en instructies.

  • 3.

    De Marrekrite is bevoegd tot het ten behoeve van derden verrichten van diensten op het terrein van het beheer en onderhoud ten behoeve van water- en landrecreatie, voor zover het dagelijks bestuur daarin bewilligt.

Hoofdstuk 2 Inrichting en samenstelling bestuur

Afdeling 1 Het bestuur

Artikel 5 Het bestuur

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

Afdeling 2 Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. De colleges wijzen elk één lid en tenminste één plaatsvervangend lid aan van het algemeen bestuur. De aanwijzing vindt zo spoedig mogelijk plaats.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden men is aangewezen.

  • 3. De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van het college dat hen heeft aangewezen.

  • 4. Indien in het algemeen bestuur een vacature ontstaat wijst het betreffende college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Indien de voorzitter dan wel een vijfde gedeelte van de aanwezige leden het nodig oordeelt, dient het algemeen bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 6. De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7. Indien ingevolge het zesde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 8. Op de vergadering, bedoeld in het zevende lid, is het zesde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het zesde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur, aangewezen door en uit de colleges van burgemeester en wethouders, heeft één stem. Het lid, aangewezen door en uit gedeputeerde staten heeft één stem.

  • 2. Een stemming is alleen geldig als meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen. Artikel 29, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 4. Een lid neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring van de rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

Afdeling 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 9 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 2. De leden en plaatsvervangend leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur treedt af, zodra men ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 4. Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5. Indien in het dagelijks bestuur een vacature ontstaat, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 10 Werkwijze en besluitvorming

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of één van de leden dit nodig acht.

  • 2. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 3. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 4. De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, een nieuwe vergadering.

  • 6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien alle zitting hebbende leden tegenwoordig zijn.

  • 7. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 8. Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen.

Afdeling 4 De voorzitter

Artikel 11 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden het door gedeputeerde staten aangewezen lid als voorzitter.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter wordt bij ontstentenis vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, dat daartoe door het algemeen bestuur is aangewezen.

Afdeling 5 Commissies

Artikel 12 Adviescommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld. Het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

Afdeling 6 De directeur

Artikel 13 De directeur

  • 1. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur regelt tevens de rechtspositie.

  • 2. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de Marrekrite.

  • 3. De directeur is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam bij de vervulling van hun taak.

  • 4. De directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 5. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

  • 6. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het bestuur

Afdeling 1 Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 14 Taken en bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1. Alle taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. Tot de taken en bevoegdheden behoren in elk geval:

    • a.

      het vaststellen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de Jaarrekening en het Jaarverslag;

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, voor zover dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam te brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet. Het algemeen bestuur kan beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.

Afdeling 2 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 15 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 14, tweede lid;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het beheer van de financiële administratie;

    • h.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • i.

      het behartigen van de belangen van de Marrekrite bij andere overheden, instellingen, diensten of personen.

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Afdeling 3 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 16 Taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de Marrekrite in en buiten rechte. De voorzitter kan deze bevoegdheid opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.  

Hoofdstuk 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 17 Inlichting door het bestuur aan de raden en provinciale staten

  • 1. Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd.

  • 2. Het reglement van orde van de deelnemende gemeenten respectievelijk provinciale staten is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college die dit lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan wordt verlangd op de binnen de betreffende gemeente en de provincie gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid op de binnen de betreffende gemeente en de provincie gebruikelijke wijze.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten.

  • 4. Het college kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 5. Bij het verstrekken van inlichtingen of het afleggen van verantwoording verschaft een lid van het algemeen bestuur over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur tot opheffing van de geheimhouding is besloten.

Artikel 19 Dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 20 Bericht en raad

  • 1. Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur Onze Ministers desgevraagd van bericht en raad.

  • 2. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de colleges.

Hoofdstuk 5 Financiën en beheer

Artikel 21 Geldmiddelen

De geldmiddelen van De Marrekrite worden gevormd door:

  • a.

    bijdragen van de colleges;

  • b.

    subsidies, schenkingen en overige bijdragen;

  • c.

    overige inkomsten.

Artikel 22 Verdeelsleutel

  • 1. Voor zover de kosten van De Marrekrite niet worden gedekt door de in artikel 21 sub b en c bedoelde inkomsten, wordt hierin als volgt voorzien:

    • a.

      gedeputeerde staten: 45%;

    • b.

      colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk: 55%.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de verdeelsleutel vast, op grond waarvan de in het eerste lid, onder b. bedoelde bijdrage over de colleges wordt omgeslagen.

Artikel 23 Financiële en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders in de vorm van een begrotingstoelichting en de voorlopige jaarrekening van het voorafgaande kalenderjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten.

Artikel 24 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting, alsmede een meerjarenraming voor drie aaneengesloten jaren, acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten. De ontwerpbegroting bevat een raming van de door de colleges verschuldigde bijdrage.

  • 2. Het dienstjaar valt samen met het kalenderjaar

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van deelnemende gemeenten en de provincie voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast, uiterlijk 15 juli in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting zo nodig toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten, die ter zake bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 8. De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 1 april en vóór 1 oktober telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.

  • 9. Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid is niet van toepassing op de volgende categorieën van begrotingswijzigingen:

    • a.

      die verband houden met aanpassingen van de ramingen in verband met loon- en prijsstijgingen;

    • b.

      die betrekking hebben op overboekingen van kredieten van één object naar één of meer andere, dan wel nieuwe objecten;

    • c.

      die betrekking hebben op nieuwe investeringen c.q. lasten daarvan, voor zover de post “onvoorzien” daartoe nog de ruimte biedt;

    • d.

      die betrekking hebben op overige lasten, voor zover de post “onvoorzien” daartoe nog de ruimte biedt;

    • e.

      die betrekking hebben op bijdragen van derden dan wel andere baten.

  • 10. Begrotingswijzigingen worden door het dagelijks bestuur toegezonden aan de colleges, indien en voor zover een wijziging van invloed is op de bijdrage.

Artikel 25 Jaarrekening en Jaarverslag

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast uiterlijk 1 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Verrekening van het verschil tussen de begrote bijdrage en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de rekening.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4. De jaarrekening en het jaarverslag worden ter kennisname aan de colleges, gemeenteraden en provinciale staten gezonden.

Artikel 26 De administratie en de controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. De verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een controleverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 217, derde tot en met vijfde lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Tegemoetkoming in de kosten en vergoeding van werkzaamheden

  • 1. De leden van het bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van burgemeester, commissaris van de Koning, wethouder of gedeputeerde vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Deze tegemoetkoming en vergoeding wordt, met inachtneming van het in de wet bepaalde, door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, commissaris van de Koning, wethouder, gedeputeerde of lid van de gemeenteraad of provinciale staten zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De vergoeding wordt, met inachtneming van het in de wet bepaalde, bij verordening door het algemeen bestuur vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Archiefbescheiden

Artikel 28 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van De Marrekrite, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen Archiefverordening. Deze verordening moet aan gedeputeerde staten worden meegedeeld.

  • 2. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen, overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995.

  • 3. De archiefbewaarplaats, voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden, is de provinciale archiefbewaarplaats.

  • 4. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 29 Toetreding

  • 1. Een bestuursorgaan dat wenst toe te treden, dient hiertoe een verzoek in bij het algemeen bestuur.

  • 2. Toetreding kan geschieden nadat de colleges hiertoe eensluidend hebben besloten.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het in het tweede lid bedoelde besluit in werking is getreden. Het algemeen bestuur kan in afwijking van de vorige volzin een andere termijn voor toetreding vaststellen.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen omtrent de toetreding.

Artikel 30 Uittreding

  • 1. Uittreding uit de regeling is mogelijk per 1 januari van enig jaar, na een periode van vijf jaren nadat het besluit tot toetreding in werking is getreden en vervolgens telkens om de vijf jaren. Daarbij wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen.

  • 2. Het voornemen tot uittreding wordt door het betreffende college bij aangetekende kennisgeving aan het algemeen bestuur meegedeeld.

  • 3. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt door het dagelijks bestuur een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke derde opdracht verleend een uittredingsplan op te stellen.

  • 4. Op grond van het in het derde lid opgestelde plan besluit het college dat een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan of daadwerkelijk tot uittreding wordt overgegaan.

  • 5. Wanneer het betreffende college, na daartoe verkregen toestemming van de raad of provinciale staten, besluit uit te treden, stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De in het plan omschreven financiële verplichtingen zijn voor de uittredende deelnemer bindend.

  • 6. De kosten van het opstellen van het uittredingsplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

Artikel 31 Wijziging

  • 1. De colleges of het bestuur van De Marrekrite kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de colleges.

  • 3. Een wijziging komt tot stand indien tweederde van de colleges hiertoe heeft besloten.

  • 4. In afwijking van het derde lid komt een wijziging van de artikelen 3, 4, 11, eerste lid en 22, eerste lid, tot stand indien unaniem hiertoe is besloten.

Artikel 32 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde van de colleges daartoe besluiten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9, derde lid, van de wet.

  • 2. De opheffing treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3. In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld. Hierbij kan worden afgeweken van de bepalingen van de regeling.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 33 Citeertitel, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Marrekrite”.

  • 2. Gedeputeerde staten van Fryslân dragen zorg voor de bekendmaking van besluiten tot het vaststellen, wijzigen, verlengen of opheffen van de regeling. Bekendmaking vindt plaats in de Staatscourant.

  • 3. De regeling of een wijziging daarvan treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking, tenzij bij eensluidend besluit van de colleges anders is bepaald.

Ondertekening