Regeling vervallen per 05-10-2023

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 04-01-2006 t/m 04-10-2023

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november 2005, nr. GM05.099

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

gezien het advies van de Commissie Openbare Werken van 28 november 2005

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het R.V.V. 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994,, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbenden-plaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen;

  • 2. Een vergunning kan in ieder geval worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I), dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren (categorie II).

  • 3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning geacht in aanmerking te willen komen voor een zogenaamde bewoners-vergunning, als bedoeld in het tweede lid, onder a., tenzij hij van het tegendeel doet blijken.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan, indien voldoende openbare parkeerruimte beschikbaar is, een vergunning ook verlenen aan iedere bewoner in het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van zijn of haar bezoek, waarmee een voertuig kan worden geparkeerd in het op de vergunning aangegeven gebied en gedurende de in de vergunningvoorwaarden opgenomen periode.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 6. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel D

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aangeven en verlenen van een vergunning.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen.

Artikel E

  • 1. Een vergunning wordt ten hoogste 1 kalenderjaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel F

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsten of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik, onderhoud en bevoegd ledigen ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel H

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel I

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel K

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel L

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening 2006".

Artikel M

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2.

    Alsdan vervalt de bij besluit van 1 november 2001 vastgestelde Parkeerverordening 2002.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2002 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 4.

    Besluiten welke krachtens de Parkeerverordening 2002 zijn genomen tot aanwijzing van weggedeelten die bestemd zijn voor het parkeren voor vergunninghouders, alsmede de tijdstippen waarop het parkeren aan vergunninghouders zijn vastgesteld, worden geacht te zijn genomen krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 22 december 2005
De raad voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
J.H.M. van Vlerken Mevr. M.J.D. Donders - de Leest