Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek

Geldend van 25-06-2013 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek

Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek

Nr. 123263

Zoals die komt te luiden na de raadsvergadering van 30 mei 2013 (betreft toevoeging lid 4 aan art. 8).

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtshalve vaststelling: het vaststellen van subsidie door de gemeente, zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag hiervoor heeft ingediend;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de normale activiteiten van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd met een maximum van vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per jaar of voor een bepaald aantal jaren aan een instelling voor een periode van maximaal 4 jaar wordt verstrekt;

  • e.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Oldebroek;

  • f.

    subsidieplafond: het maximale door de raad beschikbaar gestelde bedrag per beleidsterrein.

  • g.

    de wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De Raad stelt vast dat voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • 1.

      Cultuur

    • 2.

      jeugd

    • 3.

      samenlevingsopbouw

    • 4.

      senioren

    • 5.

      sport

    • 6.

      zorg

  • 2.

    De raad kan voor de beleidsterreinen uit het eerste lid, nadere regels vaststellen die in ieder geval een omschrijving bevatten van de volgende zaken:

    • .a

      de beleidsdoelen;

    • .b

      de activiteiten

    • .c

      de grondslag voor subsidiering;

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    Het toekennen van een bedrag waarvoor de ontvangers geen directe tegenprestaties hoeven te leveren.

  • b.

    Geldelijke bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt of geldelijke bijdragen aan andere gemeenten.

  • 4.

    Artikel 4.24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies rekeninghoudend met de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - als de begroting nog niet is vastgesteld, of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidie­verlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond, subsidieprogramma en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting, subsidie­plafond(s) vaststellen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan jaarlijks na de vaststelling van de subsidieplafond(s), het subsidieprogramma vaststellen. Hierin kunnen nadere regels worden gesteld over de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging van de subsidieplafonds en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie vanuit een nog niet vastgestelde begroting, wordt verleend op voorwaarde dat in de begroting voldoende geld beschikbaar wordt gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Het indienen van een aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Hiervoor stelt het college een aanvraagformulier beschikbaar.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

  • b.

    de doelstellingen en resultaten, die worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. Daarnaast in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • c.

    een begroting waaruit de dekking van de kosten van de activiteiten duidelijk wordt.

  • d.

    een opgave van bij andere bestuursorganen, organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten en de stand van zaken daarvan;

  • e.

    bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de reserveringen, fondsen en voorzieningen op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Als een aanvrager voor de eerste keer een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen bij.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nodig of voldoende, zijn.

  • 5.

    Subsidieaanvragen voor bedragen lager dan 500,- euro worden niet in behandeling genomen.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft gedaan.

  • 2.

    Wanneer een aanvraag niet op de in lid 1 genoemde datum is ingediend, kan het college besluiten de aanvraag af te wijzen.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, of, als het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

Het college kan, naast de bepalingen in de wet, een aanvraag voor subsidie weigeren als:

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet voor een belangrijk deel gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

  • 2.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten gaat ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 3.

    de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • 4.

    de activiteiten van de aanvrager niet zijn opgenomen in of niet voldoen aan het beleid of de beleidsregel subsidie.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan bepalen dat een gevraagde subsidie wordt geweigerd of de verleende subsidie wordt ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de subsidieverlening te verbinden over het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Als een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Als een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, artikel 16 of artikel 17 wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot. Het college kan op de bevoorschotting de bepalingen uit lid 3 toepassen.

  • 3.

    Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, of ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger moet toestemming van het college hebben voor handelingen zoals vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht, uitgezonderd lid g.

  • 4.

    Het college kan voorwaarden stellen aan het vormen van reserveringen, voorzieningen en fondsen en de omvang daarvan.

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, die verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de subsidieontvanger verplichten om tussentijdse verantwoording af te leggen. In deze verantwoording worden de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten beschreven. Een tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, wanneer de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel worden verricht of dat niet of niet geheel aan de verbonden verplichtingen wordt voldaan.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 25.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 25.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      nadat een verantwoording zoals omschreven in het tweede lid is ontvangen.

  • 2.

    Bij een vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen. In dat geval moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indienen bij het college:

  • a.

    bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht;

  • b.

    bij jaarlijkse subsidie, uiterlijk 1 juni van het jaar na afloop van het kalenderjaar of 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 16. Verantwoording subsidies van 25.000 tot 50.000 euro

  • 1.

    Als de subsidieverlening 25.000 euro of meer bedraagt, maar minder dan 50.000 euro, moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indienen bij het college:

  • a.

    bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht;

  • b.

    bij jaarlijkse subsidie, uiterlijk 1 juni van het jaar na afloop van het kalenderjaar of 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1.

    Als de subsidieverlening 50.000 euro of meer bedraagt, moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college indienen:

  • a.

    bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verrichten van de activiteiten;

  • b.

    bij jaarlijkse subsidie, uiterlijk 1 juni van het jaar na afloop van het kalenderjaar, of 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a.

    een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten zijn verricht;

  • b.

    een overzicht van de verrichtte activiteiten en de inkomsten en uitgaven (financieel verslag of jaarrekening);

  • c.

    een balans van het afgelopen subsidietijdvak met toelichting;

  • d.

    een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Als door de aard van de subsidie of de verantwoording, er een langere termijn nodig is om de aanvraag tot vaststelling te beoordelen, dan informeert het college de subsidieontvanger daarvan zo snel mogelijk.

  • 3.

    Als de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor de in de beschikking aangegeven datum is ontvangen, kan het college de aanvraag ambtshalve vaststellen of als dat niet mogelijk is de subsidie terugvorderen.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bepalen dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op artikelen 1, 2, 3 en 8.

  • 3.

    Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 21. Indexering

De subsidieplafonds kunnen jaarlijks worden aangepast aan de ontwikkelingen van prijzen en lonen. Dit geldt ook voor bedragen die zijn opgenomen in de beleidsregel. De grondslag daarvoor wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

Artikel 22. Intrekking Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006

De Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006 wordt ingetrokken per 31 december 2010.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie voor het jaar 2010 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006.

Aanvragen om subsidie voor het kalenderjaar 2011 en verder worden afgedaan volgens deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 oktober 2010.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek.

Toelichting

In de Algemene wet bestuursrecht staat dat subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Hierdoor wordt de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager gewaarborgd. Daarnaast wordt zo een doelmatige besteding van overheidsuitgaven gerealiseerd.

Voor de gemeente betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). De verordening moet de basis voor het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf en de grondslag voor de verplichtingen, die het college aan de subsidieverlening kan verbinden.

Vermindering regeldruk

In de nieuwe verordening zijn de administratieve en bestuurlijke lasten zoveel mogelijk verminderd. Er is gekeken naar hetverminderen van de indieningsvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze.

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. Het aantal documenten wat moet worden ingediend is verminderd. Daarnaast is de verantwoording veranderd. Hoe hoger het subsidiebedrag is, hoe uitgebreider ook de controle. Voor subsidies tot € 25.000,- heeft het college de mogelijkheid om deze direct vast te stellen.

Uitgangspunten

Deze verordening is ontwikkeld vanuit de volgende uitgangspunten:

- Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten in redelijke verhouding tot elkaar staan.

- Er moet een betere sturing plaatsvinden op prestaties en hoofdlijnen, zo wordt er meer gewerkt met prestatiesubsidiëring dan de werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring houdt in, dat er een vast bedrag wordt gesubsidieerd voor een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie. Bij subsidies, gebaseerd op verantwoording van de kosten, wordt vaak zekerheid gezocht in de administratieve verplichtingen, zoals facturen en urenadministratie. Hiermee gaan hoge administratieve en bestuurlijke lasten gepaard. Door het afrekenen op basis van prestaties en het vervallen van de financiële verantwoording bij kleine subsidies worden de lasten verminderd.

- Tenslotte wordt er gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger en er geldt niet meer in alle gevallen een uitgebreide verantwoordingsplicht.

Subsidiebegrip

Om de subsidieverordening op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;

b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

d. anders dan als betaling van geleverde goederen of diensten (= inkoop).

Het leveren van goederen of diensten door de gemeente "om niet" of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Awb. Dit betekent, dat de zogenaamde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum, die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.

Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. Er moet sprake zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

Commerciële transacties vallen ook buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer.

Benaming van subsidies

In de vorige verordening waren er verschillende benamingen voor subsidies, zoals structurele activiteitensubsidie, waarderingssubsidie, investeringssubsidie, incidentele activiteitensubsidie en budgetsubsidie. De juridische betekenis van deze benamingen is beperkt. Het is afhankelijk van de situatie en niet van de benaming.

In deze verordening zijn er nog maar twee subsidies, de jaarlijkse en de eenmalige. Het verschil in verantwoording zit nu in de hoogte van het subsidiebedrag.

Beleidsregels

Naast deze verordening heeft het college de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels, ook wel beleidsregels genoemd. Onder een beleidsregel wordt verstaan ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

De beleidsregels bevatten per beleidsveld in ieder geval de volgende regels:

de beleidsdoelen;

een omschrijving van de activiteiten;

de grondslag voor subsidiering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

In dit artikel wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt, dat de raad beleidsregels op kan stellen en waar deze aan moeten voldoen. De beleidsregels worden apart vastgesteld en hebben dezelfde looptijd als de verordening. Het derde lid gaat over verstrekkingen van middelen waarop deze verordening niet van toepassing is. Dit om te voorkomen dat andere bijdragen of betalingen onterecht als subsidie worden aangemerkt en getoetst. In het vierde lid wordt ingegaan op een verplichting van het college om minstens een keer per vijf jaar verslag uit te brengen over de doeltreffendheid van de verleende subsidies. Dit vormt ook al onderdeel van de jaarrekening en het jaarverslag. Om die reden is ervoor gekozen deze bepaling niet van toepassing te verklaren.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college besluit binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet passen binnen de door de raad vastgestelde algemene regels.

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

Artikel 4. Subsidieplafond, subsidieprogramma en begrotingsvoorbehoud

In het eerste lid is bepaald dat de raad subsidieplafonds per beleidsterrein kan vaststellen. In de regel valt dit samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen over de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

In de Awb is opgenomen dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo weten de subsidieaanvragers tijdig hoeveel geld er beschikbaar is. Wanneer het subsidieplafond bereikt is, dan worden de aanvragen die hier buiten vallen afgewezen.

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden gedaan. Hiervoor is een formulier beschikbaar. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan. Hiervoor is een DigiD nodig. Zo kan de aanvraag digitaal worden ondertekend. Voor informatie zie www.digid.nl.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

Hierin staat de termijn waarbinnen aanvragen voor subsidie ingediend moeten zijn bij het college. In dit artikel wordt alleen een uiterste indiendatum genoemd.

Artikel 7. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Uitgangspunt is, dat de aanvraag binnen 13 weken moet zijn afgehandeld, of voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

De Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen zorgt ervoor dat bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. Bepaalde subsidieaanvragen zijn zeer complex of omvangrijk, zoals bijvoorbeeld het bouwen van een gebouw. Ook kan het voorkomen dat de gemeente voor de besluitvorming afhankelijk is van een besluit (tot subsidie) van andere organen. In deze gevallen ligt het voor de hand dat er overeenstemming wordt bereikt over de behandeltermijn.

Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen. De wet omschrijft de volgende situaties:

De gemeente verzoekt de aanvrager de aanvraag aan te vullen door meer informatie te verschaffen.

Als de gemeente wacht op informatie uit het buitenland.

Als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel.

Als de vertraging de schuld is van de aanvrager, bijvoorbeeld als hij steeds opnieuw vraagt om uitstel van aan te leveren gegevens of de dag voor de beslistermijn afloopt een grote hoeveelheid aanvullende gegevens opstuurt.

Als de gemeente door overmacht niet in staat is te beslissen. Er moeten dan wel abnormale en onvoorziene omstandigheden zijn, waarop de gemeente geen invloed heeft.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In dit artikel worden de weigeringsgronden genoemd. Naast deze gronden is in de wet in artikel 4:35 nog een aantal gronden opgenomen waarop subsidie geweigerd kan worden.

Artikel 9. Wet BIBOB

De Wet BIBOB is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college al ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet BIBOB generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is.

Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, moet daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen.

Artikel 10. Verlening van de subsidie

In het eerste lid staat dat het college in het besluit tot verlening van de subsidie aangeeft op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies moet plaatsvinden. Zo is vanaf het begin duidelijk aan welke voorwaarden en administratieve eisen de aanvrager moet voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de subsidieontvanger verplichtingen kan opleggen.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

Bij de verlening van de subsidie kan de vaststelling direct plaatsvinden. In lid 2 is opgenomen dat er voorschotten kunnen wordt verstrekt. In de verleningsbeschikking wordt opgenomen op welke tijdstippen de voorschotten worden uitbetaald. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvraag voor bevoorschotting in te dienen.

De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, als er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, door een wijziging van de verleningsbeschikking het ritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen.

Als in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de beschikking plaats(wet artikel 4:87, lid 1).

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Naast de verplichtingen die in de wet in afdeling 4.2.4 zijn opgenomen , zijn in dit artikel nog aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen.

In het derde lid wordt verwezen naar artikel 4.71 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de volgende handelingen moet de subsidieontvanger toestemming van het college hebben:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Een uitzondering hierop is lid g, maar in het vierde lid is bepaald dat het college wel voorwaarden kan stellen aan het vormen van reserveringen, voorzieningen en fondsen.

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

Bij meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan 50.000 euro, is er de mogelijkheid om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording.

Artikel 14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder onnodig tijdsverlies) bij het college te melden als aangenomen kan worden dat de gesubsidieerde activiteit, niet op tijd, niet geheel, niet volgens alle verplichtingen of helemaal niet wordt verricht. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of worden nadere afspraken gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.

Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan de subsidievaststelling alsnog worden ingetrokken, omdat de subsidieontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 25.000 euro

Bij subsidies tot 25.000 euro is het afleggen van verantwoording achteraf niet standaard. Dat betekent dat de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

Als de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden is het afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging of verantwoording noodzakelijk is of niet. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk.

In het geval van verlening, gevolgd door vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld op welke wijze moet worden verantwoord dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies van 25.000 tot 50.000 euro

In dit artikel is aangegeven wanneer en op welke wijze de subsidieontvanger de subsidie aan het college moet verantwoorden. De wijze van verantwoording wordt in het besluit tot verlening aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Ook kan het college bepalen dat verantwoording van de verleende subsidie niet nodig is. Te denken valt daarbij aan subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Bij subsidies van 50.000 euro en meer vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gemaakte kosten. Hiervoor dient de subsidieontvanger een aanvraag voor vaststelling in en overlegt hij een verantwoording zoals is aangegeven in de verleningsbeschikking.

Voor de financiële verantwoording mag het college een accountantverklaring vragen.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 19 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven.

Het college kan hiervoor een standaardberekeningswijzen vaststellen.

Artikel 20. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De subsidie die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule is alleen bedoeld voor individuele gevallen.

Artikel 21 tot en met 25

De inhoud van deze artikelen spreekt voor zich.