Erfgoedverordening gemeente Houten

Geldend van 01-02-2018 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Houten

Erfgoedverordening gemeente Houten

De raad van de gemeente Houten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 december 2017 met nummer BWV17.0228;

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

gezien het advies van de Monumentencommissie van 23 november 2017 en de Monumentenwerkgroep van 2 november 2017;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE HOUTEN.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • -

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • -

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

  • 3. Het register bevat ten minste een link naar een overzicht met alle binnen de gemeente aanwezige rijksmonumenten.

§ 2 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Gereserveerd

Artikel 3 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoeder of beschermde gemeentelijke verzameling

Gereserveerd

Artikel 4 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

Gereserveerd

§ 3 Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 6 Voornemen tot aanwijzing

  • 1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7 Voorbescherming

  • 1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6 is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 8 Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 advies aan een gemeentelijke adviescommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de (monumentenzorg. L eden van het gemeentebestuur maken geen deel uit van de adviescommissie.

  • 2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies. Bij de aanwijziging van een gemeentelijk monument maakt één lid van een lokale belangengroep op het gebied van monumenten deel uit van de adviescommissie.

  • 3. De gemeentelijke adviescommissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

Artikel 9 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 20 of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.

  • 3. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Als de wijziging betreft het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 4 Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15 Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 16 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

§ 5 Rijksmonumenten

Artikel 17 Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 6 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 18 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

  • 7.

    Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

  • 8.

    Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 19 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

  • 3.

    beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

  • 4.

    beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

1.Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

2.De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

3.De artikelen 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.

4.Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

§ 7 Handhaving en toezicht

Artikel 21 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college, dan wel burgemeester aangewezen toezichthouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

§ 8 Vangnet archeologie

Artikel 23 Vangnet archeologie

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

  • a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

  • b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

  • c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

  • d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

§ 9 Slotbepalingen

Artikel 24 Intrekken oude verordening

De Monumentenverordening wordt ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1. Een krachtens Monumentenverordening aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Monumentenverordening.

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Houten, 23 januari 2018,

De voorzitter, De griffier,

Bijlage I Toelichting Erfgoedverordening na amendement

Toelichting erfgoedverordening