Regeling vervallen per 29-12-2011

Verordening baatbelasting Kloosterstraat en omgeving

Geldend van 01-01-1985 t/m 28-12-2011

Intitulé

Verordening baatbelasting Kloosterstraat en omgeving

Gelet op het bepaalde in artikel 222 Gemeentewet

Artikel 1 Voorwerp der belasting

  • 1.

    Ter zake van de onroerende zaken, die gebaat zijn door de door de gemeente of met medewerking van de gemeente tot stand gebrachte voorzieningen in de vorm van onder andere sierbestrating, sierverlichting, bloembakken, sierelementen (muurtjes en dergelijke), rijwielsteunen, groenvoorzieningen en afvalmanden op de Kloosterstraat, de Graaf van Loonstraat (gedeeltelijk), Pepijnstraat (gedeeltelijk), Steegstraat (gedeeltelijk), Antoniuslaan (gedeeltelijk) en het Antoniusplein (gedeeltelijk) wordt onder de naam "baatbelasting Kloosterstraat en omgeving" een jaarlijkse belasting geheven, zulks ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente blijvende kosten van die voorzieningen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde onroerende zaken zijn die welke grenzen aan dan wel gedeeltelijk gelegen zijn in het gebied dat op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening in rode, blauwe en groene kleur is aangeduid.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens zakelijk recht van een in artikel 1 bedoeld onroerende zaak.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt degene, die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt, dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 3.

    Indien met betrekking tot eenzelfde onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangewezen, wordt de aanslag gesteld ten name van een van hen met toevoeging van de afkorting "c.s.".

Artikel 3 Belastinggrondslag

  • 1.

    De grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, is het aantal classificatiemeters van een onroerende zaak.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde grondslag wordt verkregen door het langs de grond gemeten aantal strekkende meters, waarmee een onroerende zaak of een gedeelte daarvan grenst aan het op de in artikel 1 genoemde tekening aangegeven gebied, te vermenigvuldigen met de in artikel 4 genoemde liggingsfactor welke aan dat onroerende zaak wordt toegekend.

  • 3.

    Indien een gedeelte van een onroerende zaak geheel en uitsluitend voor woondoeleinden is bestemd, wordt het langs de grond gemeten aantal strekkende meters, waarmee dat gedeelte grenst aan het op de in artikel 1 genoemde tekening aangegeven gebied, bij de berekening van de in het eerste lid bedoelde grondslag buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Bij de berekening van het aantal classificatiemeters van een onroerende zaak worden onderdelen van een kwart classificatiemeter afgerond op een hele kwart classificatiemeter.

Artikel 4 Liggingsfactor

De liggingsfactor voor de onroerende zaken die grenzen aan dan wel gedeeltelijk gelegen zijn in het gedeelte van het in artikel 1 bedoelde gebied, dat op de in artikel 1 genoemde tekening is aangeduid in:

  • a.

    rode kleur is 1,00;

  • b.

    blauwe kleur is 0,75;

  • c.

    groene kleur is 0,45.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per belastingjaar € 24,01 per classificatiemeter.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Tijdsduur van de heffing

De belasting wordt, behoudens in geval van voldoening ineens overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, gedurende dertig achtereenvolgende belastingjaren jaarlijks geheven.

Artikel 9 Heffing ineens

  • 1.

    Op verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven zouden zijn - beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar volgende op het kalenderjaar, waarin het verzoek wordt gedaan - voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.

  • 2.

    De contante waarde, bedoeld in het vorige lid wordt berekend naar een rentevoet van 9½% met inachtneming van de onderstaande tabel.

    Indien de heffing ineens geschiedt met ingang van het hieronder vermelde belastingjaar

    Vermenigvuldigingsfactor

    1985

    10.7690

    1986

    10.6971

    1987

    10.6183

    1988

    10.5320

    1989

    10.4376

    1990

    10.3341

    1991

    10.2209

    1992

    10.0969

    1993

    9.9611

    1994

    9.8124

    1995

    9.6496

    1996

    9.4713

    1997

    9.2760

    1998

    9.0623

    1999

    8.8282

    2000

    8.5719

    2001

    8.2912

    2002

    7.9838

    2003

    7.6473

    2004

    7.2788

    2005

    6.8753

    2006

    6.4334

    2007

    5.9496

    2008

    5.4198

    2009

    4.8397

    2010

    4.2045

    2011

    3.5089

    2012

    2.7473

    2013

    1.9132

  • 3.

    Een verzoek, zoals in het eerste lid wordt bedoeld, moet schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar worden ingediend.

Artikel 10 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven, ter zake van:

  • 1.

    onroerende zaken, die geheel en uitsluitend voor woondoeleinden zijn bestemd;

  • 2.

    onroerende zaken, waarvan de gemeente het genot heeft krachtens zakelijk recht, met uitzondering van de onroerende zaken, die aan derden zijn verhuurd dan wel in bruikleen of gebruik zijn gegeven;

  • 3.

    onroerende zaken welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van rechtspersoonlijkheid bezittende genootschappen op geestelijke grondslag, andere dan kerkgenootschappen, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging;

  • 4.

    onroerende zaken, die geheel en uitsluitend zijn bestemd voor het geven van onderwijs.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelastingen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en titel van aanhaling

  • 1.

    Dit wijzigingsbesluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang is 1 januari 2002.

  • 3.

    Dit wijzigingsbesluit kan worden aangehaald als het 6de wijzigingsbesluit behorende tot de verordening baatbelasting Kloosterstraat en omgeving.