Regeling vervallen per 01-01-2015

Wmo-beleidsplan

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Wmo-beleidsplan

nr. 08

 

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2008;

 

besluit:

 

1. het "Wmo-beleidsplan gemeente Geertruidenberg 2009-2012" vast te stellen.

 

Raamsdonksveer, 17 december 2008.

 

De raad van de gemeente Geertruidenberg,

de griffier,                                                     de voorzitter,

 

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere         M.J.A. Meijer

 

 

                                                 Wmo-Beleidsplan gemeente Geertruidenberg 2009 – 2012

 

Inhoudsopgave

 

Inleiding

 

 

Hoofdstuk 1

Wet maatschappelijke ondersteuning: kernbegrippen en prestatievelden

 

Hoofdstuk 2

Prestatieveld 1: het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.

 

Hoofdstuk 3

Prestatieveld 2: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

 

Hoofdstuk 4

Prestatieveld 3: het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.

 

Hoofdstuk 5

Prestatieveld 4: het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.

 

Hoofdstuk 6

Prestatieveld 5: het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

 

Hoofdstuk 7

Prestatieveld 6: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.

 

Hoofdstuk 8

Prestatieveld 7,8,9: Maatschappelijke opvang, Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en verslavingsbeleid.

 

 

Bijlagen

Planning

Lijst met gebruikte afkortingen

 

Behoort bij besluit van de raad b&w van de gemeente

geertruidenberg,d.d. nr.

Mij bekend,

 

 

Inleiding

 

Sinds 1 januari 2007 is er een nieuwe wet: de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Hét maatschappelijke doel van de Wmo is: meedoen! De Wmo is bedoeld om er voor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en leven en mee kunnen doen in de samenleving. Daarbij zo nodig geholpen door familie, vrienden of bekenden. En als dat niet kan biedt de gemeente ondersteuning en zorgt voor goede informatie over de hulp die mensen kunnen krijgen.

 

De Wmo is er voor iedereen: voor gezonde mensen én voor mensen met beperkingen. Deze beperkingen kunnen van allerlei aard zijn: door het ouder worden, door een handicap, door een chronisch probleem, een psychosociaal probleem, problemen bij het opvoeden, vanwege een verslaving, problemen in de huiselijke sfeer. De Wmo is er ook voor iedereen wat betreft de informatievoorziening. Iedereen kan bij de gemeente terecht met vragen om informatie over de Wmo: welke voorzieningen behoren tot de maatschappelijke ondersteuning, wie komt daarvoor in aanmerking, hoe is de procedure voor het aanvragen van hulp of ondersteuning, hoe hoog is de eigen bijdrage voor de toegewezen hulp of ondersteuning etc.

 

De Wmo is er op gericht om meer samenhang te brengen in de begeleiding en ondersteuning aan burgers, om daarmee grotere individuele of maatschappelijke problemen te voorkomen. Om de samenhang ook wettelijk mogelijk te maken zijn een aantal regelingen in de Wmo opgegaan: de Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet, en het gedeelte van de huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de openbare geestelijke gezondheidszorg uit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheidszorg (WCPV). De AWBZ blijft de wettelijke regeling voor alle zwaardere en langdurige zorg en verpleging.

De Wmo vormt daarmee het wettelijke kader voor alle vormen van maatschappelijke ondersteuning die dicht bij de burger horen en vooral (ook) op preventie gericht zijn. Behalve op individuele burgers als zodanig is de Wmo eveneens gericht op de sociale verbanden tussen burgers.

De Wmo stelt de gemeente voor de taak de leefbaarheid in wijken en buurten te vergroten, zodat inwoners zich meer betrokken voelen bij elkaar en bij hun buurt. Bewoners die meer contact met elkaar hebben, zullen elkaar ook eerder helpen of samen iets willen ondernemen.

De Wmo is een taak van de gemeente: de gemeente kent de eigen inwoners beter dan de landelijke overheid en weet beter wat de inwoners nodig hebben.

De Wmo regelt dat mensen die hulp nodig hebben bij de dagelijkse taken in en om huis, daarbij ondersteuning van hun gemeente krijgen: hulp bij het huishouden, een rolstoel of een aanpassing van de woning. Ook biedt de Wmo ondersteuning aan mensen die zich inzetten voor andere mensen in hun directe omgeving, wijk of buurt: mantelzorg, burenhulp, vrijwilligerswerk. De Wmo stimuleert activiteiten die de sociale samenhang en onderlinge betrokkenheid in wijken en buurten vergroten.

De Wmo probeert door preventieve ondersteuning te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp en begeleiding nodig hebben, bijvoorbeeld op het gebied van verslavings-zorg, opvang of geestelijke gezondheidszorg.

 

Zoals aangegeven is de Wmo per 1 januari 2007 van kracht geworden. De invoering van de Wmo heeft voor de gemeenten de nodige consequenties, zowel financieel als inhoudelijk en organisatorisch. De 1e fase van de invoering (tot 2007) was met name gericht op het scheppen van een aantal belangrijke voorwaarden. Gemeenten dienden uiterlijk per deze datum een lokaal loket voor de centrale informatievoorziening te hebben gerealiseerd en een verordening vastgesteld te hebben op basis waarvan burgers een beroep op individuele voorzieningen kunnen doen, waaronder huishoudelijke verzorging. Beide verplichtingen zijn in onze gemeente op een goede wijze ingevuld. De “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning” is in september 2006 vastgesteld en de Gemeentewinkel was al eerder gerealiseerd.

 

De 2e fase van de invoering van de Wmo is vooral beleidsmatig. Gemeenten dienen in een vierjaren-beleidsplan de hoofdlijnen van het samenhangende beleid met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning vast te leggen, de resultaten die in deze beleidsperiode behaald zullen worden, welke acties ondernomen worden om deze resultaten te bereiken etc.

De gemeente is er aan gehouden om burgers te betrekken bij het Wmo-beleid, zowel bij de ontwikkeling als bij de uitvoering ervan. In de Wmo wordt deze verplichting omschreven als burgerparticipatie. Het doel van deze burgerparticipatie is tot een samenhangend, lokaal Wmo-beleid te komen dat zoveel mogelijk afgestemd is op en aansluit bij de wensen en behoeften van de burgers.

 

Voor u ligt het “Wmo-Beleidsplan gemeente Geertruidenberg 2009 – 2012”. Om toch de volledige beleidsperiode van vier jaar optimaal te benutten is voor de periode 2009 - 2012 gekozen. Het beleidsplan vormt het integrale kader voor het beleid dat wij in de komende vier jaren willen voeren ten aanzien van de verschillende velden en terreinen die tot de maatschappelijke ondersteuning behoren. Die periode komt ook steeds terug in het beleidsplan: daar waar het mogelijk is om een concrete planning op te nemen, is dat ook gebeurd.

Voor ander, op voorhand wat minder concrete zaken, geldt dat zij in ieder geval in de komende vierjarige beleidsperiode worden uitgewerkt.

Het beleidsplan is als volgt ingedeeld:

In hoofdstuk 1 wordt een verdere toelichting op de Wet maatschappelijke ondersteuning gegeven.

Vervolgens worden in de hoofdstukken 2 tot en met 8 de negen prestatievelden van de Wmo uitgewerkt. In het eerste gedeelte van elk hoofdstuk wordt de algemene informatie over het prestatieveld gegeven, direct gevolgd door een beschrijving over de huidige stand van zaken betreffende het prestatieveld in deze gemeente. Hierna volgt een paragraaf waarbij per project kort ingegaan wordt op de toekomstige activiteiten. Deels bestaan deze activiteiten uit de voortzetting van het huidige beleid. Daarnaast zijn er allerlei ontwikkelingen te constateren op de verschillende beleidsvelden, waarvoor nog nadere invulling moet worden gezocht. En op sommige onderdelen is al vooruitgelopen op deze ontwikkelingen. Hierna worden – zo mogelijk - de financiële gegevens van het betreffende prestatieveld gegeven.

De hoofdstukken worden afgesloten met de vraag wat er in de toekomst op dit prestatieveld moet gebeuren, of er al dan niet nieuw beleid noodzakelijk is dan wel herijking van het bestaand beleid volstaat.

In het laatste onderdeel van het beleidsplan worden alle activiteiten schematisch samengevat waarbij ook een tijdsplanning wordt gegeven.

 

Het Wmo-beleidsplan kan aangehaald worden als: “Wmo-Beleidsplan gemeente Geertruidenberg 2009 – 2012”.

 

Hoofdstuk 1 Wet maatschappelijke ondersteuning:kernbegrippen en prestatievelden

In de inleiding is de achterliggende gedachte van de Wet maatschappelijke ondersteuning verwoord. In dit hoofdstuk zullen wij de doelstelling en uitgangspunten van de Wmo verder toelichten, aan de hand van de belangrijkste kernbegrippen van de Wmo: civil society, meedoen, integraliteit, horizontalisering en regie op hoofdlijnen, participatie en horizontale verantwoording, het compensatiebeginsel. Ook worden in dit hoofdstuk de negen prestatievelden van de Wmo genoemd.

Kernbegrippen van de Wmo

”Civil society”.

Het concept van de “civil society” ligt aan de basis van de ontwikkeling van de Wmo. De civil society is een systeem van onderlinge verbanden waar mensen vrijwillig deel van uitmaken. De verbanden in een civil society vallen buiten de sfeer van “gevestigde” verbanden zoals de overheid, de markt, familie en vrienden. De civil society gaat uit van betrokkenheid van burgers bij de publieke zaak, vergroting van maatschappelijk zelfbestuur, minder overheidsbemoeienis en versterking van gemeenschapszin.

Met de Wmo wil de regering een meer integrale vorm van maatschappelijke ondersteuning tot stand brengen. Daarvoor is een krachtige sociale structuur nodig waarin zelforganisatie, maatschappelijke binding en eigen verantwoordelijkheid de leidende beginselen zijn.

In de Wmo nemen de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zelfredzaamheid een belangrijke plaats in: mensen moeten zo veel mogelijk zelf hun eigen problemen oplossen of hun eigen hulp organiseren; de Wmo biedt ondersteuning aan mensen die dat niet lukt. Op basis van de beginselen van de Wmo staat de (gemeentelijke) overheid niet langer garant voor alle mogelijke voorzieningen maar schept vooral de condities waarbinnen iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen.

Vanuit dit principe moet het Wmo-beleid vorm gegeven worden: mensen zo veel mogelijk in staat stellen zichzelf te helpen en ze wijzen op de eigen verantwoordelijkheid. De Wmo is vooral gericht op de kwetsbare burgers, op basis van de principes van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. De hulp en ondersteuning begint bij de burger zelf, als dit niet voldoende is kan een beroep op mantelzorg gedaan worden en zonodig op professionele zorg (ketenbenadering).

Meedoen.

Zoals in de inleiding al is opgemerkt, is “meedoen” het centrale uitgangspunt van de Wmo: alle burgers, ongeacht beperkingen of belemmeringen, moeten volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving.

De Wmo is er op gericht dit meedoen mogelijk te maken door de maatschappelijke ondersteuning beter te laten aansluiten bij de behoeften en de directe leefomgeving van de burgers. In de Wmo zijn alle wetten gebundeld die betrekking hebben op de ondersteuning in relatie tot de directe leefomgeving van de burgers (welzijn-wonen-zorg): de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten, de huishoudelijke hulp uit de AWBZ en de openbare geestelijke gezondheidszorg uit de WCPV. Ook een aantal subsidieregelingen die voorheen onder de AWBZ vielen, zijn onder de Wmo gebracht, zoals de coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg en diensten bij wonen met zorg.

De Wmo vormt daarmee het wettelijke kader voor alle lichtere vormen van hulp en ondersteuning, de AWBZ vormt het wettelijke kader voor de zwaardere vormen van zorg (professionele zorg en verpleging).

Integraliteit.

Vóór de Wmo waren de verantwoordelijkheden ten aanzien van hulp en ondersteuning op de gebieden van wonen-zorg-welzijn over teveel partijen en overheidsniveaus verdeeld. Van een integraal beleid was dan ook maar beperkt sprake. Door alle producten en diensten van maatschappelijke ondersteuning in één wettelijk kader onder te brengen en de verantwoordelijkheid aan één overheidsniveau toe te delen, zijn de voorwaarden gecreëerd om een integraal beleid te kunnen voeren: bij de toewijzing van de producten en diensten kan lokaal een afweging gemaakt worden uit het totale aanbod en kan een goede afstemming op de specifieke wensen en behoeften van de betreffende burger bereikt worden (maatwerk). Ook dienen de aanbieders van de producten en diensten goed met elkaar samen te werken. Integraliteit derhalve in beleid en uitvoering. De kracht van een integrale c.q. lokale aanpak ligt juist in de bundeling van zaken als thuishulp, vervoer, welzijn (maaltijden, alarmering, recreatie), mantelzorg en wonen.

Integraliteit heeft niet alleen betrekking op het beschikbare aanbod aan producten en diensten, maar ook op de informatievoorziening over het aanbod. Om de burgers beter de weg te wijzen in het woud van voorzieningen en regelgeving bepaalt de Wmo dat de informatievoorziening via één centraal loket moet plaatsvinden: één plaats waar de burgers alle noodzakelijke informatie kunnen verkrijgen en ook direct afspraken over het gebruik van producten en diensten gemaakt kunnen worden.

Horizontalisering en regie op hoofdlijnen.

De Wmo is een -decentrale- wet: alle taken en verantwoordelijkheden voor de voorzieningen, producten en diensten die tot de maatschappelijke ondersteuning gerekend worden, vallen voortaan onder dezelfde overheidslaag, namelijk de decentrale overheid die het dichtst bij de leefomgeving van de burgers staat. Door de bundeling van wetten wordthet beter mogelijk om op lokaal niveau integraal beleid te maken.

De Wmo is gebaseerd op het -sturingsmodel van horizontalisering-: de rijksoverheid stelt alleen de algemene kaders vast waarbinnen de gemeenten hun lokale beleid mogen inrichten. De algemene kaders bieden de gemeenten voldoende ruimte om het beleid met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning optimaal af te stemmen op de behoeften van de burgers. De gemeente is immers de plaats waar de burgers de maatschappelijke ondersteuning ontvangen. Dit in tegenstelling tot meer -verticale wetten- als de AWBZ en de WWB, waarbij de rijksoverheid meer dwingende regelgeving aan de lokale overheden voorschrijft.

Het concept van de prestatievelden past uitstekend bij het horizontale sturingsmodel: de prestatievelden bieden de gemeente voldoende ruimte voor de ontwikkeling van eigen beleid en regelgeving. Bij de verdere invulling heeft de gemeente de regie op hoofdlijnen, hetgeen betekent dat de gemeente op haar beurt weer de instellingen en burgers voldoende ruimte laat om het beleid en de regelgeving naar tevredenheid van beide partijen uit te voeren, daarbij zelf initiatieven te nemen etc.

Vanuit haar regierol dient de gemeente burgers en instellingen op hun verantwoordelijkheden aan te spreken, het initiatief tot samenwerking tussen alle partners te nemen, er voor te zorgen dat de gemeentelijke doelstellingen in gezamenlijkheid gerealiseerd worden etc. Juist de gemeente krijgt de regierol omdat zij beter zicht heeft op de plaatselijke situatie, op het aanbod van organisaties en instellingen, op de vragen en behoeften van burgers.

Participatie en horizontale verantwoording.

Behalve de verplichtingen om het vierjaarlijkse beleidsplan en de verordening voor de individuele voorzieningen op te stellen, legt de Wmo nog twee andere procesverplichtingen aan de gemeente op, namelijk participatie en horizontale verantwoording.

Onder horizontale verantwoording wordt verstaan dat de gemeente over het gevoerde beleid en de bereikte resultaten -horizontaal- verantwoording aflegt, dus aan de lokale burgers en instellingen (in plaats van verticaal, aan een hogere overheid).

In het kader van deze horizontale verantwoording moet de gemeente jaarlijks een tevredenheidonderzoek (laten) uitvoeren onder de gebruikers van de maatschappelijke ondersteuning. De resultaten van het tevredenheidonderzoek moeten telkens voor 1 juli gepubliceerd worden.

Het proces van horizontalisering c.q. horizontale verantwoording is in essentie een wederzijds proces: van de gemeente richting burgers en instellingen en omgekeerd.

Om dit proces goed te laten verlopen is het van belang dat de direct betrokkenen vanaf het begin voldoende inbreng bij de totstandkoming van het beleid hebben.

In de Wmo is daarom de verplichting van (burger)participatie opgenomen: de gemeente dient alle burgers en instellingen, die betrokken zijn bij de maatschappelijke ondersteuning, te laten participeren bij de voorbereiding en uitvoering van het beleid.

Participatie van burgers en instellingen zoals bedoeld in de Wmo is meer en breder dan inspraak, belangenbehartiging of interactief beleid. Het gaat om deelname en samenwerking met alle partijen, om betrokkenheid van burgers en instellingen bij een bredere visie op maatschappelijke ondersteuning in de gemeente (civil society).

Burgerparticipatie in het kader van de Wmo is een veelomvattende term voor alle activiteiten die de gemeente onderneemt om burgers bij haar activiteiten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te betrekken.

Compensatiebeginsel

In de Wmo wordt aan de gemeenten een compensatieplicht opgedragen. Deze verplichting vormt een uitzondering op de horizontale sturingsfilosofie van de Wmo, zoals hiervoor toegelicht.

Het compensatiebeginsel betekent dat mensen met een beperking in alle gevallen recht hebben op ondersteuning ten behoeve van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie (het “wat”), om daarbij hun beperking(en) te compenseren. Gemeenten hebben de keuze om te bepalen welke voorzieningen zij daarvoor willen inzetten (het “hoe”).

De gemeente kan een afweging maken tussen individuele of algemene voorzieningen, tussen diensten of materiele voorzieningen, daarbij rekening houdend met de financiële mogelijkheden die iemand heeft.

Het compensatiebeginsel vormt met andere woorden een “basisrecht” op voorzieningen en diensten die burgers in staat stellen om: (zelfstandig) een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om hun woning, zich lokaal te verplaatsen, medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan.

De negen prestatievelden

Maatschappelijke ondersteuning is een overkoepelende term voor in totaal 9 prestatievelden die binnen de Wmo

onderscheiden worden:

  • 1.

    het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.

  • 2.

    op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

  • 3.

    het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.

  • 4.

    het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.

  • 5.

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

  • 6.

    het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • 7.

    het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang (onder andere vanwege huiselijk geweld).

  • 8.

    het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen.

  • 9.

    het bevorderen van verslavingsbeleid.

Hoofdstuk 2 Prestatieveld 1: Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten

AlgemeenPrestatieveld 1 is ruim en breed geformuleerd. De gemeente heeft dan ook een grote vrijheid om lokaal invulling te geven en prioriteiten te stellen. De begrippen sociale samenhang en leefbaarheid zijn brede begrippen en daarom wordt ingegaan op een nadere begripsbepaling van deze termen.  Bij leefbaarheid gaat het enerzijds om de fysieke woonomgeving (verkeer, groenvoorzieningen en parkeren). Bij het fysieke beheer van de woonomgeving is het van belang dat de burger hierop invloed kan uitoefenen. Hierdoor groeit het besef bij de inwoners dat zij de leefbaarheid in hun eigen omgeving kunnen bevorderen. Naast de fysieke woonomgeving speelt anderzijds ook het voorzieningenniveau in dorp, wijk en buurt een rol voor de leefbaarheid. Hierbij valt te denken aan winkels en onderwijs maar ook zorg, welzijn en voorzieningen voor sport en recreatie. Cruciaal bij het voorzieningenniveau is niet alleen de aanwezigheid van voorzieningen maar ook de bereikbaarheid en bruikbaarheid van voorzieningen, zoals de toegankelijkheid van accommodaties voor mensen met een (fysieke) beperking. Maar ook of er een financiële drempel aanwezig is voor mensen met een laag inkomen om gebruik te kunnen maken van de voorzieningen. Bij leefbaarheid gaat het om de woonomgeving waar mensen zich prettig, veilig en thuis voelen. Dit geeft tevens weer dat leefbaarheid een subjectief begrip is en dat dit door een ieder anders kan worden ervaren. Bij sociale samenhang gaat het om de interactie van de burger met elkaar, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Het gaat daarbij om zaken als elkaar groeten, elkaar kennen, samen dingen doen elkaar helpen,steunen en elkaar aanspreken. Sociale samenhang hangt ook samen met burgerparticipatie. Bewoners voelen zich verantwoordelijk voor de buurt en willen actief deelnemen aan gesprekken om de buurt leefbaar te houden. Dit betekent dat de gemeente burgers betrekt bij het opstellen van beleid en bij de uitvoering daarvan. Ook legt de gemeente verantwoording af aan zijn burgers door de bereikte resultaten inzichtelijk te maken.

Huidige activiteitenDe sociale samenhang in en leefbaarheid van de wijken/kernen in de gemeente wordt vorm gegeven door middel van wijkgericht werken (wijk- en buurtbeheer). De gemeente is ingedeeld in vier wijken Raamsdonkveer Noord, Raamsdonkveer Zuid, Raamsdonk en Geertruidenberg. Voor het wijk- en buurtbeheer wordt er een aantal activiteiten ingezet. WijkbijeenkomstenDe wijkbijeenkomsten zijn de contactmomenten tussen bewoners, wijkagenten, woningbouwverenigingen en de gemeente om de leefbaarheid in de wijken te verbeteren. De wijkbijeenkomsten worden in alle wijken jaarlijks gehouden. Wijkplannen Per wijk is er een wijkplan opgesteld om de leefbaarheid in wijken/kernen te verbeteren. Het is een heel proces geweest deze wijkplannen te maken. De gemeente en de wijkbewoners hebben met elkaar van gedachten gewisseld over de manieren waarop de leefbaarheid in hun wijk vergroot kan worden. Sommige zaken konden direct worden aangepakt. Voor andere onderwerpen is een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak staat vermeld in de wijkplannen.  SpeelterreinenDe gemeente telt ruim veertig speellocaties. Speelterreinen zijn er niet alleen om de kinderen een plek te geven om te spelen, maar dienen ook als ontmoetingsplaats voor de ouders en grootouders. Een speelterrein zorgt daarom voor sociale samenhang en bevordert de leefbaarheid in een wijk. In 2004 is de nota speelruimte vastgesteld waarin staat aangegeven welke verbeteringen er nog gedaan kunnen worden aan de speellocaties en waar nieuwe locaties gecreëerd kunnen worden. Het is het streven om elk jaar tenminste één speelterrein te realiseren of her in te richten. Dit wordt in samenspraak met de omwonenden gedaan. Zij hebben een grote stem in wat er aan hun speelterrein wordt veranderd. Het streven is om bij elk speelterrein een actieve groep buurtbewoners te zoeken die een oogje in het zeil willen houden en die de tussenschakel kan zijn tussen de gemeente en het speelterrein. Dit zogenaamde speeltuincomité zorgt ervoor dat de speeltuin goed functioneert en dat het echt van de buurt wordt. BuurtverenigingenIn de gemeente Geertruidenberg zijn diverse buurtverenigingen actief. Zij organiseren onder meer activiteiten die ertoe bijdragen dat de betrokkenheid bij en de verantwoordelijkheid voor de wijk/buurt van de wijk- en buurtbewoners toeneemt. Dit moet leiden tot een optimalisering van de veiligheid en leefbaarheid van de woon- en leefomgeving. Voor het organiseren van activiteiten kunnen de buurtverenigingen in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie. BloembakkenEnige tijd geleden is bestuurlijk besloten om alle bloembakken te verwijderen vanwege de hoge kosten voor onderhoud. Er zijn echter bewoners die het initiatief hebben genomen zelf bloembakken te onderhouden. De gemeente zorgt voor de vulling (grond en planten) bewoners geven water en verwijderen onkruid. Opschoondag In 2007 is voor het eerst een opschoondag gehouden. Tijdens verschillende wijkbijeenkomsten waren opmerkingen gemaakt over zwerfvuil, onkruid, mentaliteitsproblemen en groenvoorzieningen in de gemeente. Sommige bewoners hebben toen het idee geopperd om zelf de handen uit de mouwen te steken en een opschoondag te organiseren. Het opzetten en uitvoeren van een opschoondag waarbij wijkbewoners aan de slag gaan en de medewerkers van de gemeente hen hierbij ondersteunen, past binnen het wijk- en buurtbeheer. Leefbaarheidsonderzoek (Lemonrapport)In 2007 vond een leefbaarheidsonderzoek plaats. Voor dit onderzoek werd een schriftelijke vragenlijst bij honderden inwoners uitgezet. In de leefbaarheidsmonitor zijn de bewoners naar hun mening gevraagd op 25 vragen, onderverdeeld naar vijf thema’s:-         Fysieke woonomgeving.-         Ongenoegens.-         Sociale woonomgeving-         Veiligheid.-         Totaal oordeel.De uitkomsten van het onderzoek, bekend onder de naam Lemonrapport, zijn in de klankbordgroepen wijk- en buurtbeheer besproken. 

Toekomstige activiteitenDeels bestaan deze activiteiten uit het voortzetten van het huidige beleid. Daarnaast zijn er allerlei activiteiten om de sociale samenhang en leefbaarheid in de wijken te verbeteren die belangrijk zijn bij dit prestatieveld. MentaliteitscampagneTijdens wijkbijeenkomsten is vaak gesproken over irritaties die onder bewoners leven. Veel problematieken die naar voren zijn gebracht kunnen niet alleen worden opgelost door het treffen van fysieke maatregelen, maar hebben direct te maken met de mentaliteit van medebewoners. Daarom is de idee opgevat om een mentaliteitscampagne te starten waarin verschillende onderwerpen voor het voetlicht worden gebracht. De eerste mentaliteitscampagne in 2009 is gericht op het verminderen van de overlast van hondenpoep. Pilot GroenOnze gemeente streeft ernaar om de saamhorigheid in de buurten te verhogen. Deze saamhorigheid kan mogelijk worden vergroot door de groenvoorziening gezamenlijk te onderhouden. De gemeente start daarom in het najaar van 2008 met een pilot Groen. Hierbij wordt een aantal bewoners gevraagd gezamenlijk met hun buren te zorgen voor het groen in het plantvak in hun buurt. Afhankelijk van de uitkomsten van deze pilot wordt bekeken of dit verder wordt uitgezet in de gemeente. Brandgangen Vanuit het kernbeleid veiligheid wordt een plan voorbereid om de veiligheid in brandgangen te verbeteren. Dit plan van aanpak wordt in november 2008 met de klankbordgroepen wijk-en buurtbeheer besproken. Enerzijds gaat het om de mogelijkheden om verlichting aan te brengen. Anderzijds om het aanspreken van mensen op het verwijderen van obstakels in de brandgangen. Een onderdeel van het plan van aanpak is ook een mentaliteitscampagne. Toegankelijkheid accommodatiesIn 2004 werd een gedeelte van de Wvg-reserve bestemd voor de aanpassing van openbare gebouwen ten behoeve van mensen met een functiebeperking. Deze aanpassingen van gemeentelijke gebouwen zijn inmiddels zo goed als gerealiseerd (met uitzondering van een gedeelte van de Schattelijn waarvoor toestemming van de (landelijke) monumentencommissie nodig is). Voor het restantbedrag is een stimuleringsregeling ontwikkeld. Nadere informatie over deze stimuleringsregeling is te vinden in hoofdstuk 6 (prestatieveld 5) onder het gelijknamig kopje.  ParkeerproblematiekEr is veel geklaagd over parkeerproblemen in de wijken. Er is een parkeeronderzoek uitgevoerd door een extern bureau. In het najaar 2008 worden de resultaten naar het college gebracht om het plan van aanpak vast te stellen.

Relaties met overige prestatieveldenHet wijk- en buurtbeheerbeleid van de gemeente Geertruidenberg valt onder het eerste prestatieveld. Het bevorderen van samenhang in en leefbaarheid van wijken, buurten en dorpen speelt ook een rol bij andere beleidsterreinen binnen de gemeente, zoals wonen, ruimtelijke ordening, economie, veiligheid, onderwijs, zorg en welzijn. Kortheidshalve wordt verwezen wat hierover bij prestatieveld 4 (mantelzorg en vrijwilligers) en prestatieveld 5 (bevorderen deelname) staat beschreven.  Financiële kadersIn 2009 is het werkbudget € 14.000,00. Dit is bedoeld voor de organisatie van bijeenkomsten en kleine activiteiten. De uitvoering van de prioriteiten uit de wijkplannen moeten voornamelijk worden geput uit (bestaande) budgetten van de vakinhoudelijke afdelingen.

Prestatieveld 1 en de toekomstTweejaarlijks worden de wijkplannen onder de loep genomen en nader geëvalueerd. Enerzijds zal worden gekeken naar een actualisatie van de prioriteiten. Anderzijds zal ook gezamenlijk worden bekeken of een aangepaste opzet van de plannen zinvol is. Bij de fysieke woonomgeving ervaren bewoners problemen als hondenoverlast, parkeergedrag, zwerfvuil en weggebruik. Deze problemen kunnen niet alleen door fysieke maatregelen worden opgelost. Veel problemen die bewoners ervaren hebben ook te maken met de mentaliteit van de bewoners. De gemeente wil dat er in de toekomst een verschuiving gaat plaatsvinden van fysiek beheer in de wijken naar sociaal beheer in de wijken; op de inzet en betrokkenheid van de bewoners. De mentaliteitscampagnes zijn hiervan een voorbeeld. Het sociaal beheer zal nadrukkelijker de aandacht krijgen ten opzichte van het fysieke beheer.  De toeloop van het aantal bewoners tijdens de wijkbijeenkomsten is niet groot. De vraag kan dan ook worden gesteld of er naast deze invulling van het wijk- en buurtbeheer nog meer mogelijkheden aanwezig zijn om de inbreng van de bewoners te stimuleren en de zeggenschap over de leefbaarheid te vergroten. Bijvoorbeeld door het organiseren van inloopavonden, ontwikkelen nieuwsbrieven per wijk of wijkbezoeken. Door een bredere invulling te geven kan de gemeente een extra impuls geven aan het wijk- en buurtbeheer.

Hoofdstuk 3 Prestatieveld 2: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden

AlgemeenHet prestatieveld 'op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden' heeft betrekking op de in een gemeente wonende jeugdigen – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling op in andere wetgeving, zoals de WCPV en de Leerplichtwet, vastgelegde taken. De gemeente is o.a. verantwoordelijk voor: informatie en advies; signalering en toeleiding naar zorg; preventie; coördinatie van zorg; licht ambulante hulpverlening (opvoedingsondersteuning). Huidige activiteitenOpvoedspreekuurHet Steunpunt opvoeding is ingesteld in 2006 en treedt naar buiten onder de naam Opvoedspreekuur. Het steunpunt wordt bemand door Trema, GGD West-Brabant en Thebe. Ouders van 0-19 jarigen en beroepskrachten kunnen hier terecht voor vragen over opvoeding, lichte ondersteuning bij opvoedvragen of doorverwijzing naar hulpverlening bij ernstige problematiek. Het Opvoedspreekuur is bereikbaar op dinsdag van 13.30-15.30 uur of op afspraak. Schoolmaatschappelijk werkSchoolmaatschappelijk werk is een vorm van maatschappelijk werk met als vindplaats de scholen en als aangrijpingspunt problemen van de kinderen. Deze problemen kunnen leiden tot hulp aan het gezin waarvan het kind deel uitmaakt. De gemeente Geertruidenberg subsidieert 8 uur schoolmaatschappelijk werk voor het voortgezet onderwijs en 31 uur voor het basisonderwijs. MEE en Trema verzorgen het schoolmaatschappelijk werk. Zowel voor het schoolmaatschappelijk werk voor het basisonderwijs als voor het voortgezet onderwijs is de schoolmaatschappelijk werker fysiek aanwezig op de scholen in de gemeente. OnderwijsachterstandenbeleidOnderwijsachterstandenbeleid is erop gericht onderwijsachterstanden bij leerlingen in een vroegtijdig stadium op te sporen en te bestrijden. Een algemeen instrument is het voorkomen van langdurig schoolverzuim door middel van controle op het nakomen van de leerplicht. Bijzondere instrumenten zijn de extra aandacht die de peuterspeelzalen geven aan kinderen bij wie sprake is van een ontwikkelingsachterstand. Een ander bijzonder instrument is de Rebound-voorziening die samen met de regiogemeenten in stand gehouden wordt. De Rebound maakt deel uit van het voortgezet onderwijs en biedt tijdelijk plaats aan leerlingen die op hun eigen school grenzen hebben overschreden of dit dreigen te doen. De leerling volgt binnen de Rebound een niet-vrijblijvend traject op maat om binnen drie maanden een nieuwe start te maken. JongerenwerkDe jongerenwerker in de gemeente Geertruidenberg is in dienst bij welzijnsorganisatie Trema. Zij is 25 uur per week actief als jongerenwerker. Het jongerenwerk richt zich op jongeren vanaf 12 jaar tot 24 jaar. De aandacht gaat vooral uit naar jongeren die elkaar graag ontmoeten in de openbare ruimte. Specifieke aandacht wordt besteed aan jongeren in een kwetsbare positie: jongeren die op meerdere vlakken problemen hebben of dreigen te krijgen. Het jongerenwerk vervult een rol door activiteiten te organiseren die aansluiten op de wensen van deze jongeren. Deze activiteiten worden voor en door deze jongeren georganiseerd. Bij de contacten die daarbij met jongeren worden gelegd kan gesignaleerd worden of er problemen bij de betreffende jongere of groep spelen, die om aanpak vragen. Het jongerenwerk richt zich niet alleen op het oplossen van problemen, maar heeft vooral een signalerende en doorverwijzende functie. Het jongerenwerk spreekt jongeren aan op hun gedrag en verwijst ze door naar andere instanties die behulpzaam kunnen zijn bij het beëindigen van de risicovolle gedragswijzen en het oplossen van persoonlijke problemen. De lijnen tussen gemeente en jongerenwerk zijn kort en direct.

Beleidsoverleg JeugdDe gemeente Geertruidenberg heeft sinds enkele jaren een beleidsoverleg geïnitieerd. De doelstelling van dit overleg is om beleidszaken van de diverse organisaties te delen. Het overleg vindt 2 maal per jaar plaats onder voorzitterschap van de wethouder Jeugd. Zorg voor JeugdMet ingang van juni 2008 is het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd van start gegaan. Met het signaleringssysteem worden problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar vroegtijdig gesignaleerd en geregistreerd. Er zijn afspraken vastgelegd over welke instelling de verantwoordelijkheid draagt rondom de organisatie en uitvoering van het hulpaanbod aan een jeugdige. Zorg voor Jeugd is in alle gemeenten in Noord-Brabant ingevoerd. Alle organisaties die professioneel betrokken zijn bij jeugdigen, zoals Bureau Jeugdzorg, Maatschappelijk Werk, Thuiszorg en de GGD zijn aangesloten op het systeem. Ook organisaties die vanuit een andere invalshoek betrokken zijn bij jeugdigen, zoals onderwijs, welzijn, werk en inkomen, politie en justitie, kunnen worden aangesloten, zij geven alleen signalen af in het systeem. Buurtnetwerk jeugdhulpverlening 12-Het buurtnetwerk (BNW) jeugdhulpverlening 12- is van start gegaan vanaf het schooljaar 2004/2005. Het buurtnetwerk komt eens per zes weken bijeen onder leiding van de coördinator buurtnetwerk (GGD). De overige deelnemers aan het BNW jeugdhulpverlening zijn mensen die dagelijks met kinderen en hun ouders/verzorgers werken zoals bijvoorbeeld een interne coördinator leerlingenzorg van de basisschool, wijkagent en wijkverpleegkundige JGZ thuiszorg. Het doel van een BNW jeugdhulpverlening is de problematiek bij jeugdigen te verminderen door vroegtijdige en afgestemde ondersteuning en/of hulpverlening te verzorgen. Dit doel wordt gerealiseerd door passende hulp en op elkaar afgestemde ondersteuning te bieden bij gesignaleerde problematiek van een kind (individuele preventie). Daarnaast worden collectieve preventie activiteiten geïnitieerd op basis van de verzamelde gegevens over de gesignaleerde problematiek. StraathoekoverlegHet straathoekoverleg is gericht op het bespreken van de activiteiten van en voor jongeren van 12 tot 23 jaar en de hanglocaties (ervaringen en overlastsituaties) binnen de gemeente Geertruidenberg. Het overleg wordt eens per 2 maanden gehouden onder voorzitterschap van de beleidsmedewerker Jeugd. Deelnemers aan het overleg zijn: wijkagenten, Halt, Novadic-kentron, jongerenwerker, ambtenaar openbare orde en veiligheid en schoolmaatschappelijk werk. Project Armoede en gezondheidIn dit project werken de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Geertruidenberg en de jeugdgezondheidszorg (GGD en Thebe) samen. Thebe en de GGD signaleren als gezinnen financiële belemmeringen hebben voor bijvoorbeeld de aanschaf van voeding, kleding of sportclubs. In samenwerking met Sociale Zaken wordt gekeken naar een passende oplossing, in veel gevallen kan het gezin in aanmerking komen voor de bijzondere bijstand. Project genotmiddelenUit onderzoeken is gebleken dat jongeren op steeds jongere leeftijd alcohol nuttigen, vaak met toestemming van de ouders, en drugs gaan gebruiken. Dit is reden geweest om het project genotmiddelen uit te voeren. Het project richt zich op preventie op het gebied van genotmiddelen. Een werkgroep bestaande uit deelnemers aan het beleidsoverleg Jeugd hebben een plan van aanpak ontwikkeld, waarin preventiemiddelen staan beschreven. Hiervoor is de gemeente als regievoerder aangewezen. BAVO-projectHet project ‘Van basisschool naar voortgezet onderwijs’ (BAVO) wordt getrokken door de GGD en bereidt de leerlingen uit groep 8, maar ook hun ouders, voor op de overgang naar het voorgezet onderwijs. Het BAVO-project omvat ook preventieve activiteiten op het gebied van een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling:· Preventie van het gebruik van alcohol, tabak en andere drugs· Workshop pesten · Workshop puberen· Workshop hangjongerengedrag· Gastlessen vandalisme en kleine criminaliteit· Seksuele voorlichting

Toekomstige activiteitenDeels bestaan deze activiteiten uit de voortzetting van het huidige beleid en de uitvoering van projecten. Daarnaast zijn er allerlei ontwikkelingen te constateren op de verschillende beleidsvelden, waarvoor nog nadere invulling moet worden gezocht. Centrum Jeugd en GezinEen nieuwe ontwikkeling in de organisatie van de gemeentelijke functies is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Functie van het CJG is het stroomlijnen en coördineren van de uitvoering van de vijf gemeentelijke functies. Deze vijf functies zijn:

  • 1.

    Informatieverstrekking aan ouders, kinderen en jeugdigen over opvoeden en opgroeien.

  • 2.

    Signaleren van problemen door instellingen als jeugdgezondheidszorg, jeugd- en jongerenwerk en het onderwijs.

  • 3.

    Toegang tot het (gemeentelijk) hulpaanbod, beoordelen en toeleiden naar voorzieningen aan de hand van een ‘sociale kaart’ voor ouders, kinderen, jeugdigen en verwijzers.

  • 4.

    Licht pedagogische hulpverlening, zoals schoolmaatschappelijk werk en coach van jongeren.

  • 5.

    Coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau.

Het CJG is een centraal punt waar jeugd, ouders en professionals advies en informatie kunnen vinden over opgroeien en opvoeden. Of een dergelijk centraal punt nodig is, is per gemeente afhankelijk van de vraag en de totale inrichting van de infrastructuur voor opvoeden en opgroeien. Tendens is om de informatie- en adviesfunctie te organiseren in de nabije omgeving van ouders/verzorgers en jeugdigen, op de vindplaatsen (met name consultatiebureaus, basisonderwijs, voorgezet onderwijs en de wijk). Het CJG is dan een netwerk van loketten, met een centraal punt voor de aansturing en facilitering. Het CJG bundelt het aanbod op het gebied van lichtpedagogische hulpverlening en heeft een stevige ruggengraat in de zin van jeugd(gezondheids)zorg nieuwe stijl: Taken van de preventieve jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, maatschappelijk werk en (ambulante) kind- en gezinsbegeleiding. Het CJG vervult tenslotte een brugfunctie tussen de lokale voorzieningen en de gespecialiseerde hulp en zorg. De gemeente Geertruidenberg is in 2008 gestart met het ontwikkelen van een CJG. Als eerste stap wordt er een visie ontwikkeld, informatie verzameld en draagvlak gerealiseerd. Bij de invulling wordt rekening gehouden met het bestaande lokale aanbod en met de schaalgrootte en de opbouw van de gemeente. De reguliere activiteiten, passend in het CJG, worden hierin ondergebracht (bijvoorbeeld opvoedspreekuur).Het CJG zal uiterlijk 2011 gerealiseerd zijn.

JongerencentrumHet college heeft in het coalitieprogramma Breed Beleid voor Iedereen 2006-2010 opgenomen om onder jongerenbeleid een jongerencentrum te ontwikkelen. Uit onderzoek van het Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant naar het toekomstig voorzieningenniveau in de gemeente Geertruidenberg is naar voren gekomen dat een jongerencentrum wordt gemist. De gemeente is zoekende naar een locatie die geschikt is voor de ontwikkeling van het jongerencentrum. Een aantal onderzochte locaties zijn afgevallen om verschillende redenen. Op dit moment vindt er een onderzoek plaats of fort Lunette als locatie kan dienen voor het jongerencentrum. Uitbreiding JongerenwerkDe gemeente is voornemens om een jongerencentrum te ontwikkelen. Een jongerencentrum vraagt om professionele begeleiding. Het jongerenwerk is zeer geschikt om deze functie te vervullen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een beperkt aantal openingsuren van het jongerencentrum. Het jongerenwerk inclusief jongerencentrum moet wanneer het jongerencentrum gerealiseerd is, uitgebreid worden van 25 uur naar 36 uur per week. Financiële kadersOpvoedspreekuurIn de begroting 2009 is hiervoor een budget van € 10.000,00 begroot, binnen dit bedrag moet het opvoedspreekuur worden uitgevoerd. Schoolmaatschappelijk werk De kosten voor het schoolmaatschappelijk werk (12 uur voortgezet onderwijs en 31 uur basisonderwijs) worden betaald door de gemeente en bedragen op jaarbasis € 118.000,00. Jongerenwerk(er)Het jongerenwerk wordt ingekocht bij Trema. Voor het jaar 2009 zijn de kosten voor 25 uur jongerenwerk € 65.598,00. Daarnaast ontvangt de jongerenwerker een werkbudget voor de organisatie van evenementen e.d., het werkbudget voor 2009 is € 2.652,00.Zorg voor JeugdIn 2008 waren de kosten voor signaleringssysteem Zorg voor Jeugd € 6.812,00. BuurtnetwerkDe gemeente koopt bij de GGD West-Brabant uren in voor coördinatie van het buurtnetwerk 0-12 jarigen. De kosten voor coördinatie zijn € 13.000,00.BAVO-projectBinnen de gemeentebegroting 2009 is een bedrag voor het BAVO-project opgenomen van € 5.051,00.Centrum voor Jeugd en GezinDe gemeente Geertruidenberg ontvangt vanuit het Rijk gelden voor de ontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De gelden zijn voor 2009 € 80.331,00, voor 2010 € 104.784,00 en voor 2011 € 132.663,00.Jongerencentrum/Uitbreiding jongerenwerk(er)Binnen de gemeentebegroting is een bedrag opgenomen voor realisatie van het jongerencentrum. Voor 2009 staat € 50.000,00 op de begroting. Vanaf 2010 is € 100.000,00 per jaar opgenomen. Prestatieveld 2 en de toekomstDoor het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin komt er onder regie van de gemeente een op preventie gericht, laagdrempelig en geïntegreerd aanbod in de lokale jeugdketen. Niet alleen zal het een fysiek inlooppunt zijn waar ouders en jeugdigen terecht kunnen met allerhande vragen en problemen op het gebied van opvoeden, opgroeien en jeugdgezondheidszorg. Tevens gaan de inlooppunten toegang bieden tot een achterliggend netwerk, waar, op basis van sluitende afspraken, een geïntegreerd aanbod tot stand komt van in ieder geval de jeugdgezondheidszorg en opvoedondersteuning. De regie bij de vorming van het Centrum voor Jeugd en Gezin ligt bij de gemeente Geertruidenberg. Een aantal activiteiten uit het huidige- en toekomstige activiteitenaanbod wordt ondergebracht binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin. De gemeente is voornemens om de overige preventieactiviteiten te behouden en te financieren binnen de gemeentelijke gelden.

Hoofdstuk 4 Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning

AlgemeenPrestatieveld 3 richt zich op het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Het verstrekken van informatie en advies en cliëntondersteuning kan zowel een algemene als een individuele component hebben. Met ‘het geven van advies en informatie’ wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om algemene voorzieningen, zoals (voldoende) informatiepunten, als om meer specifieke voorzieningen, zoals individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag.

De wetgever heeft met dit prestatieveld beoogd dat de gemeente zich laat leiden door de 'één loket gedachte': een burger dient zich in principe niet vaker dan één maal tot de gemeente behoeven te wenden om over het gehele scala van voorzieningen de nodige informatie te verkrijgen. Daarbij dient de gemeente zich niet te beperken tot die voorzieningen waar zij zelf 'over gaat', maar ook informatie te geven over relevante aanpalende terreinen, zoals zorg en wonen.

Onder ‘cliëntondersteuning’ wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Het kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten. Cliëntondersteuning gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet op kan lossen.

Cliëntondersteuning is het bieden van steun aan kwetsbare mensen, die moeite hebben met het maken van belangrijke keuzes en het (doen) oplossen van problemen, niet alleen door het geven van informatie en advies maar ook door praktische ondersteuning. In een mensenleven kunnen zich problemen voordoen die korte of langere tijd duren en die iemand tijdelijk het gevoel geven niet meer de regie over het eigen leven te hebben. Cliëntondersteuning helpt kwetsbare burgers zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven te houden ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Cliëntondersteuning kan voorkomen dat kwetsbare burgers zwaardere, duurdere en langdurig zorg nodig hebben. Zowel vanuit het kostenaspect maar vooral ook vanuit de persoonlijke beleving is dit belangrijk.  Huidige activiteiten GemeentewinkelEind 2004 verscheen het eindrapport ‘Vraaggericht Werken’. Naar aanleiding van het rapport is met ingang van 1 januari 2005 de Gemeentewinkel opgezet. Het doel hierbij was de vraag van de burger centraal te stellen. Een jaar later, met ingang van 1 januari 2006, werden ook de taken van het voormalige Zorgloket ondergebracht in de Gemeentewinkel. Met ingang van 1 januari 2007 werd ook de uitvoering van de huishoudelijke verzorging ondergebracht bij de Gemeentewinkel. Inmiddels kunnen inwoners bij de Gemeentewinkel informatie en advies krijgen over alle producten die de gemeente verstrekt. Het gaat hierbij onder andere om aanvragen voor bijstandsuitkeringen, voor huishoudelijke verzorging, bouwvergunningen, evenementenvergunningen, maar ook om de uitgifte van reisdocumenten en rijbewijzen. De nadruk ligt op informatie en advies. Cliëntondersteuning is op dit moment nog beperkt ontwikkeld.Medio 2007 is het Visiedocument “een vraaggerichte organisatie in ontwikkeling” vastgesteld. In dit visiedocument wordt uitgegaan van de vraaggerichte organisatie; een organisatie waar de burger centraal staat en waarin de medewerkers op een kwalitatieve en flexibele manier kunnen voldoen aan de wensen en de richtlijnen die ons door de politiek en geldende wet- en regelgeving worden opgelegd. De vraag van de burger staat dus centraal. Deze vraag moet zo integraal mogelijk worden benaderd. Vandaar dat medio 2008 is gestart met het project integrale vraagbenadering. Dit project voorziet in een nadere afstemming tussen de frontoffice activiteiten van het cluster Sociale zaken en de frontoffice activiteiten van de Gemeentewinkel (het gaat dan om de zorg- en inkomensgerelateerde vragen). Dit alles met als doel het zo integraal mogelijk benaderen van de vragen van onze inwoners en het realiseren van een aanspreekpunt voor die inwoners. OuderenadviseringMet de Stichting Welzijn Ouderen Geertruidenberg (SWOG) wordt jaarlijks een subsidieovereenkomst afgesloten. Tot het activiteitenpakket van de SWOG behoort onder andere het beschikbaar houden en ondersteunen van vrijwillige ouderenadviseurs. Ouderenadviseurs leggen op verzoek van een oudere een huisbezoek af en bieden ondersteuning bij bijvoorbeeld belastingaangiften en aanvragen voor zorg- en huurtoeslag. De SWOG is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de advisering/diensten aan kwetsbare ouderen die door vrijwillige ouderenadviseurs worden gedaan. Ter bescherming van zowel de vrijwilligers als de ouderen dient de SWOG zorg te dragen voor een goede begeleiding en ondersteuning, een duidelijke taakafbakening en voldoende mogelijkheden geven aan de vrijwilliger voor het verwerven van vaardigheden. Algemeen maatschappelijk werkTrema voert het algemeen maatschappelijk werk voor deze gemeente uit. De werkzaamheden van Trema zijn in een viertal hoofdproducten op te delen, te weten: Informatie, advies en concrete dienstverlening (korte contacten), groepswerk, crisishulpverlening en psychosociale hulpverlening. Deze laatste wordt opgesplitst in 18 onderdelen, waaronder: inkomen, echtscheiding, relaties, eenzaamheid, verslaving etc. (zie ook prestatieveld 6). Het algemeen maatschappelijk werk is op dit moment dé instantie die zich bezig houdt met cliëntondersteuning. Toekomstige activiteitenDeels bestaan deze activiteiten uit de voortzetting van het huidige beleid. Daarnaast zijn er een aantal nieuwe ontwikkelingen die hieronder kort omschreven worden. MEEOp 1 januari 2004 zijn de voormalige Sociaal Pedagogische Diensten overgegaan in MEE-organisaties, waarbij het takenpakket en de doelgroep van de organisaties veranderd zijn. De geïndiceerde zorg die deze organisaties tot dan leverden is overgedragen aan zorginstellingen die van hun kant de niet-geïndiceerde taken moesten overdragen aan MEE. Tegelijkertijd is het laagdrempelige, niet-geïndiceerde takenpakket van MEE aangepast en uitgebreid. (cliëntondersteuning).  MEE levert cliëntondersteuning aan mensen met een beperking en is daarmee een belangrijke partner voor gemeenten (in het kader van dit prestatieveld).MEE-organisaties worden bekostigd op basis van een AWBZ-subsidieregeling. Om de samenwerking tussen MEE en gemeenten verder te optimaliseren is in deze subsidieregeling per 2008 opgenomen dat de MEE-organisaties en de gemeenten afspraken maken over hoe de MEE-activiteiten een bijdrage leveren aan het gemeentelijke beleid. In deze gemeente is onlangs een convenant met MEE Brabant Noord afgesloten. Dit betreft een overeenkomst over de samenwerking op het gebied van cliëntenondersteuning tussen MEE en de gemeente. Informatiepunt RaamsdonkOnlangs heeft het college het rapport ”Toekomstvisie Raamsdonk” vastgesteld. Hierin wordt een aantal voorzieningen genoemd dat belangrijk is voor de toekomst van Raamsdonk. Eén van deze voorzieningen betreft een servicepunt, in het rapport omschreven als een plek waar bewoners terecht kunnen met allerhande vragen over informatie en advies, gecombineerd met zaken als geldautomaat, postzegels, stomerij, etcetera. Ook wordt een voorziening als zorgruimtes en een apotheekservice genoemd.  In het eindrapport van de projectgroep Ouderenproof Geertruidenberg (dat in augustus 2007 aan het college werd aangeboden) wordt vanuit de werkgroep Raamsdonk ook een aantal aanbevelingen gedaan, die overeenkomen met dit rapport. In het rapport Ouderenproof wordt aangegeven dat een laagdrempelig spreekuur voor vragen en informatie over bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en sociale wetgeving gewenst zou zijn.  Naar aanleiding van deze signalen is op ambtelijk niveau in de afgelopen periode nagedacht over een verdergaande dienstverlening, zoals hiervoor is beschreven. Hierbij wordt gedacht aan een mogelijk spreekuur op locatie gedurende één dagdeel per week. Dit vooralsnog gedurende een afgebakende periode, waarna de balans kan worden opgemaakt of deze pilot navolging behoeft. CliëntondersteuningCliëntondersteuning kan informatie en advies zijn, maar kan vooral ook uitgebreide vraagverheldering, bemiddeling en verwijzing en kortdurende en kort cyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten. Cliëntondersteuning richt zich op ondersteuning en oplossingen op lokaal niveau met gebruik van sociale verbanden.Er zijn meerdere voorzieningen die cliëntondersteuning bieden, gericht op specifieke doelgroepen. Een aantal hiervan zijn al genoemd en/of worden bij de andere prestatievelden genoemd, zoals bijvoorbeeld ouderenadvisering, MEE, steunpunten mantelzorg, Steunpunten GGZ en Algemeen Maatschappelijk Werk.De gemeente kiest er niet voor om deze expertise voor alle onderwerpen zelf te verwerven maar zoekt daarbij ook naar ketenafspraken tussen en samenwerkingsafspraken met organisaties die nu een vorm van cliëntondersteuning bieden. Dit wordt in de komende periode gestructureerd. Financiële kadersDe Gemeentewinkel beschikt niet over een specifiek eigen budget, omdat al hun producten verspreid zijn over diverse beleidsvelden waaraan zij de uitvoering geven. Prestatieveld 3 en de toekomstNog voor de invoering van de Wmo heeft de gemeente de keuze gemaakt voor een gemeentewinkel, waarbij de vraag van de burger centraal staat. De gemeente heeft hiermee in feite een voorsprong. De totstandkoming van het loket is uiteraard niet zonder slag of stoot verlopen, maar het is er nu: één centraal advies- en informatiepunt. Dit centraal informatiepunt functioneert in ieder geval op de “eigen” gemeentelijke terreinen. Bij de verdere ontwikkeling van het loket moeten ook de aanpalende terreinen op het gebied van wonen en zorg meer aan bod komen. Nu grotendeels aan de kwantiteitsvraag voldaan is, kan prestatieveld 3 in het teken staan van doorontwikkeling van de gemeentewinkel, waarbij met name de cliëntondersteuning een belangrijke functie is. Zoals al eerder aangegeven is het in de komende beleidsperiode (2009-2012) van belang om goede samenwerkingsafspraken te maken met de ketenpartners op dit gebied. Afspraken waarbij de reikwijdte van elkaar dienstverlening goed worden vastgelegd, waarbij het belang van de cliënt voorop staat. Uitgangspunt van het Wmo-loket moet een zo breed mogelijke dienstverlening zijn waarbij burgers op een laagdrempelige wijze geholpen worden en niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.  

Hoofdstuk 5 Prestatieveld 4: ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers

AlgemeenDe mantelzorgondersteuning is een nieuwe wettelijke taak van gemeenten. De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo. In de Wmo wordt namelijk een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zoveel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, komen de voorzieningen en andere diensten die bij de gemeenten onder de Wmo vallen in beeld. Binnen de Wmo is ervoor gekozen om de ondersteuning van verschillende vormen van informele zorg – mantelzorg en vrijwillige inzet – in één prestatieveld onder te brengen op grond van de gemeenschappelijke noemer van onbetaalde en niet-beroepsmatige inzet voor andere mensen. Een overeenkomst is ook dat deze hulp weliswaar onbetaald is, maar niet gratis. Zowel mantelzorgers als vrijwilligers kunnen hun werk alleen doen als zij passende ondersteuning krijgen. Een belangrijk verschil zit in de mogelijkheid te kunnen kiezen. Voor vrijwilligerswerk kies je bewust. Het is niet vrijblijvend, maar je kunt er mee stoppen wanneer je wilt. Mantelzorg overkomt je meestal. Het is niet eenvoudig het werk stop te zetten omdat de mantelzorger een persoonlijke relatie heeft met degene die verzorgd wordt en zich verplicht voelt tot de verzorging. MantelzorgMantelzorg is de term voor mensen die onbetaald zorgen voor een oudere, zieke of gehandicapte met wie zij een persoonlijke relatie hebben. Dat kan een dochter zijn die elke dag voor haar bejaarde ouders kookt, of iemand die de buurvrouw helpt met aankleden. Het gaat hier allemaal om onbetaalde zorg voor een naaste dat méér is dan incidenteel een handje helpen. De term mantelzorg wordt doorgaans gereserveerd voor vormen van zorg die meer dan drie maanden duren en meer dan 8 uur per week in beslag nemen. Mantelzorg wordt ook onderscheiden van de zogenaamde “gebruikelijke zorg”. Dat is de zorg die mensen in een huishouding redelijkerwijs aan elkaar kunnen geven. Mantelzorg omvat allerlei vormen van zorg voor naasten zoals huishoudelijke hulp, verzorging en emotionele steun en het houden van (soms bijna permanent) toezicht. Zorgen voor een naaste gebeurt meestal uit liefde of plichtsgevoel. De vooraf bestaande persoonlijke band en morele plicht vormen een belangrijk verschil met het vrijwilligerswerk. Mantelzorg is meestal geen bewuste keuze. Men rolt erin en heeft vooraf geen idee hoe lang de zorg gaat duren. Vrijwillige inzetVrijwilligers maken veelal deel uit van een georganiseerd verband. Zij kiezen bewust voor een bepaalde taak. Zij vatten die weliswaar niet vrijblijvend op, maar kunnen er desgewenst mee stoppen. Vrijwilligerswerk wordt verricht in de zorg, sportverenigingen, speeltuinen, scoutinggroepen en op het terrein van natuur, recreatie en cultuur. De Wmo vervangt de Welzijnswet uit 1994. In de Welzijnswet werd de stimulering van het vrijwilligerswerk al geregeld en dat is dus binnen de Wmo niet anders. Huidige activiteitenMantelzorgMantelzorg wordt voor onze gemeente aangeboden door Hulp bij Ondersteuning op Maat (HOOM). Op lokaal gebied is de Vrijwillige Thuiszorgcentrale Geertruidenberg (VTCG) actief. In februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten aan beide organisaties voor 2008 subsidie toe te kennen. De subsidiebedragen werden op basis van het prijspeil 2007 vastgesteld. In diezelfde vergadering werd ook ingestemd met een bestuursopdracht. Met deze bestuursopdracht wordt getracht inzicht te krijgen in de subsidie van de ondersteuning van de mantelzorg en de coördinatie van de vrijwillige thuiszorg (samengevat Informele Zorg). Belangrijk uitgangspunt voor deze opdracht is dat de deelnemende gemeenten uit het werkgebied van HOOM elkaar vinden in de opvatting dat informele zorg dicht bij de mensen erg belangrijk is en regionale samenwerking meerwaarde biedt. De inzet is om de bestuursopdracht voor 2009 af te ronden zodat besluitvorming plaats kan vinden. Op basis van de verleende subsidie 2008 wordt van HOOM voor dit jaar het basispakket informele zorg afgenomen. In dit basispakket zijn de volgende drie werksoorten opgenomen:

  • 1.

    Vrijwillige thuishulp is gericht op praktische ondersteuning.

  • 2.

    Buddyzorg is gericht op sociaal emotionele steun en begeleiding van mensen die lijden aan een ernstige chronische of levensbedreigende ziekte.

  • 3.

    Vrijwillige respijtzorg is gericht op het bieden van praktische hulp door vrijwilligers in de thuissituatie bij de diverse doelgroepen ter ondersteuning van mantelzorgers

Daarnaast ondersteunt HOOM mantelzorgers met informatie en advies, cursussen en themabijeenkomsten, lotgenotencontact, bemiddeling en belangenbehartiging. De VTCG biedt diensten aan op het gebied van boodschappen doen, kleine klusjes in en rond huis etcetera. VrijwilligersbeleidDe belangrijkste doelstellingen en uitgangspunten van het huidige beleid zijn vastgelegd in de nota vrijwilligersbeleid 2005 – 2009 “Oog voor vrijwilligers”. Een van de doelstellingen bij het schrijven van de nota Vrijwilligersbeleid was om te bezien op welke wijze aan het vrijwilligerswerk in de gemeente Geertruidenberg een positieve impuls gegeven kon worden. Het uitgangspunt hierbij was dat de rol van de gemeente vooral ondersteunend en faciliterend moest zijn, omdat het vrijwilligersbeleid toch vooral in de praktijk gestalte zou moeten krijgen (bij verenigingen en instellingen en in de dagelijkse maatschappij). De uitvoering van het vrijwilligersbeleid is neergelegd bij Trema. Op dit moment voorziet het Servicepunt Vrijwilligers (SPV) van Trema in de bemiddeling van vrijwilligers gedurende 3 uur per week. Het SPV constateert dat door de komst van de Wmo en de daarmee beoogde civil society een steeds zwaarder beroep gedaan wordt op burgers in het algemeen en vrijwilligers(organisaties) in het bijzonder. Dit leidt tot een toenemende vraag naar ondersteuning van zowel vrijwilligersorganisaties als individuele vrijwilligers. In juni 2008 besloot het college om het SPV extra budget te verlenen om aan deze vraag naar deskundigheidsbevordering te doen. Bij deze gelegenheid werd ook extra budget toegekend om collectieve verzekeringen af te sluiten. Geconstateerd was dat een groot gedeelte van de vrijwilligersorganisaties hun vrijwilligers niet hebben verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid (WA). VrijwilligersprijsVanaf 2008 reikt het college jaarlijks de vrijwilligersprijs uit. In principe komen alle vrijwilligers in aanmerking voor deze vrijwilligersprijs. Dit geldt voor alle burgers die actief zijn in bijvoorbeeld welzijnswerk, sport, zorg, cultuur, belangenbehartiging of in organisaties van levensbeschouwelijke aard.

Gedacht wordt aan mensen die zich op zeer bijzondere wijze verdienstelijk maken als vrijwilliger, of zich al jarenlang belangeloos inzetten voor anderen, voor een organisatie, een ideaal. Of vrijwilligers die nog niet zo lang als vrijwilliger werken, maar die een aanmoedigingsprijs verdienen. Of mensen die vrijwilligerswerk verrichten om de Nederlandse taal te leren, mensen met een handicap of een psychiatrisch verleden die zich inzetten als vrijwilliger. Toekomstige activiteitenDeels bestaan deze activiteiten uit de voortzetting van het huidige beleid. Daarnaast zijn er allerlei ontwikkelingen te constateren op de verschillende beleidsvelden, waarvoor nog nadere invulling moet worden gezocht. En op sommige onderdelen is al vooruitgelopen op deze ontwikkelingen. Ondersteuning mantelzorgersDit is sinds de invoering van de Wmo een wettelijke taak voor gemeenten. Het ligt dan ook in de rede dat de ondersteuning die de gemeente in de komende jaren aanbiedt, minimaal op het niveau van het beschreven basispakket en de aanvullende diensten van HOOM ligt. Wat de exacte invulling van het beleidsveld wordt, is ook mede afhankelijk van de uitkomsten van de bestuursopdracht. Voor 2009 hebben zowel HOOM als de VTCG een subsidieaanvraag ingediend. In het vierde kwartaal 2008 wordt met de beide aanbieders van mantelzorg een gezamenlijk overleg georganiseerd. Inzet van dit overleg is om te komen tot een totaalpakket mantelzorgondersteuning voor de burgers van deze gemeente, waarin geen dubbelingen maar ook geen hiaten voorkomen. Jonge mantelzorgersOp initiatief van de Stichting voor Kruiswerk in de gemeente Geertruidenberg heeft in samenwerking met HOOM in het schooljaar 2007-2008 een project gelopen waarbij op het Dongemond College aandacht werd gevraagd voor de positie van de jonge mantelzorger. Vanaf het schooljaar 2008-2009 wordt dit project ook op de basisscholen in deze gemeente uitgevoerd. Ondersteuning vrijwilligersTrema vraagt regelmatig aandacht voor de toenemende druk op vrijwilligers(organisaties) en de daarmee samenhangende vraag naar ondersteunende diensten van het Servicepunt Vrijwilligers (SPV). Zij constateren dat de toenemende complexiteit en coördinatie van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk om meer professionele ondersteuning vraagt. Het huidige aantal uren (3 per week) achten zij hiervoor ontoereikend. Deze constatering leidde in juni 2008 al tot inzet van extra middelen voor deskundigheidsbevordering en WA-verzekeringen voor vrijwilligers. Over eventuele uitbreiding van uren wordt in het najaar 2008 verder gesproken. DementieconsulentIn 2007 werd voor het project Dementieconsulent een eenmalige subsidie van de Provincie ontvangen. Door hiervoor vanuit de Wmo-gelden een gemeentelijke bijdrage aan toe te voegen, kon er op 1 december 2007 gestart worden met dit project voor de duur van twee jaar. Na deze pilotperiode – voor 1 december 2009 – wordt een evaluatie gehouden waarbij al dan niet voortzetting van het project aan de orde wordt gesteld. Uit al langer lopende projecten in de regio blijkt dat een dementieconsulent voor ondersteuning en advies van mantelzorgers erg belangrijk is en zeer wordt gewaardeerd. Landelijk onderzoek bevestigt dat steeds meer ouderen een lichtere of zwaardere vorm van dementie hebben. In de beginfase kan nog gesproken worden van “vergeetachtigheid”, maar geleidelijk verergeren de symptomen. Vooral in die eerste fase hebben de dementerende maar ook zijn/haar familie en vrienden veel behoefte aan ondersteuning en informatievoorziening. De dementieconsulente is gestationeerd bij de Stichting Trema. Maatschappelijke stagesIn de afgelopen jaren heeft landelijk beleid zich ontwikkeld van een (politieke) wens voor maatschappelijke stages tot wetgeving. Dit houdt vanaf 2011 voor elke jongere in het Vmbo (en vanaf 2012 ook voor havoleerlingen) een verplichting in. Onlangs hebben de Staatssecretarissen van OCW en VWS en de directeur van de VNG hiervoor het convenant “inzake de verdere ontwikkeling van een makelaarsfunctie ten behoeve van maatschappelijke stage, en de stimulering van vrijwilligerswerk” ondertekend. De makelaarsfunctie die de gemeenten moeten gaan opzetten dient tegemoet te komen aan de volgende drie uitgangspunten:

  • 1.

    Versterking van het vrijwilligerswerk in de breedte en passend aanbod aan de maatschappelijke stagiair/leerling die niet gemakkelijk zelf een match weet te realiseren.

  • 2.

    Raad en daad voor vrijwilligersorganisaties (vooral de kleinere) bij het effectief plaatsen van stagiairs en vrijwilligers in het algemeen.

  • 3.

    Bevorderen dat de maatschappelijke stagiair van nu, de vrijwilliger van de toekomst wordt.Dit betreft een zeer recente ontwikkeling waarvoor in de gemeente Geertruidenberg nog beleid moet worden ontwikkeld. Een eerste verkenning over mogelijke samenwerking tussen een aantal gemeenten heeft recent in het najaar 2008 plaatsgevonden.

Sociale activering en dienstverlening in de wijk In 2007 is het pilot-project ‘Sociale activering en dienstverlening in de wijk`gestart. Dit project vormt een goed instrument om meerdere gemeentelijke doel- en taakstellingen aan elkaar te koppelen. Het project is gericht op het bevorderen van de participatie van mensen die in een armoede- c.q. bijstandsituatie verkeren. Zij worden ingezet voor hulpvragen van andere mensen (in de wijk), zodat ook deze mensen weer meer en beter aan de (lokale) samenleving kunnen participeren. Onderdeel van het project is om de mensen passende scholing aan te bieden en ervaring (via vrijwilligerswerk) te laten opdoen zodat zij vanuit de bijstandsituatie op termijn kunnen doorstromen naar een betaalde baan. De verantwoording van de subsidie van dit project moet voor 1 april 2009 bij de Provincie worden ingediend. Voor die tijd zal ook de gemeente een standpunt innemen over de voortzetting van het project. Financiële kadersOndersteuning mantelzorgersIn de begroting 2009 wordt hiervoor een budget van € 50.000,00 begroot.Ondersteuning vrijwilligersIn de begroting 2009 is voorzien in een extra budget voor vrijwilligers van € 15.000,00 (naast het bestaand budget van € 8.862,00).DementieconsulentVan de Provincie is een subsidie van € 25.000,00 ontvangen. Hiernaast werd in de begroting voor 2008 en 2009 respectievelijk € 20.000,00 en € 40.000,00 opgenomen.Maatschappelijke stagesHiervoor komt vanuit het Rijk in 2008 een budget beschikbaar van € 8.484,00. Vanaf 2009 worden de volgende bedragen ontvangen (en opgenomen in de begroting): € 26.717,00 en in 2010 € 35.743,00.Sociale activering en dienstverlening in de wijkEr is sprake van co-financiering: ca. € 88.000,00 wordt verkregen uit een subsidie van de provincie, het overige (ca. € 127.000,00) komt ten laste van het WWB werkdeel. Prestatieveld 4 en de toekomstIn het begin van dit hoofdstuk is al opgemerkt dat dit prestatieveld helemaal nieuw is voor gemeenten. Dit betekent dan ook dat de invoering van de Wmo de meeste consequenties heeft voor het terrein van de mantelzorg. Gemeenten moeten voor de Wmo beleid ontwikkelen om mantelzorg(ers) te ondersteunen en te faciliteren. Dit moet burgers meer dan nu de mogelijkheid bieden om hun “maatschappelijke verantwoordelijkheid” als mantelzorger te kunnen nemen. Hierbij dient een juiste balans te worden gevonden tussen de taak en verantwoordelijkheid van de gemeente en de (eigen) verantwoordelijkheid van de burger, zowel de hulp of ondersteuning vragende burger als de hulp of ondersteuning verlenende mantelzorger. Ook moet een goede balans gevonden worden tussen vrijwilligerswerk en mantelzorg. Hierbij behoort ook de nadere afstemming van de diverse aanbieders op dat terrein. En als laatste moeten actuele ontwikkelingen, zoals de maatschappelijke stages, hierbij meegenomen worden. Deze balans kan het beste gevonden worden door het beleid op een interactieve manier te ontwikkelen en alle betrokkenen hierbij om hun bijdrage te vragen. Dit krijgt in de komende periode (2009 – 2010) zijn beslag.

Hoofdstuk 6 Prestatieveld 5: Bevorderen deelname

 

AlgemeenVoluit gaat het hier om het 'bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en over het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem.

In dit prestatieveld wordt gedoeld op algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente behoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft. In die zin behoeft de maatregel dus niet bij uitsluiting gericht te zijn op mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het is wel belangrijk dat er bij het nadenken over deze maatregelen nagedacht is over het gebruik door deze groepen, zodat niet achteraf blijkt dat zij bij het gebruik daarvan buiten de boot vallen. Het van te voren nadenken over de gebruiksmogelijkheden voor mensen met beperkingen noemen we ‘inclusief beleid’. (Inclusief beleid is beleid, waarbij in alle fasen van een beleidscyclus rekening wordt gehouden met verschillen tussen mensen en dan met name met de verschillen tussen mensen met en zonder beperkingen.) Het gaat hier om een breed scala van maatregelen. Wat betreft de deelname aan het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woonomgeving en openbare ruimten zoals leeszalen, het gemeentehuis, etc. De deelname van mensen met een beperking aan het maatschappelijk verkeer zal bevorderd worden als zij zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kunnen bewegen in hun woonomgeving, en toegang hebben tot alle openbare faciliteiten. Maar ook het organiseren van activiteiten met een sociaal-recreatief of sportief karakter zodat ook specifieke doelgroepen daaraan kunnen deelnemen, is een goed voorbeeld.  Door het gebruik van het woord 'bevorderen' geeft dit beleidsterrein de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid. Zij kan daardoor invulling aan dit beleidsterrein geven met behulp van het bestuurlijk instrumentarium waarover zij zelf beschikt. Ze kan evenzeer, als 'pleitbezorger' van de mensen om wie het gaat, veranderingen pogen aan te brengen op terreinen waar zij geen directe bevoegdheid heeft. Te denken valt aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer, waarvoor de gemeente niet of slechts ten dele verantwoordelijk is. Ook een sector als 'aanpasbaar bouwen' is een voorbeeld van een terrein waarop de gemeente geen beleidsinstrumenten heeft, maar waarop zij wel degelijk voor de doelgroep belangrijke resultaten kan boeken. Bij participatie in de samenleving gaat het om de mogelijkheden tot deelname aan alle aspecten van de samenleving. Deze participatie geldt voor alle mensen, inclusief de doelgroep: mensen met lichamelijke beperkingen, lichte verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen en (ouderen, gehandicapten, chronisch zieken, (ex)psychiatrische patiënten.  Huidige activiteiten WoonzorgzonesSteeds meer mensen uit de doelgroep “mensen met een beperking” blijven (langer) zelfstandig wonen of gaan juist weer zelfstandig wonen. Dit geldt ook voor de kwetsbare ouderen. Maatschappelijke ontwikkelingen als extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg liggen hieraan ten grondslag. Extramuralisering wil zeggen dat er een verschuiving plaats vindt van intramurale opvang naar zorg dichtbij of aan huis. Dat betekent dat dus steeds meer zorg in de samenleving wordt verleend en dus niet langer in een verpleeg- of verzorgingshuis. Met vermaatschappelijking van de zorg wordt in feite hetzelfde bedoeld, aangevuld met het toenemende beroep op de inzet van mantelzorgers. Deze constatering leidde in 2006 tot een besluit een inventarisatie te starten van het voorzieningenniveau en de toegankelijkheid van de openbare ruimte in onze gemeente. Deze inventarisatie zou moeten leiden tot een concept opdeling van de gemeente in zogenaamde woonzorgzones. Het mes zou hiermee direct aan twee kanten snijden: de burger zou in staat worden gesteld daadwerkelijk zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen vanwege de goede bereikbaarheid van voorzieningen. Anderzijds zou het de zorgaanbieders de gelegenheid geven om de extramuralisering van de zorg meer handen en voeten te geven door bijvoorbeeld 24-uurs zorg buiten de muren van een instelling te verlenen.  Kwaliteitswijzer nieuwbouwIn 2004 werd de Kwaliteitswijzer nieuwbouw in onze gemeente vastgesteld. Aanleiding hiervoor was dat op dat moment op diverse locaties een groot aantal nieuwe woningen gebouwd werd als gevolg van de deelname aan de pilot van de provincie Noord-Brabant “bouwen binnen strakke contouren”. Bij de realisatie van deze nieuwe woonwijken en inbreidingslocaties moet rekening worden gehouden met diverse kwaliteitsaspecten. Drie daarvan zijn veiligheid, aanpasbaar - en levensloopbestendig bouwen.  De doelstelling van deze kwaliteitseisen voor de nieuwbouwwoningen en de omgeving is om de woonkwaliteit te verbeteren door de toegankelijkheid, veiligheid en aanpasbaarheid te vergroten. Inmiddels wordt deze kwaliteitswijzer nieuwbouw als toetsingskader gebruikt voor alle (nieuw)bouwprojecten in onze gemeente.  Gehandicaptenplatform (BTB)Op het gebied van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid (BTB), speelt het gehandicaptenplatform een belangrijke rol in de gemeente. Hiervoor hebben zij een aparte (BTB)werkgroep. Deze werkgroep heeft zowel een signalerende als een adviserende functie. De signaalfunctie (veelal op adhoc basis) kan leiden tot een directe aanpassing van de situatie of tot een voorstel tot beleidswijziging. Zo hebben zij bijvoorbeeld de gehandicaptenparkeerplaatsen in de gemeente in kaart gebracht in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Dit heeft ertoe geleid dat er daar waar mogelijk en noodzakelijk, aanpassingen hebben plaatsgevonden en op andere plaatsen hiermee in de toekomst rekening wordt gehouden. Zij hebben ook een adviserende rol gehad bij de totstandkoming van de hiervoor beschreven kwaliteitswijzer nieuwbouw en de hierna genoemde stimuleringsregeling. Toegankelijkheid van speelterreinenHet beleidsuitgangspunt op het gebied van speeltoestellen is dat valide en minder valide kinderen samen moeten kunnen spelen. Daarom is besloten om bij de opzet of renovatie van de speelterreinen in gemeente Geertruidenberg speciale aandacht te besteden aan het geschikt maken van speelvoorzieningen voor kinderen met een functiebeperking. Dit kan bijvoorbeeld door het aanleggen van een geschikte ondergrond of het kiezen van toegankelijke speeltoestellen. In 2007 is bijvoorbeeld een vogelnestschommel geplaatst bij het nieuwe speelterrein aan de Lijsterbesstraat in Raamsdonksveer. In 2008 wordt het speelterrein aan d’Onvermoeidelaanin Raamsdonksveer gerenoveerd. Dit terrein wordt toegankelijk gemaakt voor minder valide kinderen, doordat er kunstgras geplaatst wordt onder de toestellen. Daarnaast worden er verschillende toestellen geplaatst waar kinderen met een functiebeperking op kunnen spelen, maar die ook leuk zijn voor valide kinderen. Hierdoor wordt het samen spelen bevorderd. StimuleringsregelingIn 2004 werd een gedeelte van de Wvg-reserve bestemd voor de aanpassing van openbare gebouwen voor mensen met een functiebeperking. Deze aanpassingen van gemeentelijke gebouwen zijn inmiddels zo goed als gerealiseerd (met uitzondering van een gedeelte van de Schattelijn waarvoor toestemming van de (landelijke) monumentencommissie nodig is). Omdat het beschikbare budget hiervoor niet helemaal hoefde te worden ingezet, werd hiernaast een stimuleringsregeling ontworpen. Met deze stimuleringsregeling worden eigenaren van openbare, niet-gemeentelijke gebouwen, geprikkeld hun gebouwen toegankelijk te maken voor mensen met een functiebeperking. Zij kunnen de helft van hun investering (met aan maximum van € 25.000,00) via deze regeling terug krijgen. Op dit moment bevindt de uitwerking van deze regeling zich nog in de aanvraagfase.    Verankeringgroep ouderenproofIn 2006 is het project “is de gemeente Geertruidenberg ouderenproof” van start gegaan. Het doel van dit project is ouderen mee te laten denken en praten over hetgeen in hun omgeving nodig is om prettig te kunnen wonen en leven.In augustus 2007 heeft de projectgroep een rapport uitgebracht met daarin hun bevindingen op het gebied van wonen, welzijn en participatie, dienstverlening en zorg. Deze bevindingen zijn vertaald in speerpunten waaraan de komende twee jaar uitvoering wordt gegeven. Tegelijkertijd is een verankeringgroep ingesteld die dit proces in die periode begeleid.  Quickscan gehandicaptenbeleidOp 15 juli 2008 besloot het college van burgemeester en wethouders deel te nemen aan een zogenaamde quickscan van het gemeentelijk gehandicaptenbeleid. De 22 standaardregels van de Verenigde naties voor gelijke kansen aan mensen met een handicap vormen voor deze scan het raamwerk. Stichting ZET voert dit onderzoek uit. De resultaten van het onderzoek worden voor het einde van 2008 verwacht. Werk en inkomenInzet is het verbeteren van de financiële en maatschappelijke positie van de inwoners met een laag inkomen en het herstellen of bevorderen van de financiële zelfstandigheid van de inwoners van Geertruidenberg.Het beleid van de gemeente is er steeds op gericht dat inwoners weer op weg worden geholpen naar werk en dat armoede wordt bestreden. Naast het verstrekken van bijstand worden hiervoor reïntegratie instrumenten ingezet, zoals bijvoorbeeld “Work First”, het project sociale activering (hieronder omschreven) en werkmakelaars.Het beoogde maatschappelijk effect is dat iedere inwoner de mogelijkheid heeft in de samenleving te participeren. Sociale activering en dienstverlening in de wijk In 2007 is het pilotproject ‘Sociale activering en dienstverlening in de wijk’ gestart. Dit project vormt een goed instrument om meerdere gemeentelijke doel- en taakstellingen aan elkaar te koppelen. Het project is gericht op het bevorderen van de participatie door mensen die in een armoede- c.q. bijstandsituatie verkeren, in te zetten voor hulpvragen van andere mensen (in de wijk), zodat ook deze mensen weer meer en beter in de (lokale) samenleving kunnen participeren. Onderdeel van het project is om de mensen passende scholing aan te bieden en ervaring (via vrijwilligerswerk) te laten opdoen zodat zij vanuit de bijstandsituatie op termijn kunnen doorstromen naar een betaalde baan. De verantwoording van de subsidie van dit project moet voor 1 april 2009 bij de Provincie worden ingediend. Voor die tijd zal ook de gemeente een standpunt innemen over de voortzetting van het project.  Toekomstige activiteitenDe hiervoor beschreven activiteiten hebben dus zowel betrekking op de fysieke als de sociale omgeving. In de komende tijd worden deze activiteiten voortgezet. Met betrekking tot de onderstaande onderdelen worden een aantal toekomstige ontwikkelingen geschetst. Quickscan gehandicaptenbeleidBinnenkort worden de eerste onderzoeksresultaten van het gemeentelijk gehandicaptenbeleid besproken. Het uiteindelijke rapport wordt nog dit jaar aan het college aangeboden. Afhankelijk van deze resultaten worden voorstellen gedaan om daar waar nodig en mogelijk het gemeentelijk gehandicaptenbeleid te verbeteren. Werk en inkomenDe financiële situatie van de burger één van de factoren die de mate van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer beïnvloedt. Daarom wordt de komende jaren de ingeslagen weg vervolgd om de financiële en maatschappelijke positie van de inwoners met een laag inkomen te verbeteren. Daarvoor zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd, te weten: beperking van de instroom, versterking van de uitstroom en efficiëntere inzet van het gemeentelijk minimabeleid.Op grond van de re-integratieverordening worden vanaf 2009 nieuwe uitvoeringsbesluiten reïntegratie opgesteld. De nadruk komt daarbij nog meer te liggen bij toeleiding naar werk. Hierbij wordt ook onderzocht worden welke rol de armoedeval in het proces van werkaanvaarding speelt. Hierbij wordt ook de mogelijkheid van inzet van beloningen bekeken. WoonzorgzonesOf het concept van de woonzorgzones inmiddels al dan niet achterhaald is, moet de komende tijd uit nader onderzoek blijken. Feit is wel dat er door de geschetste ontwikkelingen behoefte is aan een woonomgeving die andere eisen stelt. Of de hiervoor destijds bedachte indeling voor de gehele gemeente in zogenaamde A/B/C – zones de juiste is, valt hierbij te bezien. Op dit moment lijkt het logischer om, in navolging van bijvoorbeeld het project  “Toekomstvisie Raamsdonk” aan te sluiten bij autonome ontwikkelingen en daarbij het wonen, zorg en welzijnaspect steeds te betrekken. Gedacht kan worden om hierin meer aansluiting te zoeken bij het wijk- en buurtbeheer en met de afzonderlijke wijkplatforms na te gaan wat op dit gebied in hun wijk nodig is. Of bijvoorbeeld aan te sluiten bij (externe) projecten die in de planning zitten, zoals de voorgenomen renovatie van de wijk Sandoel. Ook doet de vraag zich voor of dit vertaald moet worden in afzonderlijk beleid of dat hiervoor zich ook de gemeentelijke “woonvisie” leent.De gemeente staat in de komende beleidperiode tot 2012 voor de opgaaf dit beleid nader vorm te geven. Verankeringgroep ouderenproofHet college heeft onlangs de speerpunten vastgesteld die de verankeringgroep heeft aangedragen. Deze speerpunten worden waar mogelijk meegenomen in lopende gemeentelijke planningen. De overige speerpunten worden in het komende jaar nader uitgewerkt. Op 2 oktober 2008 is de eerste ouderenwijzer aangeboden aan de wethouder. Deze ouderenwijzer, die tot stand is gekomen met provinciale subsidie, is een uitwerking van de wens van ouderen om meer (gerichte) informatie.  Financiële kadersWWBVoor bijstandsverlening, zowel algemeen als bijzonder, worden jaarlijks voldoende middelen opgenomen in de gemeentelijke begroting. Wanneer dit onverhoopt enig jaar niet toereikend blijkt te zijn, kent de gemeente het principe van de open eindfinanciering waardoor er altijd middelen bijgeraamd kunnen worden. Hierdoor zijn er nooit financiële belemmeringen om de vraag van de burger te honoreren.Verankeringgroep OuderenproofDeze groep heeft een provinciale subsidie van € 15.000,00 voor de periode van twee jaar (2007 – 2009) ontvangen. Van dit budget draaien zij volledig autonoom. Prestatieveld 5 en de toekomstDe doelstelling voor de komende jaren is om inwoners met een beperking in staat te stellen hun leven lang deel te nemen aan een toegankelijke samenleving. En te bevorderen dat hun mogelijkheden worden geboden overeenkomstig eigen aanleg, interesse en mogelijkheden te participeren op de levensdomeinen: toegankelijkheid, mobiliteit, arbeid, inkomen en voorzieningen.De factoren die de mate van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer beïnvloeden zijn niet alleen het hebben van een sociale omgeving of het communicatief vaardig zijn. Ook de financiële situatie maakt het dat iemand in meer of mindere mate kan of gaat deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Wij hebben daarom ook geen prioriteit gelegd bij één van deze vijf levensdomeinen. Voor een toegankelijke samenleving is het van belang dat de komende jaren aan alle domeinen invulling wordt gegeven.

Hoofdstuk 7 Prestatieveld 6: Verlenen individuele voorzieningen

AlgemeenDit prestatieveld beschrijft het onderdeel van maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. Dat individuele gebruikskarakter van de voorziening betekent niet dat de gemeente het verlenen van die voorziening niet op collectieve wijze kan vorm geven. Te denken valt aan het vervoer van gehandicapten met (deel)taxi’s waarop men een individueel beroep kan doen. Dit systeem is in deze gemeente bekend onder de naam Deeltaxi. Of men 'toegang' heeft tot een dergelijke voorziening hangt echter altijd af van de individuele kenmerken van de persoon met een beperking. De gemeente is, met uitzondering van die voorzieningen waarvoor een zorgplicht geldt, geheel vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen zij verleent, en welke niet. Voor de hand liggende vormen waaraan gedacht kan worden zijn woonvoorzieningen, (sport)rolstoelen, maaltijdvoorziening, sociale alarmering, vervoersvoorzieningen, klussendiensten, algemeen maatschappelijk werk of vormen van psychosociale hulpverlening.  Huidige activiteiten Wmo-voorzieningenIn september 2006 heeft de gemeenteraad de verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Vmo) vastgesteld. Vervolgens werden in de raadsvergadering van december 2006 de Beleidsregels Vmo vastgesteld. Hierdoor kon met ingang van 1 januari 2007 een aanvang gemaakt worden met het verlenen van Wmo-voorzieningen aan burgers die hiervoor bij de gemeente een aanvraag indienden. Met uitzondering van de huishoudelijke verzorging, verstrekte de gemeente deze voorzieningen al als Wvg-voorzieningen (Wet voorziening gehandicapten) vanaf 1 april 1994. Nieuw hierbij was de keuzevrijheid voor de burger. De burger die aanspraak heeft op een individuele voorziening heeft nu de keuze tussen een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.Bij de overgang van de Wvg naar de Wmo stond voorop dat de cliënt er niet op achteruit mocht gaan. Dit is dan ook de reden dat het begrip compensatiebeginsel in deze gemeente door concrete voorzieningen is ingevuld.Voor de huishoudelijke verzorging werd een tweesporenbeleid toegepast: voor de overgangscliënten die overkwamen vanuit de AWBZ veranderde in het eerste overgangsjaar niets. Nieuwe klanten vielen direct onder de Wmo, waarbij voor het Wmo-beleid zo nauw mogelijk aansluiting werd gezocht bij het voorgaande AWBZ-beleid. Zo werd het protocol gebruikelijke zorg ook in de Wmo ingevoerd alsmede een eigen bijdrage huishoudelijke verzorging. Dit in tegenstelling tot de overige Wmo-voorzieningen waarvoor, net als ten tijde van de Wvg, geen eigen bijdrage wordt gevraagd. In 2007 vond een bijstelling plaats van de hoogte van het persoonsgebonden budget huishoudelijke verzorging. Dit nadat was gebleken dat achteraf bezien het eerder gehanteerde percentage niet geheel overeen kwam met de voorliggende voorziening, de AWBZ, én er financiële ruimte hiervoor aanwezig was. MaaltijdvoorzieningDe maaltijdvoorziening is een algemene voor­ziening, in de eerste plaats gericht op ouderen van boven de 55 jaar. In voorkomende gevallen kunnen anderen ook gebruik maken van deze voorziening. Ouderen die vanwege somatische (lichamelijke), psychische of andere omstandigheden, niet in staat zijn voor zichzelf te koken, kunnen een beroep doen op deze voorziening. De uitvoering hiervan is neergelegd bij de Stichting Welzijn Ouderen Geertruidenberg (SWOG). Naast individuele maaltijdvoorzieningen organiseert de SWOG ook zogenaamde eetpunten. Deze eetpunten bevinden zich over het algemeen in een verzorgingshuis maar kunnen incidenteel ook elders of op een andere wijze georganiseerd worden.  Sociale alarmeringDit is eveneens een algemene voorziening die bedoeld is voor zelfstandig wonende ouderen. Wanneer zij bang zijn om te vallen en niet meer in staat zijn na een val op te staan, of niet meer in staat zijn om zelf hulpverlening in te schakelen, kan sociale alarmering uitkomst bieden. Zij komen dan in aanmerking voor het plaatsen van een alarmtoestel in de woning, waarmee het mogelijk wordt op eenvoudige wijze hulp in te roepen. Ook hiervan ligt de uitvoering bij de SWOG. Algemeen maatschappelijk werkTrema voert het Algemeen maatschappelijk Werk voor deze gemeente uit. In de afgelopen jaren is met gebruikmaking van een stimuleringsregeling van het Rijk de inzet van deze eerste lijnsvoorziening op 1 formatie-eenheid per 6000 inwoners gebracht. Met de inzet van 3,55 fte voor onze gemeente, voldoen wij nu aan de landelijke norm. De werkzaamheden van Trema zijn in een viertal hoofdproducten op te delen, te weten: Informatie, advies en concrete dienstverlening (korte contacten), groepswerk, crisishulpverlening en psychosociale hulpverlening. Deze laatste wordt opgesplitst in 18 onderdelen, waaronder: inkomen, echtscheiding, relaties, eenzaamheid, verslaving etc.  Toekomstige activiteiten Het voornemen is om in de komende jaren het voorzieningenniveau minimaal op het huidige niveau te handhaven. Dit houdt in dat inwoners die dat nodig hebben en een beroep doen op deze voorzieningen, die voorzieningen verstrekt worden die bijdragen aan hun zelfredzaamheid en aan hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.  Wmo-voorzieningen: huishoudelijke verzorgingBij de overgang van de huishoudelijke verzorging van de AWBZ naar de gemeenten is getracht om burgers, die toch al veel veranderingen meemaakten, niet voor mogelijk vervelende verrassingen te stellen. Er is een ruime overgangstermijn in acht genomen, die voor houders van een persoonlijk budget huishoudelijke verzorging extra werd opgerekt om de eventuele financiële teruguitgang zo goed mogelijk op te kunnen vangen. Ook is er in deze overgangsperiode veelvuldig overleg geweest met de zorgaanbieders wanneer de indicatiestelling in individuele situaties ter discussie stond. Hierbij is steeds zoveel mogelijk maatwerk toegepast.Met het oog op de toekomst moet rekening worden gehouden met het verwerken/honoreren van een groter aantal aanvragen terwijl het budget naar verwachting niet veel zal groeien. Rekening houdend met de vergrijzing en de extramuralisering (buiten de muren van (zorginstellingen) brengen) wordt het beroep op ondersteuning in het huishouden alleen maar groter. Niet alleen de gemeentelijke budgetten staan onder druk, door de zorgaanbieders wordt ook aangegeven dat zij verlies lijden op het product huishoudelijke verzorging.De afgesloten tweejarige contracten met de zorgaanbieders lopen per 1 januari 2009 af. In het najaar 2008 besluit het college op het voorstel van de regionale stuurgroep om het huidige contract met één jaar te verlengen. Dit voorstel voorziet tevens in een aanbesteding voor een nieuw contract per 1 januari 2010. Wmo-voorzieningen: deeltaxiDe invoering van de Wmo heeft tot nu toe weinig gevolgen voor het Deeltaxivervoer. Het gebruik lijkt zich te stabiliseren. Op grond van deze gematigde aanvaardbare kostenontwikkeling is bij de vaststelling van de begroting KCV 2009 in mei 2008 geconcludeerd dat er tot op heden nog geen noodzaak tot wijziging is van de gebruiksmogelijkheden of de tarifering. Ter voorbereiding op de aanbesteding worden deze aspecten wel opnieuw ter discussie gesteld. De voorbereidingen van deze aanbesteding zijn onlangs gestart. E.e.a. moet leiden tot een nieuw deeltaxicontract per 1 januari 2010. Het Rijk beraadt zich momenteel op de organisatie van doelgroepenvervoer in zijn algemeenheid. Het doelgroepenvervoer is nogal divers van aard, verschillend georganiseerd en gefinancierd. Het Rijk streeft een bundeling, vermoedelijk op lokaal niveau, na, maar kan deze op verschillende manieren vorm geven. Een aparte “vervoerswet” is een optie, maar ook het onderbrengen van meer vervoerstaken in de Wmo behoort tot de mogelijkheden. Beslissingen over de wijze waarop daaraan de invulling gegeven gaat worden, kunnen relevant zijn voor het KCV-samenwerkingsverband. Op het beleidsveld “Openbaar Vervoer” doen zich de nodige ontwikkelingen voor. Eén van de in de komende periode uit te werken zaken is het “basisvoorzieningenniveau OV”. Dit betreft o.a. de functionaliteit van het deeltaxisysteem als OV-voorziening op zich en in relatie tot andere modaliteiten, zoals busvervoer. Wmo-voorzieningen: hulpmiddelenIn juli 2004 zijn 14 gemeenten, waaronder de gemeente Geertruidenberg, een 3-jarig contract aangegaan met Welzorg voor de levering van Wvg-hulpmiddelen. Dit contract is daarna twee keer met één jaar verlengd en loopt per 1 juli 2009 af. In het voorjaar 2008 werd besloten tot een nieuw gezamenlijk aanbestedingstraject. Met deze aanbesteding worden voor de derde keer gezamenlijk hulpmiddelen ingekocht. Hiermee is dus al de nodige ervaring opgedaan. De uitgangspunten voor de aanbesteding van hulpmiddelen zijn gelijk aan de vorige, aangezien er hierin geen beleidswijzigingen zijn doorgevoerd (conform het uitgangspunt dat de wetswijziging niet tot inhoudelijke wijzigingen zou leiden). Algemeen maatschappelijk werkVanwege de subsidiebesprekingen met Trema over het algemeen maatschappelijk werk (Amw) vindt jaarlijks een bestuurlijk overleg plaats. Tijdens deze laatste bespreking in juni 2008 werd de behoefte geconstateerd om met elkaar nader van gedachten te wisselen over de “corebusiness” van het Amw. Dit in het licht van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld een project “stop huiselijk geweld”, opvoedspreekuur, maatschappelijke opvang etc. Hierdoor ontstaat bij de uitvoerder het gevoel dat er steeds meer taken bijkomen die niet als zodanig gehonoreerd worden terwijl de gemeente op haar beurt denkt steeds meer dubbelingen in taken te constateren. Hiervoor vond eind september 2008 een eerste vervolgoverleg plaats.  Relaties prestatieveld 4Een aantal ontwikkelingen die bij prestatieveld 4 al is beschreven, is ook relevant voor dit prestatieveld. Concreet gaat het hier over de ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers, de maatschappelijk stages, het project dementieconsulent en het project sociale activering en dienstverlening in de wijk. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar hetgeen hierover bij de toekomstige ontwikkelingen van prestatieveld 4 wordt genoemd. Financiële kadersWmo-voorzieningen In de begroting 2009 werd voor deze (voormalige Wvg-voorzieningen) een bedrag van              € 1.183.476,00 opgenomen.Huishoudelijke verzorgingIn de begroting 2009 is voorzien in een budget voor huishoudelijk verzorging van                     € 1.252.177,00. Maaltijdvoorziening/sociale alarmeringHiervoor wordt de SWOG gesubsidieerd. De totale begroting 2009 voor de SWOGis                   € 131.377,00.Maatschappelijk werkTrema ontvangt jaarlijks een subsidie van de gemeente voor de uitvoering van het Amw. Voor 2008 is een bedrag van € 298.347,00 begroot. Prestatieveld 6 en de toekomstDe gemeente stelt zich ten doel aan alle inwoners die dat nodig hebben en er een beroep op doen, voorzieningen te verstrekken die bijdragen aan hun zelfredzaamheid en aan hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Die voorzieningen worden verstrekt ter compensatie van bij die personen ontbrekende capaciteiten, vaardigheden of mogelijkheden van fysieke of van mentale aard. De doelstelling op het niveau van de betreffende persoon is het zoveel mogelijk compenseren of opheffen van het ervaren gebrek of tekort met behulp van technische of organisatorische maatregelen en middelen.Het uitgangspunt is de vraag die de cliënt stelt of de behoefte die de cliënt heeft. Zo nodig wordt deze met ondersteuning uitgediept en verhelderd. De gemeente heeft er bij de invoering van de Wmo voor gekozen om zoveel mogelijk bij het oude te laten. Dit betekent dat daar waar individuele voorzieningen werden verstrekt, deze nog steeds als zodanig worden verleend en niet als algemene voorzieningen. Alleen die voorzieningen die al als algemene voorziening werden verleend, zijn als zodanig gehandhaafd.Met het oog op de toekomst is het echter niet uitgesloten dat mogelijkheden onderzocht moeten worden die leiden tot kostenbesparing en tot doelmatigheidswinst.  Op de lange termijn worden geleidelijk veranderingen doorgevoerd die dienen om het systeem toekomstbestendig te maken. Met name moeten de gemiddelde kosten per individu aanzienlijk naar beneden omdat een groter aantal mensen een beroep moet doen op deze voorzieningen.

Hoofdstuk 8 Prestatieveld 7/8/9: Maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingsbeleid

Algemeen Maatschappelijke opvangMaatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.Vrouwenopvang Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten vanwege problemen van relationele aard of geweld en het beleid ter bestrijding van huiselijk geweld.OGGZ Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) wordt nagenoeg hetzelfde verstaan als hetgeen eerder in de Wet collectieve preventie volksgezondheid hieronder werd verstaan, te weten: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het  bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het bieden van psychosociale hulp bij rampen is niet in de Wmo ondergebracht. Dit desbetreffende deelgebied is daarom expliciet uitgezonderd van het begrip openbare geestelijke gezondheidszorg in de Wmo. Huidige activiteiten Stedelijk KompasDe prestatievelden maatschappelijke- en vrouwenopvang, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en verslavingszorg vormen een specifiek beleidsveld binnen de Wmo. Enerzijds wordt er van de gemeenten verwacht dat zij op deze terreinen een eigen beleid maken. Anderzijds is een deel van de activiteiten op dit beleidsterrein weggelegd bij centrumgemeenten, in onze subregio de gemeente Breda. Van deze wordt verwacht dat zij een regionaal beleid vormt. De centrumgemeenten ontvangen hiervoor specifieke middelen van het Rijk, uitgekeerd via de Brede Doel Uitkering in het kader van het Grote Steden Beleid. De gemeente Breda heeft haar beleid voor de maatschappelijke opvang, OGGz en verslavingszorg op 20 maart 2008 vastgelegd in het Stedelijk Kompas Breda.In het voortraject van de totstandkoming van het Stedelijk Kompas Breda heeft er een bestuurlijk overleg met de regiogemeenten plaats gevonden op 29 oktober 2007. De bestuurders hebben in dit overleg de verantwoordelijkheden van de centrum- en regiogemeenten besproken op de beleidsterreinen van de Wmo. Uit dit overleg bleek dat een aantal gemeenten reeds een beleid had gevormd voor de Wmo en dus ook voor de prestatievelden 7, 8 en 9. Andere gemeenten, waaronder de gemeente Geertruidenberg, waren hier nog mee bezig. Tevens werd duidelijk dat verschillende gemeenten al activiteiten ondernemen op de betreffende beleidsvelden. Het bestuurlijk overleg heeft unaniem besloten een convenant op te stellen voor samenwerkingsafspraken op de beleidsterreinen Maatschappelijke opvang, OGGZ en Verslavingszorg. Dit convenant werd op 18 juni 2008 ondertekend. In het convenant is vastgelegd dat de regiogemeenten zich gezamenlijk inspannen en samenwerken om dakloosheid te voorkomen en te bestrijden en goede opvang en begeleiding te bieden wanneer dakloosheid toch optreedt. Tevens regelen zij via dit convenant hun samenwerking op de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo. In deze regionale samenwerking wordt afstemming gevraagd op het gebied van signalering en geïndiceerde preventie, integrale toegang en screening, beschermd wonen, begeleid wonen, bemoeizorg en in de nazorg van ex-gedetineerden. Over een aantal taken zijn inmiddels afspraken gemaakt zoals op het gebied van de signalering en geïndiceerde preventie met het meldpunt GGD en de Maatschappelijke Steunsystemen van de GGZ Regio Breda. Op andere gebieden zijn er nog geen of weinig afspraken. De uitvoering van het convenant wordt integraal opgenomen in de uitvoering van het Stedelijk Kompas Breda. De regiogemeenten zijn gevraagd aan de projectorganisatie Stedelijk Kompas deel te nemen. Binnen deze organisatie is een aparte werkgroep regionale samenwerking opgenomen. Vrouwenopvang en huiselijk geweld.Centrumgemeenten hebben de vrijheid om de vrouwenopvang ook in het Kompas op te nemen. De gemeente Breda heeft hier niet voor gekozen. In 2006 heeft er een onderzoek plaats gevonden naar het functioneren van de vrouwenopvang. Het ministerie en de Federatie Opvang, het overkoepelende orgaan van de opvanginstellingen stelt momenteel een verbeterplan vrouwenopvang samen. Dit gebeurt naar aanleiding van genoemd onderzoek. Daarnaast gaat naar verwachting per 1 januari 2009 de wet op het huisverbod van kracht en heeft de staatssecretaris extra middelen beschikbaar gesteld voor verbeteringen op deze beleidsterreinen. Breda heeft dan ook het voornemen om op het terrein van de vrouwenopvang en huiselijk geweld een apart traject te starten om ook op dit terrein te komen tot een geïntensiveerde aanpak waarbij een sluitende keten en verbetering van de opvang centraal staat. Er is gekozen voor een apart traject omdat het in de eerste plaats om een andere doelgroep gaat met een andere problematiek en in de tweede plaats de regio waarvoor de gemeente Breda verantwoordelijk is, groter is dan voor de MO-OGGz en VZ (18 gemeenten versus 12 gemeenten). Stop huiselijk geweldIn West-Brabant is de aanpak van huiselijk geweld al enkele jaren speerpunt van beleid. De 18 gemeenten van de regio West-Brabant hebben in de periode 2003-2005 een project betreffende huiselijk geweld uitgevoerd. Sinds 1 mei 2005 is het Advies- en steunpunt huiselijk geweld West-Brabant (ASHG) operationeel. Het ASHG is een samenwerkingsverband van 22 organisaties, waaronder de gemeente Breda en Roosendaal die overige gemeenten uit West-Brabant in het ASHG vertegenwoordigen. De frontofficie van het ASGH biedt informatie, advies en ondersteuning aan slachtoffers, plegers en andere betrokkenen bij huiselijk geweld. De backoffice houdt zich onder meer bezig met de voorlichting en preventie, versterking van de ketenaanpak en de coördinatie van hulpverlening. Collectieve preventie OGGZOnderdeel van de OOGZ is de collectieve preventie. Het doel van de collectieve GGZ-preventie is om begrip en herkenning van psychische klachten te bevorderen, bevolking bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en haar wegwijs te maken naar instanties die haar zo nodig verder kunnen helpen.In 2007 hebben de gemeenten uit de subregio Breda besloten om het gemeentelijke beleid voor de collectieve preventie GGZ inclusief de daaruit voortvloeiende subsidiëring van de betrokken GGz-instellingen op regionaal niveau uit te voeren en te doen uitvoeren.  OGGZ-vangnet De GGD West-Brabant verzorgt voor de OGGZ de vangnetfunctie. Doel daarvan is het bieden van laagdrempelige lichamelijke, geestelijke en sociale zorg aan personen die zelf niet de stap richting hulpverlening zetten (zorgwekkende zorgmijders), onder wie ook degenen die niet opvallen (het stille leed). In het kader van de vangnetfunctie verzorgt de GGD onder andere de zorgcoördinatie bij multi-problematiek en een meldpunt voor complexe zorgvragen. Vanwege haar vangnetfunctie neemt GGD deel aan het de lokale Maatschappelijke Steunsystemen, waaronder dat in de gemeente Geertruidenberg. MASSHet Maatschappelijk Steunsysteem (MASS) in de gemeente Geertruidenberg stelt zich ten doel om bij mensen met complexe problematiek die zelfstandig wonen of gaan wonen, opvang, begeleiding en zorg dermate efficiënt en doelmatig in te zetten zodat deze mensen zelfstandig in de samenleving kunnen participeren. En wanneer dit (tijdelijk) niet mogelijk is te voorzien in passende zorg en hulpverlening. Hiervoor wordt regelmatig een casuïstiekoverleg georganiseerd. Binnen het MASS casuïstiekoverleg Geertruidenberg participeren vaste kernpartners. Vaste kernpartners zijn o.a. de GGD, Trema, Politie, Novadic-Kentron, GGZ en MEE.  Indien noodzakelijk kunnen ook andere gesprekspartners uitgenodigd worden voor dit overleg. Toekomstige activiteitenDeze activiteiten zijn voornamelijk een voortzetting van het huidige beleid. Dit met uitzondering van de uitwerking van het Stedelijk Kompas waaraan de komende beleidsperiode gewerkt wordt. Uitwerking Stedelijk Kompas Breda.Zoals bij de huidige activiteiten vermeld, werd op 18 juni 2008 een convenant ondertekend voor samenwerkingsafspraken op de beleidsterreinen Maatschappelijke opvang, OGGz en Verslavingszorg. In het convenant is vastgelegd dat de regiogemeenten zich gezamenlijk zullen inspannen en samenwerken om dakloosheid te voorkomen en te bestrijden en goede opvang en begeleiding te bieden wanneer dakloosheid toch optreedt. Tevens regelen zij middels dit convenant hun samenwerking op de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo.De uitvoering van dit convenant wordt integraal opgenomen in de uitvoering van het Stedelijk Kompas Breda. De regiogemeenten zijn gevraagd aan de projectorganisatie Stedelijk Kompas deel te nemen. Binnen deze organisatie is een aparte werkgroep regionale samenwerking opgenomen waarin de gemeente Geertruidenberg is vertegenwoordigd.De uitwerking van het Stedelijk Kompas is in de tweede helft van 2008 opgepakt en beslaat naar verwachting gedurende de gehele vierjaarlijkse periode van het Wmo-beleidsplan. Financiële kadersStop huiselijk geweld Het Advies- en steunpunt huiselijk geweld West-Brabant wordt bekostigd door het Rijk (60%) en gemeenten en andere partijen (40%). De gemeenten dragen bij naar rato van het inwonertal. In 2009 draagt Geertruidenberg € 1.885,00 bij. De bekostiging is tot 2010 geregeld.Collectieve preventie OGGZIn 2008 is via de gemeente Breda € 10.776,00 aan de GGZ Breda en Novadic-Kentron betaalbaar gesteld. Dit bedrag is structureel in de meerjarenbegroting opgenomen.OGGZ-vangnet De kosten van de OGGZ-vangnetfunctie die de GGD vervult, maken deel uit van de gemeentelijke bijdrage aan de instandhouding van deze organisatie. Prestatieveld 7/8/9 en de toekomstDe uitwerking van dit prestatieveld vindt voornamelijk op regionaal niveau plaats. Door deelname aan de projectorganisatie Stedelijk Kompas is de Geertruidenbergse inbreng gewaarborgd. Hoe groot deze inbreng kan zijn, is steeds afhankelijk van het onderwerp en de relevantie voor de Geertruidenbergse samenleving. Van belang is wel dat er steeds een link wordt gelegd met de lokale situatie. Op dit moment vindt bijvoorbeeld een (regionaal) onderzoek plaats naar de bereidheid van de lokale woningcorporaties om woonruimte beschikbaar te stellen voor maatschappelijke opvang. Indien noodzakelijk kan de gemeente na deze inventarisatiefase zich als pleitbezorger opwerpen om lokale partijen over de streep te trekken hun medewerking te verlenen.

 In onderstaand schema worden alle activiteiten genoemd die in de komende vier jaar aan de orde komen. Daar waar mogelijk is een concrete planning opgenomen. Daar waar dit niet mogelijk is, geldt dat het betreffende beleidsterrein in de komende vierjarige beleidsperiode wordt uitgewerkt. Voor die zaken staat dan ook in de planning 2009 – 2012 genoemd.

 

 

 

Wijkbijeenkomsten

 

doorlopend

Wijkplannen

 

doorlopend

Speelterreinen

 

doorlopend

Buurtverenigingen

 

doorlopend

Bloembakken

 

doorlopend

Opschoondag

 

Jaarlijks deelname beoordelen

Leefbaarheidsonderzoek

 

Vijfjaarlijks deelname beoordelen

Toekomstvisie Raamsdonk

 

2009

 

Mentaliteitscampagne

2009

 

Brandgangen

2009

 

Toegankelijkheid accomodaties

2009

 

Parkeerproblematiek

2009

Opvoedspreekuur

 

doorlopend

Schoolmaatschappelijk werk

 

doorlopend

Onderwijsachterstandenbeleid

 

doorlopend

Beleidsoverleg Jeugd

 

doorlopend

Zorg voor de Jeugd

 

doorlopend

Buurtnetwerk jeugdhulpverlening 12-

 

doorlopend

Straathoekoverleg

 

doorlopend

Project armoede en gezondheid

 

doorlopend

Project genotmiddelen

 

doorlopend

Bavo-project

 

doorlopend

 

Centrum voor Jeugd en gezin

2011

 

Jongerencentrum

2010

 

Uitbreiding jongerenwerk

2010

Gemeentewinkel

 

doorlopend

Ouderenadvisering

 

doorlopend

Algemeen maatschappelijk werk

 

doorlopend

 

MEE

2009

 

Informatiepunt Raamdonk

2009

 

Clientondersteuning

2009- 2012

 

 

 

Mantelzorg

 

2009

Vrijwilligersbeleid

 

doorlopend

Vrijwilligersprijs

 

doorlopend

 

Ondersteuning mantelzorgers

2009

 

Jonge mantelzorgers

2008 -2009

 

Ondersteuning vrijwilligers

2009

 

Dementieconsulent

2007- 2009

 

Maatschappelijke stages

2011

 

Sociale activering en dienstverlening in de wijk

2007- 2009

 

Lijst gebruikte afkortingen 1

Wmo                     Wet maatschappelijke ondersteuningOGGZ                    Openbare Geestelijke GezondheidszorgAWBZ                    Algemene Wet Bijzondere ZiektekostenWCPV                   Wet Collectieve Preventie VolksgezondheidszorgWWB                     Wet werk en BijstandGGD                      Gemeenschappelijke gezondheidsdienstBNW                      BuurtnetwerkBAVO                     Van basisschool naar voortgezet onderwijsCJG                       Centrum Jeugd en GezinSMW                     Schoolmaatschappelijk werkAMW                     Algemeen maatschappelijk werkSWOG                  Stichting welzijn ouderen GeertruidenbergGGZ                      Geestelijke gezondheidszorgVTCG                    Vrijwillige thuiszorgcentrale geertruidenbergHOOM                   Hulp bij Ondersteuning op MaatSPV                       Servicepunt VrijwilligersWA                        Wettelijke aansprakelijkheidVmbo                    Voortgezet middelbaar onderwijsOCW                     Onderwijs Cultuur en WetenschapVWS                      Volksgezondheid, Welzijn en Sociale ZakenVNG                      Vereniging van Nederlandse GemeentenBTB                       Bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid Wvg                       Wet voorzieningen gehandicaptenVmo                      Voorzieningen maatschappelijke ondersteuningKCV                       Kleinschalig collectief vervoer (Deeltaxi)OV                         Openbaar VervoerMASS                    Maatschappelijk Steunsysteem