Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent arbeidsvoorwaarden (Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort)

Geldend van 31-12-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent arbeidsvoorwaarden (Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort)

Aldus besloten in de vergaderingen van 11 april 2017.

1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder:

    • a

      ambtenaar: hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

    • b

      functie: het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1;

    • c

      pensioenwet:de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die gold tot en met 31 december 1995;

    • d

      pensioen: een pensioen in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • e

      arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

    • f

      arbeidsduur per dag: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde dag is vastgesteld;

    • g

      formele arbeidsduur per week: de arbeidsduur volgens de aanstelling;

    • h

      feitelijke arbeidsduur per week: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld;

    • i

      vervallen;

    • j

      arbeidsduur per jaar: de naar jaarbasis herleide formele arbeidsduur per week, gecorrigeerd voor feestdagen;

    • k

      dienstverband: een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde tijd, of een oproepovereenkomst;

    • l

      overwerk: werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur per week;

    • m

      werkdag: een dag waarop de ambtenaar arbeid moet verrichten;

    • n

      werktijd: de periode tussen vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

    • o

      uurloon: 1/156 gedeelte van het - zo nodig naar een volledig dienstverband herberekende - salaris van de ambtenaar per maand;

    • p

      Zvw: de Zorgverzekeringswet

    • q

      CAR: Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;

    • r

      UWO: Uitwerkingsovereenkomst;

    • s

      vervallen;

    • t

      vervallen;

    • u

      LOGA: Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden;

    • v

      WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • w

      arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;

    • x

      WAO-uitkering: een uitkering op grond van de WAO;

    • y

      WIA:Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • z

      IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten;

    • aa

      IVA-uitkering: de uitkering bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA;

    • bb

      WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten;

    • cc

      WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de WIA;

    • dd

      WAJONG:Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jong gehandicapten;

    • ee

      WAZ:Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

    • ff

      Wazo:Wet arbeid en zorg;

    • gg

      SUWI: de wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;

    • hh

      uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

    • ii

      pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • jj

      WPA: de Wet privatisering ABP;

    • kk

      vervallen;

    • ll

      vervallen;

    • mm

      volledig dienstverband: een dienstverband waarvan de arbeidsduur per jaar 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt. Bij een deeltijd dienstverband bedraagt de arbeidsduur minder dan 1836 uur per jaar en de formele arbeidsduur minder dan 36 uur per week

    • nn

      ZW: de Ziektewet;

    • oo

      ZW-uitkering: ziekengeld of uitkering krachtens de ZW;

    • pp

      UWV: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet SUWI.

    • qq

      Salaris: maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur.

    • rr

      Salaristoelagen: de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniententoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend.

    • ss

      Functieschaal: de salarisschaal die bij een functie hoort;

    • tt

      Periodiek: het maandbedrag in een salarisschaal;

    • uu

      Salarisschaal: een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk;

    • vv

      Achterblijvende Partner: weduwe, weduwnaar, geregistreerd partner van de overleden ambtenaar, of de ongehuwde partner die een samenlevingscontract had met de overleden ambtenaar.

    • ww

      Vakantietoelage: jaarlijkse toelage van 8% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), hetgeen met ingang van 1 januari 2017 een vast onderdeel van het Individueel Keuze Budget vormt.

    • xx

      payroll werkgever / werknemer: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een gemeente, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van de gemeente arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die gemeente gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.

    • yy

      inlenersbeloning: de wettelijk verplichte beloningselementen benoemd in de cao van de payroll werkgever, die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met een payroll werknemer en corresponderen met de beloningselementen in de CAR-UWO van een ambtenaar in dienst van de gemeente werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie.

  • 2 Tot de openbare dienst van de gemeente behoren alle diensten en bedrijven door de gemeente beheerd.

Artikel 1:1:1:1

Voor de toepassing van de CAR, de UWO en de lokaal geldende rechtspositieregelingen van de gemeente Amersfoort wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd:ARGA: Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort.

Artikel 1:2 Geen ambtenaar

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt niet als ambtenaar beschouwd:

    • a

      het onderwijzend personeel bij een inrichting van openbaar onderwijs;

    • b

      het onderwijsondersteunend personeel bij een inrichting van openbaar onderwijs, indien zij belanghebbenden zijn in de zin van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

    • c

      de onbezoldigd ambtenaar van de burgerlijke stand en de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • d

      de onbezoldigd gemeenteambtenaar als genoemd in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, c, d en e van de Gemeentewet;

    • e

      de directeur van de RDW Dienst Wegverkeer die tevens is benoemd tot onbezoldigd ambtenaar der gemeentelijke belastingen;

    • f

      de onbezoldigd gemeenteambtenaar die toezichthouder is zonder opsporingsbevoegdheid;

    • g

      de onbezoldigd gemeenteambtenaar die toezichthouder is met opsporingsbevoegdheid;

    • h

      hij die een indicatie heeft voor de sociale werkvoorziening en op grond daarvan op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de gemeente, met uitzondering van de geïndiceerde die werkzaam is bij de gemeente in het kader van begeleid werken als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening;

    • i

      de ambtenaar als bedoeld in artikel 1.1, onder “medewerker”, van de sector-cao Ambulancezorg.

  • 2 Voor toepassing van onderdeel f of g van het eerste lid is, afhankelijk van de lokale bevoegdheidsverdeling tussen het georganiseerd overleg en de ondernemingsraad, overeenstemming vereist is in het georganiseerd overleg of instemming vereist van de ondernemingsraad.

  • 3 Op de ambtenaar die aangesteld is als vrijwilliger bij de gemeentelijke brandweer is alleen hoofdstuk 19 en hoofdstuk 19a van toepassing.

Artikel 1:2:1 Geen ambtenaar

  • 1 Op de ambtenaar met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan zijn artikel 3:11, 3:13, 3:25, 3:26, en de hoofdstukken 17 en 18 niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar die is aangesteld hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming zijn de hoofdstukken 3, 7, 10d, 11a en 17 niet van toepassing

  • 3 Op de ambtenaar die is aangesteld als vakantiekracht zijn de hoofdstukken 3, 10d en 17 niet van toepassing.

  • 4 Op de ambtenaar die is aangesteld voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen, die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen, zijn de hoofdstukken 3, 10d en 11a niet van toepassing.

  • 5 De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

    • a

      8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

    • b

      1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

    • c

      0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

Artikel 1:2:1:1 Geen ambtenaar

In aanvulling op artikel 1:2:1 is artikel 3:22:1:1 niet van toepassing op de ambtenaar met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan.

Artikel 1:2:2 Vervallen

Vervallen.

Artikel 1:2:3 Vervallen

Vervallen.

Artikel 1:2a Stageplaats

  • 1 Het college kan een student in het kader van opleiding, studie of onderzoek een stageplaats aanbieden op basis van een stage-overeenkomst.

  • 2 Op de stage-overeenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 5a, 6, 6a, 7, 10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B, 2:4.

  • 3 De stage-overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, waarbij de duur afhankelijk is van de leerdoelen van de stagiair.

  • 4 De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in samenspraak met de stagiair en onderwijsinstelling, waarbij het leerproces van de stagiair centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding.

  • 5 Aan de stagiair kan een onkostenvergoeding worden betaald.

  • 6 De stagiair is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 1:2b Werkervaringsplaats

  • 1 Het college kan degene die daarom verzoekt een werkervaringsplaats aanbieden op basis van een werkervaringsovereenkomst.

  • 2 Op de werkervaringsovereenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 5a, 6, 6a, 7, 10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B en 2:4.

  • 3 De werkervaringsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, voor een periode van maximaal 6 maanden. De werkervaringsovereenkomst kan eenmalig worden verlengd met een periode van maximaal 6 maanden.

  • 4 De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in overleg met de medewerker, waarbij het leerproces van de medewerker centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding.

  • 5 Aan de medewerker wordt een onkostenvergoeding betaald.

  • 6 De medewerker is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 1:2c Aanstellingen op grond van de banenafspraak

  • 1. In afwijking van artikel 3:1 kan het college voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en onvoldoende arbeidsvermogen heeft om een reguliere functie te bekleden, een samenstel van taken vaststellen.

  • 2. Het college kan voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen, in afwijking van artikel 3:3, een salaris vaststellen met toepassing van salarisschaal A.

  • 3. Het college kan voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden of niet in aanmerking komt voor loondispensatie, op grond van artikel 3:3 een salaris vaststellen aan de hand van zijn functieschaal zoals opgenomen in de salaristabel in bijlage IIa.

  • 4. Indien loondispensatie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde conform de loondispensatie verminderen. Het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar vermeerderd met de Wajongaanvullingsuitkering is gelijk aan het wettelijk minimumloon.

  • 5. Indien loonkostensubsidie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde niet verminderen. Het salaris van de ambtenaar is gelijk aan het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie vergoedt aan het college het verschil tussen het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar en het wettelijk minimumloon.

  • 6. Voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt, gelden niet de in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a , b en c genoemde minimumbedragen.

  • 7. Voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden, gelden als minimumbedragen de bedragen genoemd in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.

Artikel 1:3 Toepassing

  • 1 De bepalingen van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst vinden ten aanzien van ambtenaren, omtrent wier rechtstoestand bij of krachtens de wet regelen zijn gesteld, slechts toepassing, voor zover bij of krachtens de wet die rechtstoestand niet is geregeld.

  • 2 Bij besluit van het college kan de toepasselijkheid van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst of van delen daarvan op ambtenaren of groepen ambtenaren om bijzondere redenen worden uitgesloten. Het voornemen een besluit te nemen, bedoeld in de eerste volzin, wordt - met redenen omkleed - gemeld bij het secretariaat van het LOGA. Deze melding kan voor LOGA-partijen aanleiding zijn te besluiten tot een verdere handelwijze.

Artikel 1:3a Toepassing

Voor de toepassing van deze regeling ten aanzien van de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren is de raad bevoegd.

Artikel 1:3:1 Toepassing

Vervallen

Artikel 1:4:1 Voorschriften en instructies

Met inachtneming van het bepaalde in deze regeling kan het college, indien zulks naar het oordeel van het college nodig of wenselijk is:

  • a

    bijzondere voorschriften vaststellen ter uitvoering van de bepalingen van deze regeling, alsmede ten behoeve van het functioneren van de dienst;

  • b

    instructies vaststellen ten aanzien van functies en bij de vervulling daarvan te volgen werkwijzen.

Artikel 1:4:2 Uitreiking van CAR en UWO

  • 1 Op verzoek ontvangt de ambtenaar kosteloos een exemplaar van deze regeling, van de wijzigingen daarvan en van alle andere regelingen welke ter uitvoering van artikel 125 van de Ambtenarenwet zijn of worden getroffen.

  • 2 Op verzoek ontvangen eveneens kosteloos een exemplaar van de in het vorige lid bedoelde stukken:

    • a

      de centrales van overheidspersoneel welke zijn toegelaten tot het LOGA met het college voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    • b

      de organisaties die blijkens hun statuten de belangen van gemeenteambtenaren behartigen en aangesloten zijn bij de onder a aangeduide centrales;

    • c

      de afdelingen van de organisaties, bedoeld onder b;

    • d

      ieder ander die daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komt.

Artikel 1:4:3 Uitreiking van CAR en UWO

  • 1 Op verzoek ontvangt de ambtenaar kosteloos een exemplaar van de voor hem geldende schriftelijke regels, welke zijn vastgesteld ter uitwerking of uitvoering van de bepalingen van deze regeling of welke hij bij de vervulling van zijn functie heeft na te leven, tenzij de bedoelde regels op een voor hem gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.

  • 2 Wanneer de ambtenaar niet schriftelijk vastgestelde regels als bedoeld in het eerste lid heeft na te leven, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht.

Artikel 1:4:4 Voordragen van belangen

De ambtenaar heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij het hoofd van dienst en bij het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan voor te dragen.

Artikel 1:5 Omvang van de betrekking

Bij de berekening van uren onder meer bij het bepalen van de omvang van de betrekking, worden deze tot op twee decimalen afgerond. Om tot een decimaal te komen wordt de gangbare afbreekregel gehanteerd.

Artikel 1:6 Vrijstelling

  • 1 In een nadere regeling kan worden bepaald dat in bijzondere gevallen voor nader te bepalen hogere functies een tijdelijke aanstelling kan worden verleend in afwijking van artikel 2:4, alsmede dat voor bedoelde functies kan worden afgeweken van de salaristabel en/of van het bepaalde in de hoofdstuk 8 en 10d. In de commissie voor georganiseerd overleg moet overeenstemming zijn bereikt over de criteria voor de aanwijzing van deze functies en over de functies zelf. Ingeval geen commissie voor georganiseerd overleg is ingesteld, wordt de procedure ingevolge bijlage III van deze regeling gevoerd bij het opstellen van even genoemde criteria en bij het bepalen van de functies, waarbij het overeenstemmingsvereiste van toepassing is.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde regeling kan overeenkomstig van toepassing worden verklaard op ambtenaren in tijdelijke dienst die projecten of functies van tijdelijke aard uitoefenen waarbij de te bereiken resultaten in een bepaalde tijdsperiode tevoren kunnen worden vastgesteld en de betrokken ambtenaar in verregaande mate zelfstandig verantwoordelijkheid draagt voor de inrichting van de werkzaamheden.

2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst

Artikel 2:1 Aanstelling; het bevoegd gezag

Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Artikel 2:1A Aanstelling in algemene dienst

  • 1 De aanstelling geschiedt in algemene dienst van de gemeente.

  • 2 Het college stelt in een lokale regeling nadere regels ter uitvoering van dit artikel.

  • 3 De ambtenaar die op 31 december 2012 in dienst is van de gemeente is met ingang van 1 januari 2013 van rechtswege aangesteld in algemene dienst van de gemeente.

Artikel 2:1B Aanstelling in algemene dienst

  • 1 De ambtenaar is – nadat hij is gehoord – verplicht om in het belang van de dienst een andere passende functie te aanvaarden. Een passende functie is een functie die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.

  • 2 Indien het college dit in het belang van de dienst nodig acht, is de ambtenaar verplicht om:

    • a

      tijdelijk niet tot zijn functie behorende werkzaamheden te verrichten, dan wel tijdelijk een andere functie waar te nemen;

    • b

      tijdelijk werkzaamheden te verrichten buiten de voor hem vastgestelde werktijden;

    • c

      beschikbaar te zijn buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden. Voor het, gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschikbaarheidsdiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen, indien deze diensten ten minste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, hetgeen uit de schriftelijke aanwijzing moet blijken.

  • 3 Wanneer de ambtenaar meent, dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij – onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen – daarvan door tussenkomst van het hoofd van dienst terstond kennis aan het college, dat zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.

Artikel 2:2 Aanstelling; onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid

  • 1 Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen hij van wie - na een daartoe door of vanwege het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan gehouden onderzoek - kan worden aangenomen, dat hij in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden.

  • 2 Het college treft maatregelen, waardoor de vertrouwelijkheid van de gegevens, ontvangen op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, te allen tijde wordt gegarandeerd.

  • 3 Voor aanstelling kan als vereiste worden gesteld dat betrokkene een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overlegt.

  • 4 Bij een functiewijziging, tewerkstelling of overplaatsing kan als vereiste worden gesteld dat de ambtenaar een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in lid 3 overlegt.

  • 5 De vreemdeling, zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen.

Artikel 2:3 Aanstelling; geneeskundig onderzoek

  • 1 Onverminderd artikel 2:2, kan het college bepalen dat voor bepaalde functies, waarbij aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, aanstelling alleen mogelijk is na een geneeskundig onderzoek gericht op de te vervullen functie, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het college.

  • 2 De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van de gemeente.

Artikel 2:3:1:1

Het college heeft een protocol aanstellingskeuringen en intredeonderzoeken vastgesteld en een lijst van functies waarvoor een aanstellingskeuring c.q. een intredeonderzoek is vereist. Deze zijn te vinden in bijlage 11.

Artikel 2:4 Duur van de aanstelling

  • 1 De aanstelling geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd.

  • 2 Vanaf de dag dat een reeks van twee of drie aanstellingen voor bepaalde tijd, die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste 6 maanden, een periode van 24 maanden overschrijdt (de tussenpozen inbegrepen), geldt de laatste aanstelling met ingang van die dag als een aanstelling voor onbepaalde tijd.

  • 3 Vanaf de dag dat meer dan drie aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 6 maanden, geldt de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen en arbeidsovereenkomsten tussen een ambtenaar en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid of geschiktheid van de ambtenaar, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.

  • 5 Voor de ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, geldt de aanstelling als aanstelling voor onbepaalde tijd vanaf de dag waarop:

    • a

      de aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van niet meer dan zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 48 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;

    • b

      meer dan zes aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan zes maanden.

  • 6 Voor de vaststelling of de bedoelde periode of het aantal opvolgende aanstellingen is overschreden, worden alleen de aanstellingen in tijdelijke dienst in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Artikel 2:4:1 Bericht van aanstelling

  • 1 De ambtenaar ontvangt voor zijn indiensttreding kosteloos het bericht van aanstelling. Dit bericht vermeldt:

    • a

      de gegevens genoemd in artikel II, tweede lid, onderdeel a tot en met j, van de wet van 2 december 1993 (Stb. 1993, 635);

    • b

      de geboortedatum en geboorteplaats van de ambtenaar

    • c

      de aanstellingsgrond, indien de ambtenaar is aangesteld:

      • I

        in een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd;

      • II

        in een aanstelling bij wijze van proef;

      • III

        voor een project met een eenmalig en uniek karakter;

      • IV

        hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming;

      • V

        als vakantiekracht;

      • VI

        voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen, die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen;

      • VII

        als werkzoekende in tijdelijke dienst.

  • 2 Een wijziging bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de ambtenaar kosteloos meegedeeld.

  • 3 De mededeling als bedoeld in het zesde lid van artikel II van de wet van 2 december 1993 geschiedt kosteloos.

Artikel 2:4:2 Vacatures

  • 1 De vervulling van een vacature geschiedt bij voorkeur uit het personeel van de gemeente, tenzij naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde bestuursorgaan het dienstbelang zich daartegen verzet.

  • 2 Het bepaalde in het vorige lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op degenen die een uitkering krachtens hoofdstuk 10a en 10d genieten ten laste van de gemeente.

Artikel 2:4:2:1 Volgorde van voorrang bij vacatures

Bij de toepassing van artikel 2:4:2 gelden in volgorde de volgende voorrangsposities:

  • -

    Herplaatsingskandidaten;

  • -

    Medewerkers die een uitkering krachtens hoofdstuk 10d genieten ten laste van de gemeente Amersfoort;

  • -

    Loopbaankandidaten;

  • -

    Andere medewerkers van de gemeente Amersfoort;

  • -

    Kandidaten uit het WWB/WSW-bestand van de Sociale Dienst;

  • -

    Medewerkers van organisaties met wie het college daarover afspraken heeft gemaakt.

Artikel 2:4:3 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5 Arbeidsovereenkomst

  • 1 Door het college kan met een persoon slechts een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden aangegaan voor het bij oproep verrichten van werkzaamheden van een in aard en omvang wisselend karakter.

  • 2 De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan, in tweevoud opgemaakt en door beide partijen ondertekend.

  • 3 Artikel 125h van de Ambtenarenwet is van overeenkomstige toepassing op de persoon met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten.

Artikel 2:5:1 Arbeidsovereenkomst

Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2:5 zijn de artikelen 2:1 tot en met 2:4:2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:5:2 Minimum-urengarantie bij oproepkrachten

De overeenkomst kent een minimum-urengarantie. Per oproep wordt een minimum van 2 uur gegarandeerd en op maandbasis wordt uitbetaling van minimaal 15 uur gegarandeerd. De middeling van gewerkte uren vindt per kwartaal plaats indien in de maanden van het betreffende kwartaal meer of minder uren wordt gewerkt.

Artikel 2:5:3 Inhoud oproepovereenkomst

De overeenkomst dient de volgende afspraken te bevatten:

  • a

    de werkgever verbindt zich, indien zich werkzaamheden voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen, het verrichten van deze werkzaamheden aan de oproepkracht aan te bieden;

  • b

    de oproepkracht verbindt zich in beginsel de werkzaamheden - na daartoe opgeroepen te zijn - te verrichten;

  • c

    een oproep door de werkgever dient ten minste 24 uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de oproepkracht kenbaar gemaakt te worden. Daarbij dient de werkgever de omvang van de werkzaamheden zo nauwkeurig mogelijk aan te geven;

  • d

    de werkgever verbindt zich in de overeenkomst de tijden te vermelden, waarbinnen de werkzaamheden kunnen worden verricht;

  • e

    een oproep kan door de werkgever worden afgezegd en door de oproepkracht worden geweigerd, indien de afzegging respectievelijk de weigering uiterlijk twaalf uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de wederpartij kenbaar wordt gemaakt. Indien afzegging plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, is de werkgever gehouden loon te betalen als ware de werkzaamheden feitelijk vervuld. Indien weigering plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, maakt de oproepkracht zich schuldig aan plichtsverzuim;

  • f

    indien gedurende een omschreven periode de oproepkracht niet heeft gewerkt, terwijl de werkgever de oproepkracht ten minste een omschreven aantal malen daartoe heeft opgeroepen, en de oproepkracht alsdan niet verhinderd was werkzaam te zijn wegens ziekte, kan genoemde omstandigheid gelden als grond voor ontslag van de oproepkracht op grond van artikel 8:13.

Artikel 2:5:4 Betaling bij ziekte van de oproepkracht

  • 1 De gemeente verbindt zich het salaris en de toegekende salaristoelage(n) van de oproepkracht te baseren op de minimum afspraken zoals geformuleerd in artikel 2:5:2 .

  • 2 Ingeval de oproepkracht aanspraak maakt op een uitkering ingevolge hoofdstuk 7, wordt als berekeningsbasis voor de uitkering uitgegaan van het inkomen dat gemiddeld is genoten gedurende het kalenderkwartaal, voorafgaand aan het tijdstip waarop de ziekte is ontstaan. Ingeval het arbeidspatroon in bedoeld kalenderkwartaal in belangrijke mate afwijkt van het arbeidspatroon in een voorafgaand kwartaal, wordt uitgegaan van het inkomen dat is genoten gedurende een kalenderkwartaal dat een getrouw beeld geeft van het gemiddelde arbeidspatroon van de oproepkracht.

Artikel 2:5:5 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:6 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:7 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:8 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:9 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:10 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:5:11 Vervallen

Vervallen

Artikel 2:6 Overgangsrecht

Op aanstellingen die op 1 juli 2015 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:4 (oud), wordt artikel 2:4 (nieuw) pas van toepassing indien een volgende aanstelling wordt aangegaan binnen een periode van ten hoogste zes maanden na het einde van de laatste aanstelling.

Artikel 2:7 Aanpassing arbeidsduur

  • 1 Overeenkomstig de Wet flexibel werken heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de formele arbeidsduur per week te verminderen of de formele arbeidsduur per week uit te breiden tot het aantal uur van een volledig dienstverband, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

  • 2 Overeenkomstig de Wet flexibel werken heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de werktijden aan te passen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

  • 3 Overeenkomstig de Wet flexibel werken kan een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan het college verzoeken tot aanpassing van zijn arbeidsplaats.

  • 4 De bepaling in lid 1 geldt niet voor de ambtenaar of de persoon met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Artikel 2:7a Aanpassing arbeidsduur

  • 1 Op verzoek van het college kan de arbeidsduur van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van 36 uur per week, worden verruimd naar maximaal 40 uur per week.

  • 2 Bij een verruiming van de arbeidsduur geldt dat:

    • -

      de verruiming van de arbeidsduur plaatsvindt gedurende een vooraf te bepalen periode;

    • -

      het salaris evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de vakantieduur evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de pensioenopbouw evenredig wordt verhoogd

    • -

      het minimale IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, sub a evenredig wordt verhoogd;

    • -

      het minimale IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, sub b evenredig wordt verhoogd;

    • -

      instemming van de ambtenaar is vereist;

    • -

      de koop van vakantieuren op grond van artikel 3:29 lid 1, sub a voor de duur van de verruiming niet is toegestaan.

  • 3 Wanneer lid 1 van dit artikel wordt toegepast, meldt het college dit vooraf aan de OR.

  • 4 Het college rapporteert jaarlijks in het sociaal jaarverslag over het gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid van de arbeidsduur naar maximaal 40 uur. Deze rapportage wordt ter bespreking voorgelegd aan de OR.

3 Salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

  • Artikel 3:1 Functies en functiewaardering

  • Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen

Artikel 3:1 Functies en functiewaardering

  • 1 Het college stelt de functies vast die door ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie kunnen worden bekleed.

  • 2 Elke functie wordt beschreven op basis van een functiewaarderingssysteem.

  • 3 Voor elke functie stelt het college een functieschaal vast op basis van een functiewaarderingssysteem.

Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen

  • 1 Zolang zijn aanstelling duurt heeft een ambtenaar recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen overeenkomstig dit hoofdstuk. Dit recht bestaat niet over de tijd dat de ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat arbeid te verrichten.

  • 2 De uitbetaling van het salaris, de vergoedingen, de toelagen en de uitkeringen vindt plaats per maand, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 3:2a Inleenvoorschrift gelijke beloning payrolling

  • 1. Het college spreekt schriftelijk met de payroll werkgever af dat de totale beloning van de payrollwerknemer vanaf de eerste werkdag van de ter beschikkingstelling bij de gemeente vergelijkbaar is met de totale beloning van de ambtenaar, die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult onder dezelfde of vergelijkbare omstandigheden.

  • 2. De totale beloning wordt bij de ter beschikkingstelling van de payroll werknemer vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de totale beloning naast de wettelijk verplichte loonbestanddelen in de inlenersbeloning, in ieder geval verstaan:

    • a.

      de beloningselementen van het IKB bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onderdeel b en 3:28 lid 2 onderdeel c; en

    • b.

      de werkgeverspremie ouderdomspensioen (OP) / nabestaandenpensioen (NP) en arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) van het ABP.

  • 3. Als de gelijke of gelijkwaardige beloningselementen niet volledig onderdeel uitmaken van de totale beloning aan de payroll werknemer die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult, dan spreekt het college schriftelijk met de payroll werkgever af dat de payroll werknemer een toelage ter compensatie ontvangt.

  • 4. De toelage ter compensatie van de beloningselementen wordt uitgedrukt in een percentage van het salaris van de payroll werknemer en is niet pensioengevend. De toelage is gelijk aan het verschil tussen:

    • a.

      de hoogte van gelijke of gelijkwaardige beloningselementen in lid 2 onderdeel a die de payrollwerknemer per maand opbouwt of ontvangt, en

    • b.

      de hoogte van de beloningselementen in lid 2 onderdeel a die een ambtenaar per maand opbouwt of ontvangt.

Paragraaf 2 Salaris

  • Artikel 3:3 Vaststelling salaris

  • Artikel 3:4 Salarisverhoging

  • Artikel 3:5 Verlaging salarisschaal

  • Artikel 3:6 Inpassing in hogere schaal

  • Artikel 3:7 Uitloopschaal

Artikel 3:3 Vaststelling salaris

  • 1 Het college stelt het salaris van een ambtenaar vast aan de hand van zijn functieschaal zoals opgenomen in de salaristabel in bijlage IIa, op grond van zijn ervaring, geschiktheid en bekwaamheid. Het salaris wordt vastgesteld met aanduiding van een periodiek in de functieschaal.

  • 2 Als een ambtenaar in een functie wordt geplaatst zonder dat hij al voldoet aan alle daarvoor geldende eisen ten aanzien van opleiding, ervaring en bekwaamheid, kan zijn salaris overeenkomstig de eerst lagere salarisschaal dan de functieschaal worden vastgesteld.

Artikel 3:3:1:1 Bandbreedtebepaling (onderschaal, functieschaal en bovenschaal)

Lid 1

Functies in de gemeente Amersfoort worden beschreven naar de organieke (is gelijk aan door de organisatie gewenste) situatie zoals omschreven in of afgeleid uit het actuele Organisatie- en Ontwikkelplan.

Lid 2

Aan iedere functie is voor de salariëring een bandbreedte verbonden, bestaande uit de functieschaal, de onderschaal (zijnde één schaal onder de functieschaal) en de bovenschaal (zijnde één schaal boven de functieschaal).

Lid 3

De functieschaal wordt bepaald op basis van de functiebeschrijving met behulp van het functiewaarderingssysteem Amersfoort, als bijlage A behorend bij de in hoofdstuk 24 ARGA opgenomen Procedureregeling functiewaardering.

Lid 4

Indien aan de ambtenaar wordt opgedragen een zwaardere of lichtere invulling te geven aan zijn functie zoals beschreven in de organieke functiebeschrijving, kan hij worden ingeschaald in de bovenschaal of in de onderschaal. De toepassing van de bandbreedte wordt schriftelijk aan de medewerker bevestigd met een omschrijving van de lichtere dan wel zwaardere invulling van de functie.

Lid 5

Indien de ambtenaar er in salaris op achteruit gaat als gevolg van de toepassing van de onderschaal zal een afbouwregeling worden getroffen.

Artikel 3:4 Salarisverhoging

  • 1 Aan een ambtenaar wordt een salarisverhoging naar de volgende periodiek toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a

      de ambtenaar functioneert voldoende;

    • b

      de ambtenaar heeft het maximum van de functieschaal nog niet bereikt;

    • c

      er zijn twaalf maanden verstreken sinds zijn aanstelling , zijn laatste periodieke salarisverhoging of zijn promotie.

  • 2 Het college kan aan toekenning van een periodieke salarisverhoging aanvullende voorwaarden stellen.

  • 3 Het college kan een ambtenaar een extra periodieke salarisverhoging toekennen.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, kan het college voor de ambtenaar of voor groepen ambtenaren een vaste verhogingsdatum vaststellen.

Artikel 3:4:1:1 Periodieke verhogingen

Lid 1

Voor de bepaling of sprake is van voldoende functioneren wordt het functioneren getoetst aan de vraag of het functioneren volgens de beoordeling conform artikel 24a:1:1:4 lid 2 en 3 van de jaargesprekregeling voldoet aan de verwachtingen wat betreft werkresultaten en competentieresultaten.

Lid 2

Een periodieke verhoging vindt in beginsel plaats voor zover hij sinds de aanstelling het maximumsalaris van de voor hem geldende schaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling of zijn promotie een jaar is verstreken en nadien telkens nadat 12 maanden zijn verstreken.

Lid 3

Indien het jaargesprek niet (tijdig) plaatsvindt wordt de periodiek op grond van artikel 24a:1:1:2 lid 2 van de jaargesprekregeling eveneens toegekend, tenzij het uitstel is te wijten aan de ambtenaar.

Lid 4

Het tijdstip waarop een periodieke verhoging wordt toegekend kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Artikel 3:5 Verlaging salarisschaal

  • 1 Zonder voorafgaand ontslag kan voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris, tenzij hiervoor in deze regeling, of andere wet- en regelgeving, een grond aanwezig is.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een ambtenaar met zijn instemming worden herplaatst in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van artikel 7:16, tweede lid, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris, met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van hoofdstuk 10d, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris en een mogelijk overeenkomstige aanpassing van het salaris, voor zover geregeld in een sociaal plan of sociaal statuut.

Artikel 3:6 Inpassing in hogere schaal

De ambtenaar die door promotie naar een hogere salarisschaal overgaat, heeft vanaf de dag dat de promotie ingaat recht op een hoger salaris.

Artikel 3:6:1:1 Inpassing na promotie of functieherwaardering

Lid 1

Na een promotie wordt de ambtenaar in principe een salaris toegekend overeenkomend met het naast hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal, tenzij de verhoging minder is dan 51% van het verschil tussen het salarisnummer van het naast hogere bedrag en het vorige salarisnummer. In dat geval wordt ingeschaald op het volgende salarisnummer van de nieuwe salarisschaal. De datum van de periodieke verhoging kan worden gewijzigd.

Lid 2

Indien voor de functie van de ambtenaar op grond van de functiewaardering een functieschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, kan het college besluiten de ambtenaar die alle taakelementen beheerst en de functie op voldoende wijze vervult te bevorderen naar de (naast)hogere salarisschaal. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Lid 3

Bij bevordering naar een naast hogere salarisschaal kan gepaard gaan met een extra salarisverhoging als bedoeld in artikel 3:4:1:1, lid 4.

Artikel 3:7 Uitloopschaal

Doorgroei in een uitloopschaal is mogelijk wanneer dit op 31 december 2015 in een lokale regeling was vastgelegd. De uitloopschaal is één schaal hoger dan de functieschaal. In de lokale regeling worden voorwaarden en regels gesteld die van toepassing zijn op de instroom in- en het doorlopen van de uitloopschaal.

Paragraaf 3 Salaristoelagen

  • Artikel 3:8 Functioneringstoelage

  • Artikel 3:9 Arbeidsmarkttoelage

  • Artikel 3:10 Waarnemingstoelage

  • Artikel 3:11 Toelage onregelmatige dienst

  • Artikel 3:12 Buitendagvenstertoelage

  • Artikel 3:13 Toelage beschikbaarheidsdienst

  • Artikel 3:14 Inconveniëntentoelage

  • Artikel 3:15 Garantietoelage

  • Artikel 3:16 Afbouwtoelage

Artikel 3:8 Functioneringstoelage

  • 1 Het college kan aan een ambtenaar die meerdere jaren zeer goed of uitstekend heeft gefunctioneerd en/of bijzondere prestaties heeft geleverd, en die het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen.

  • 2 De toelage wordt voor maximaal een jaar toegekend. Bij het voortduren van de gronden waarop de toelage is toegekend, kan deze opnieuw worden toegekend.

  • 3 De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris.

Artikel 3:9 Arbeidsmarkttoelage

  • 1 Het college kan aan een ambtenaar een arbeidsmarkttoelage toekennen om hem in dienst te kunnen nemen of te behouden, als schaarste op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft en er in het betreffende vakgebied sprake is van een ernstig tekort aan personeel.

  • 2 De toelage wordt toegekend voor een periode die van tevoren is vastgesteld, met een maximum van 3 jaar.

  • 3 De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris.

Artikel 3:9:1:1 Arbeidsmarkttoelage

De arbeidsmarkttoelage wordt als regel slechts voor maximaal een jaar toegekend, met de mogelijkheid van verlenging op basis van een uitdrukkelijk besluit van het college.

Artikel 3:10 Waarnemingstoelage

  • 1 Indien een ambtenaar wordt aangewezen om een functie waar te nemen met een hogere functieschaal, wordt hem voor de periode van waarneming een waarnemingstoelage toegekend. Deze bepaling geldt niet als de waarneming deel uitmaakt van de eigen functie.

  • 2 Bij volledige waarneming van de functie is het bedrag van de toelage gelijk aan het verschil tussen het salaris dat de ambtenaar geniet en het salaris dat hij zou genieten als hij bij de start van de waarneming in de hogere schaal zou zijn ingedeeld.

  • 3 Bij gedeeltelijke waarneming wordt de toelage naar evenredigheid toegekend.

Artikel 3:11 Toelage onregelmatige dienst

  • 1 De ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden (artikel 4:3) heeft recht op een toelage die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon gedurende de volgende tijdvakken van de week:

    • -

      maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur: 20%

    • -

      maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur: 40%

    • -

      zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur: 40%

    • -

      zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5 derde lid tussen 0.00 en 24.00 uur: 65%

    Het uurloon is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 6.

  • 2 De ambtenaar heeft geen recht op een toelage, als hij in een week slechts op één aaneengesloten periode van ten hoogste 3 uur in een van de in lid 1 genoemde tijdvakken heeft gewerkt.

  • 3 Over de uren waarover een toelage onregelmatige dienst wordt uitbetaald, kan niet tegelijkertijd een overwerkvergoeding (artikel 3:18) worden uitbetaald.

Artikel 3:12 Buitendagvenstertoelage

  • 1 De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door het college is aangewezen om te werken buiten het dagvenster (artikel 4:2, tweede lid), heeft recht op een buitendagvenstertoelage.

  • 2 De buitendagvenstertoelage bedraagt:

    • -

      50% van het uurloon van de ambtenaar over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 00:00 uur en vrijdag 24:00 uur;

    • -

      75% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zaterdag;

    • -

      100% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, derde lid.

  • 3 De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een buitendagvenstertoelage.

Artikel 3:13 Toelage beschikbaarheidsdienst

  • 1 De ambtenaar die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, ontvangt een toelage beschikbaarheidsdienst.

  • 2 De toelage bedraagt 5% van het uurloon voor de uren op maandag tot en met vrijdag en 10% van het uurloon voor de uren op zaterdag, zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5 derde lid.

  • 3 Het uurloon is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 7.

Artikel 3:14 Inconveniëntentoelage

Het college kan aan een ambtenaar een inconveniëntentoelage toekennen, indien er sprake is van niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid.

Artikel 3:15 Garantietoelage

Het college kan aan een ambtenaar die wordt geconfronteerd met een lager salaris en/of salaristoelagen, een garantietoelage toekennen.

Artikel 3:16 Afbouwtoelage

  • 1 De ambtenaar van wie buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst, en/of de inconveniëntentoelage blijvend wordt verlaagd of beëindigd, heeft recht op een afbouwtoelage indien:

    • -

      hij de toelage(n) zonder onderbreking van meer dan twee maanden gedurende tenminste drie jaren heeft genoten én

    • -

      met de verlaging of beëindiging van de toelage(n) een bedrag is gemoeid van tenminste 3% van zijn salaris.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing:

    • -

      op ambtenaren op wie het FLO-overgangsrecht (hoofdstuk 9a, 9b, 9e of 9f) van toepassing is, of

    • -

      indien voor de ambtenaar voorzieningen zijn getroffen in een sociaal plan.

  • 3 De looptijd van de afbouwtoelage is maximaal drie jaar. De afbouwtoelage bedraagt in het eerste jaar 75%, in het tweede jaar 50% en in het derde jaar 25% van het af te bouwen bedrag.

  • 4 Indien de hoogte van de af te bouwen toelage(n) aan wisselingen onderhevig was, wordt de afbouwtoelage vastgesteld op het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden.

  • 5 Indien het salaris van de ambtenaar wordt verhoogd doordat hij een functie aanvaardt waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, wordt de afbouwtoelage verrekend met de salarisverhoging.

Paragraaf 4 Overige vergoedingen en uitkeringen

  • Artikel 3:17 Vergoeding BHV, EHBO en interventieteam

  • Artikel 3:18 Overwerkvergoeding

  • Artikel 3:19 Ambtsjubileum

  • Artikel 3:20 Beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties

  • Artikel 3:21 Reis- en verblijfkostenvergoeding

  • Artikel 3:22 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

  • Artikel 3:23 Overlijdensuitkering

  • Artikel 3:24 Uitkering bij overlijden als gevolg van een ongeval in en door de dienst

  • Artikel 3:25 Recht op tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

  • Artikel 3:26 Hoogte tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

Artikel 3:17 Vergoeding BHV, EHBO en interventieteam

  • 1 De ambtenaar die door het college is aangewezen om tevens werkzaam te zijn als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet, EHBO-er, of als lid van een anti-agressie- of interventieteam, ontvangt een vergoeding indien hij de taken in verband met bedrijfshulpverlening in voldoende omvang verricht.

  • 2 De vergoeding bedraagt € 220,00 per jaar.

Artikel 3:18 Overwerkvergoeding

  • 1 De ambtenaar die overwerk verricht en valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden (artikel 4:4), heeft recht op een overwerkvergoeding. Over de uren waarover een overwerkvergoeding wordt uitbetaald, kan niet tegelijk een toelage onregelmatige dienst (artikel 3:11) worden uitbetaald.

  • 2 De overwerkvergoeding bestaat uit:

    • a

      verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk,

    • b

      het bedrag over het aantal volle uren overwerk ter hoogte van het volgende percentage van het uurloon van de ambtenaar:

      • -

        100% voor overwerk op een zondag of feestdag (artikel 4:5) tussen 0.00 en 24.00 uur;

      • -

        75% voor overwerk op een zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;

      • -

        75% voor overwerk op een maandag of de dag volgend op een feestdag tussen 0.00 en 6.00 uur;

      • -

        50% voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur;

      • -

        50% voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag donderdag of vrijdag tussen 20.00 en 24.00 uur;

      • -

        25% voor overwerk op maandag dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6.00 en 20.00 uur.

  • 3 Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst dit toelaten wordt het verlof verleend op een tijdstip dat de ambtenaar wenst.

  • 4 Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het derde lid, dan bestaat de vergoeding uitsluitend uit een bedrag, dat bestaat uit het uurloon, vermeerderd met een percentage van het uurloon conform het tweede lid onder b.

  • 5 De ambtenaar op wie de bijzondere regeling voor de werktijden van toepassing is en die tijdens de beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, ontvangt over de gewerkte tijd een overwerkvergoeding.

  • 6 De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een overwerkvergoeding.

Artikel 3:19 Ambtsjubileum

  • 1 Een ambtenaar ontvangt éénmalig een jubileumtoelage zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is. Onder overheidsdienst wordt verstaan de tijd die hij in dienst is geweest bij een bij het ABP aangesloten werkgever.

  • 2 Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.

  • 3 Een ambtenaar aan wie ontslag wordt verleend op grond van artikel 8:3 of 8:4 CAR: en die binnen vijf jaar na de datum van ontslag, maar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad op een jubileumtoelage, ontvangt een evenredig deel van de toelage. In dat geval wordt de laatste maand vóór de datum van ingang van het ontslag als de maatgevende maand aangemerkt.

Artikel 3:20 Beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties

Het college kan aan een ambtenaar of een groep ambtenaren eenmalig een geldbedrag toekennen voor uitstekend functioneren en/of geleverde bijzondere prestaties.

Artikel 3:20:1:1 Gratificatie en bonus

Lid 1

Indien de ambtenaar een bijzondere eenmalige prestatie verricht kan hem een gratificatie worden toegekend. De hoogte van de gratificatie bedraagt maximaal het bedrag opgenomen in bijlage 10.

Lid 2

Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt naast de verhoging als bedoeld in artikel 3:4:1:1 een bonus toegekend van € 500,- netto indien het functioneren van de ambtenaar volgens de beoordeling conform artikel 24a:1:1:4 lid 2 en 3 van de jaargesprekregeling de verwachtingen ter zake werkresultaten of competentieresultaten overtreft. Indien het functioneren de verwachtingen zowel ter zake werkresultaten als competentieresultaten overtreft ontvangt de ambtenaar een extra salarisverhoging als bedoeld in artikel 3:4:1:1.

Lid 3

Indien de ambtenaar het maximum van zijn schaal heeft bereikt ontvangt hij een bonus van €500,- netto als zijn functioneren volgens de beoordeling conform artikel 24a:1:1:4 lid 2 en 3 van de jaargesprekregeling de verwachtingen ter zake werkresultaten of competentieresultaten overtreft. Indien het functioneren de verwachtingen ter zake zowel werkresultaten als competentieresultaten overtreft ontvangt hij een bonus van €1.000,- netto.

Lid 4

De beloningsregeling als bedoeld in de leden 2 en 3 ziet er schematisch uit als volgt:

Maximum aanstellingsschaal nog niet bereikt

Beoordeling op competenties: "voldoet"

Beoordeling op competenties: "overtreft"

Beoordeling op werkresultaten: "voldoet"

Periodiek

Periodiek + 500,-- netto

Beoordeling op werkresultaten: "overtreft"

Periodiek + 500,-- netto

Dubbele periodiek

Maximum aanstellingsschaal bereikt

Beoordeling op competenties: "voldoet"

Beoordeling op competenties: "overtreft"

Beoordeling op werkresultaten: "voldoet"

500,-- netto

Beoordeling op werkresultaten: "overtreft"

500,-- netto

1000,-- netto

Artikel 3:21 Reis- en verblijfkostenvergoeding

Een ambtenaar heeft recht op vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen die hij heeft gemaakt in het belang van de dienst. Bij gebruik van het openbaar vervoer is de vergoeding op basis van het 2e klasse tarief.

Artikel 3:21:1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder a van de ARGA.

  • b

    Dienstreis:een reis, die in het belang van de dienst en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten Amersfoort wordt gemaakt.

  • c

    Woongebied: het gebied dat, met het stadhuis als middelpunt, binnen de omtrek ligt van een denkbeeldige cirkel met een straal van 11 kilometer.

  • d

    NS-Businesskaart:is een reisdocument voor zakelijke reizen of zakelijke cursusreizen met de trein, tram, bus, metro en de OV-fiets.

  • e

    Greenwheels-auto:een bedrijfsauto die door de ambtenaar gebruikt kan worden bij dienstreizen.

Artikel 3:21:1:2 Wijze van reizen

Lid 1

Voor dienstreizen binnen de gemeente Amersfoort dient de medewerker gebruik te maken van een (dienst)fiets of het openbaar vervoer.

Lid 2

Dienstreizen buiten de gemeente Amersfoort worden in de regel met het openbaar vervoer gemaakt.

Lid 3

In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, kan het college toestaan dat gereisd wordt met de eigen auto:

  • a

    Indien de verhouding reistijd openbaar vervoer/auto groter is dan de factor 1,2 als bedoeld in artikel 3:21:1:11 of indien aantoonbaar is dat de in een van de in artikel 3:21:1:11 genoemde plaatsen/bepaalde locaties met de auto sneller bereikbaar zijn dan 1,2 keer de duur van het openbaar vervoer;

  • b

    Indien met tenminste drie personen in 1 auto wordt gereisd;

  • c

    Indien naar een bestemming wordt gereisd die niet met het openbaar vervoer te bereiken is;

  • d

    Indien apparatuur moet worden vervoerd tijdens de dienstreis;

  • e

    in bijzondere gevallen waar deze regeling niet in voorziet.

Lid 4

De medewerker die een functie vervult waarvoor het bezit van een auto wordt gevraagd, mag dienstreizen afleggen met een auto, ook binnen de gemeente Amersfoort.

Artikel 3:21:1:3 Regeling voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten van reizen in het belang van de dienst

Lid 1

Bij dienstreizen met een enkele reisafstand van tenminste 20 kilometer kan als alternatief voor het reizen met eigen auto als bedoeld in artikel 3:21:1:2, lid 5 gebruik worden gemaakt van een greenwheels-auto, indien en voor zover de gemeente een contract heeft met Greenwheels.

Lid 2

Een greenwheelsauto dient via een aanvraagformulier tenminste 1 uur van tevoren te worden aangevraagd.

Lid 3

De medewerker mag zo nodig met toestemming van het college gebruik maken van een taxi.

Lid 4

Schade aan een greenwheelsauto wordt op de gebruiker verhaald, indien deze niet door de verzekering wordt vergoed.

Lid 5

Boetes als gevolg van verkeersovertredingen en boetes als gevolg van het niet tijdig of niet op de juiste standplaats terugbrengen van de auto komen voor rekening van de gebruiker en worden bij de eerstvolgende salarisbetaling met het salaris verrekend.

Artikel 3:21:1:4 NS-Businesskaart

Lid 1

De medewerker kan de NS-Businesskaart via Yoost uiterlijk 24 uur van te voren kan aanvragen en voor vertrek op te halen bij de facilitydesk, als regel tijdens de openingstijden 7.30 – 17.00 uur, buiten de openingstijden in overleg. De medewerker dient de kaart de eerstvolgende werkdag in te leveren bij de facilitydesk.

Lid 2

De medewerker die redelijkerwijze niet in staat is om van tevoren een NS-Businesskaart te reserveren en op te halen, dient zelf zorg te dragen voor een geldig vervoersbewijs.

Artikel 3:21:1:5 Vergoeding reiskosten

Lid 1

De kosten van gebruik van de NS-Businesskaart zijn voor rekening van de gemeente Amersfoort.

Lid 2

De medewerker die in de situatie als bedoeld in artikel 3:21:1:4 een vervoersbewijs heeft aangeschaft, komt in aanmerking voor een volledige vergoeding van de door hem betaalde kosten.

Lid 3

Voor de medewerker geldt in de situatie als genoemd in artikel 3:21:1:2, lid 3 van deze regeling een vergoeding zoals genoemd in bijlage 10 onder de kop Vergoeding reiskosten (artikel 3:21:1:5, leden 3 en 4).

Lid 4

Voor de medewerker geldt in de situatie als genoemd in artikel 3:21:1:2, lid 4 lid 3 van deze regeling een vergoeding zoals genoemd in bijlage 10 onder de kop Vergoeding reiskosten (artikel 3:21:1:5, leden 3 en 4).

Lid 5

Het aantal kilometers dat op grond van de leden 3 en 4 voor vergoeding in aanmerking komt, wordt berekend volgens een door het college aangewezen routeplanner.

Artikel 3:21:1:6 Vergoeding verblijfkosten

Lid 1

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten voor zover deze binnen de bedragen zijn gebleven die door het rijk zijn vastgesteld in artikel 5 van de Reisregeling Binnenland. De bedragen, die de landelijke wijzigingen van algemeen karakter volgen, zijn opgenomen in bijlage 10.

Lid 2

Verblijfkosten die ter vervulling van de betrekking worden gemaakt in het woongebied worden niet vergoed.

Artikel 3:21:1:7 Kosten van overnachting

De kosten van overnachting worden alleen vergoed als de dienstreis niet in één dagreis kan worden volbracht, een en ander ter beoordeling van het college.

Artikel 3:21:1:8 Wijze van declareren

Voor het in rekening brengen van reis- en verblijfkosten welke op grond van het gestelde in artikel 3:21:1:4, lid 2 en lid 3 van deze Regeling voor vergoeding in aanmerking komen, moet de medewerker gebruik maken van de bij de gemeente Amersfoort van toepassing zijnde declaratieformulieren en de daarbij behorende procedure.

Artikel 3:21:1:9 Voorkomen van dubbele vergoedingen

Als voor de dienstreis uit andere hoofde al in enigerlei vorm een vergoeding of tegemoetkoming voor reis- of verblijfskosten wordt verleend, mag slechts in rekening worden gebracht het bedrag, waarop ingevolge bedoelde bepalingen aanspraak bestaat, verminderd met de bovenbedoelde vergoeding of tegemoetkoming.

Artikel 3:21:1:10 Onvoorziene gevallen

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 3:21:1:11 Plaatsen met een factor van 1,2 of lager

Plaats:

Taxi:

Alkmaar

Ja

Almelo

Ja

Amsterdam

Nee

Amsterdam RAI

Nee

Amsterdam Sloterdijk

Nee

Apeldoorn

Ja

Assen

Ja

Baarn

Ja

Delfzijl

Ja

Den Bosch

Ja

Den Dolder

Nee

Den Haag

Nee

Den Helder

Ja

Deventer

Ja

Ede-Wageningen

Ja

Eindhoven

Ja

Emmen

Ja

Enschede

Ja

Ermelo

Nee

Geldermalsen

Ja

Gouda

Ja

Groningen

Ja

Haarlem

Ja

Harderwijk

Ja

Hengelo

Ja

Hilversum

Ja

Leeuwarden

Ja

Leiden

Ja

Marienburg

Nee

Middelburg

Ja

Nijkerk

Ja

Nunspeet

Ja

Putten

Ja

Roermond

Ja

Rotterdam

Nee

Schiphol

Nee

Sittard

Ja

Tilburg

Ja

Utrecht (met uitzondering van De Uithof)

Ja

Zoetermeer

Ja

Zwolle

Ja

Zutphen

Ja

Vanaf Amersfoort met de stadsbus naar:

  • -

    Hoevelaken

  • -

    Stoutenburg

  • -

    Bunschoten

  • -

    Hoogland

Artikel 3:22 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

Het college kan een ambtenaar een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer toekennen.

Artikel 3:22:1:1 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

Lid 1

De ambtenaar die geen recht (meer) heeft op een vergoeding voor woon-werkverkeer en blijkens overgelegde bewijzen voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van het openbaar vervoer, de fiets of de bromfiets of een combinatie daarvan, krijgt:

  • -

    een grootverbruikerskorting bij de aanschaf van een treinabonnement voor woon-werkverkeer via de gemeente

  • -

    jaarlijks 5 onderhoudsbonnen ad € 15,00.

Lid 2

De ambtenaar die geen recht (meer) heeft op de vergoeding als bedoeld in het vorige lid en meer dan 7,5 kilometer van zijn standplaats woont kan via de gemeente een openbaar vervoerabonnement voor woon-werkverkeer kopen met 10% (extra) korting. De kosten van dit abonnement worden ingehouden op zijn salaris.

Lid 3

De ambtenaar die buiten het woongebied als bedoeld in artikel 3:21:1:1 woont en voor het woonwerkverkeer (nagenoeg) dagelijks gebruik maakt van een auto samen met tenminste twee andere personen, waarvan er minimaal een ook werkzaam is bij de gemeente geldt als carpooler en komt in aanmerking voor:

  • -

    een plaats in de parkeergarage onder het stadhuis ook als hij nog in aanmerking komt voor een vergoeding woon-werkverkeer;

  • -

    een vergoeding voor een inzittendenverzekering als hij geen recht (meer) heeft op een vergoeding woon-werkverkeer.

Artikel 3:23 Overlijdensuitkering

  • 1 Het recht op salaris vermeerderd met de toegekende salaristoelagen eindigt de dag na het overlijden van de ambtenaar.

  • 2 Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit: driemaal het laatst genoten salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%.

  • 3 Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het voorgaande lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was.

Artikel 3:24 Uitkering bij overlijden als gevolg van een ongeval in en door de dienst

  • 1 Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de achterblijvende partner een uitkering verstrekt. Indien de overledene geen partner nalaat, wordt de uitkering verstrekt aan de minderjarige kinderen.

  • 2 De uitkering bedraagt één jaarsalaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden.

  • 3 Indien het college een verzekering heeft afgesloten die tot uitkering komt als de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor het college zich heeft verzekerd, met een minimum ter grootte van de in het tweede lid genoemde uitkering.

  • 4 Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het eerste lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was.

Artikel 3:25 Recht op tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

  • (niet van toepassing op ambtenaren in dienst van de gemeenten Amsterdam en Den Haag)

  • 1 De ambtenaar heeft recht op een tegemoetkoming in zijn kosten van de zorgverzekering.

  • 2 De tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december uitbetaald.

  • 3 Bij indiensttreding op of na 1 januari van een kalenderjaar heeft de ambtenaar naar evenredigheid recht op een tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering.

Artikel 3:26 Hoogte tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

  • (niet van toepassing op ambtenaren in dienst van de gemeenten Amsterdam en Den Haag)

  • 1 De tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering is € 168,= per jaar.

  • 2 De tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering is € 296,= per jaar als het salaris van de ambtenaar lager is dan of gelijk is aan het bedrag dat hoort bij de hoogste periodiek van schaal 6.

  • 3 De ambtenaar die gedurende het jaar in dienst treedt of ontslagen wordt ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering naar rato van de tijd dat hij in dienst is geweest.

  • 4 De peildatum voor de vergelijking van het tweede lid is de maand december. Voor de ambtenaar die gedurende het jaar uit dienst treedt is de peildatum voor de vergelijking van het tweede lid de laatste maand dat de ambtenaar in dienst is geweest.

Paragraaf 5 Individueel keuzebudget

  • Artikel 3:27 Algemeen

  • Artikel 3:28 Opbouw IKB

  • Artikel 3:29 Doelen IKB

  • Artikel 3:30 Doelen IKB

  • Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur

  • Artikel 3:32 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband

  • Artikel 3:33 Wet- en regelgeving

  • Artikel 3:34 Vakantietoelage 2016

  • Artikel 3:35 Overige bepalingen

Artikel 3:27 Algemeen

  • 1 De ambtenaar heeft recht op een Individueel Keuzebudget, hierna te noemen: IKB.

  • 2 Het college is beheerder van het IKB

  • 3 Het IKB is een maandelijks, in geld uitgedrukt budget dat de ambtenaar naar keuze kan gebruiken voor de doelen genoemd in artikel 3:29, op de wijze zoals vastgelegd is in deze paragraaf.

Artikel 3:28 Opbouw IKB

  • 1 Het IKB wordt per maand opgebouwd en bestaat uit een deel waarover pensioen wordt opgebouwd en een deel waarover geen pensioen wordt opgebouwd.

  • 2 Het deel van het IKB waarover pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

    • a

      8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in paragraaf 3 van dit hoofdstuk, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

    • b

      [Dit luidt per 01-12-2017 als volgt] 6,5% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 145,83 bij een volledig dienstverband, en

      [Dit luidt per 01-07-2018 als volgt] 6,75% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 145,83 bij een volledig dienstverband, en

    • c

      1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband.

  • 3 Het deel van het IKB waarover geen pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

    • a

      0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, en

    • b

      indien en voor zolang hoofdstuk 9a van toepassing is op de ambtenaar, 1% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit voor maximaal 20 jaar geldt, tenzij artikel 9a:9 lid 1, onderdeel b van toepassing is.

  • 4 Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan wordt het IKB in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n). Ontvangt de ambtenaar in een maand geen salaris dan wordt in die maand geen IKB opgebouwd.

  • 5 Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan wordt, in afwijking van lid 4 van dit artikel, het IKB in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

  • 6 Het college kan bronnen toevoegen aan het IKB. Een bron kan zijn een persoonlijk budget, voor zover dat in de gemeente bestaat en niet is opgenomen in de TOR zoals omschreven in paragraaf 7 van hoofdstuk 3.

  • 7 Op de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:1 is lid 2, onderdeel c van dit artikel niet van toepassing. De vorige volzin geldt niet voor de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:50.

Artikel 3:29 Doelen IKB

  • 1 De ambtenaar kan het IKB gebruiken voor:

    • a

      het kopen van vakantie-uren, tot een maximum van vier maal de aanstellingsduur per week gedurende het kalenderjaar;

    • b

      extra inkomen door uitbetaling van het IKB tot een maximum van het tot aan de datum van uitbetaling opgebouwde IKB;

    • c

      het financieren van een opleiding, indien en voor zover deze niet door de gemeente wordt vergoed en de geldende fiscale regelgeving de besteding van het IKB aan dit doel belastingvrij mogelijk maakt.

  • 2 Het college kan de bestedingsdoelen zoals omschreven in lid 1 aanvullen.

Artikel 3:30 Doelen IKB

  • 1 De ambtenaar kan elke maand een keuze maken om zijn IKB te gebruiken voor een of meerdere van de in artikel 3:29 genoemde doelen. Hij heeft voor deze keuze geen toestemming nodig.

  • 2 Het college wijst in verband met de salarisverwerking voor elke maand een uiterste datum aan waarop de ambtenaar zijn keuze kenbaar moet maken.

  • 3 Als de ambtenaar geen keuze maakt, of bij zijn keuze slechts een deel van zijn IKB gebruikt, dan wordt het IKB over die maand, of het resterende deel daarvan, gereserveerd. De ambtenaar kan het gereserveerde IKB op een later moment in het lopende kalenderjaar besteden.

  • 4 Heeft de ambtenaar na de sluitingsdatum van de salarisverwerking in december nog een resterend IKB dan wordt dit bij de salarisbetaling van die maand uitbetaald.

  • 5 Besteding van het IKB kan alleen voor zover het beschikbare budget toereikend is. De keuze voor een doel heeft uitsluitend betrekking op hetzelfde kalenderjaar.

  • 6 Bedragen die uit het IKB zijn gebruikt, kunnen niet meer worden teruggestort in het IKB.

Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur

Als de ambtenaar kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de ambtenaar geldende uurloon in de maand waarin hij de vakantie-uren koopt.

Artikel 3:32 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband

  • 1 Bij beëindiging van het dienstverband wordt het resterende IKB bij de laatste salarisbetaling aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 2 Bij overlijden van de ambtenaar wordt in aanvulling op de overlijdensuitkering het resterende IKB uitbetaald aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 3:23, lid 2 en 3.

Artikel 3:33 Wet- en regelgeving

  • 1 Het gebruik van het IKB kan gevolgen hebben voor loonheffingen, pensioen en sociale verzekeringen. De ambtenaar wordt geacht deze gevolgen te kennen.

  • 2 Als blijkt dat een bedrag uit het IKB ten onrechte belastingvrij is uitgekeerd doordat de ambtenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, verhaalt het college de verschuldigde loonheffing of eventuele boetes op de ambtenaar.

  • 3 Als een netto voordeel voor de ambtenaar vervalt door wijzigingen van wet- en regelgeving dan wordt dat niet gecompenseerd door het college.

  • 4 Alle transacties in het IKB moeten in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving.

Artikel 3:34 Vakantietoelage 2016

  • 1 De vakantietoelage die de ambtenaar heeft opgebouwd in de periode van juni 2016 tot en met december 2016 op grond van artikel 6:3 zoals dat gold op 31 december 2016 wordt uitbetaald bij de salarisbetaling van mei 2017. Dit bedrag maakt geen onderdeel uit van het IKB.

  • 2 Indien de ambtenaar ontslag verleend wordt voor 1 mei 2017 dan wordt de opgebouwde vakantietoelage over 2016 uitbetaald bij de laatste salarisbetaling.

Artikel 3:35 Overige bepalingen

Voor de ambtenaar die werkzaam is in de kunsteducatie en op wie artikel 19b:10 van toepassing is, is artikel 3:28, lid 3, niet van toepassing.

Paragraaf 6 Overige individuele keuzemogelijkheden

  • Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

  • 1 De ambtenaar kan elk kalenderjaar een verzoek doen om ten hoogste 72 uren bovenwettelijk vakantieverlof te verkopen. Bij een deeltijd dienstverband wordt dit aantal naar rato vastgesteld.

  • 2 Vakantie-uren die de ambtenaar heeft gekocht op grond van artikel 3:29 lid 1, sub a kunnen niet worden verkocht op grond van dit artikel.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt toegewezen, tenzij zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 4 Het college kan regels stellen over de aanvraagprocedure.

  • 5 Het bepaalde in artikel 3:31 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 7 Overgangsrecht

  • Artikel 3:37 Overgangsrecht hoofdstuk 3

Artikel 3:37 Overgangsrecht hoofdstuk 3

  • 1

    Garantietoelagen en afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan worden gecontinueerd onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend.

  • 2

    Lokale financiële arbeidsvoorwaarden * die op al het personeel binnen een gemeente worden toegepast op 31 december 2015 en die zijn opgenomen in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling, vervallen voor het personeel dat vanaf 1 januari 2016 in dienst komt. Voor het zittende personeel wordt deze omgezet in een vast bedrag: de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 1.

  • 3

    Voor alle overige financiële arbeidsvoorwaarden die in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling zijn opgenomen (en dus bij de invoering van hoofdstuk 3 nog bestaan) en die per 1 januari 2016 vervallen of dan in hoogte wijzigen, wordt op basis van het refertejaar 2014 (roosters, overwerk, en alle andere relevante factoren) voor elke medewerker die het betreft bepaald:

    • a

      hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de bij overgang geldende regels voor toelagen/vergoedingen

    • b

      hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de nieuwe systematiek.

    Het verschil vormt de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 2.

  • 4

    Deel 1 en deel 2 worden bij elkaar opgeteld. Dit is de toelage overgangsrecht H3. Dit bedrag stijgt niet mee met de loonontwikkelingen.

  • 5

    Er zijn geen anticumulatiebepalingen.

  • 6

    Deze toelage overgangsrecht H3 is een vast jaarbedrag dat een keer per jaar wordt uitbetaald in de maand december.

  • 7

    De toelage overgangsrecht H3 moet minimaal 120 euro op jaarbasis zijn. Indien deze toelage lager is, wordt deze afgekocht met een eenmalig bedrag ter waarde van 5 jaar.

  • 8

    Als een dienstverband in de loop van een kalenderjaar eindigt, dan wordt de toelage overgangsrecht H3 naar rato uitgekeerd.

  • 9

    Als een dienstverband in omvang verkleind wordt, dan daalt de toelage overgangsrecht H3 naar rato.

  • 10

    Vergroten van de aanstellingsomvang ná 31-12-2015 heeft geen effect.

  • 11

    Lokaal mogen aanvullende afspraken over afkoop, uitruil of betaling in termijnen gemaakt worden.

  • 12

    Er is apart overgangsrecht voor personeel van gemeenten die op 31 december 2015 een lokale regeling hebben met bepalingen over de ambtsjubileumgratificatie die positief afwijken van het nieuwe artikel 3:19. Medewerkers die binnen vijf jaar van verval van de lokale regeling (dus uiterlijk 31 december 2020) recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie op basis van de lokale regeling die op 31 december 2015 verviel. Het gaat hierbij om de datum van het ambtsjubileum en de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie. De gemeente legt dit recht vast bij de overgang naar het nieuwe hoofdstuk 3.

Artikel 3:28:1:1 Indexering diverse bedragen

Lid 1

Financiële arbeidsvoorwaarden waarvoor het college geen afzonderlijke indexering heeft vastgesteld, volgen de door het college vastgestelde begrotingsrichtlijnen zoals nader opgenomen in bijlage 10.

Lid 2

De bedragen van onderhoudsbonnen als bedoeld in artikel 3:22:1:1 worden ineens verhoogd en afgerond naar een bedrag dat eindigt op een 5 of 0, zodra de indexering conform de door het college vastgestelde begrotingsrichtlijnen, te rekenen vanaf 1 januari 2016, sinds de laatste aanpassing van de bedragen van de onderhoudsbonnen cumulatief de € 4 overstijgt.

Artikel 3:29:1:1 Doelen IKB

Lid 1

Het college wijst met toepassing van artikel 3:29, tweede lid van de ARGA de volgende lokale doelen aan:

  • a

    Reiskosten woon-werkverkeer, ten hoogste gelijk aan de fiscaal vrijgestelde vergoeding: € 0,19 per kilometer;

  • b

    Bedrijfsfitness, ten hoogste € 160,- ;

  • c

    Contributie vakbondslidmaatschap (niet gemaximeerd);

  • d

    Aanschaf van een complete fiets, ten hoogste € 749,- inclusief BTW voor een fiets, accessoires voor een bedrag van € 246,-, waarop in mindering komen de onderhoudsbonnen als bedoeld in artikel 3:22:1:1 ARGA en een fietsverzekering (niet gemaximeerd).

Lid 2

Voor zoveel als mogelijk gelden de voorwaarden zoals die tot en met 31 december 2016 golden op van de hoofdstukken 30a (Keuzemodel arbeidsvoorwaarden) en 30b (Fietsregeling) van de ARGA.

4 Arbeidsduur en werktijden

Artikel 4:1 Arbeidsduur en werktijden

Het college stelt lokaal een werktijdenregeling vast met inachtneming van hetgeen in dit hoofdstuk bepaald is.

Artikel 4:1:1:1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Bedrijfstijd: De tijd waarin medewerkers op kantoor werkzaamheden kunnen verrichten. Dit is afhankelijk van de openingstijden van het kantoorpand.

  • b

    Beschikbaarheidsdienst: Een dienst waarbij de medewerker zich buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden volgens rooster ter beschikking moet houden voor het verrichten van werkzaamheden.

  • c

    Bloktijd: De tijden waarop medewerkers in principe werkzaam moeten zijn op kantoor.

  • d

    Compensatieuren: de uren waarmee de feitelijke arbeidsduur de formele arbeidsduur overschrijdt over een jaar berekend.

  • e

    Dienstbelang: factoren die van invloed zijn op de bedrijfsvoering o.m. efficiency-effecten, noodzakelijke bezetting, mogelijkheid tot het bijwonen van noodzakelijk geachte overlegvormen, belangen van andere medewerkers in een organisatie-onderdeel, dienstverlening aan publiek, vastgestelde bloktijden, etc.

  • f

    Feitelijke arbeidsduur: Het aantal uren dat de medewerker in een bepaalde periode arbeid heeft verricht.

  • g

    Formele arbeidsduur: De volgens de aanstelling vastgestelde omvang van het aantal uren dat de medewerker in een bepaalde periode arbeid moet verrichten.

  • h

    Medewerker: De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, sub a van de ARGA, alsmede uitzendkrachten, detacheringskrachten, stagiaires en personen die anderszins werkzaam zijn bij de werkgever.

  • i

    Pauze: Een periode van een onafgebroken aantal minuten waarop geen arbeid wordt verricht.

  • j

    Persoonlijk belang: factoren die van invloed zijn op de privé-sfeer o.m. zorgtaken, vrijetijdsbesteding, familieverplichtingen, studie, veiligheid/gezondheid etc.

  • k

    Werkgever: Het college

  • l

    Werktijd: De periode waarop door de medewerker arbeid wordt verricht.

Artikel 4:1:1:2 Toepassing

Lid 1

De werktijdenregeling is van toepassing op alle medewerkers. De regeling bestaat uit een standaard- en een bijzondere regeling.

Lid 2

De standaardregeling geldt voor de medewerkers die zelf regelruimte hebben voor het bepalen van hun werktijden.

Lid 3

De bijzondere regeling is van toepassing op medewerkers die op wisselende tijden volgens rooster werken, waarvoor de individuele werktijden eenzijdig door de werkgever worden vastgesteld. De werkgever bepaalt welke functiegroep(en) en functies onder de bijzondere regeling vallen. Deze functiegroep(en) en functies zijn opgenomen in Bijlage A van deze regeling.

Artikel 4:1:1:3 Arbeidsduur

Lid 1

De formele arbeidsduur bedraagt bij een voltijd dienstverband gemiddeld 36 uur per week en 1823,66 uur per jaar.

Lid 2

Bij een deeltijd dienstverband is de formele arbeidsduur per week het aantal uren dat in de aanstelling is vermeld. De formele arbeidsduur per jaar wordt naar rato berekend.

Lid 3

De feitelijke arbeidsduur kan afwijken van de formele arbeidsduur, met inachtneming van de artikelen uit dit hoofdstuk.

Artikel 4:1:1:4 Werktijden

Lid 1

De werktijd bedraagt per dag maximaal 11 uur. De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 50 uur per week.

Lid 2

De werktijden worden in overleg met de leidinggevende vastgesteld. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen persoonlijk belang en dienstbelang.

Lid 3

De medewerker heeft recht op de pauzeregeling overeenkomstig artikel 5:4, tweede lid Arbeidstijdenwet.

Artikel 4:1:1:5 Compensatie-uren

Compensatie-uren zijn opneembaar volgens de regels die gelden voor vakantieverlof. Compensatie-uren, die niet zijn opgenomen in het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd, vervallen.

Artikel 4:1:1:6 Doktersbezoek e.d.

Lid 1

Doktersbezoek, tandartsbezoek, ziekenhuisbezoek, e.d. dienen buiten werktijd plaats te vinden.

Lid 2

Wanneer het niet mogelijk is om een bezoek als bedoeld in het eerste lid buiten werktijd plaats te laten vinden danwel indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, treden leidinggevende en medewerker in overleg om tot een passende oplossing te komen.

Artikel 4:1:1:7 Dagvenster

Medewerkers kunnen werkzaamheden verrichten binnen het dagvenster van maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 uur en 22.00 uur.

Artikel 4:1:1:8 Bezetting en werkafspraken

Lid 1

De leidinggevende is verantwoordelijk voor de bezetting van de afdeling. Op grond van artikel 4:2:1:2 ARGA kan de werkgever (na instemming van de Ondernemingsraad bloktijden vaststellen.

Lid 2

Eenmaal per jaar worden basisafspraken gemaakt tussen de leidinggevende en de medewerker over de werktijden, verlof en werkplanning binnen het dagvenster. Deze onderwerpen worden besproken tijdens het jaargesprek en schriftelijk vastgelegd.

Lid 3

Uitgangspunt bij het maken van de basisafspraken over werktijden is een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering, een goede procesgang van de werkzaamheden op de afdeling, bereikbaarheid voor interne en externe klanten en een optimale samenwerking op en tussen de afdelingen.

Lid 4

De volgende onderwerpen dienen in ieder geval te worden besproken:

  • -

    Het aantal uren per werkdag dat de medewerker normaal gesproken werkt.

  • -

    Het opnemen van compensatie-uren.

  • -

    Een afweging tussen het persoonlijk belang van de medewerker en het dienstbelang.

Lid 5

Bijstelling van de afspraken kan in overleg plaatsvinden. In ieder geval worden tweemaal per jaar de basisafspraken over werktijden, verlof en werkplanning geëvalueerd.

Lid 6

Wanneer de medewerker binnen het dagvenster werkzaamheden moet verrichten buiten de afgesproken werktijden, wordt de gewerkte tijd op een ander moment gecompenseerd. De leidinggevende en de medewerker maken samen afspraken om de tijd op korte termijn te compenseren. Deze uren kunnen niet opgespaard worden of worden omgezet in vakantie-uren.

Artikel 4:1:1:9 Thuiswerken

De medewerker kan de leidinggevende verzoeken om thuis te werken. Een dergelijk verzoek zal worden bekeken in het licht van het thuiswerkbeleid.

Artikel 4:1:1:10 Buitendagvenstervergoeding

Lid 1

Indien de medewerker, in opdracht van de leidinggevende, buiten het dagvenster werkzaamheden moet verrichten, komt hij in aanmerking voor de buitendagvenstervergoeding zoals beschreven in artikel 3:12 ARGA. Deze vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De medewerker maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

Lid 2

De medewerker die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is, heeft conform artikel 3:12 ARGA geen recht op een buitendagvenstervergoeding.

Artikel 4:1:1:11 Bijzondere regeling

Lid 1

De bijzondere regeling is van toepassing op de in bijlage A opgenomen functiegroep(en) en functies.

Lid 2

De leidinggevende stelt voor deze groep eenzijdig de individuele werktijden vast conform artikel 4:4 ARGA.

Lid 3

De werkgever kan met instemming van de OR de in de bijlage A genoemde functies/functiegroep(en) wijzigen.

Lid 4

Medewerkers in de bijzondere regeling kunnen conform de bepalingen in de ARGA aanspraak maken op de overwerkvergoeding (artikel 3:18 ARGA), toelage onregelmatige dienst (artikel 3:11 ARGA), en beschikbaarheidsvergoeding (artikel 3:13 ARGA).

Artikel 4:1:1:12 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen. Dit geldt in het bijzonder voor afspraken waarbij door wijziging van de omstandigheden het resultaat van de afweging tussen persoonlijk belang en dienstbelang onevenredig anders uitvalt of als de gezondheid/veiligheid van de medewerker in gevaar komt.

Bijlage A Werktijdenregeling Gemeente Amerfoort (1 oktober 2015)

Afdeling

Team

Functie

Interne Dienstverlening en Advies (IDA)

UTV-BK (team uitvoering-Bodekamer)

Bode/chauffeur

UTV-FD (team uitvoering-facility desk)

Medewerker facility desk

IT Dienstverlening en Advies (ITD)

BE (team beheer)

Medewerker servicedesk

BE (team beheer)

Senior ICT specialist

AM (team applicatiemanagement)

Technisch Applicatiebeheerder

Burgerzaken (BZ)

BZ (afdeling burgerzaken)

Teamleider

Allround medew.BS/productbeheer

Allround medewerker BS

Coördinator Klantstromen

Mdw. dienstverlening/productbeheer

Medewerker dienstverlening

Specialist burgerzaken

Publiekscontact en Advies (PCA)

KCC (afdeling klant contact centrum)

Medewerker Klantcontact A

Medewerker Klantcontact B

Medewerker Klantcontact C

Loket Werk, Inkomen en Zorg (WIZ)

KB1 (afdeling klantbeheer 1)

Sociaal Rechercheur

Woon en Werkklimaat (WW)

MH (markt en haven)

Adjunct markt- en havenmeester

Assistent markt- en havenmeester

Markt- en havenmeester

Vergunning, Toezicht en Handhaving (VTH)

HOR (handhaving openbare ruimte)

Handhaver / boa

Toezichthouder

Crematorium en Begraafplaatsen Amersfoort (CBA)

Adjunct-bedrijfsleider

Coördinator gebouwen en groen

Medewerker klantcontacten

Ceremoniebegeleider

Medewerker bedrijfsvoering

Medewerker gebouwen en groen

Medewerker horeca

Bijlage B Tekst artikel 5:4, tweede lid Arbeidstijdenwet

Artikel 5:4, lid 1 en lid 2 Arbeidstijdenwet d.d. 1 februari 2014 is als volgt:

Lid 1

De werkgever organiseert de arbeid van een jeugdige werknemer zodanig dat, indien hij meer dan 4,5 uren arbeid per dienst verricht, zijn arbeid tijdens de dienst wordt onderbroken door een pauze. De pauze bedraagt ten minste 30 minuten, die zonodig kan worden gesplitst in pauzes van elk ten minste 15 minuten.

Lid 2

De werkgever organiseert de arbeid van een werknemer van 18 jaar of ouder zodanig, dat indien hij:

  • a

    meer dan 5,5 uren arbeid per dienst verricht, zijn arbeid wordt onderbroken door een pauze van ten minste 30 minuten, die kan worden gesplitst in pauzes van elk ten minste 15 minuten;

  • b

    meer dan 10 uren arbeid per dienst verricht, zijn arbeid wordt onderbroken door een pauze van ten minste 45 minuten, die kan worden gesplitst in pauzes van elk ten minste 15 minuten.

Paragraaf 1 Standaardregeling voor de werktijden

  • Artikel 4:2 Standaardregeling voor de werktijden

Artikel 4:2 Arbeidsduur en werktijden

  • 1 De ambtenaar verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster.

  • 2 Het dagvenster loopt van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 uur.

  • 3 De ambtenaar en het college maken voorafgaand aan elk kalenderjaar afspraken over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden van de ambtenaar, voor het komende jaar.

  • 4 Ten aanzien van de afspraken over werktijden geldt als uitgangspunt dat

    • a

      hierover overeenstemming bereikt wordt tussen de ambtenaar en het college;

    • b

      de werktijden binnen de normen van de arbeidstijdenwet blijven;

    • c

      de werktijd per dag ten hoogste 11 uren bedraagt en per week 50 uren, tenzij op verzoek van de ambtenaar daarvan wordt afgeweken.

  • 5 Als gevolg van gewijzigde omstandigheden kunnen de afspraken over de werktijden aangepast worden.

  • 6 De ambtenaar en het college overleggen tweemaal per jaar over de werktijden in relatie tot de planning van de werkzaamheden.

  • 7 Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de ambtenaar en het college het erover eens zijn dat overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk te veel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof.

  • 8 De ambtenaar verricht arbeid op werktijden buiten het dagvenster wanneer dat op grond van dienstbelang noodzakelijk is. Voor de uren die de ambtenaar buiten het dagvenster werkt geldt een buitendagvenstertoelage als bedoeld in artikel 3:12.

  • 9 Ten aanzien van het verrichten van arbeid buiten het dagvenster vanwege dienstbelang is het bepaalde in artikel 4:5 van overeenkomstige toepassing.

  • 10 Wanneer de ambtenaar en het college er niet in slagen om de werktijden in overeenstemming vast te stellen, dan stelt het college wanneer het dienstbelang dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.

  • 11 . Het college kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de ambtenaar en het college hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de buitendagvenstertoelage, zoals omschreven in artikel 3:12. Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 12 Het college en de OR evalueren jaarlijks de regels en afspraken over de werktijden in de organisatie. De OR heeft de bevoegdheid om verbetervoorstellen in te dienen, waarvan het college alleen gemotiveerd kan afwijken.

  • 13 Als op 31 december 2013 op grond van een lokale regeling een ruimer dagvenster geldt dan het dagvenster genoemd in het tweede lid, dan blijft vanaf 1 januari 2014 dit ruimere dagvenster gelden.

Artikel 4:2:1 Vervallen

Vervallen

Artikel 4:2:1:1

Lid 1

Het college heeft Goede Vrijdag en Bevrijdingsdag aangewezen als dagen waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.

Lid 2

Op 5, 24 en 31 december kan de ambtenaar het werk om 16.00 uur beëindigen, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. Voor de toepassing van verlof- en salaristoelagenregelingen blijft de gebruikelijke arbeidsduur op die dag gelden.

Artikel 4:2:1:2

De directeur van een sector kan (na instemming van de onderdeelcommissie) voor zijn sector of onderdelen daarvan:

  • -

    Bloktijden vaststellen

  • -

    In afwijking van artikel 4:2:1:1 een andere regeling vaststellen

Een andere dan de gebruikelijke werktijdenregeling vaststellen bij extreme weersomstandigheden.

Artikel 4:2:1:3

Hetgeen in artikel 4:5 lid 3 is bepaald ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de Goede Vrijdag, Bevrijdingsdag en iedere dag die daarboven door het college wordt aangewezen.

Artikel 4:2:2 Vervallen

Vervallen

Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor de werktijden

  • Artikel 4:3 Werkingssfeer

  • Artikel 4:4 Vaststelling werktijden

  • Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen

  • Artikel 4:6 Werken op zon- en feestdagen

  • Artikel 4:7 Nadere regels

Artikel 4:3 Werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar van wie de werktijd eenzijdig wordt vastgesteld door het college.

Artikel 4:3:1 Vervallen

Vervallen

Artikel 4:3:2 Vervallen

Vervallen

Artikel 4:3:3 Vervallen

Vervallen

Artikel 4:4 Vaststelling werktijden

  • 1 Het college stelt de werktijden van de ambtenaar vast.

  • 2 De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

  • 3 Wanneer voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden dan legt het college deze vast in een rooster.

  • 4 Bij de vaststelling van de werktijden worden de volgende regels in acht genomen:

    • a

      De werktijden worden ten minste één maand voor aanvang bekend gemaakt aan de ambtenaar.

    • b

      De werktijd van de ambtenaar wordt niet uitsluitend vastgesteld op een wijze waardoor een aanspraak op een toelage onregelmatige dienst wordt ontweken.

Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen

  • 1 De ambtenaar verricht geen werkzaamheden op zaterdag en zondag, tenzij het dienstbelang dit noodzakelijk maakt. Een afwijking hiervan is slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

  • 2 Bij de vaststelling van de werktijden van de ambtenaar wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

  • 3 Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd.

  • 4 Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.

  • 5 Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

Artikel 4:6 Werken op zon- en feestdagen

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:11, arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Artikel 4:7 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van de artikelen 4:1 tot en met 4:6 nadere regels stellen.

Paragraaf 3 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

  • Artikel 4:8 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

Artikel 4:8 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

  • 1 De artikelen 4:1 tot en met 4:7 zijn niet van toepassing op de ambtenaar die bij de brandweer werkzaam is in een dienstrooster.

  • 2 Het college stelt voor de ambtenaren genoemd in het eerste lid van dit artikel een werktijdenregeling vast.

  • 3 Bij het vaststellen van het dienstrooster draagt het college er zorg voor dat de arbeidsduur per jaar niet wordt overschreden.

Paragraaf 4 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

  • Artikel 4:9 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

Artikel 4:9 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a

      opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

    • b

      kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar

  • 2 Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

  • 3 De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed.Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

  • 4 In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een ander dienstverband, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 5 In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8 of 8:10 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 6 In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

  • 7 In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

  • 8 In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 9 In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

  • 10 Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

5 Seniorenmaatregelen

Vervallen hoofdstuk

Hoofdstuk 5 is vervallen.

5a FPU Gemeenten en nieuwe seniorenmaatregelen

Vervallen hoofdstuk

Hoofdstuk 5a is vervallen.

6 Vakantie en verlof

Artikel 6:1 Recht op vakantie

In elk kalenderjaar heeft de ambtenaar recht op vakantie met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n).

Artikel 6:1:1 Vakantieverlening

  • 1 De vakantie, waarop de ambtenaar recht heeft ingevolge artikel 6:1, wordt verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten en toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 6:2:4, eerste lid, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 6:2:6.

  • 2 De vakantie wordt verleend door het college.

Artikel 6:2 Duur vakantie

  • 1 De vakantie van de ambtenaar met een volledig dienstverband bedraagt ten minste 144 uur per kalenderjaar.

  • 2 Voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kan de ambtenaar verzoeken in het daaropvolgende kalenderjaar de arbeidsduur per jaar te mogen overschrijden met - bij een volledig dienstverband - een maximum van 50,4 uren en deze uren om te zetten in vakantie als bedoeld in het eerste lid. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 3 Het college wijst een verzoek als bedoeld in het vorige lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

Artikel 6:2:1 Nadere regels

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:2 geeft het college algemene regels met betrekking tot de duur van de vakantie.

  • 2 De duur van de vakantie van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, wordt naar evenredigheid verminderd.

  • 3 Bij de in het eerste lid bedoelde algemene regels wordt ten aanzien van de ambtenaren of bepaalde groepen van ambtenaren voorzien in een vermeerdering van de vakantie op grond van volbrachte diensttijd of bereikte leeftijd, dan wel van beide, waarbij het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 4 De aan de ambtenaar volgens de in het eerste lid bedoelde algemene regels toekomende vakantie wordt vermeerderd met 14,4 uren ten aanzien van degene, bedoeld in de artikelen 3:11 en 3:13, indien regelmatig en in belangrijke mate op onregelmatige uren wordt gewerkt, respectievelijk indien de in artikel 3:13 genoemde verplichting regelmatig en in belangrijke mate op de ambtenaar rust.

  • 5 In gevallen waarin dit artikel niet voorziet, stelt het college bijzondere regels vast.

Artikel 6:2:1:1 Duur vakantieverlof

Lid 1

De duur van het vakantieverlof bedraagt 158,4 uren per jaar voor een ambtenaar met een volledig dienstverband. Daarvan is 14,4 uur buitenwettelijk verlof.

Lid 2

De in het eerste lid vastgestelde duur van het vakantieverlof wordt verhoogd:

  • a

    ingaande het kalenderjaar waarin de ambtenaar de leeftijd van 35 jaar bereikt en verder elke vijf jaar later, het laatst ingaande het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 50 jaar bereikt, telkens met 7,2 uren;

  • b

    voor minderjarige ambtenaren:

    • 1

      voor ambtenaren die op 31 december van enig jaar 18 jaar of jonger zijn, met 21,6 uren (drie keer 7,2 uren);

    • 2

      voor ambtenaren die in enig jaar 19 jaar worden, met 14,4 uren (twee keer 7,2 uren);

    • 3

      voor ambtenaren die in enig jaar 20 jaar worden, met één keer 7,2 uren.

Lid 3

Jaarlijks kan het college, in overleg met de Ondernemingsraad, maximaal 3 werkdagen als verplicht vrije dagen aanwijzen. Indien het college van deze mogelijkheid gebruik maakt wordt dit voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanwijzing betrekking heeft, aan medewerkers kenbaar gemaakt. Het verloftegoed van de medewerker wordt – na opdracht daartoe van de medewerker via de digitale verlofkaart - verminderd met het aantal uren dat de medewerker gebruikelijk op de aangewezen dagen had gewerkt.

Lid 4

Indien een ambtenaar op verplicht vrije uren als bedoeld in het vierde lid moet werken wordt aan hem niet om die reden extra compensatie verstrekt.

Artikel 6:2:2 Aaneengesloten periode

  • 1 De vakantie kan worden opgesplitst, maar wordt als regel voor ten minste 2/3 deel, doch in elk geval voor ten minste tien werkdagen, aaneensluitend verleend.

  • 2 De vakantie wordt desverlangd zoveel mogelijk, in het bijzonder voor wat betreft de aaneengesloten periode, bedoeld in het eerste lid, verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld vakantie op te nemen op officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond anders dan de feestdagen genoemd in artikel 4:5 lid 3, bij het huwelijk of geregistreerd partnerschap van bloed- en aanverwanten in eerste en tweede graad en bij verhuizing.

  • 3 De beslissing omtrent de tijdstippen waarop de vakantie zal worden verleend, alsmede die omtrent de tijdvakken waarin de vakantie eventueel zal worden gesplitst, berust bij het bestuursorgaan dat de vakantie verleent. Bij die beslissing wordt, voor zover de belangen van de dienst en die van de andere ambtenaren die toelaten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar.

Artikel 6:2:3 Vakantieopbouw tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid en andere redenen van afwezigheid

  • 1 De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen heeft recht op een duur van de vakantie naar rato van de tijd dat hij zijn functie vervult.

  • 2 Voor de ambtenaar die door oorzaken anders dan die bedoeld in het eerste lid , niet gedurende het volle kalenderjaar zijn functie vervult, wordt de duur van de vakantie naar evenredigheid verminderd behoudens het bepaalde in het derde lid.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 6:1:1, eerste lid, wordt een vermindering, bedoeld in het tweede lid, niet toegepast:

    • a

      gedurende afwezigheid wegens zwangerschap en bevalling;

    • b

      gedurende afwezigheid wegens ziekte.

  • 4 Indien aan de ambtenaar op zijn verzoek vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij wegens ziekte geheel of gedeeltelijk zijn arbeid niet kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren dat hij op die dag zou werken als hij niet ziek zou zijn geweest.

  • 5 Voor vakantie-uren waarop de ambtenaar aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het uurloon van de ambtenaar voor elk niet verleend vakantie-uur.

Artikel 6:2:4 Niet genoten vakantie wegens dienstbelang

  • 1 Is aan de ambtenaar om redenen van dienstbelang in enig kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel verleend, dan wordt hem die nog niet genoten vakantie zoveel mogelijk in het eerstvolgende, doch uiterlijk voor het einde van het tweede volgende kalenderjaar verleend.

  • 2 Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt, dat de vakantie of het aaneengesloten gedeelte daarvan wordt genoten buiten het in artikel 6:2:2, tweede lid, genoemde tijdvak, kan door het college de duur van de vakantie of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 worden verlengd.

Artikel 6:2:5 Intrekking

  • 1 Verleende vakantie kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang zulks noodzakelijk maken. Indien ten gevolge daarvan de ambtenaar op een bepaalde werkdag slechts gedeeltelijk vakantie genoot, worden de genoten vakantie-uren van die werkdag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten vakantie-uren.

  • 2 Indien de ambtenaar ten gevolge van de intrekking van de vakantie geldelijke schade lijdt, wordt deze schade hem vergoed.

Artikel 6:2:6 Niet verleende vakantie

  • 1 Indien in enig kalenderjaar de vakantie geheel of gedeeltelijk niet is verleend:

    • a

      op verzoek van de ambtenaar;

    • b

      als gevolg van afwezigheid wegens ziekte die niet aan de schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten; of

    • c

      als gevolg van verblijf in militaire dienst anders dan voor eerste oefening,

    wordt de niet genoten vakantie in een volgend kalenderjaar verleend, tenzij het belang van de dienst of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzetten. Een verzoek als bedoeld onder a kan achterwege blijven, indien de niet genoten vakantie minder is dan een nader door het college te bepalen aantal uren.

  • 2 De wegens ziekte tijdens een vakantie niet genoten vakantie-uren worden als niet verleend beschouwd, indien de ambtenaar aannemelijk kan maken dat hij, ware hem geen vakantie verleend, op die uren verhinderd zou zijn geweest zijn functie te vervullen.

  • 3 Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer vakantie-uren kan opnemen dan anderhalf maal het hem bij of krachtens artikel 6:2 lid 1 toekomende aantal uren tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar uitdrukkelijk anders is beslist.

Artikel 6:2:7 Derving voordelen uit dienstverband

Aan de ambtenaar die tijdens zijn vakantie bepaalde voordelen welke aan zijn dienstverband zijn verbonden derft, kan deswege een vergoeding worden toegekend.

Artikel 6:2a Vervaltermijn wettelijk verlof

  • 1 Indien in een kalenderjaar het wettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, vervalt dit verlof 12 maanden na het einde van dat kalenderjaar, tenzij de ambtenaar tot aan dat tijdstip om medische redenen redelijkerwijs niet in staat is geweest om dit vakantieverlof op te nemen, of dit vanwege dienstbelang niet mogelijk is geweest.

  • 2 Een ambtenaar kan een verzoek indienen om zijn wettelijk verlof gedeeltelijk in te zetten voor een langere verlofperiode. Het college kan daarbij de in lid 1 genoemde termijn verlengen.

Artikel 6:2b Verjaringstermijn bovenwettelijk verlof

Indien in een kalenderjaar het bovenwettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, verjaart dit verlof 60 maanden na het einde van dat kalenderjaar.

Artikel 6:3 Vervallen

vervallen per 1-1-2017

Artikel 6:3:1 Vervallen

vervallen per 1-1-2017

Artikel 6:3:1:1 Vakantietoelage

Voor de gemeente Amersfoort geldt in plaats van hetgeen gesteld staat in het eerste lid van artikel 6:3:1 het volgende. De vakantietoelage, bedoeld in artikel 6:3, wordt eenmaal per kalenderjaar uitbetaald over de periode van 12 maanden, beginnende met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 6:4 Buitengewoon verlof

  • 1 De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op calamiteiten- en ander kort verzuimverlof of kraamverlof heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald in welke andere gevallen aan de ambtenaar door het college buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) kan worden verleend.

  • 3 In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald in welke gevallen het college buitengewoon verlof kan verlenen aan de ambtenaar die lid is van een op grond van artikel 12:1, derde lid, toegelaten organisatie.

  • 4 In de situatie dat er tijdens de non-activiteit elders pensioen wordt opgebouwd, is het verhaal van premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan de bijdrage die voor de ambtenaar is verschuldigd.

Artikel 6:4:1 Buitengewoon verlof

  • 1 Het college verleent aan de ambtenaar buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) op de dag dat het huwelijk of geregistreerd partnerschap van de ambtenaar wordt voltrokken.

  • 2 De ambtenaar meldt tenminste twee weken tevoren aan het college wanneer het huwelijk of het registeren van het partnerschap zal plaatsvinden.

Artikel 6:4:1:1 Nadere regeling buitengewoon verlof

Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt aan de ambtenaar door het college naast het gestelde in artikel 6:4:1 eveneens verlof met behoud van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend:

  • a

    Voor het deelnemen aan examens welke voor de functie die de ambtenaar vervult van belang moeten worden geacht;

  • b

    Voor gehuwden en geregistreerde partners of voor hen die een eigen huishouding hebben bij verhuizing zoveel verlof als nodig is om eenmaal per jaar de vrije beschikking te hebben over een aaneengesloten periode van twee dagen;

  • c

    Gedurende 1 werkdag indien deze samenvalt met de dag van zijn ondertrouw of de aangifte van zijn geregistreerd partnerschap en bij zijn huwelijk of zijn geregistreerd partnerschap zoveel verlof dat de ambtenaar over een aaneengesloten periode van vier dagen de vrije beschikking heeft;

  • d

    Gedurende 1 werkdag indien deze samenvalt met de dag waarop de ambtenaar zijn 25-, 40,- of 50-jarig ambts-, huwelijks- of geregisteerd partnerschapsjubileum viert dan wel waarop zijn ouders, pleegouders, stief- of schoonouders hun 25-, 40-, 50-, of 60-jarig huwelijksjubileum vieren.

  • e

    onder zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals vermeld in artikel 4:1, tweede lid Wet arbeid en zorg wordt ook begrepen:

    bezoeken aan een arts of psycholoog in het kader van de diagnostische en hormonale fase in de transitie-periode van een transgender medewerker.

Artikel 6:4:1a Langdurend zorgverlof

  • 1 De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op langdurend zorgverlof, heeft over de uren dat hij dit verlof geniet aanspraak op doorbetaling van 50% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 Indien de ambtenaar gedurende het langdurend zorgverlof wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen vindt geen opschorting van het langdurend zorgverlof plaats.

  • 3 De ambtenaar die langdurend zorgverlof geniet en langer dan 7 kalenderdagen wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen heeft met ingang van de achtste kalenderdag aanspraak op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 4 De duur van de vakantie van de ambtenaar die langdurend zorgverlof geniet wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het langdurend zorgverlof.

  • 5 Indien de ambtenaar wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen en deze ziekteperiode duurt langer dan 7 kalenderdagen, wordt met ingang van de achtste kalenderdag de vermindering van de duur van de vakantie beëindigd.

Artikel 6:4:2 Vakbondsverlof

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel worden verstaan onder:

    • a

      Centrales van overheidspersoneel:

      • 1

        de Algemene Centrale van overheidspersoneel (ACOP);

      • 2

        de Christelijke Centrale van overheids- en onderwijs Personeel (CCOOP);

      • 3

        de Centrale van middelbare en hogere functionarissen bij overheid, onderwijs, bedrijven en instellingen (CMHF).

    • b

      Verenigingen van ambtenaren:

      de verenigingen van ambtenaren welke zijn aangesloten bij de onder a genoemde centrales van overheidspersoneel.

  • 2 Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het college buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend aan de ambtenaar:

    • a

      voor het bijwonen van algemene vergaderingen van verenigingen van ambtenaren of, voor zover het algemene verenigingen betreft welke ook andere groepen van ambtenaren dan gemeentepersoneel organiseren, voor het bijwonen van algemene vergaderingen van een landelijke groep van gemeentepersoneel indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur, bestuurslid ener landelijke groep of afgevaardigde van een afdeling is, met dien verstande dat van elke afdeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan ten hoogste twee afgevaardigden tot een maximum van tien afgevaardigden, verlof wordt verleend;

    • b

      voor het bijwonen van hoofdbestuursvergaderingen indien hij lid is van het hoofdbestuur van bondsraad- of bestuursraadvergaderingen indien hij lid is van de bonds- of bestuursraad, en van groepsraadvergaderingen indien hij lid is van een landelijke groepsraad;

    • c

      voor het bijwonen van één algemene vergadering van de centrale organisatie waarbij de vereniging van de ambtenaar is aangesloten, indien hij als vertegenwoordiger van zijn vereniging aan die vergadering deelneemt.

  • 3 Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt door het college aan de ambtenaar met een volledig dienstverband buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend:

    • a

      om, indien hij daartoe door een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in het eerste lid, onder a of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen.

      • -

        om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het gemeentelijk apparaat, welke ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, het geheel voor ten hoogste 216 uren per kalenderjaar;

      • -

        als vakbondsconsulent, voor ten hoogste 50 uur per jaar voor een organisatie met minder dan 400 medewerkers en ten hoogste 100 voor een organisatie met meer dan 400 medewerkers;

      • -

        als arbeidsvoorwaardenadviseur voor ten hoogste 50 uur per jaar voor een organisatie met minder dan 400 medewerkers en ten hoogste 100 uur voor een organisatie met meer dan 400 medewerkers met dien verstande dat per vakcentrale per organisatie verlof wordt toegekend aan maximaal een arbeidsvoorwaardenadviseur

    • b

      voor het - op uitnodiging van een vereniging van ambtenaren - als cursist deelnemen aan een cursus welke door of ten behoeve van de leden van die vereniging van ambtenaren wordt gegeven, alles te samen voor ten hoogste 43,2 uren per twee kalenderjaren.

  • 4 Van het buitengewoon verlof met behoud van beloning van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder de a en b, naar evenredigheid verminderd.

  • 5 Het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid tezamen, kan voor de ambtenaar met een volledig dienstverband niet meer bedragen dan ten hoogste 244,8 uren per kalenderjaar, echter met dien verstande dat ten hoogste 316,8 uren verlof kan worden verleend aan de ambtenaar die:

    • a

      lid is van het hoofdbestuur van een centrale van overheidspersoneel, genoemd in het eerste lid onder a, nr. 1 of 2 en/of van een vereniging van ambtenaren die rechtstreeks bij die centrale is aangesloten.

    • b

      lid is van het centrale bestuur van de centrale genoemd in het eerste lid onder a, nr. 3 en/of bestuurslid is van een sector of sectie van de centrale.

    Het buitengewoon verlof met behoud van beloning van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder a en b, naar evenredigheid verminderd.

  • 6 Verlof, bedoeld in de vorige leden, kan slechts worden verleend aan de ambtenaar die lid is van een vereniging van ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 7 Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor een voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering. Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens voor de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als plaatsvervangend lid van de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid.

  • 8 Het college kan omtrent het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen, waarbij het te verlenen verlof, bedoeld in het tweede, derde en vijfde lid, op een lager aantal uren kan worden gesteld.

Artikel 6:4:2a Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6:4:3 Kortdurend zorgverlof

  • 1 De ambtenaar met een volledig dienstverband kan voor maximaal 72 uur in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden aanspraak maken op het kortdurend zorgverlof op grond van de Wazo.

  • 2 Het maximum van 72 uur, als genoemd in het eerste lid, wordt voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week naar evenredigheid verminderd.

  • 3 Het verlof komt voor de helft voor de rekening van de werkgever en voor de helft voor de rekening van de ambtenaar.

  • 4 Het college bepaalt in overleg met de ambtenaar nader de wijze waarop de verrekening van het verlof met hem plaatsvindt. Verrekening met de vakantie bedoeld in artikel 6:2 is mogelijk.

Artikel 6:4:4 Non-activiteit

  • 1 Bij non-activiteit, bedoeld in artikel 125c, eerste lid, van de Ambtenarenwet bestaat geen recht op doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en vakantietoelage.

  • 2 Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, bedoeld in artikel 125c, tweede lid, Ambtenarenwet 1929, aanspraak heeft op een vaste vergoeding - niet zijnde een onkostenvergoeding - wordt op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de tijd dat hij het op grond van dat artikellid verleende verlof geniet een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.

  • 3 Het college kan ter uitvoering van de vorige leden nadere regels vaststellen.

Artikel 6:4:5 Overige redenen buitengewoon verlof

Het college kan aan een ambtenaar op diens verzoek, met behoud van het genot van zijn gehele of gedeeltelijke salaris en de toegekende salaristoelage(n) en al dan niet onder bepaalde nadere voorwaarden, verlof verlenen om andere redenen dan die welke zijn genoemd in artikel 6:4 tot en met artikel 6:4:4. Het verlof wordt verleend voor maximaal één jaar.

Artikel 6:4:5a Overige redenen buitengewoon verlof

  • 1 Het college kan aan de ambtenaar die benoemd is tot bezoldigd bestuurder van een vereniging van ambtenaren op diens verzoek onbetaald verlof verlenen voor de duur van de vervulling van de functie voor ten hoogste twee jaren.

  • 2 Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.

Artikel 6:4:6 Buitengewoon verlof is geen vakantie

Het buitengewoon verlof dat volledig doorbetaald wordt, wordt niet in mindering gebracht op de vakantie.

Artikel 6:5 Ouderschapsverlof

  • 1 De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof, heeft, voor zover lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is of wordt vastgesteld, over de uren dat hij dit verlof geniet, maar ten hoogste over 13 maal de formele arbeidsduur per week, aanspraak op doorbetaling van een percentage van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 Het percentage bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de ambtenaar die wordt gesalarieerd volgens:

    schaal 1:

    90%;

    schaal 2:

    85%;

    schaal 3:

    80%;

    schaal 4:

    70%;

    schaal 5:

    60%;

    schaal 6 en hoger:

    50%.

  • 3 Het is niet toegestaan dat de ambtenaar gedurende de uren dat het betaald ouderschapsverlof wordt genoten betaalde arbeid verricht. Het college kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4 Op de ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof is artikel 6:9 niet van toepassing.

  • 5 De ambtenaar kan op grond van onvoorziene omstandigheden een verzoek indienen om toegekend ouderschapsverlof niet op te nemen. Tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet, stemt het college hiermee in. Instemming heeft tot gevolg dat het resterende ouderschapsverlof wordt opgeschort.

Artikel 6:5:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6:5:2 Meerlingen

  • 1 Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op betaald ouderschapsverlof.

  • 2 De bepalingen uit, artikel 6:5:4 en 6:5:7 zijn van overeenkomstige toepassing indien er, voor het tweede en de meerdere kinderen van een twee- of meerling, gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid onbetaald ouderschapsverlof te genieten.

Artikel 6:5:3 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6:5:4 Opbouw vakantie

De duur van de vakantie van een ambtenaar die ouderschapsverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het ouderschapsverlof.

Artikel 6:5:5 Terugbetaling

  • 1 De ambtenaar die gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen zes maanden daarna ontslag wordt verleend op grond van artikel 8:1, eerste lid, of artikel 8:13, is verplicht het salaris en de toegekende salaristoelage(n), die hij op grond van artikel 6:5 heeft genoten, terug te betalen.

  • 2 Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien het ontslag als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid:

    • a

      het gevolg is van het aanvaarden van een dienstverband bij een andere gemeente;

    • b

      en evenmin indien de betrokkene aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, vanwege werkloosheid, die is ontstaan doordat de ambtenaar ontslag heeft gevraagd omdat hij de echtgenoot of geregistreerde partner volgt, die door geheel buiten hem liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet wijzigen.

  • 3 De ambtenaar die gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen drie maanden daarna op eigen verzoek een functie aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, is verplicht het salaris en de toegekende salaristoelagen, die hij op grond van artikel 6:5 heeft genoten over de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.

  • 4 De ambtenaar die van het betaald ouderschapsverlof gebruik maakt, dient zich tevoren schriftelijk akkoord te verklaren met het in het eerste en derde lid bepaalde.

Artikel 6:5:6 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6:5:7 Betaald ouderschapsverlof: aanvullende bepaling

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan het college een bijzondere regeling treffen.

Artikel 6:5a Vervallen

vervallen per 1-1-2016

Artikel 6:5a:1 Vervallen

vervallen per 1-1-2016

Artikel 6:6 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6:7 Zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 1 De vrouwelijke ambtenaar die op grond van de Wazo zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van haar volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 De Waz-uitkering van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de ambtenaar op grond van het eerste lid recht heeft.

  • 3 De ambtenaar is, wanneer zij recht heeft op zwangerschaps- en bevallingsverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de Waz-uitkering door de gemeente bij en door het UWV.

  • 4 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelagen in mindering gebracht.

Artikel 6:8 Adoptie- en pleegzorgverlof

  • 1 De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 De Waz-uitkering van het adoptie- of pleegzorgverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de ambtenaar op grond van het eerste lid recht heeft.

  • 3 De ambtenaar is, wanneer hij recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de Waz-uitkering door de gemeente bij en door het UWV.

  • 4 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelagen in mindering gebracht.

  • 5 Het adoptie- en pleegzorgverlof schort de termijnen, bedoeld in artikel 7:3, niet op.

Artikel 6:9 Onbetaald verlof onder meer t.b.v. de gemeentelijke levensloopregeling

  • 1 De ambtenaar die langer dan een jaar in dienst is van de gemeente kan het college verzoeken hem onbetaald verlof te verlenen voor een periode van tenminste 1 maand en ten hoogste 18 maanden.

  • 2 De ambtenaar geniet in een periode van vijf jaar maximaal 18 maanden onbetaald verlof. Per jaar heeft de ambtenaar recht op maximaal één periode van onbetaald verlof.

  • 3 Het college kan afwijken van de in het eerste en tweede lid gestelde voorwaarden.

  • 4 Het verzoek van de ambtenaar heeft betrekking op de volledige arbeidsduur of op een deel daarvan.

  • 5 De ambtenaar dient het verzoek tenminste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum in. Het college stelt vast hoe het verzoek wordt ingediend.

  • 6 Het college beslist zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek. De ambtenaar ontvangt schriftelijk bericht van de beslissing van het college.

  • 7 Indien de ambtenaar betaalde arbeid verricht over de uren dat hij onbetaald verlof geniet, kan het college het verlof intrekken.

  • 8 Onverminderd het zevende lid kan het onbetaalde verlof niet tussentijds worden beëindigd tenzij het college en de ambtenaar hiermee instemmen.

  • 9 Het college kent een verzoek om onbetaald verlof dat betrekking heeft op een periode direct voorafgaand aan de pensionering toe, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich daartegen verzetten. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het verlof verleend voor een periode van maximaal drie jaren.

Artikel 6:10 Aanspraken tijdens onbetaald verlof

  • 1 De duur van de vakantie van de ambtenaar die onbetaald verlof geniet wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het onbetaald verlof.

  • 2 Gedurende de periode van verlof bestaat geen aanspraak op uitkeringen, tegemoetkomingen, toeslagen, toelagen en (kosten)vergoedingen. Bij deeltijd verlof wordt dit naar rato vastgesteld.

  • 3 Gedurende de periode van het verlof bestaat aanspraak op de gehele vergoeding als bedoeld in artikel 3:26.

  • 4 Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.

Artikel 6:11 Samenloop met ziekte

  • 1 Het verlof van de ambtenaar die voor een deel van zijn dienstverband onbetaald verlof geniet en langer dan 14 kalenderdagen ziek is, eindigt met ingang van de vijftiende kalenderdag.

  • 2 Het college kan besluiten het verlof van de ambtenaar die volledig onbetaald verlof geniet en langer dan 14 kalenderdagen ziek is, in schrijnende gevallen te beëindigen. Dit kan niet wanneer er sprake is van verlof voorafgaand aan pensionering.

Artikel 6:12 Samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof

Het onbetaalde verlof eindigt op de eerste dag van het zwangerschaps- en bevallingsverlof.

6a De gemeentelijke levensloopregeling

Artikel 6a:1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a

    gemeentelijke levensloopregeling: een regeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • b

    instelling: een door de ambtenaar gekozen kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 19g, vierde lid, Wet op de loonbelasting 1964;

  • c

    levenslooprekening: een bij de instelling door de ambtenaar geopende geblokkeerde rekening, waarop de inleg van de ambtenaar wordt gestort;

  • d

    levensloopverzekering: een bij de instelling door de ambtenaar afgesloten verzekering, waarop de inleg van de ambtenaar wordt gestort;

  • e

    levenslooptegoed: het tegoed op een levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal.

Artikel 6a:2 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 6a:3 Verzoek tot deelname levensloopregeling

  • 1 De ambtenaar die deel wil nemen aan de gemeentelijke levensloopregeling meldt dit bij het college.

  • 2 Het college verwerkt de melding uiterlijk met ingang van de derde kalendermaand na ontvangst, tenzij niet wordt voldaan aan de eisen zoals genoemd in artikel 6a:4.

  • 3 Het college stelt vast hoe de melding moet plaatsvinden.

Artikel 6a:4 Voorwaarden deelname levensloopregeling

  • 1 De ambtenaar informeert het college schriftelijk over de instelling waarbij de levenslooprekening of de levensloopverzekering wordt aangehouden.

  • 2 De ambtenaar verklaart schriftelijk aan het college of hij een levenslooptegoed heeft opgebouwd bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen tenzij een andere werkgever bij wie de ambtenaar in dienst is geacht wordt inhoudingsplichtig te zijn ten aanzien van dit levenslooptegoed.

  • 3 De ambtenaar stemt er schriftelijk mee in dat de instelling aan het college informatie verstrekt over de omvang van het levenslooptegoed van de ambtenaar tenzij dit levenslooptegoed geacht wordt te zijn opgebouwd bij een andere inhoudingsplichtige bij wie de ambtenaar in dienst is.

  • 4 De ambtenaar verklaart schriftelijk aan het college dat hij voldoet aan de voorwaarden die de Wet op de loonbelasting 1964 aan deelname stelt.

Artikel 6a:5 Inleg

  • 1 De ambtenaar vermeldt bij zijn melding om deel te nemen aan de gemeentelijke levensloopregeling het gewenste bedrag van de inleg per jaar.

  • 2 De ambtenaar kan eenmaal per jaar op een door het college aangewezen wijze en tijdstip de hoogte van de inleg wijzigen.

  • 3 De inleg bestaat uit een of meerdere van de in artikel 6a:6 genoemde bronnen.

Artikel 6a:6 Bronnen

De jaarlijkse inleg van de ambtenaar in het kader van de gemeentelijke levensloopregeling bestaat uit een of meer van de volgende bronnen:

  • a

    het salaris;

  • b

    het IKB indien het college de levensloopregeling op grond van artikel 3:29 lid 2 heeft aangewezen als bestedingsdoel van het IKB;

  • c

    de geldelijke vergoeding voor de verkoop van vakantie-uren, bedoeld in artikel 3:36;

  • d

    het opgebouwde verloftegoed, bedoeld in artikel 4:9 lid 3.

Artikel 6a:7 Vervallen

vervallen per 1-1-2017

Artikel 6a:7a Vervallen

vervallen per 1-1-2017

Artikel 6a:8 Beëindiging deelname levensloopregeling

  • 1 Het college beëindigt de deelname aan de levensloopregeling uiterlijk twee maanden na ontvangst van de kennisgeving hiertoe door de ambtenaar. Het college stelt vast hoe de kennisgeving moet plaatsvinden

  • 2 Deelname aan de gemeentelijke levensloopregeling eindigt daarnaast:

    • a

      bij overlijden van de ambtenaar;

    • b

      bij ontslag van de ambtenaar;

    • c

      op de dag voorafgaand aan die waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Artikel 6a:9 Opname levenslooptegoed

Om over het levenslooptegoed te kunnen beschikken ten behoeve van de opname van onbetaald verlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg en hoofdstuk 6 meldt de ambtenaar tenminste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum het college dat hij wil beschikken over (een deel van zijn) levenslooptegoed. Het college stelt vast hoe de melding moet plaatsvinden.

Artikel 6a:10 Slotbepaling

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op ambtenaren bedoeld in hoofdstuk 9b, met uitzondering van de ambtenaar op wie paragraaf 5 van hoofdstuk 9b van toepassing is.

Artikel 6a:11 Vervallen

(Vervallen)

7 Aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek

Paragraaf 1 Definities

  • Artikel 7:1 Definities

Artikel 7:1 Definities

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a

      passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

    • b

      werkzaamheden in het kader van de reïntegratie: loonvormende arbeid, die specifiek gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, derde lid;

    • c

      scholing in het kader van de reïntegratie:scholing die gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, derde lid;

    • d

      arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:

      • -

        de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht of;

      • -

        in een dienstongeval verband houdende met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze werkzaamheden moesten worden verricht;

      en die niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten;

    • e

      restverdiencapaciteit: het door UWV vast te stellen inkomen dat de ambtenaar met zijn vaardigheden en bekwaamheden, gelet op zijn beperkingen, nog kan verdienen;

    • f

      arbodienst:een dienst als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

    • g

      inactieve:de oud-ambtenaar met een WW-uitkering, aanvullende uitkering, nawettelijke uitkering, WAO-uitkering, WIA-uitkering of wachtgelduitkering, die direct voorafgaand aan de uitkering in dienst was van een gemeente;

    • h

      postactieve: de oud-ambtenaar met een uitkering functioneel leeftijdsontslag, ouderdomspensioen van het ABP of ABP keuzepensioen, die direct voorafgaand aan deze uitkering of dit pensioen in dienst was van een gemeente of inactieve was;

  • 2 Bij de toepassing van dit hoofdstuk wordt artikel 1:2:1 in acht genomen.

Paragraaf 2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek

  • Artikel 7:2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek

  • Artikel 7:2:1 Arbo-dienst

  • Artikel 7:2:2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding

  • Artikel 7:2:3 Consulteren arts door ambtenaar

  • Artikel 7:2:4 Vervallen

  • Artikel 7:2:5 Geneeskundig onderzoek

  • Artikel 7:2:6 Buitendienststelling

  • Artikel 7:2:7 Maatregelen of voorzieningen in belang herstel ambtenaar

Artikel 7:2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek.

Artikel 7:2:1 Arbo-dienst

De gemeente laat zich bijstaan door een arbodienst of gecertificeerd deskundige(n).

Artikel 7:2:2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding

  • 1 De ambtenaar heeft het recht op bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk.

  • 2 De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar geschiedt door een arbodienst of gecertificeerd deskundige(n), overeenkomstig door het college te stellen regels.

Artikel 7:2:3 Consulteren arts door ambtenaar

De ambtenaar heeft het recht een arts van de arbo-dienst rechtstreeks te consulteren ter zake van gezondheidsproblemen die naar zijn mening met zijn arbeidssituatie kunnen samenhangen.

Artikel 7:2:4 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:2:5 Geneeskundig onderzoek

  • 1 Het college is bevoegd de arbo-dienst opdracht te geven de ambtenaar aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen:

    • a

      indien naar het oordeel van het college redelijkerwijs aanleiding bestaat tot twijfel aan een goede gezondheidstoestand van de ambtenaar;

    • b

      indien de ambtenaar niet of niet langer volledig geschikt is gebleken voor het naar behoren vervullen van zijn functie, zulks ten einde na te gaan of hiervoor medische oorzaken zijn aan te wijzen.

  • 2 De ambtenaar is verplicht zich aan een onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te onderwerpen.

Artikel 7:2:6 Buitendienststelling

  • 1 Indien bij een onderzoek, bedoeld in artikel 7:2:5 blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar, dat naar het oordeel van de arbodienst de belangen van de ambtenaar, die van de dienst of van bij de dienstuitoefening betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn werkzaamheden verzetten, wordt de ambtenaar door het college buiten dienst gesteld.

  • 2 Een buitendienststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de arbo-dienst, de lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voor zover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 7:18:1 van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Een buitendienststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van de overige artikelen van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een verhindering wegens ziekte.

Artikel 7:2:7 Maatregelen of voorzieningen in belang herstel ambtenaar

  • 1 Indien daartoe naar het oordeel van de arbo-dienst aanleiding bestaat, verzoekt het college het UWV de ambtenaar in aanmerking te laten komen voor maatregelen of voorzieningen in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid.

  • 2 De ambtenaar wordt van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk in kennis gesteld.

Paragraaf 3 Aanspraken tijdens ziekte

  • Artikel 7:3 Recht op salaris en de toegekende salaristoelagen

  • Artikel 7:4 Doorbetaling tijdens ziekte bij seniorenmaatregel en onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof

  • Artikel 7:5 Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

  • Artikel 7:6 Vervallen

  • Artikel 7:7 Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

  • Artikel 7:8 Nadere regels

  • Artikel 7:8:1 Vaststelling referte-tijdvak toelagen

  • Artikel 7:8:2 Periodieke salarisverhoging

  • Artikel 7:8:3 Werktijd bij ziekte bij seniorenmaatregel en toepassing van artikel 2:7a

Artikel 7:3 Recht op salaris en de toegekende salaristoelagen

  • 1 De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2 De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 3 De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 12 maanden gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 4 De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 5 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte ook gebreken verstaan.

  • 6 De ambtenaar heeft recht op de doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de uren waarop hij:

    • a

      zijn arbeid verricht;

    • b

      passende arbeid verricht;

    • c

      werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht;

    • d

      scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie.

  • 7 De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.

  • 8 De ambtenaar bedoeld in het derde en vierde lid, die gedurende ten minste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie, genoemd in het zesde lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over het salaris en de toegekende salaristoelagen waar hij recht op heeft ingevolge dit artikel. Hierbij geldt als maximum het salaris en de toegekende salaristoelagen zoals genoemd in het eerste lid.

  • 9 De ambtenaar heeft ten minste recht op het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur.

  • 10 De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 6:7, ziek is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, op.

  • 11 Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 6:7, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 12 De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelagenzoals genoemd in het eerste, tweede, derde en vierde lid, eindigt indien de ambtenaar definitief wordt herplaatst in een andere functie.

  • 13 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het recht op beloning tijdens arbeidsongeschiktheid.

  • 14 Het college zal rekening houden met individuele gevallen van terminale ziekte. In die gevallen zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) wordt doorbetaald

Artikel 7:4 Doorbetaling tijdens ziekte bij seniorenmaatregel en onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof

De ambtenaar die onbetaald dan wel gedeeltelijk betaald verlof geniet heeft recht op doorbetaling van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) als bedoeld in artikel 7:3, met dien verstande dat de ambtenaar nooit een hoger bedrag doorbetaald kan krijgen, dan hij zou hebben gekregen, indien hij niet ziek zou zijn geweest.

Artikel 7:5 Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

  • 1 Aan de gewezen ambtenaar die recht heeft op een WGA- of IVA-uitkering wordt, bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, een aanvullende uitkering verleend.

  • 2 De aanvullende uitkering genoemd in het eerste lid is voor de ambtenaar met een WGAof IVA uitkering, gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de ambtenaar toegekende WGA- of IVA-uitkering, vermeerderd met een aan de ambtenaar toegekende bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, aan te vullen tot een bepaald percentage van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die de ambtenaar heeft genoten in het jaar voorafgaand aan zijn ontslag. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:

    80% of meer:

    95%

    65 tot 80%

    68,875%

    55 tot 65%

    57%

    45 tot 55%

    47,5%

    35 tot 45%

    38%

  • 3 De aanvullende uitkering eindigt:

    • a

      indien de gewezen ambtenaar niet meer voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden of;

    • b

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 4 De gewezen ambtenaar die recht heeft op een uitkering op grond van dit artikel, is verplicht om het college op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn arbeidsongeschiktheiduitkering of bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 7:6 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:7 Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

  • 1 Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst worden aan de ambtenaar vergoed de te zijner laste blijvende, naar het oordeel van het college noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.

  • 2 Het college kan omtrent het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften geven.

Artikel 7:8 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 7:8:1 Vaststelling referte-tijdvak toelagen

Het referte-tijdvak dat in acht wordt genomen voor de vaststelling van de gemiddelde hoogte van de toegekende salaristoelage(n), ten behoeve van de vaststelling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) tijdens ziekte, dient in een lokale regeling nader te worden uitgewerkt.

Artikel 7:8:2 Periodieke salarisverhoging

Het onderwerp periodieke salarisverhogingen tijdens ziekte dient in een lokale regeling nader te worden uitgewerkt.

Artikel 7:8:3 Werktijd bij ziekte bij seniorenmaatregel en toepassing van artikel 2:7a

De ambtenaar wiens arbeidsduur is aangepast op grond van artikel 2:7a , kan voor de duur van de periode waarvoor toepassing van dit artikel is bepaald, worden verplicht tot aanvaarding van arbeid waarvan de arbeidsduur overeenkomt met deze tijdelijke uitgebreide arbeidsduur. Wanneer de periode waarvoor de toepassing van artikel 2:7a is verstreken, geldt de verplichting voor de ambtenaar ten aanzien van de aanvaarding van een nieuwe functie voor de formele arbeidsduur.

Paragraaf 4 Verplichtingen en sancties

  • Artikel 7:9 Verplichtingen college

  • Artikel 7:10 Verplichting ambtenaar tot informatieverstrekking bij ziekte

  • Artikel 7:11 Verplichting tot verlening van medewerking aan reïntegratie

  • Artikel 7:12 Verplichtingen ambtenaar medisch onderzoek

  • Artikel 7:13:1 Geen aanspraak op doorbetaling

  • Artikel 7:13:2 Staken van de doorbetaling

  • Artikel 7:14 Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen ambtenaar

  • Artikel 7:15:1 Betaling aan anderen en nabetaling aan ambtenaar

  • Artikel 7:16 Herplaatsing in passende arbeid

  • Artikel 7:17 Terugkeer in functie na ziekte

  • Artikel 7:18 Inkomsten uit of in verband met arbeid

  • Artikel 7:18:1 Inkomsten uit andere betrekking

Artikel 7:9 Verplichtingen college

  • 1 Het college is verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.

  • 2 Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van de gemeente geen passende arbeid voorhanden is, bevordert het college de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van de gemeente.

  • 3 Uit hoofde van zijn verplichting, genoemd in het eerste en tweede lid, stelt het college in overeenstemming met de ambtenaar een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de ambtenaar regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

  • 4 Het college stelt een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedures.

Artikel 7:9:1:1 Protocol ziekteverzuim (ex artikel 7:9, lid 4 ARGA)

Definities

  • a.

    Ziekte:

    ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch gevolg van ziekte of gebrekzijn arbeid: moet gaan om een aandoening waardoor de eigen arbeid niet kan worden verricht objectief medisch gevolg van ziekte of gebrek: medisch deskundigen moeten kunnen aantonen dat er een objectief medische oorzaak ten grondslag ligt aan de aandoening Pas als aan beide criteria is voldaan, wordt een aandoening als ziekte beschouwd en ontstaat er een recht op financiële aanspraken bij ziekte.

  • b.

    Medewerker:

    de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 ARGA.

  • c.

    Manager:

    de direct leidinggevende van de medewerker.

  • d.

    Bedrijfsarts:

    de bedrijfsgeneeskundige die is belast met het geneeskundige oordeel en advisering bij ziekte en re-integratie van medewerkers.

  • e.

    Casemanager:

    de manager van de medewerker, die verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding.

  • f.

    Verzuimcoördinator:

    (Ruud Tijhuis, tst 4301): de medewerker van de afdeling Organisatie en Talentontwikkeling (O&T) die als verzuimcoördinator is aangewezen. De verzuimcoördinator ondersteunt leidinggevenden (casemanagers) in de uitoefening van hun taken op het gebied van de Wet verbetering Poortwachter (WVP), de Wet Arbeid en Zorg (Wazo) en no-risk-polis Ziektewet (zgn. vangnetregelingen). Bewaakt het proces en signaleert mogelijke knelpunten of vertraging. Beantwoordt desgewenst vragen van medewerkers.

  • g.

    P&O adviseur:

    adviseert de manager in zijn rol als casemanager.

  • h.

    Verzuimmeldingscoördinatiepunt:

    degene die belast is met de registratie van ziekmeldingen binnen de afdeling; meestal de managementondersteuner van de afdeling.

  • i.

    SMO:

    Sociaal Medisch Overleg. Deelnemers: de bedrijfsarts, casemanager, bedrijfsmaatschappelijk werker en P&O adviseur.

  • j.

    Kort verzuim:

    verzuim met een duur van 1 tot en met 7 dagen.

  • k.

    Middellang verzuim:

    verzuim met een duur van 8 tot en met 42 dagen.

  • l.

    Lang verzuim:

    verzuim met een duur van 43 dagen of meer.

  • m.

    Youpp:

    personeelsinformatiesysteem in de gemeente Amersfoort, waarvan de verzuimregistratie onderdeel uitmaakt.

  • n.

    Verzuimdossier:

    Alle documenten die te maken hebben met verzuim.

A. ZIEKMELDING

1. De melding:

  • De medewerker meldt zich telefonisch ziek bij de manager op de eerste verzuimdag omstreeks het tijdstip waarop hij normaal begint, maar uiterlijk om 09.00 uur ‘s morgens.

  • Als de manager niet bereikbaar is, meldt de medewerker zich ziek bij een naaste collega of de managementondersteuner, die de melding doorgeeft aan de manager. De manager belt dezelfde dag terug.

  • Als de medewerker tijdens werktijd ziek naar huis gaat wordt dezelfde procedure gevolgd.

  • Ziekte tijdens vakantie moet zo spoedig mogelijk worden gemeld op de bovenbeschreven manier (NB de medewerker moet achteraf de ziekte kunnen aantonen bijv. door een doktersverklaring of een rekening).

2. Het ziekmeldingsgesprek tussen de medewerker en manager

De werkgever mag op grond van privacywetgeving niets vragen noch registreren over de aard en oorzaak van ziekte. Hij mag alleen die gegevens registreren die van belang zijn:

  • 1)

    voor het vaststellen van het recht op loondoorbetaling en

  • 2)

    voor de re-integratie van de zieke medewerker.

Het ziekmeldingsgesprek bevat de volgende onderwerpen:

  • de medewerker hoeft niet de precieze klachten te melden; de medewerker geeft aan de vermoedelijke duur van het verzuim en of  hij nog werkzaamheden kan uitoefenen.

  • onder welk telefoonnummer en op welke adres de medewerker bereikbaar is

  • of er behoefte is aan snel contact met de bedrijfsarts of de P&O-adviseur en er wordt geattendeerd op de mogelijkheden van het IZA/bedrijfszorgpakket waarin opgenomen bijvoorbeeld bedrijfsmaatschappelijk werk, bedrijfsfysiotherapeut, psycholoog. Zo ja, dan wordt hierover een concrete afspraak gemaakt.

  • welke zaken moeten worden overgenomen, welke afspraken moeten worden afgezegd, wanneer hij/zij verwacht weer terug te zijn e.d.

  • of de ziekte veroorzaakt is door een arbeidsongeval.

  • of de ziekte veroorzaakt is door een aansprakelijke derde, bijvoorbeeld bij een verkeersongeval.

  • of de medewerker behoort tot een bijzondere groep (zie onder 4); de manager is ervoor verantwoordelijk dat dit wordt geregistreerd in het registratiesysteem en wordt (per email) gemeld aan de verzuimcoördinator.

Toelichting:

De werkgever mag op grond van privacywetgeving niets vragen noch registreren over de aard en oorzaak van ziekte. Hij mag alleen die gegevens registreren die van belang zijn 1) voor het vaststellen van het recht op loondoorbetaling en 2) voor de re-integratie van de zieke medewerker. Uitgangspunt van de wetgeving is dat gezondheidsgegevens ten behoeve van medewerkers worden verwerkt door een bedrijfsarts. Deze informeert de werkgever vervolgens over de functionele beperkingen van de zieke medewerker. De manager beoordeelt, op basis van informatie verkregen in het ziekmeldingsgesprek, welke taken of werkzaamheden de medewerker nog kan verrichten. Desgewenst vraagt de leidinggevende advies aan de bedrijfsarts of ondersteuning van de P&O adviseur.

3. De registratie

De registratie van de ziekmelding in het personeelsinformatiesysteem gebeurt diezelfde dag via het verzuimmeldingscoördinatiepunt van de afdeling. De manager is hiervoor verantwoordelijk. Wanneer de medewerker behoort tot een van de bijzondere groepen (zie hieronder) geeft de manager dit aan in het registratiesysteem en meldt dit ook aan de verzuimcoördinator. De manager registreert niets over de aard en oorzaak van de ziekte. Het veld ‘toelichting’ in het tabblad van de ziekmelding wordt niet ingevuld.

4. Bijzondere groepen (belangrijk i.v.m. financiële aanspraken) zijn:

  • vrouwen die met zwangerschapsverlof gaan; op basis van een uitdrukkelijke ( schriftelijke ) toestemming van de zwangere medewerkster noteert de manager dat de medewerker zwanger is in het registratiesysteem.

  • zwangere vrouwen die ziek worden voorafgaand of aansluitend aan hun zwangerschapsverlof, voor zover er een relatie is met de zwangerschap en/of bevalling;

  • heringetreden arbeidsgehandicapten die ziek worden;

  • medewerkers die afwezig zijn wegens orgaandonatie;

  • stagiaires en oproepkrachten die ziek worden;

  • werknemers met adoptie-/pleegzorgverlof zoals bedoeld in artikel 6:8 ARGA;

  • medewerkers die ziek worden aan het einde van hun dienstverband (in verband met het eventuele recht op ziekengeld van het UWV na hun ontslag). Bovengenoemde medewerkers moeten gemeld worden bij het UWV.

  • medewerkers die bijvoorbeeld door een (verkeers)ongeval dat aan de schuld van een ander is te wijten ziek zijn geworden. De leidinggevende meldt deze ongevallen bij Juridische Zaken, die evt. de schade gaan verhalen.

De verzuimcoördinator (O&T) zorgt voor verdere melding (UWV en Juridische Zaken) als de zieke behoort tot een bijzondere groep zoals hiervoor genoemd.

Toelichting:

tijdige registratie van bijzondere groepen is essentieel in verband met de financiële mogelijkheden, zoals ziektewetuitkeringen en subsidiemogelijkheden. Zo krijgt de werkgever voor een medewerkster die met zwangerschapsverlof is een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo-uitkering) en kan schade als gevolg van een ongeval van een medewerker veroorzaakt door een ander worden verhaald. De leidinggevende registreert direct of de zieke medewerker behoort tot een van de bijzondere groepen.

B. VERZUIMBEGELEIDING (eerste 4 weken)

1. De (case) Manager:

  • Is verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding en heeft, in vervolg op het ziekmeldingsgesprek, regelmatig contact met de zieke medewerker over de voortgang en mogelijke hervatting/re-integratie. Maakt hierover, al dan niet op basis van een advies van de bedrijfsarts (zie hierna), afspraken. Bouwt een compleet verzuimdossier op door alle acties en contactmomenten te registreren in Youpp.

  • Neemt contact op met de bedrijfsarts indien voor de verzuimbegeleiding een advies van de bedrijfsarts nodig is. Licht het verzoek voor een advies (normaal of spoed) door de bedrijfsarts schriftelijk (email) of mondeling vooraf toe met daarbij de concrete vraagstelling van hem/haarzelf en/of de medewerker.

  • Maakt, indien noodzakelijk, afspraken met de bedrijfsarts over de betrokkenheid van de bedrijfsarts bij vervolgstappen en de frequentie ervan.

  • Bespreekt bij frequent verzuim (na 3 ziekmeldingen) het verzuimgedrag met de medewerker. Doel van het gesprek: hoe kan de medewerker een vierde keer verzuim voorkomen.

  • Bespreekt in het Sociaal Medisch Overleg de verzuimbegeleiding en bespreekt preventief de situatie van de afdeling (bv bij een reorganisatie)

  • Noteert na ieder contact met de medewerker de relevante (niet medische) gegevens in het personeelsinformatiesysteem, met behulp waarvan het traject mede bewaakt kan worden. De leidinggevende mag alleen registreren wat hij voor de loondoorbetaling nodig heeft en wat hij nodig heeft om zijn re-integratieverplichtingen te kunnen naleven.

Toelichting:

De casemanager beoordeelt, op basis van informatie verkregen informatie in het ziekmeldingsgesprek, welke taken of werkzaamheden de medewerker nog kan verrichten. . Desgewenst vraagt de leidinggevende medisch advies aan de bedrijfsarts of ondersteuning van de P&O adviseur.

2. De bedrijfsarts:

  • Heeft in de eerste vier weken geen contact met de medewerker, tenzij de leidinggevende of de medewerker hierom vraagt. Bij langer verzuim zijn er spreekuur contacten volgens de Wet Verbetering Poortwachter.

  • Adviseert medewerkers op verzoek over preventie van verzuim en re-integratie.

  • Adviseert en ondersteunt manager op zijn verzoek bij de verzuimbegeleiding.

  • Voert op verzoek van de manager een spoedspreekuur uit of legt een huisbezoek af.

  • Geeft na ieder (spreekuur)contact een terugkoppeling met een schriftelijk advies aan de manager en medewerker, die hierover vervolgens afspraken maken. De verzuimcoördinator en P&O adviseur krijgen een afschrift van de terugkoppeling. De verzuimcoördinator registreert het advies in Youpp en bewaart het in het verzuimdossier.

3. De verzuimcoördinator

De verzuimcoördinator noteert en bewaakt ter ondersteuning van de manager de correspondentie en het proces en afspraken rondom de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). Is tevens vraagbaak voor medewerkers.

Toelichting:

de manager is als casemanager verantwoordelijk voor het proces rondom de Wet Verbetering Poortwachter. De verzuimcoördinator heeft een ondersteunende rol hierin: hij bewaakt de verschillende processtappen en signaleert c.q. informeert de manager, P&O adviseur en medewerker tijdig over de te ondernemen acties.

4. P&O adviseur

Adviseert en ondersteunt de manager bij het verzuimproces.

Toelichting

De manager is als casemanager verantwoordelijk voor het proces rondom de Wet Verbetering Poortwachter.

De P&O adviseur kan hem hierin adviseren en ondersteunen.

C. HERSTELMELDING

  • De medewerker meldt zich zo spoedig mogelijk na ziekte hersteld bij de manager. Als datum van herstel geldt de datum waarop de medewerker feitelijk beter was (die kan dus liggen vóór de eerste werkdag, bijv. als de datum van herstel in het weekend valt of op een vrije dag). De manager checkt dit bij de herstelmelding.

  • De manager geeft dit door aan het verzuimmeldingscoördinatiepunt van de afdeling die dit in het personeelsinformatiesysteem registreert. De medewerker begint weer met werken zodra hij daartoe in staat is, tenzij de werkgever (na advies van de bedrijfsarts) anders bepaalt. Dan dient de medewerker de aanwijzingen van de werkgever op te volgen.

D. VERZUIMBEGELEIDING (na 4 weken ziekte)

1. Probleemanalyse (binnen 6 weken na 1e ziektedag)

  • Na 4 weken ziekte informeert de verzuimcoördinator de zieke medewerker schriftelijk over wat er gaat gebeuren bij langer durend verzuim (procedureel, financieel).

  • Na 4 weken ziekte vraagt de verzuimcoördinator aan de leidinggevende of het nodig is dat de bedrijfsarts een probleemanalyse opstelt. Een probleemanalyse is nodig indien het verzuim naar verwachting langer dan 13 weken zal gaan duren. Bij twijfel over de hersteltermijn wordt de bedrijfsarts om advies gevraagd. Als na 13 weken ziekte blijkt dat herstel toch langer duurt dan verwacht, wordt alsnog een probleemanalyse opgesteld.

  • De probleemanalyse bevat het oordeel van de bedrijfsarts over de functionele beperkingen van de medewerker als gevolg van de aard van de ziekte en een advies inzake re-integratiemogelijkheden.

  • De bedrijfsarts stuurt de probleemanalyse naar de manager, de werknemer en de verzuimcoördinator.

  • De verzuimcoördinator informeert de leidinggevende over het maken van een plan aanpak door toezending van het formulier Plan van Aanpak

2. Leidinggevende stelt plan van aanpak op (na 6e week, maar uiterlijk vóór 8e week)

Het plan van aanpak wordt opgesteld indien de ziekte naar verwachting langer dan 13 weken zal gaan duren. Als na 13 weken blijkt dat de ziekte voortduurt, wordt alsnog een plan van aanpak opgesteld. De verzuimcoördinator bewaakt deze termijnen en signaleert tijdig naar de manager wanneer hij in actie moet komen.

Procedure

  • Het plan van aanpak wordt vastgelegd in het registratiesysteem, de verzuimcoördinator maakt het document “Plan van aanpak” aan en stelt het document beschikbaar. Dit document is alleen toegankelijk voor de manager, de zieke medewerker, de verzuimcoördinator en de P&O-adviseur.

  • Manager en medewerker vullen het plan van aanpak in, tekenen voor akkoord en sturen het naar de verzuimcoördinator. De verzuimcoördinator bewaakt de tijdige invulling, draagt zorg voor verzending van een kopie naar de bedrijfsarts, de manager, de medewerker, de P&O-adviseur en zorgt voor opname in het verzuimdossier.

Inhoud

  • Samen met de zieke medewerker wordt op basis van de probleemanalyse bekeken of en op welke manier de medewerker kan re-integreren. Vaak bestaat re-integratie uit een combinatie van verschillende maatregelen, bijvoorbeeld:

    • tijdelijke aanpassing van de functie: aanpassing van de werkplek (bijv. een andere bureaustoel), van de werkzaamheden of aanpassing van de arbeidsduur;

    • tijdelijk re-integreren in een andere functie

    • activiteiten gericht op terugkeer naar de oude functie: medische behandelingen (bijv. fysiotherapie), trainingen, opleidingen of psychische begeleiding; werkplekonderzoek;

    • activiteiten gericht op herplaatsing naar een andere functie: onderzoek naar beroepswensen en - mogelijkheden, opleiding of training om te voldoen aan eisen van de nieuwe functie. Hier kan een extern re-integratiebureau bij worden ingeschakeld.

Toelichting:

uitgangspunt bij de re-integratie is dat de medewerker na herstel terugkeert in de eigen functie. Alleen als terugkeer in de eigen functie medisch gezien niet verantwoord of mogelijk is (advies van de bedrijfsarts), worden alternatieven onderzocht.

3. Uitvoeren plan van aanpak

  • De manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan van aanpak (is case manager). De medewerker is verplicht medewerking te verlenen. De leidinggevende kan worden ondersteund door de bedrijfsarts, de P&O-adviseur, de bedrijfsmaatschappelijk werker, de Amersfoortse Loopbaan Academie (ALA), een extern re-integratiebureau en/of de verzuimcoördinator.

  • De manager bekijkt uiterlijk iedere 6 weken samen met de zieke medewerker de voortgang van het plan van aanpak. Zo nodig worden de afspraken bijgesteld. Deze gesprekken worden schriftelijk vastgelegd in het registratiesysteem bij ‘lopend ziektegeval’. Zowel leidinggevende als medewerker kunnen hierbij advies vragen aan de bedrijfsarts. Op gezette tijden kunnen manager, bedrijfsarts en P&O-adviseur in het Sociaal Medisch Overleg (SMO) de voortgang bespreken.

  • De verzuimcoördinator bewaakt de gemaakte procedureafspraken en wijst de leidinggevende zo nodig op het uitblijven van noodzakelijke acties.

  • Alle acties ter uitvoering van het plan van aanpak worden vastgelegd in Youpp.

4. Korting op de bezoldiging na 6 maanden

  • Conform artikel 7:3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort (ARGA) wordt de bezoldiging van de zieke medewerker na 6 maanden gekort naar 90%. De medewerker is hierover al vroegtijdig (na 4 weken ziekte) geïnformeerd. Voor meer informatie over de korting wordt verwezen naar bijlage B [juridisch Conform artikel 7:3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort (ARGA) wordt het salaris en de toegekende salaristoelagen van de zieke medewerker na 6 maanden gekort naar 90%. De medewerker is hierover al vroegtijdig (na 4 weken ziekte) geïnformeerd. Voor meer informatie over de korting wordt verwezen naar bijlage B [juridisch kader]

5. Melding zieke medewerker bij UWV (in de 42e week)

  • De verzuimcoördinator doet deze melding. Tevens informeert hij de medewerker over de melding en de werkwijze bij UWV.

  • De verzuimcoördinator meldt ook een hersteld gemelde medewerker die binnen 4 weken opnieuw ziek wordt.

    NB zie voor herstelmelding ook C.

6. 1ste jaars evaluatiemoment (tussen 46e en 52e week)

  • Hierbij wordt door manager en medewerker samen bekeken hoe het re-integratietraject verloopt met als doel te beoordelen of het plan van aanpak goed verloopt en bij een evt. stagnerend re-integratietraject dit weer vlot te trekken. De verzuimcoördinator levert de stukken aan bij de manager. De manager bepaalt of het nodig is dat de bedrijfsarts een actuele probleemanalyse opstelt. Eventueel vraagt hij hierover advies aan de bedrijfsarts.

  • De evaluatie wordt door werkgever (manager) en medewerker opgesteld, ondertekend en aan de verzuimcoördinator gestuurd. Het evaluatieverslag maakt t.z.t. onderdeel uit van het re-integratieverslag (zie onder 7).

  • De verzuimcoördinator bewaakt de tijdige invulling en draagt zorg voor verzending van een kopie naar de bedrijfsarts, de manager, de medewerker, de P&O-adviseur en zorgt voor opname in het digitale personeelsdossier.

7. Aanvraag WIA-uitkering en re-integratieverslag (87- 91 weken)

  • Omstreeks de 20e verzuimmaand (week 87) stuurt het UWV de verzuimende medewerker een WIA-aanvraagformulier met toelichting. De verzuimcoördinator ontvangt het werkgeversformulier, dat hij doorstuurt naar de betreffende manager.

  • Indien gewenst kan aan het UWV verzocht worden de WIA-aanvraag uit te stellen (verlenging van de wachttijd), bijvoorbeeld omdat herstel binnen 104 weken ziekte verwacht wordt. Verzoek gebeurt op initiatief van de manager door de verzuimcoördinator. Verlenging is mogelijk met 13, 26, 39 of 52 weken. Voordat een verzoek tot verlenging wordt ingediend, wint de manager hierover advies in bij de bedrijfsarts.

  • In geval al voor de 20e maand duidelijk is dat er sprake is van een duurzame ziektesituatie, kan het UWV verzocht worden eerder een keuring te doen (zogenaamde verkorte wachttijd). Indien nodig wordt deze procedure in opdracht van de manager door de verzuimcoördinator opgestart.

  • Let op: Een re-integratieverslag is ook verplicht als de medewerker ziek uit dienst gaat!

  • De medewerker is er verantwoordelijk voor dat de complete WIA-aanvraag volledig ingevuld, tijdig (dat betekent uiterlijk in de 91e week), bij het UWV binnen is, inclusief het re-integratieverslag, dat bestaat uit de werkgeversbijdrage, het medische deel en de medewerkersbijdrage. De manager houdt in dit verband een vinger aan de pols. Indien gewenst kan de organisatie hierin ondersteunen. Als de medewerker niet of niet voldoende meewerkt, zijn er diverse sanctiemogelijkheden: de bezoldiging kan worden stopgezet en de medewerker riskeert disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 16 ARGA)

  • Het werkgeversdeel van het re-integratieverslag komt als volgt tot stand:

    • Op verzoek van de verzuimcoördinator geeft de bedrijfsarts een ‘actueel oordeel’ van de Probleemanalyse.

    • De verzuimcoördinator zorgt er voor dat het document Plan van aanpak en andere relevante gegevens worden geprint en samen met het actuele oordeel van de bedrijfsarts en de loongegevens die UWV heeft opgevraagd ter beschikking worden gesteld aan manager, voor een laatste evaluatie, die het daarna bespreekt en vervolgens uitreikt aan de medewerker. De verzuimcoördinator zorgt ervoor dat het werkgeversdeel in het digitale personeelsdossier wordt opgenomen.

  • Het medische deel van het re-integratieverslag wordt door de bedrijfsarts rechtstreeks aan de medewerker verstrekt.

  • De medewerker vult zelf het werknemersdeel in.

UWV neemt de WIA aanvraag in behandeling. Als het UWV de aanvraag heeft geaccepteerd, vindt de WIA-keuring plaats. Er wordt beoordeeld in hoeverre de medewerker in staat is om nog arbeid te verrichten en er wordt beoordeeld of de werkgever en medewerker zich voldoende hebben ingespannen voor re-integratie. De uiteindelijke hoogte van de WIA-uitkering is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en het dagloon van de medewerker. Als de werkgever onvoldoende aan re-integratie heeft gedaan of zich niet heeft gehouden aan de termijnen, kan het UWV besluiten om het in behandeling nemen van de WIA-aanvraag uit te stellen. Werkgever en medewerker kunnen dan alsnog activiteiten ontplooien om de re-integratie te bevorderen. De werkgever is verplicht het loon gedurende deze periode door te betalen. UWV legt deze sanctie op om de werkgever ertoe te bewegen alsnog de benodigde re-integratie-inspanningen te verrichten. Deze sanctie duurt maximaal 52 weken. Als de medewerker niets of te weinig heeft gedaan aan re-integratie, kan de behandeling van de WIA aanvraag worden uitgesteld of (gedeeltelijk) worden stopgezet. UWV kan zelfs besluiten dat de medewerker – hoewel hij arbeidsongeschikt is - niet in aanmerking komt voor WIA. Met de UWV beoordeling over de WIA aanvraag (de WIA beschikking) eindigt het poortwachterproces. Afhankelijk van de uitkomst UWV beoordeling (zie bijlage A) volgt ofwel ontslag ofwel een derde ziektejaar (N.B. Het derde ziektejaar geldt voor ziektegevallen na 1 juli 2007).

EINDE WET POORTWACHTER / AANVANG WIA EVT. AANVANG 3E ZIEKTEJAAR, ZIE BIJLAGE A

8. (voorgenomen) besluit tot ontslag

Zie voor verdere toelichting bijlage A.

9. Re-integratie na 104 weken: medewerkers <80% arbeidsongeschikt: 3e ziektejaar

Wanneer een medewerker minder dan 80% arbeidsongeschikt wordt bevonden door het UWV zal er geen ontslag plaatsvinden na twee jaar ziekte. Er is dan sprake van een derde ziektejaar. Gedurende het derde ziektejaar werken werkgever(manager) en medewerker samen door aan de re-integratie. Definitieve herplaatsing is gebonden aan voorwaarden, zie verder bijlage A. Mocht de re-integratie na het derde ziektejaar niet tot een definitieve oplossing hebben geleid, dan kan alsnog ontslag plaatsvinden. Casemanager gedurende het derde ziektejaar blijft de manager van de medewerker, die verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding.

10. Re-integratie na ontslag

Ontslag is mogelijk ofwel na 24 maanden (bij volledige arbeidsongeschiktheid) ofwel na 36 maanden (zie voor de voorwaarden bijlage A). De gemeente Amersfoort heeft ervoor gekozen eigen risicodrager te zijn voor de WIA; dit betekent dat de gemeente ook na ontslag verantwoordelijk blijft voor de re-integratie van medewerkers met een WGA-uitkering. De re-integratiecoördinator zal de oud medewerker hierin begeleiden en kan hiervoor desgewenst ondersteuning vragen van een extern bureau.

DIVERSEN

Deskundigenoordeel (kan gedurende het hele traject van ziekte)

Werkgever of medewerker kunnen het UWV gedurende het gehele ziektetraject om een deskundigenoordeel vragen bij een meningsverschil over:

  • de mate van arbeidsongeschiktheid

  • de vraag of er sprake is van passende arbeid in de organisatie

  • de vraag of de werkgever en de medewerker voldoende re-integratie-inspanning hebben gepleegd.

Manager en/of medewerker kan zich bij de verzuimcoördinator of P&O adviseur nader laten informeren. De verzuimcoördinator voorziet medewerker en/of leidinggevende van de juiste aanvraagformulieren.

Frequent verzuim

  • Van frequent verzuim is sprake bij meer dan drie ziekmeldingen in een periode van 12 maanden.

  • Bij frequent verzuim wordt een gesprek belegd tussen de manager en de medewerker. De manager is verantwoordelijk voor het tot stand komen van dit gesprek. Indien gewenst kan de leidinggevende zich laten ondersteunen door de P&O adviseur

  • Gesproken worden in ieder geval over:

    • Hoe kan een medewerker een volgend verzuim voorkomen?

    • Afspraken maken over wat de medewerker gaat ondernemen om een volgend verzuim te voorkomen en onderzoeken of de facilitering van de werkgever nodig is.

  • De manager maakt een verslag van het gesprek en zorgt ervoor dat dit wordt opgenomen in het digitale pd.

Vakantie tijdens ziekte en ziekte tijdens vakantie

  • De zieke medewerker die op vakantie wil, heeft hiervoor toestemming nodig van de manager (na advies van de bedrijfsarts).

  • De verlofopbouw van de zieke medewerker stopt na 6 maanden. Pas als de medewerker meer dan 45% hersteld is wordt de verlofopbouw hervat. Meer informatie hierover is te vinden op de De opbouw en opname van verlof tijdens ziekte is geregeld in de ARGA, zie artikel 6:2:3. Voor meer informatie wordt naar de ARGA verwezen. Hoofdregel is dat bij arbeidsongeschiktheid gewoon verlof wordt afgeschreven, als ware er geen sprake van arbeidsongeschiktheid (voorbeeld: medewerker die 50% arbeidsongeschikt is en normaal 8 uur werkt op een dag, neemt voor een verlofdag de volle 8 uur verlof op (en niet 4 uur)).

  • De verlofopbouw wijzigt tijdens ziekte van de medewerker niet. De medewerker bouwt dus verlof op als ware hij niet ziek. Als de medewerker tijdens zijn vakantie ziek wordt geldt de normale ziekmeldingsprocedure. De medewerker zorgt ervoor dat hij kan aantonen dat hij daadwerkelijk ziek was (bijvoorbeeld met doktersverklaring).

Toegang tot ziekteverzuimgegevens

De ziekteverzuimgegevens worden bewaard in het verzuimdossier en geregistreerd in Youpp. De volgende personen hebben toegang tot de gegevens:

  • Verzuimcoördinator

  • Casemanager

  • P&O adviseur

  • Bedrijfsarts

  • De medewerker heeft op diens verzoek recht op inzage

Alle personen die toegang hebben zijn uit hoofde van hun functie tot geheimhouding verplicht.

Toelichting: In Youpp kan de medewerker informatie vinden over zijn ziekmeldingen. Daarin staan echter niet alle verzuimnotities. Er is daarom gekozen voor een recht op inzage: op verzoek van de medewerker kan hij de verzuimnotities van het verzuimdossier inzien bij zijn manager of bij de P&O adviseur.

BIJLAGEN

  • A. Gevolgen na 104 weken arbeidsongeschiktheid

  • B. Juridisch kader

  • C. Schema Wet verbetering poortwachter

BIJLAGE A DE GEVOLGEN NA 104 WEKEN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Bij de beoordeling van de aanvraag voor een WIA-uitkering gaat het UWV onder andere na of de medewerker en de werkgever zich voldoende hebben ingespannen voor re-integratie (= poortwachtertoets). Deze beoordeling vindt na twee jaar arbeidsongeschiktheid (=104 weken) plaats. Daarbij wordt ook bekeken of de werkgever beschikt over passende arbeid voor zijn medewerker en of hij dit heeft aangeboden. Uit de poortwachtertoets blijkt in hoeverre:

  • 1.

    de medewerker volledig arbeidsongeschikt is voor de overeengekomen werkzaamheden

  • 2.

    de werkgever en medewerker voldoende re-integratie-inspanningen hebben verricht, en met welk resultaat

  • 3.

    re-integratie van de medewerker in aangepaste op passende arbeid binnen de gemeente binnen afzienbare tijd mogelijk is. Een indicatie voor deze termijn is binnen 6 maanden na 24 maanden ziekte.

Ontslag?

Voor medewerkers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn bevonden door het UWV geldt een zogenaamd 3e ziektejaar. Dit betekent onder meer dat medewerkers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn pas na een periode van 36 maanden ontslagen en/of definitief herplaatst kunnen worden. Volledig arbeidsongeschikte medewerkers kunnen nog wel na 24 maanden ontslagen worden.

De werkgever kan vanaf week 87 zijn voornemen tot ontslag wegens arbeidsongeschiktheid (artikel 8:5 ARGA) schriftelijk aan de ambtenaar kenbaar maken. Meestal gaat hier een gesprek aan vooraf. Alleen in die gevallen waarin verwacht wordt dat de medewerker volledig arbeidsongeschikt beoordeeld wordt, zal het voornemen voor de WIA keuring worden kenbaar gemaakt aan de medewerker. In gevallen waarin nog onduidelijk is wat de uitslag van de WIA keuring zal zijn, zal eerst de keuring worden afgewacht. Het gesprek over het voornemen tot ontslag wordt gevoerd door de manager en de P&O adviseur. In dat gesprek worden de te nemen stappen en de gevolgen besproken. Bij het ontslag wordt de beoordeling van het UWV over de WIA betrokken.

De aanzegging van het college dat een ontslagprocedure op grond van arbeidsongeschiktheid zal worden opgestart, is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en daarom geen besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. De werkgever moet het ontslagbesluit binnen één jaar na de datum van de WIA-beschikking (=besluit van UWV omtrent de WIA keuring) nemen. In dit besluit moet naar de WIA-beschikking worden verwezen. Het ontslagbesluit is uiteraard wel een besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Na de WIA keuring (na 104 weken ziekte) moet een passende oplossing zijn/worden gevonden. Voor medewerkers die volledig arbeidsongeschikt beoordeeld zijn (80-100% WGA of IVA) betekent dit dat ontslag mogelijk is. In geval van een toegekende IVA uitkering (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt) zal een ontslag duidelijk zijn. In geval van een 80-100% WGA is er weliswaar sprake van volledige arbeidsongeschiktheid, maar niet van duurzaamheid. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of wordt overgegaan tot ontslag of dat gezocht wordt naar c.q. gewacht wordt op verdere re-integratiemogelijkheden. Deze afweging wordt gemaakt door de directie, op advies van P&O en de verantwoordelijke casemanager.

3e ziektejaar

Medewerkers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt beoordeeld worden door het UWV zijn in twee categorieën te verdelen:

  •  <35% arbeidsongeschikt

  •  35-80% arbeidsongeschikt

Voor beide categorieën geldt het 3e ziektejaar. Tijdens dit derde ziektejaar gelden dezelfde rechten en plichten als tijdens de eerste 24 maanden van ziekte. Gedurende de gehele ziekteperiode wordt voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker gezocht naar een passende functie binnen of buiten de gemeente. Zieke medewerkers mogen gedurende de eerste twee jaar van ziekte niet definitief herplaatst of ontslagen worden. Hiervan kan dus pas na 24 maanden sprake zijn. Om vanaf die datum iemand definitief te herplaatsen of te ontslaan gelden bijzondere voorwaarden. De mate van arbeidongeschiktheid bepaalt welke voorwaarden gelden. Deze voorwaarden voor herplaatsing en ontslag van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker zijn bedoeld om de inkomenspositie na herplaatsing of ontslag te verbeteren.

Voorwaarden bij ongeschiktheid <35%

Tijdens het derde ziektejaar moet de werkgever voor de medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zoeken naar een passende functie waarmee hij zijn volledige restverdiencapaciteit* kan benutten. Dit kan een nieuwe functie binnen of buiten de gemeente zijn. Er is sprake van definitieve herplaatsing als de nieuwe functie binnen de gemeente gevonden wordt. Bij een nieuwe functie buiten de gemeente is sprake van volledig ontslag. Dit ontslag mag plaatsvinden in het derde ziektejaar. (zie ook artikel 7:16 lid 3 en artikel 8:5 ARGA)

Voorwaarden bij ongeschiktheid vanaf 35% tot 80%

Tijdens het derde ziektejaar moet de werkgever voor de medewerker die tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt is, zoeken naar een passende functie waarmee hij tenminste 50% van zijn restverdiencapaciteit* kan benutten. Dit kan een nieuwe functie binnen of buiten de gemeente zijn. Er is sprake van definitieve herplaatsing als de nieuwe functie binnen de gemeente gevonden wordt. Bij een nieuwe functie buiten de gemeente is sprake van volledig ontslag. Dit ontslag mag plaatsvinden in het derde ziektejaar. (zie ook artikel 7:16 lid 4 en artikel 8:5 ARGA)

*Restverdiencapaciteit

De restverdiencapaciteit (rvc) is het inkomen dat iemand met zijn vaardigheden en bekwaamheden, gelet op zijn beperkingen, nog kan verdienen. De restverdiencapaciteit wordt bepaald door het UWV en is opgenomen in de WIA-beschikking.

Inkomenspositie bij gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid <35%

De medewerker die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en wiens functie voldoet aan de voorwaarde voor definitieve herplaatsing of ontslag in het 3e ziektejaar, heeft (behalve het salaris en eventuele toegekende salaristoelagen gekoppeld aan deze nieuwe functie) recht op een bijzondere uitkering indien en voor zolang hij arbeid heeft voor tenminste de rvc, zoals deze door het UWV is vastgesteld. De hoogte van deze uitkering is 75% van het verschil tussen het oude en het nieuwe inkomen. Een eventuele uitkering op grond van de WW wordt hierop in mindering gebracht. De maximale duur van deze bijzondere uitkering is vijf jaar na aanvaarding van de nieuwe functie. (zie artikel 10d:36 e.v. ARGA)

Inkomenspositie bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid 35-80%

De medewerker die tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt is, definitief herplaatst of ontslagen is, en een functie aanvaardt waarmee ten minste 50% van de restverdiencapaciteit is ingevuld, ontvangt allereerst de loongerelateerde WGA uitkering op grond van de Wet WIA. Zolang de medewerker in dienst is van de gemeente ontvangt de medewerker het salaris en eventuele toegekende salaristoelagen gekoppeld aan de functie waarop hij is geplaatst. De WGA uitkering wordt in mindering gebracht op het salaris en de toegekende salaristoelagen. Na de loongerelateerde WGA uitkering komt de medewerker mogelijk in aanmerking voor een loonaanvullingsuitkering op grond van de WGA. De hoogte van deze loonaanvulling is 70% van het verschil tussen het oude loon en 100% van de restverdiencapaciteit. Daarnaast bestaat, indien en voor zolang de medewerker ABP-deelnemer is, recht op een uitkering op grond van het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij invulling van minder dan 50% van de restverdiencapaciteit volgt na de loongerelateerde uitkering een vervolguitkering, die in een veel lager inkomen voorziet.

BIJLAGE B JURIDISCH KADER

Onderstaand op hoofdlijnen wet- en regelgeving op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Wet verbetering Poortwachter (WvP)

Met ingang van 1 april 2002 is de Wet verbetering Poortwachter in werking getreden. De processtappen uit de Wet verbetering Poortwachter zijn verwerkt in het ziekteverzuimprotocol.

Arbeidsomstandighedenwet

De overheid geeft organisaties meer vrijheid voor maatwerk om vorm te geven aan de bescherming van medewerkers op het gebied van veilig en gezond werken. Zie de Arbeidsomstandighedenwet. De overheid stelt doelvoorschriften op (Beschrijving in Arbo-wet, het Arbobesluit en de Arboregeling). De afspraken over de manier waarop de doelen bereikt kunnen worden komen in een arbocatalogus. De werkgever dient de arbeid ‘redelijkerwijs’ zodanig te organiseren, dat het geen nadelige invloed heeft op de veiligheid en de gezondheid van de medewerkers. De werkgever dient zorg te dragen voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid.

Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (Wulbz)en wijzigingen in de loondoorbetaling

Met ingang van 1 januari 2004 is de loondoorbetalingsperiode bij zieke medewerkers verlengd van één naar twee jaar. De werkgever is verplicht het loon twee jaar lang door te betalen voor uren die de medewerker door ziekte niet werkt. Het doel van deze wet is om de werkgever extra te prikkelen zich in te spannen om het verzuim terug te dringen en de arbeidsongeschikte medewerker zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. De instroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekering moet worden beperkt. De eerste twee ziektejaren is geen sprake van instroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekering: de werkgever betaalt het loon gedeeltelijk door. De percentages loondoorbetaling bij ziekte zijn met ingang van 1 januari 2006 gewijzigd, als gevolg van CAO-afspraken. Het doel van de WIA is terugkeer naar het werk. Om deze reden worden inspanningen ten behoeve van werk beloond. Hoe meer iemand actief bezig is met terugkeer naar eigen of ander werk, hoe meer loon dat oplevert. Met de inwerkingtreding van de wijzigingen in de loondoorbetaling worden de verantwoordelijkheden van werkgever en medewerker voor de terugdringen van ziekteverzuim versterkt. Uitgangspunten zijn: Terugkeer naar werk en inspanningen ten behoeve van werk worden beloond.

ARGA

De loondoorbetaling is geregeld in artikel 7:3 van de ARGA en is als volgt.

  • Gedurende de eerste 6 maanden van de ziekte wordt 100% van het salaris doorbetaald.

  • Gedurende de 7de tot en met de 12de maand ontvangt een medewerker 90%.

  • Gedurende de 13de tot en met de 24ste maand wordt 75% van het salaris uitbetaald.

Ziekteperioden die elkaar opvolgen met een tussenpoos van minder dan vier weken mogen samengeteld worden. Na deze 24 maanden wordt bij voortdurende arbeidsongeschiktheid (indien er geen ontslag wordt aangevraagd), 70% doorbetaald van het salaris. De medewerker heeft in alle bovenstaande gevallen ten minste recht op het wettelijke minimumloon, of als het een deeltijder is, een evenredig deel van het minimumloon. Over de uren die de medewerker hersteld is, wordt 100% doorbetaald als hij die uren:

  • Zijn arbeid verricht

  • Passende arbeid verricht

    Passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd (artikel 7:1 ARGA)

  • Werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht

    Werkzaamheden in het kader van de re-integratie: loonvormende arbeid (arbeid met loonwaarde), die specifiek is gericht op terugkeer in de eigen functie dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak (artikel 7:1 ARGA)

  • Scholing volgt in het kader van zijn re-integratie.

    Scholing in het kader van de re-integratie: scholing die is gericht op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak (artikel 7:1 ARGA)

Over de uren die de medewerker wel werk verricht, bijvoorbeeld in het kader van re-integratie, heeft hij recht op een volledige doorbetaling van het salaris. Na het eerste ziektejaar geldt hierbij voor de zieke medewerker een extra financiële stimulans als hij voor ten minste 50% van zijn arbeidsduur werkzaamheden verricht of scholing volgt in het kader van de re-integratie. In dat geval heeft de medewerker recht op een bonus van 5%, berekend over het salaris waar hij recht op heeft. Hierbij geldt als maximum het eigen salaris en toegekende salaristoelagen.

Voorbeeld

Kees verdient per maand € 1000. Hij wordt ziek. Dertien maanden na de eerste ziektedag heeft hij voor 60% zijn eigen betrekking hervat. Kees heeft recht op 100% loondoorbetaling over de gewerkte uren (100% x 60% x € 1000 = € 600) en recht op 75% loondoorbetaling over de niet-gewerkte uren (75% x 40% x € 1000 = € 300). Aangezien Kees voor ten minste 50% van zijn arbeidsduur werkt, heeft hij recht op een bonus van 5% boven op zijn loondoorbetaling. Het totale inkomen bedraagt dan € 900 + 5% = € 945.

Toepassing hardheidsclausule, artikel 7:3 lid 14

Artikel 7:3 van de ARGA kent in lid 14 een zogenaamde hardheidsclausule: Het college zal rekening houden met individuele gevallen van terminale ziekte. In die gevallen zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n) wordt doorbetaald. De directeur is bevoegd hierover een beslissing te nemen, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Deze bevoegdheid is niet ondergemandateerd.

Bijzondere aandacht verdient het begrip arbeidstherapie.

Arbeidstherapie is een begrip dat niet voorkomt in de ARGA of in andere wettelijke bepalingen. Het is wel een begrip dat in de volksmond (ook door bedrijfsarts en UWV) gehanteerd wordt. Het is daarom van belang uit te leggen wat wij in Amersfoort onder arbeidstherapie verstaan en welke consequenties dat heeft.

Definitie arbeidstherapie

Arbeidstherapie is het verrichten van niet-loonvormende werkzaamheden die zijn gericht op re-integratie van de medewerker in zijn eigen functie dan wel andere passende arbeid, zonder dat daarbij een volledige arbeidsprestatie wordt verlangd.

Of sprake is van loonvormende arbeid is ter beoordeling van de leidinggevende, die zich hierover desgewenst laat adviseren door de bedrijfsarts of de P&O adviseur. Belangrijk kenmerk van arbeidstherapie is dat de werkgever geen arbeidsinspanning verlangt, waarop de medewerker kan worden afgerekend. De medewerker heeft de vrijheid gedurende de arbeidstherapeutische werkzaamheden te stoppen als het niet meer gaat. Arbeidstherapie kan zeer uiteenlopend zijn: van koffie drinken met collega’s tot het schrijven van stukken. Arbeidstherapie is bedoeld om de medewerker geleidelijk te laten re-integreren in het arbeidsproces. Per definitie is de periode van arbeidstherapie beperkt in duur en zit er een opbouw in van hersteld uren en een afbouw van uren arbeidstherapie. Manager en medewerker maken hier afspraken over. Deze afspraken bevatten een einddatum en worden tijdig geëvalueerd en herzien met als doel de loonwaarde te optimaliseren.

Verplichtingen medewerker en sanctiemogelijkheden

De medewerker die ziek is, moet (gedurende de hele periode van ziekte) alle medewerking verlenen om snelle re-integratie mogelijk te maken. Hij heeft de volgende verplichtingen:

  • Relevante informatie: Hij is verplicht de werkgever alle informatie te geven die voor de uitvoering van de re-integratie en loondoorbetaling noodzakelijk is.

  • Medisch onderzoek: Als de werkgever dit nodig acht moet de medewerker zijn medewerking verlenen aan een medisch onderzoek.

  • Verlenen van medewerking aan re-integratie:

    • Medewerker is verplicht de maatregelen (zoals het verrichten van werkzaamheden of het volgen van scholing in het kader van re-integratie) op te volgen, die de werkgever getroffen heeft;

    • Medewerker is verplicht medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak;

    • Medewerker is verplicht zich te gedragen naar de regels, zoals deze in het verzuimprotocol en de ARGA zijn vastgelegd.

  • Aanvaarden passende arbeid: als de werkgever de medewerker passende arbeid aanbiedt, moet de medewerker deze aanvaarden. Hierbij geldt dat naarmate de ziekte langer duurt, een bredere oriëntatie ten aanzien van de te verrichten arbeid mag worden verwacht.

  • Terugkeer in eigen betrekking: voordat de medewerker terugkeert in zijn eigen betrekking kan toestemming nodig zijn van de werkgever. Op dat moment wordt ook de mate van hervatting vastgesteld. De werkgever zal hierbij een advies van de bedrijfsarts of het UWV betrekken.

Als de medewerker zich niet houdt aan de eisen die hem bij ziekte gesteld worden, kan de doorbetaling van zijn salaris en toegekende salaristoelage(n) gestaakt worden. Ook kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd. Wanneer de medewerker stelselmatig weigert medewerking te verlenen aan zijn re-integratie, kan zelfs ontslag worden verleend (zie artikel 8:5a ARGA)

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

In de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) staat WERKEN NAAR VERMOGEN voorop, waarbij de werkgever moet zorgen voor een gezonde werkomgeving en het uitgangspunt is dat het gaat om wat iemand nog wél kan. De WIA vormt het sluitstuk van het stelsel rond ziekte op het werk, arbeidsongeschiktheid en re-integratie. De werkgever en medewerker moeten zich nog meer samen inspannen om terugkeer naar het werk mogelijk te maken. Werk gaat bóven uitkering en werken is lonend. De WIA is van toepassing voor medewerkers die op of na 1 januari 2004 ziek geworden zijn. Door middel van financiële prikkels worden werkgevers en medewerkers gestimuleerd om er alles aan te doen om medewerkers die (gedeeltelijk) nog kunnen werken, aan het werk te helpen en houden. Als de inspanningen niet tot voldoende resultaat leiden, kan iemand in aanmerking komen voor een uitkering. Er is inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen.

Uitgangspunten WIA

  • Werkgever en medewerker blijven samen verantwoordelijk voor een gezonde werkomgeving.

  • Werkgever en medewerker spannen zich samen in om bij langdurige ziekte terugkeer naar werk mogelijk te maken.

  • De nadruk ligt op wat iemand nog wel kan.

  • Werken en dus ook weer en meer werken en inspanningen voor terugkeer naar werk zijn lonend.

  • Hoe arbeidsongeschikt iemand is, hangt af van wat hij door ziekte/gebrek aan inkomen verliest.

  • Wie niet meer kan werken en geen kans heeft op herstel krijgt een solide uitkering.

Hoe werkt de WIA

Wanneer een medewerker na twee jaar arbeidsongeschiktheid een WIA - uitkering aanvraagt, wordt hij door het UWV gekeurd (= de poortwachtertoets). Het UWV bepaalt bij de keuring wat de medewerker, inclusief beperkingen door ziekte of handicap, nog kan en welk loon hij nog kan verdienen. Dit is de resterende verdiencapaciteit (RVC) genoemd. Wanneer de medewerker minder kan verdienen dan het laatst verdiende loon, is er sprake van loonverlies. Dit loonverlies bepaalt de mate van de arbeidsongeschiktheid. De WIA kent twee soorten uitkeringen:

  • uitkering gebaseerd op de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA); Amersfoort is eigen risicodrager voor de WGA: de uitkeringen komen ten laste van de gemeente Amersfoort

  • uitkering gebaseerd op de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA); Amersfoort is geen eigen risicodrager voor de IVA: deze uitkeringen komen niet ten laste van de gemeente Amersfoort

De WIA maakt vervolgens verschil tussen vier groepen:

  • 1.

    werknemers met een loonverlies van minder dan 35%;

  • 2.

    werknemers met een loonverlies van tenminste 35% maar minder dan 80%;

  • 3.

    werknemers met een loonverlies van tenminste 80% met meer dan geringe kans op herstel;

  • 4.

    werknemers met een loonverlies van tenminste 80% zonder of met slechts een geringe kans op herstel.

Medewerkers die in categorie 1 (<35% a.o., geen WIA) vallen komen niet in aanmerking voor een WIA uitkering. De werkgever beoordeelt aan de hand van de WIA beschikking wat de medewerker nog wel kan en of dat in zijn eigen functie kan. Definitieve herplaatsing is mogelijk door aanpassing van de aanstelling, zie artikel 7:16 ARGA. Afhankelijk van de eerste ziektedag is sprake van een derde ziektejaar en is daarmee de mogelijkheid van definitieve herplaatsing aan voorwaarden gebonden.

Medewerkers in categorie 2 (35-80% a.o, WGA uitkering) komen mogelijk in aanmerking voor een WGA uitkering.

Medewerkers in categorie 3 (80-100% a.o, volledig maar niet duurzaam, WGA uitkering) komen in mogelijk in aanmerking voor een WGA uitkering. Ontslag is mogelijk. De werkgever blijft ook na ontslag verantwoordelijk voor de re-integratie van deze zieke medewerkers.

Medewerkers in categorie 4 (80-100% a.o., volledig en duurzaam a.o., IVA uitkering) komen in aanmerking voor een IVA uitkering.

Hoe de situatie van een arbeidsongeschikte medewerker eruit ziet of zal gaan zien na 2 jaar ziekte is afhankelijk van tal van factoren (uitslag WIA keuring, herplaatsingsmogelijkheden, wel/geen ontslag, definitieve herplaatsing, hoe zit het financieel, ben ik extra verzekerd, gelden speciale subsidies etc). De medewerker wordt hierover ingelicht in een persoonlijk gesprek.

Meer informatie is te vinden via www.uwv.nl. Er zijn ook brochures over de respectievelijke uitkeringen: ‘Ik krijg een WGA-uitkering. Wat betekent dat voor mij?’en ‘Ik krijg een IVA-uitkering. Wat betekent dat voor mij?

BIJLAGE C SCHEMA WET VERBETERING POORTWACHTER

Schema Wet Verbetering Poortwachter

Artikel 7:9:2:1 Protocol ziekteverzuim ex-werknemers die een ZW-uitkering (kunnen gaan) ontvangen van de gemeente Amersfoort 2016 (ex artikel 7:9, lid 4 ARGA). Toepassingsbereik

Dit verzuimprotocol is van toepassing op de (ex) stagiair bij- en de ex medewerker van de gemeente Amersfoort, die:

  • a

    gedurende de stage periode ziek wordt;

  • b

    ziek uit dienst/stageperiode is gegaan;

  • c

    binnen 4 weken na het beëindigen van de arbeidsrelatie/stageperiode ziek wordt.

Artikel 7:9:2:2 Wat te doen bij ziekte

Bij ziekte moet u zich zo snel mogelijk, in ieder geval voor 09.00 uur, ziek melden bij uw (voormalig) direct leidinggevende. Als u zelf niet in staat bent u ziek te melden, kunt u dat door iemand anders laten doen. Laat weten hoe wij u kunnen bereiken bijvoorbeeld door het verstrekken van uw mailadres en/of 06-nummer.

Artikel 7:9:2:3 Bel bij ziekte buiten Nederland

Wordt u buiten Nederland ziek? Geef dit dan binnen 48 uur aan uw (voormalig) direct leidinggevende door. U hoort dan wat u moet doen. Wij kunnen u doorverwijzen naar een arts. Als wij daarom vragen, moet u de medische verklaringen van deze arts aan de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts geven. Ook kunnen wij u doorverwijzen naar het bevoegde sociale verzekeringsorgaan van het land waar u verblijft. U bent verplicht de aanwijzingen van deze instelling op te volgen. Krijgt u een oproep van deze instelling of een arts en kunt u niet langskomen? Geef dit dan aan ons door.

Artikel 7:9:2:4 Uw plichten met een Ziektewet-uitkering

U heeft zich ziek gemeld. Als u ziek bent, krijgt u misschien een Ziektewet-uitkering. Wij, de gemeente Amersfoort, zijn als (ex-)werkgever eigenrisicodrager. Dat betekent dat u geen Ziektewet-uitkering van UWV krijgt, maar van ons. Ook zijn wij samen met u verantwoordelijk voor uw re-integratie. Dat betekent dat u vanaf het moment dat u zich ziek meldt een aantal plichten (zoals beschreven in de Controlevoorschriften Ziektewet) heeft. Hieronder leest u meer hierover. UWV blijft echter eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de Ziektewet.

Artikel 7:9:2:5 Zorg ervoor dat u thuis bent

Uiteraard willen wij als uw (ex-)werkgever weten hoe het met u gaat. En wanneer u weer in staat bent om te werken. Daarom nemen wij binnen 2 werkdagen nadat u zich ziek heeft gemeld contact met u op.

  • -

    Na uw ziekmelding moet u elke dag tot 18.00 uur thuisblijven totdat u contact heeft gehad met de contactpersoon/bedrijfs- c.q. verzekeringsarts. Bijvoorbeeld totdat de bedrijfs- c.q.verzekeringsarts u belt, u thuis bezoekt of totdat u een uitnodiging krijgt om naar het spreekuur te komen.

  • -

    Tot dit eerste contact met de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts mag u wel uw arts of uw fysiotherapeut bezoeken. Of naar een sollicitatiegesprek gaan. Graag verzoeken wij u de contactpersoon/bedrijfs- c.q. verzekeringsarts hierover te informeren.

  • -

    Soms vragen wij u de eerste 2 weken thuis te zijn, omdat de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts bij u langskomt. Blijf dan ’s morgens tot 10.00 uur en ’s middags van 12.00 tot 14.30 uur thuis. Bent u dan niet thuis omdat u een afspraak heeft met bijvoorbeeld uw arts of fysiotherapeut, of omdat u naar een sollicitatiegesprek moet? Geef dat dan altijd vooraf aan de door ons aangegeven contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts door.

  • -

    Kunt u thuis niet zelf de voordeur opendoen? Zorg er dan voor dat er iemand bij u is die dat wel kan. Doet uw deurbel het niet? Laat de door ons aangegeven contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts dan duidelijk weten hoe u wel bereikbaar bent. Bijvoorbeeld met een briefje op de deur.

Artikel 7:9:2:6 Werk aan uw herstel

Tijdens uw ziekte moet u er alles aan doen om zo snel mogelijk weer beter te worden. Ga, als dat nodig is, langs bij uw (huis)arts en volg zijn adviezen op. Zorg ervoor dat u dingen doet die goed zijn voor uw genezing.

Artikel 7:9:2:7 Vakantie

Wanneer u op vakantie gaat, dient u de vakantie en het verblijfsadres aan de contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts door te geven uiterlijk 48 uur voordat u vertrekt. De vakantie mag uw herstel niet belemmeren.

Artikel 7:9:2:8 Werk mee aan uw re-integratie

U moet actief meewerken aan uw re-integratie. Doe er dus alles aan om zo snel mogelijk weer aan het werk te kunnen. U stelt samen met de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts een Plan van aanpak op als u langer dan 6 weken ziek bent. Hierin staan afspraken over uw re-integratieactiviteiten.

Artikel 7:9:2:9 Accepteer passend werk

Soms kunt u door uw ziekte uw eigen werk niet meer doen, maar wel ander werk. Wat voor werk dat is, hangt af van uw gezondheid en van hoelang u ziek bent. De bedrijfs- c.q. verzekeringsarts bepaalt in overleg met u wat passend werk is. U moet dit werk altijd accepteren, ook als dat onder uw niveau ligt. Is er geen passend werk beschikbaar, maar bent u daartoe wel in staat? Dan bent u verplicht om u in te schrijven als werkzoekende. U moet dan proberen passend werk te krijgen. U hoeft niet op zoek te gaan naar passend werk als u met vakantie bent, tot maximaal 4 weken per jaar.

Artikel 7:9:2:10 Kom naar afspraken bij de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts

Krijgt u een oproep voor het spreekuur? Of nodigt de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts u uit voor een gesprek of onderzoek? Dan bent u verplicht om te komen. Wilt u de afspraak verzetten? Neem dan uiterlijk 24 uur voor de afspraak contact op met de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts voor een nieuwe afspraak. U kunt de afspraak alleen verzetten met een geldige reden. Wij beoordelen of de reden die u opgeeft geldig is. Heeft u geen geldige reden of komt u zomaar niet naar een afspraak? Dan kan dit gevolgen hebben voor uw Ziektewetuitkering.

Artikel 7:9:2:11 Zorg voor een geldig identiteitsbewijs

Komt u naar het spreekuur of komt de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts bij u langs? Dan moet u een geldig identiteitsbewijs laten zien. Bij een eerste contact kan dat een paspoort, identiteitskaart of verblijfsdocument zijn. Bij een vervolgcontact is ook een rijbewijs voldoende. Ook een begeleider moet een geldig identiteitsbewijs bij zich hebben. Medewerkers van de arbodienst legitimeren zich altijd als ze bij u langskomen. Gebeurt dit niet, dan kunt u vragen naar hun legitimatie.

Artikel 7:9:2:12 Geef wijzigingen door

Als er iets verandert in uw situatie, kan dat gevolgen hebben voor de hoogte of duur van uw uitkering. U bent daarom verplicht deze informatie direct aan uw contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts door te geven. De meest voorkomende veranderingen die u moet doorgeven, zijn:

Veranderingen in uw werk of inkomsten

  • -

    U gaat (meer of minder) verdienen.

  • -

    U stopt met werken.

  • -

    U krijgt andere inkomsten dan loon. Bijvoorbeeld een aanvulling op uw uitkering.

Deze veranderingen moet u aan de contactpersoon doorgeven binnen 24 uur nadat deze bij u bekend had kunnen zijn.

Verandering vanwege uw gezondheid

  • -

    Uw gezondheid verbetert of gaat achteruit.

Deze verandering moet u aan de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts doorgeven binnen 24 uur nadat deze bij u bekend had kunnen zijn.

Veranderingen in uw leefsituatie

  • -

    Uw persoonlijke situatie verandert. U gaat bijvoorbeeld verhuizen. Of u krijgt een nieuw rekeningnummer. U gaat naar een ander woon of verblijfadres in Nederland. Bijvoorbeeld omdat u tijdelijk wordt opgenomen in een ziekenhuis, verpleeghuis of inrichting. Of omdat u met vakantie gaat.

  • -

    U wordt gedetineerd.

Deze veranderingen moet u aan de contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts doorgeven binnen 48 uur nadat deze bij u bekend hadden kunnen zijn.

Verblijf in het buitenland

  • -

    U gaat naar een woon- of verblijfadres buiten Nederland.

Deze verandering moet u uiterlijk 7 dagen voor vertrek doorgeven aan de contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts.

Twijfelt u over wat u wel of niet moet doorgeven? Neem dan contact op met de contactpersoon.

Artikel 7:9:2:13 Wat te doen als u beter bent

Zodra u weer beter bent, moet u dat binnen 48 uur doorgeven aan uw contactpersoon en de bedrijfs- c.q. verzekeringsarts.

Artikel 7:9:2:14 Houd u aan de plichten

Het is belangrijk dat u zich aan de plichten houdt. Houdt u zich niet aan uw plichten? Dan krijgt u tijdelijk minder of geen uitkering en/of een boete. U leest daar meer over in het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.Als u te veel uitkering heeft ontvangen, moet u dat bedrag terugbetalen.

Bijlage 1 Informatie over de contactpersoon en/of bedrijfs- c.q. verzekeringsarts

In het besluit “Ontslag van rechtswege/ziek uit dienst” worden de namen van de contactperso(o)n(en) bij de gemeente Amersfoort en die van de bedrijfs- c.q. verzekeringarts genoemd.

Bedrijfs- c.q. verzekeringarts:Immediator B.V.Torenallee 45, 8.0065617 BA EINDHOVENT: 040 243 03 27E: info@immediator.nlW: www.immediator.nl

Artikel 7:10 Verplichting ambtenaar tot informatieverstrekking bij ziekte

De ambtenaar verstrekt op verzoek van het college alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.

Artikel 7:10:1 Vervallen

Vervallen

Artikel 7:10:2 Vervallen

Vervallen

Artikel 7:10:3 Vervallen

Vervallen

Artikel 7:10:4 Vervallen

Vervallen

Artikel 7:11 Verplichting tot verlening van medewerking aan reïntegratie

  • 1 De ambtenaar die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is verplicht:

    • a

      gevolg te geven aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het college of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 7:9;

    • b

      zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:9, derde lid;

    • c

      zich te gedragen naar de regels die in het protocol, bedoeld in artikel 7:9, vierde lid, zijn opgenomen.

  • 2 Indien de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, in staat is passende arbeid als bedoeld in artikel 7:1 te verrichten en hij door het college of een andere werkgever daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, is hij verplicht die arbeid te verrichten.

Artikel 7:12 Verplichtingen ambtenaar medisch onderzoek

  • 1 De ambtenaar is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de arbo-dienst in te stellen medisch onderzoek ter beantwoording van de vragen:

    • a

      of er sprake is van verhindering tot het vervullen van zijn functie wegens ziekte;

    • b

      in welke mate er sprake is van verhindering als bedoeld onder a;

    • c

      of de ambtenaar de verhindering tot het vervullen van zijn functie opzettelijk heeft veroorzaakt;

    • d

      of de ambtenaar ten onrechte nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;

    • e

      of de ambtenaar zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • f

      of verdere maatregelen of voorzieningen nodig zijn in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid;

    • g

      wanneer en in welke mate de vervulling van de functie kan worden hervat.

  • 2 Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de redenen van medisch onderzoek.

Artikel 7:13:1 Geen aanspraak op doorbetaling

Geen aanspraak op doorbetaling van salaris en de toegekende salaristoelage(n) als bedoeld in artikel 7:3 en geen opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28, bestaat:

  • a

    indien blijkens het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 7:12, sprake is van een omstandigheid waarbij de ambtenaar opzettelijk de verhindering tot het vervullen van zijn functie heeft veroorzaakt, tenzij de ambtenaar daarvan op grond van zijn geestelijk toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

  • b

    indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een halfjaar na de in artikel 2:3, eerste lid, bedoelde geneeskundige keuring en alsdan blijkt dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.

Artikel 7:13:2 Staken van de doorbetaling

  • 1 De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 7:3 en de opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

    • a

      weigert de in artikel 7:12 neergelegde verplichting tot het verlenen van medewerking aan een door of vanwege de arbo-dienst in te stellen medische onderzoek na te komen;

    • b

      blijkens het in artikel 7:12 bedoelde onderzoek ten onrechte heeft nagelaten zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen;

    • c

      blijkens het in artikel 7:12 bedoelde onderzoek de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt, met uitzondering van voorschriften om mee te werken aan een ingreep van heelkundige aard;

    • d

      zich blijkens het in artikel 7:12 bedoelde onderzoek schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • e

      er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de arbo-dienst aangewezen arts niet kan plaatshebben;

    • f

      tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de arbo-dienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht en het college daartoe toestemming heeft verleend;

    • g

      weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid, die hij heeft in verband met het verrichten van door de arbo-dienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of derden;

    • h

      zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de arbo-dienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate, indien zulks hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de arbo-dienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    • i

      weigert om - op verzoek van het college - informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.

  • 2 De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 1.

Artikel 7:14 Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen

  • 1 De ambtenaar die zich niet houdt aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel c, wordt disciplinair gestraft wegens plichtsverzuim.

  • 2 De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 7:3, en de opbouw van het IKB bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

    • a

      weigert mee te werken aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen passende arbeid te verrichten;

    • b

      weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel b;

    • c

      weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11 lid 2 verplicht is.

  • 3 De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), en de opbouw van het IKB, bedoeld in lid 2, vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 2.

Artikel 7:15:1 Betaling aan anderen en nabetaling aan ambtenaar

  • 1 Het college kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, bepalen dat de op grond van de artikelen 7:13:1, 7:13:2 en 7:14 het niet uitbetaalde salaris en de toegekende salaristoelage(n), geheel of ten dele aan anderen dan de ambtenaar zal worden uitbetaald.

  • 2 Voor zover het college van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de ingevolge de artikelen 7:13:1, 7:13:2 en 7:14 het niet uitbetaalde salaris en de toegekende salaristoelage(n) alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer de ambtenaar op grond van de second opinion die hij conform artikel 32, van de wet SUWI, heeft aangevraagd inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.

Artikel 7:16 Herplaatsing in passende arbeid

  • 1 Passende arbeid, bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, wordt de ambtenaar opgedragen:

    • a

      door plaatsing in een andere functie voor tijdelijke duur, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling;

    • b

      door plaatsing in een andere functie bij wijze van proef, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling;

    • c

      bij een andere werkgever, door een tijdelijke detachering, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling.

  • 2 Na 24 maanden van ziekte wordt passende arbeid, bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, aan de ambtenaar opgedragen door definitieve herplaatsing. Deze definitieve herplaatsing vindt plaats door wijziging van de aanstelling.

  • 3 Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid zijn volledige restverdiencapaciteit benut.

  • 4 Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die 35% of meer, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid 50% van zijn restverdiencapaciteit of meer benut.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid wordt onder een andere functie mede verstaan het verrichten van dezelfde werkzaamheden onder andere voorwaarden.

  • 6 Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de functie tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.

  • 7 Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 8 De termijn van 24 maanden wordt verlengd:

    • a

      met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de WIA en

    • b

      met de duur van het tijdvak, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

  • 9 De ambtenaar verleent alle medewerking en verstrekt alle informatie die nodig is om de restverdiencapaciteit vast te stellen.

Artikel 7:17 Terugkeer in functie na ziekte

  • 1 Ten aanzien van de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, kan worden bepaald dat hij zijn functie slechts weer zal mogen vervullen, indien het college daarvoor toestemming heeft verleend, onder bepaling van de mate waarin de hervatting kan geschieden.

  • 2 Ten behoeve van de bepaling van het eerste lid zal mede worden gelet op het advies van de arbo-dienst of van het UWV.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde toestemming is in ieder geval vereist indien de ambtenaar gedurende meer dan eenjaar volledig verhinderd is geweest zijn functie te vervullen.

Artikel 7:18 Inkomsten uit of in verband met arbeid

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het in mindering brengen op de beloning van de ambtenaar, van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van diens reïntegratie.

Artikel 7:18:1 Inkomsten uit andere betrekking

  • 1 Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn functie, op grond van een aan het college uitgebracht advies door de arbo-dienst of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn reïntegratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op het salaris en de toegekende salaristoelage(n) waar de ambtenaar recht op heeft krachtens artikel 7:3.

  • 2 Tot de in het eerste lid bedoelde inkomsten wordt tevens gerekend een herplaatsingstoelage, toegekend op grond van hoofdstuk 12 van het pensioenreglement, alsmede elke andere toelage, onder welke benaming ook, die geacht kan worden betrekking te hebben op arbeid bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 5 Bijzondere situaties

  • Artikel 7:19 Samenloop met een ZW-uitkering

  • Artikel 7:20 Samenloop met een WW-uitkering

  • Artikel 7:21 Samenloop met een uitkering op grond van de WIA

  • Artikel 7:22 Bovenwettelijke aanvulling Pensioenreglement

  • Artikel 7:23 WAJONG/WAZ

  • Artikel 7:23:1 Vervallen

Artikel 7:19 Samenloop met een ZW-uitkering

  • 1 Indien de ambtenaar ter zake van de desbetreffende ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk recht heeft op een ZW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3, recht heeft.

  • 2 Indien de ambtenaar geen ZW-uitkering aanvraagt binnen de in de ZW gestelde termijnen en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat hij dientengevolge geen ZW-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een volledige ZW-uitkering.

  • 3 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de ZW-uitkering vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de ZW-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een volledige ZW-uitkering.

  • 4 De ambtenaar verleent op verzoek van het college alle medewerking aan het via het college tot uitbetaling laten komen van de ZW-uitkering.

  • 5 Indien de ZW-uitkering meer bedraagt dan het bedrag waarop de ambtenaar op grond van artikel 7:3 recht heeft, wordt het meerdere aan de ambtenaar uitbetaald.

Artikel 7:20 Samenloop met een WW-uitkering

Indien de ambtenaar ter zake van het dienstverband waarbij de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk is ontstaan, recht heeft op een WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3, recht heeft.

Artikel 7:21 Samenloop met een uitkering op grond van de WIA

  • 1 Indien de ambtenaar ter zake van de desbetreffende verhindering tot het vervullen van zijn functie recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3 recht heeft. Wanneer de ambtenaar recht heeft op een IVA-uitkering dan wel een WGAuitkering in verband met volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid, heeft de ambtenaar ten minste recht op een bedrag ter hoogte van deze IVA- of WGAuitkering.

  • 2 Indien de ambtenaar recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering uit hoofde van twee of meer dienstverbanden, wordt die uitkering naar rato van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) uit de verschillende functies, in mindering gebracht op de dienstverband op grond waarvan de betaling wordt gedaan.

  • 3 Indien de ambtenaar geen WGA- of IVA-uitkering aanvraagt binnen de in de WIA gestelde termijnen en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de periode dat hij dientengevolge geen WGA- of IVA-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering.

  • 4 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar niet kan worden vastgesteld of de ambtenaar in aanmerking komt voor een WGA- of een IVA-uitkering en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering.

  • 5 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene de WGA- of IVA-uitkering vermindering ondergaat, dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de WGA- of IVA-uitkering zoals die werd genoten voor vermindering of gehele of gedeeltelijke weigering van het bedrag plaatsvond.

  • 6 De ambtenaar verleent op verzoek van het college alle medewerking aan het via het college tot uitbetaling laten komen van de WGA- of IVA-uitkering.

Artikel 7:22 Bovenwettelijke aanvulling Pensioenreglement

Artikel 7:21 is van overeenkomstige toepassing, wanneer de ambtenaar in aanvulling op de WGA- of IVA-uitkering, bedoeld in artikel 7:21, recht heeft op een bovenwettelijke aanvulling op grond van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 7:23 WAJONG/WAZ

Indien de ambtenaar op grond van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op een WAJONG- of WAZ-uitkering, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een uitkering op grond van de WIA.

Artikel 7:23:1 Vervallen

(Vervallen)

Paragraaf 6 Tegemoetkoming kosten zorgverzekering

  • Artikel 7:24 Tegemoetkoming ziektekosten

  • Artikel 7:24a Zorgverzekering

  • Artikel 7:25 Hoogte tegemoetkoming

  • Artikel 7:25a Meerdere dienstverbanden

  • Artikel 7:25b Vervallen

  • Artikel 7:25:1 Vervallen

  • Artikel 7:25:2 Vervallen

  • Artikel 7:25:3 Vervallen

  • Artikel 7:25:4 Vervallen

Artikel 7:24 Tegemoetkoming ziektekosten

De VNG sluit voor de zorgverzekering van gemeenteambtenaren, postactieven en inactieven een overeenkomst als bedoeld in artikel 18 van de Zorgverzekeringswet

Artikel 7:24a Vervallen

Vervallen

Artikel 7:25 Vervallen

Vervallen

Artikel 7:25a Vervallen

Vervallen

Artikel 7:25b Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:25:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:25:2 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:25:3 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 7:25:4 Vervallen

(Vervallen)

Paragraaf 7 Overige bepalingen

  • Artikel 7:26 Overgangsbepaling

  • Artikel 7:27 Garantie-uitkering

  • Artikel 7:28 Overgangsartikel

  • Artikel 7:28:1 Overgangsartikel

  • Artikel 7:28a Overgangsartikel

  • Artikel 7:28b Overgangsartikel

Artikel 7:26 Overgangsbepaling

  • 1 Op de ambtenaar of gewezen ambtenaar, die wegens ziekte op 31 december 2000 recht heeft op salarisbetaling of uitkering op grond van dit hoofdstuk en waarvan de ziekte ook na deze datum voortduurt, blijven de bepalingen van dit hoofdstuk, zoals deze luidden op 31 december 2000 van kracht tot het moment dat de ziekte van de betrokkene eindigt, dan wel tot de dag met ingang waarvan de betrokkene recht krijgt op een uitkering krachtens de Ziektewet.

  • 2 De betrokkene is verplicht de onverschuldigde betalingen aan hem, die op grond van dit artikel zijn verricht, terug te betalen, indien hem met terugwerkende kracht een uitkering krachtens de Ziektewet wordt toegekend.

Artikel 7:27 Garantie-uitkering

  • 1 De ambtenaar die herplaatst is op grond van artikel 7:6, tweede lid onder c, zoals dat luidde voor 1 januari 2003, heeft, indien naderhand maar voor 1 januari 2001, de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld, recht op een garantie-uitkering, indien hem geen aanvullende gangbare arbeid is aangeboden van een zodanige omvang dat hij in staat is om zijn toegenomen restverdiencapaciteit te benutten. Onder gangbare arbeid wordt in dit artikel verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe betrokkene in staat is, gezien zijn krachten en bekwaamheden.

  • 2 De garantie-uitkering bedraagt, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de ziekte in de oorspronkelijke functie, 18 maanden 100%, vervolgens 39 maanden 80% en daarna 33 maanden 70% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die de ambtenaar genoot in de oorspronkelijke functie.

  • 3 Op de garantie-uitkering wordt in mindering gebracht hetgeen de ambtenaar ontvangt uit het dienstverband waarin hij is herplaatst en, in voorkomend geval, met het recht op WAO-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage en inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verkregen op of na de datum waarop de arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld.

  • 4 Indien de betrokkene nalaat van de gelegenheid gebruik te maken die kan leiden tot het verkrijgen van gangbare arbeid, indien hij weigert gangbare arbeid te aanvaarden of indien hij opzettelijk inkomsten uit gangbare arbeid verloren laat gaan, wordt het bedrag van de garantie-uitkering verminderd met het bedrag van de verzuimde of de verloren gegane inkomsten.

  • 5 De garantie-uitkering eindigt:

    • a

      met ingang van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt;

    • b

      bij ontslag.

Artikel 7:28 Overgangsartikel

  • 1 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen voor 1 januari 2004 zijn de artikelen 7:1, 7:3, 7:5, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16, 7:18, 7:21 en 7:22 niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 7:1, 7:3, 7:5, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16, 7:18, 7:21 en 7:22 zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing.

  • 3 Op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen op of na 1 januari 2004 en die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering, zijn de artikelen 7:1, 7:5, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:21 niet van toepassing.

  • 4 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 7:1, 7:5, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:21, zoals die golden op 31 december 2005 , van toepassing, waarbij de verwijzing in artikel 7:21, eerste lid, naar artikel 7:3, eerste lid, gelezen moet worden als een verwijzing naar artikel 7:3, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2006 .

  • 5 Het college stelt per 1 januari 2006 voor de ambtenaren van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:3, is gelegen op of na 1 januari 2004, de duur van de ongeschiktheid vast. De hoogte van de loondoorbetaling vanaf 1 januari 2006 wordt bij voortduring van de ongeschiktheid berekend op basis van het bepaalde in artikel 7:3, eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 7:28:1 Overgangsartikel

  • 1 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen voor 1 januari 2004 is artikel 7:18:1 niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, is artikel 7:18:1 zoals dat gold op 31 december 2005 , van toepassing.

Artikel 7:28a Overgangsartikel

  • 1 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 gelegen is voor 1 juli 2007 is artikel 7:16 niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 gelegen is voor 1 juli 2007 is artikel 7:16, zoals dat gold op 30 juni 2008, van toepassing.

Artikel 7:28b Overgangsartikel

Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:3, gelegen is voor 1 augustus 2008, is artikel 7:16 van toepassing, zoals dat gold op 30 november 2008.

8 Ontslag

Artikel 8:1 Ontslag op verzoek

  • 1 Indien de ambtenaar ontslag verzoekt, wordt hem dit eervol verleend.

  • 2 Ontslag op grond van dit artikel kan ook gedeeltelijk worden verleend.

  • 3 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, kan worden aangehouden indien een ontslag op grond van artikel 8:13 overwogen wordt.

Artikel 8:1:1 Ontslag op verzoek

  • 1 Het ontslag, bedoeld in artikel 8:1, wordt niet verleend met ingang van een datum gelegen binnen een maand dan wel later dan drie maanden na de datum waarop het verzoek om ontslag is ingekomen.

  • 2 Indien de ambtenaar dit verzoekt kan van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken.

  • 3 Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is of indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire straf kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.

Artikel 8:2 Ontslag wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd

  • 1 De ambtenaar wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag waarop hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen, indien de ambtenaar hiermede instemt, van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Artikel 8:2:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:2a Opzegtermijn na bereiken AOW-gerechtigde leeftijd

  • 1 De aanstelling of arbeidsovereenkomst van de medewerker die na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd in dienst is getreden van de gemeente, alsmede de aanstelling of arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 8:2 lid 2 wordt beëindigd wanneer een van de partijen dat wenselijk acht. Hierbij wordt een opzegtermijn van één maand in acht genomen.

  • 2 In afwijking van lid 1 geldt in geval van ziekte een opzegtermijn van 13 weken.

Artikel 8:3 Ontslag wegens reorganisatie

  • 1 Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend wegens opheffing van zijn functie of wegens verandering in de inrichting van het dienstonderdeel waarbij hij werkzaam is of van andere dienstonderdelen, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.

  • 2 Ontslag op grond van dit artikel kan ook gedeeltelijk worden verleend.

  • 3 Op grond van dit artikel wordt, individuele gevallen uitgezonderd, ontslag verleend ingevolge een vooraf vastgesteld plan.

Artikel 8:3:1 Ontslag wegens reorganisatie

Over het plan, bedoeld in artikel 8:3, derde lid, wordt overleg gepleegd in de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid. Daarna wordt het aan de betrokken ambtenaren medegedeeld.

Artikel 8:4 Ontslag wegens volledige arbeidsongeschiktheid

  • 1 Onder volledige arbeidsongeschiktheid wordt verstaan:

    • a

      arbeidsongeschiktheid voor 80% of meer, waarbij recht bestaat op een WGA-uitkering;

    • b

      arbeidsongeschiktheid voor 80% of meer, waarbij recht bestaat op een IVA-uitkering.

  • 2 Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van volledige ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken. Het ontslag wordt eervol verleend.

  • 3 Ontslag als bedoeld in het tweede lid mag slechts plaatsvinden indien er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden.

  • 4 Het college betrekt bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid het resultaat van de claimbeoordeling van de WIA en de resultaten van een mogelijke herbeoordeling.

  • 5 Het college stelt de ambtenaar schriftelijk op de hoogte dat een ontslagprocedure als bedoeld in het tweede lid wordt ingesteld. Deze melding geschiedt op zijn vroegst vanaf de 21e maand na de eerste ziektedag.

  • 6 Het ontslagbesluit moet binnen één jaar na de datum van de meest recente WIA-beschikking zijn genomen.

  • 7 Indien het ontslagbesluit niet binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, genomen is, moet het college, indien er geen overeenstemming bestaat over het ontslag, een deskundigenoordeel van UWV betrekken.

  • 8 Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de functie tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.

  • 9 Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 10 De termijn van 24 maanden, als bedoeld in het derde lid wordt verlengd:

    • a

      met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de WIA en

    • b

      met de duur van het tijdvak, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

Artikel 8:5 Ontslag wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

  • 1 Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken. Het ontslag wordt eervol verleend.

  • 2 Een ontslag als bedoeld in het eerste lid mag slechts plaatsvinden indien:

    • a

      er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 36 maanden;

    • b

      het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de gemeentelijke dienst passende arbeid op te dragen, als bedoeld in artikel 7:9.

  • 3 Het college betrekt bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid het resultaat van de claimbeoordeling op grond van de WIA en de resultaten van een mogelijke herbeoordeling.

  • 4 Het college stelt de ambtenaar schriftelijk op de hoogte dat sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid op grond waarvan de ontslagprocedure als bedoeld in het eerste lid wordt ingesteld. Deze melding geschiedt op zijn vroegst vanaf de 33e maand na de eerste ziektedag.

  • 5 Het ontslagbesluit moet binnen één jaar na de datum van de meest recente WIA-beschikking zijn genomen.

  • 6 Indien het ontslagbesluit niet binnen de termijn, bedoeld in het vijfde lid, genomen is, moet het college, indien er geen overeenstemming bestaat over het ontslag, een deskundigenoordeel van UWV betrekken.

  • 7 Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de functie ten gevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.

  • 8 Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 9 De termijn van 36 maanden, als genoemd in het tweede lid, onderdeel a, wordt verlengd

    • a

      met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de WIA en

    • b

      met de duur van het tijdvak, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

  • 10 Indien voor de ambtenaar buiten de gemeentelijke dienst passende arbeid als bedoeld in artikel 7:16, derde of vierde lid, aanwezig is, is ontslag vanaf 24 maanden na de eerste dag van ongeschiktheid op grond van dit artikel mogelijk. Bij het bepalen van de termijn van 24 maanden worden het zesde, zevende en achtste lid van artikel 7:16 overeenkomstig toegepast.

Artikel 8:5a Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid

  • 1 De ambtenaar die ongeschikt is voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte of gebrek kan ontslag verleend worden indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a

      gevolg te geven aan door het college of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het college of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of passende arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 7:9;

    • b

      arbeid als bedoeld in artikel 7:11, tweede lid te verrichten waartoe het college hem in de gelegenheid stelt;

    • c

      zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA;

    • d

      een uitkering op grond van de WIA aan te vragen.

  • 2 Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wint het college een hierop betrekking hebbend advies van het UWV in.

Artikel 8:5:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:6 Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid

  • 1 Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan op grond van ziekten of gebreken. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.

  • 2 Ontslag op grond van dit artikel kan ook gedeeltelijk worden verleend.

Artikel 8:7 Overige ontslaggronden

Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van:

  • a

    verlies van een vereiste bij de aanstelling door het bestuursorgaan gesteld, tenzij het vereiste alleen bij aanvaarding van de functie geldt;

  • b

    aangaan van een graad van zwagerschap die de aanstelling in de functie zou uitsluiten;

  • c

    staat van curatele krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

  • d

    toepassing van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

  • e

    onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

  • f

    het verstrekken van onjuiste gegevens in verband met indiensttreding, tenzij hem daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 8:7:1 Overige ontslaggronden

Behalve in het geval, bedoeld in artikel 8:7, onder e, wordt een ontslag op grond van eerder genoemd artikel eervol verleend. Het ontslag kan niet eerder ingaan dan op de dag volgend op die waarop de reden voor het ontslag voor het eerst aanwezig was.

Artikel 8:8 Overige ontslaggronden

  • 1 Een ambtenaar die vast is aangesteld kan eervol worden ontslagen op een bij het besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden in vorige artikelen van dit hoofdstuk genoemd.

  • 2 Ontslag op grond van dit artikel kan ook gedeeltelijk worden verleend.

Artikel 8:8:1 Overige ontslaggronden

De grond waarop het ontslag berust, dat is verleend ingevolge artikel 8:8, wordt slechts op verzoek van de ambtenaar in het ontslagbesluit vermeld.

Artikel 8:9 Overige ontslaggronden

Aan de ambtenaar die in verband met de aanvaarding van een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij was benoemd of verkozen tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt, wordt, indien hij ophoudt zodanige functie te bekleden en hij naar het oordeel van het college niet in actieve dienst kan worden hersteld, eervol ontslag verleend.

Artikel 8:10 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:10:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:11 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:11:1 Vervallen

Vervallen

Artikel 8:12 Ontslag uit een tijdelijke aanstelling of tijdelijke urenuitbreiding

  • 1 De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor bepaalde tijd is van rechtswege ontslagen op de datum waarop die tijd verstrijkt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, het dienstverband feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een aanstelling is verleend, wordt de tijdelijke aanstelling geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.

  • 2 De ambtenaar met wie een urenuitbreiding voor bepaalde tijd is aangegaan, is, voor zover het die urenuitbreiding betreft, van rechtswege ontslagen op de datum dat de urenuitbreiding eindigt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, de urenuitbreiding feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een urenuitbreiding is verleend, wordt de tijdelijke urenuitbreiding geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.

  • 3 De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor onbepaalde tijd kan ontslag worden verleend indien de omstandigheid die tot de aanstelling leidde is vervallen.

  • 4 De ambtenaar met wie een urenuitbreiding voor onbepaalde tijd is aangegaan, kan, voor zover het die urenuitbreiding betreft, ontslag worden verleend, indien de omstandigheid die tot de urenuitbreiding leidde, is vervallen.

  • 5 Het ontslag als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid kan niet plaatsvinden wanneer de termijnen als genoemd in artikel 2:4 zijn overschreden.

  • 6 Het college kan omtrent de opzegtermijnen voor het ontslag uit een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd nadere regels stellen.

Artikel 8:12:1 Tussentijds ontslag uit een tijdelijke aanstelling of urenuitbreiding

  • 1 De ambtenaar, bedoeld in artikel 8:12, eerste en tweede lid, kan ook ontslag worden verleend op een van de andere gronden genoemd in dit hoofdstuk.

  • 2 De ambtenaar, bedoeld in artikel 8:12, derde en vierde lid, kan ook ontslag worden verleend op een van de andere gronden genoemd in dit hoofdstuk.

Artikel 8:12:2 Opzegtermijn bij beëindiging tijdelijke aanstelling of urenuitbreiding voor onbepaalde tijd

  • 1 Bij een ontslag als bedoeld in artikel 8:12, derde en vierde lid, wordt een opzegtermijn in acht genomen:

    • a

      van drie maanden, indien de tijdelijke aanstelling respectievelijk de urenuitbreiding bij het begin van de opzegtermijn onafgebroken twaalf maanden heeft geduurd;

    • b

      van twee maanden, indien de tijdelijke aanstelling respectievelijk de urenuitbreiding bij het begin van de opzegtermijn onafgebroken zes maanden of langer, doch korter dan twaalf maanden, heeft geduurd;

    • c

      van één maand, indien de tijdelijke aanstelling respectievelijk de urenuitbreiding bij het begin van de opzegtermijn onafgebroken korter dan zes maanden heeft geduurd.

  • 2 Over de tijd die aan de in het eerste lid bedoelde opzegtermijn mocht ontbreken, heeft de betrokkene recht op doorbetaling van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

Artikel 8:13 Ontslag als disciplinaire straf

Als disciplinaire straf kan aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.

Artikel 8:14 Ontslagbescherming leden ondernemingsraad en vakorganisaties

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a

      wet:Wet op de ondernemingsraden;

    • b

      ondernemingsraad: de ondernemingsraad zoals bedoeld in de wet;

    • c

      ambtenaar: de persoon zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet.

  • 2 Ontslag op grond van artikel 8:8 kan niet geschieden:

    • a

      wegens de plaatsing van de ambtenaar op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 9 van de wet;

    • b

      wegens het lidmaatschap van een ondernemingsraad;

    • c

      wegens het lidmaatschap van een commissie bedoeld in artikel 15 van de wet;

    • d

      van een ambtenaar die korter dan twee jaar geleden lid is geweest van een ondernemingsraad;

    • e

      van een ambtenaar die korter dan twee jaar geleden lid is geweest van een commissie bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 3 Ontslag op grond van artikel 8:8 kan niet geschieden wegens het feit dat de ambtenaar door een toegelaten organisatie als bedoeld in artikel 12:1, derde lid, of door een daarbij aangesloten bond is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten bond c.q. binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en de daarbij aangesloten bonden te ondersteunen.

  • 4 In afwijking van het gestelde in het tweede en derde lid kan ontslag op grond van artikel 8:8 plaatsvinden wanneer de betrokkene schriftelijk in het ontslag toestemt.

  • 5 Indien de ondernemer aan de ondernemingsraad een secretaris heeft toegevoegd, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing op die secretaris.

Artikel 8:15:1 Schorsing als ordemaatregel

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 16:1:2 kan de ambtenaar door het college worden geschorst:

    • a

      wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan;

    • b

      wanneer tegen hem volgens de terzake geldende bepalingen van het Wetboek van Strafvordering een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;

    • c

      wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld;

    • d

      in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het belang van de dienst.

  • 2 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval:

    • a

      een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat;

    • b

      een nauwkeurige aanduiding van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid of omstandigheden welke tot de schorsing aanleiding heeft of hebben gegeven;

    • c

      een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.

Artikel 8:15:2 Schorsing als ordemaatregel

  • 1 Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder b of c , kunnen het salaris en toegekende salaristoelage(n) voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere vermindering van het uit te keren bedrag, ook tot het volle bedrag , plaatsvinden, behoudens het bepaalde in het derde lid.

  • 2 Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder a , kan tot de in de strafaanzegging of -oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag de doorbetaling geheel of gedeeltelijk worden gestaakt, behoudens het bepaalde in het derde lid. Met ingang van de datum van het ontslag wordt de doorbetaling geheel gestaakt.

  • 3 Het betaalbare gedeelte van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) kan aan anderen dan de ambtenaar worden uitgekeerd. Gedurende de schorsingsperiode blijft de ambtenaar in ieder geval in het genot van een bedrag, gelijk aan het op hem verhaalbare gedeelte van de premies voor pensioen.

  • 4 Het ingevolge het eerste lid niet uitgekeerde salaris inclusief de toegekende salaristoelage(n) wordt alsnog uitbetaald, indien de schorsing niet door een door de strafrechter opgelegde straf wordt gevolgd of ook indien en in zoverre op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten.

  • 5 De ingevolge het tweede lid niet uitgekeerde salaris en toegekende salaristoelage(n) wordt alsnog uitbetaald, indien op de schorsing bestraffing van de ambtenaar met onvoorwaardelijk ontslag niet volgt.

Artikel 8:15:3 Bevoegdheid tot ontslagverlening

  • 1 Ontslag wordt verleend door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot aanstelling in de functie, laatstelijk door de ambtenaar vervuld.

  • 2 Het besluit tot het verlenen van ontslag wordt op schrift gesteld, met vermelding van de datum van ingang van het ontslag dan wel een omschrijving of aanduiding van die datum.

  • 3 Ingeval aan een ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor onbepaalde tijd ontslag wordt verleend, wordt de grond waarop het ontslag berust slechts op verzoek van de ambtenaar vermeld.

Artikel 8:16:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 8:16:2 Overlijdensuitkering

(verplaatst naar hoofdstuk 3)

Artikel 8:16:3 Overlijdensuitkering

(verplaatst naar hoofdstuk 3)

Artikel 8:16a Overlijdensuitkering bij een ongeval in en door de dienst

(verplaatst naar hoofdstuk 3)

Artikel 8:17 Gedeeltelijk ontslag na terugbrengen arbeidsduur

Indien door de werkgever de formele arbeidsduur per week gedeeltelijk wordt teruggebracht, al dan niet na een tijdelijke uitbreiding daarvan, dient dit te geschieden door een gedeeltelijk ontslag op grond van dit hoofdstuk, behalve in het geval van wijziging van de aanstelling op grond van artikel 7:16.

Artikel 8:18 Overgangsbepaling

  • 1 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte, bedoeld in de artikelen 8:5 en 8:5a, is gelegen voor 1 januari 2004 zijn de artikelen 8:5 en 8:5a niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 8:5 en 8:5a, zoals die golden op 30 juni 2006, van toepassing.

  • 3 Op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte, bedoeld in de artikelen 8:5 en 8:5a, is gelegen op of na 1 januari 2004, maar die op grond van de WAO recht hebben op een WAO-uitkering, zijn de artikelen 8:5 en 8:5a niet van toepassing.

  • 4 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 8:5 en 8:5a, zoals die golden op 30 juni 2006, van toepassing.

Artikel 8:19 Overgangsbepaling

  • 1 Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte, bedoeld in artikel 8:5, is gelegen voor 1 juli 2007 is artikel 8:5 niet van toepassing.

  • 2 Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, is artikel 8:5, zoals dat gold op 30 juni 2008, van toepassing.

Artikel 8:20 Overgangsbepaling

Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:3, gelegen is voor 1 augustus 2008, is artikel 8:4 of artikel 8:5 van toepassing, zoals dat gold op 30 november 2008.

9 Uitkering functioneel leeftijdsontslag

Vervallen hoofdstuk

Hoofdstuk 9 is vervallen.

9a Ambtenaren die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden op een bezwarende functie

Artikel 9a:1 Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die vanaf 1 januari 2006 in dienst is getreden op een bezwarende functie, die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005 .

Artikel 9a:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a

    bezwarende functie: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten;

  • b

    de tweede loopbaan: iedere functie binnen de organisatie van de gemeente of buiten de organisatie van de gemeente die, in het kader van het loopbaanplan, volgt op de bezwarende functie en die past bij de richting zoals afgesproken is in het loopbaanplan.

Artikel 9a:3 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 9a:4 Het loopbaanplan

  • 1 De ambtenaar blijft maximaal 20 jaar werkzaam in een bezwarende functie.

  • 2 De ambtenaar heeft recht op een loopbaanplan, waardoor het de ambtenaar mogelijk is na maximaal 20 jaar gewerkt te hebben in de bezwarende functie een tweede loopbaan te beginnen binnen of buiten de gemeentelijke dienst.

Artikel 9a:5 Het loopbaanplan

  • 1 In afwijking van hoofdstuk 17 gelden voor de ambtenaar de volgende bepalingen.

  • 2 Het college en de ambtenaar leggen in een persoonlijk loopbaanplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden, alsmede de in dat kader door de ambtenaar te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten, die nodig zijn om na maximaal 20 jaar gewerkt te hebben in een bezwarende functie een tweede loopbaan te beginnen. Het loopbaanplan omvat in ieder geval die opleidingselementen die nodig zijn om de ambtenaar die bij de brandweer werkzaam is, in 20 jaar op te leiden tot MBO-niveau. Hierbij moet het gaan om opleidingen die extern erkend worden.

  • 3 Het college en de ambtenaar zijn verplicht medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van het loopbaanplan.

  • 4 Het loopbaanplan wordt in het jaar van indiensttreding opgesteld.

  • 5 Het loopbaanplan wordt ten minste een keer per drie jaar geëvalueerd, geactualiseerd en zonodig bijgesteld.

  • 6 Bij het loopbaanplan wordt rekening gehouden met zowel de belangen van het college als met de belangen van de ambtenaar.

  • 7 In het loopbaanplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van het college die de ambtenaar in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.

  • 8 De kosten die gemaakt zullen worden in het kader van de in het loopbaanplan opgenomen opleiding en activiteiten worden door het college vergoed.

  • 9 In het loopbaanplan worden, indien mogelijk, ten aanzien van de activiteiten en de opleiding in ieder geval de volgende aspecten vastgelegd:

    • a

      het aanspreekpunt binnen de organisatie;

    • b

      het beroep of de richting die als tweede loopbaan gekozen wordt;

    • c

      de keuze van opleidingsvorm of het instituut, waar de activiteit plaatsvindt;

    • d

      de te maken kosten;

    • e

      de start- en einddatum van de te ondernemen activiteit of de te volgen scholing;

    • f

      de te maken voortgang binnen de activiteit of scholing;

    • g

      de minimaal te behalen resultaten van de activiteit of scholing;

    • h

      de planning van vervolgafspraken;

    • i

      de omstandigheden onder welke een te volgen opleiding of te ondernemen activiteit kan worden onderbroken of gestopt;

    • j

      eventuele andere onderwerpen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de gemaakte afspraken.

Artikel 9a:6 Terugbetaling

De ambtenaar die evident misbruik maakt van de loopbaanfaciliteiten die het college biedt, is verplicht de kosten, verband houdende met de activiteiten dan wel opleidingen, die door het college zijn vergoed, terug te betalen.

Artikel 9a:7 Tweede loopbaan binnen / buiten de gemeentelijke dienst

  • 1 Plaatsing van een ambtenaar in  het kader van de tweede loopbaan binnen of buiten de gemeentelijke dienst vindt definitief plaats.

  • 2 Definitieve plaatsing binnen de gemeentelijke dienst vindt plaats door aanpassing van de aanstelling.

  • 3 Definitieve plaatsing buiten de gemeentelijke dienst vindt plaats door ontslag op grond van artikel 8:1 uit de bezwarende functie.

Artikel 9a:8 Disciplinaire straf

  • 1 De ambtenaar die de verplichtingen, zoals neergelegd in het loopbaanplan, niet nakomt, wordt disciplinair gestraft.

  • 2 Wanneer de tweede loopbaan na 20 jaar gewerkt te hebben in de bezwarende functie door schuld of toedoen van de ambtenaar niet begonnen kan worden, wordt de ambtenaar op grond van artikel 8:13 disciplinair ontslag verleend.

Artikel 9a:9 Gevolgen niet starten tweede loopbaan

  • 1 De ambtenaar blijft na 20 jaar in de bezwarende functie werkzaam wanneer:

    • a

      de tweede loopbaan niet begonnen kan worden, omdat het college zijn verplichtingen uit het loopbaanplan niet nakomt;

    • b

      de tweede loopbaan niet begonnen wordt, omdat het college en de ambtenaar daar gezamenlijk toe besluiten.

    Voorwaarde is dat de ambtenaar medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken.

  • 2 Het loopbaanplan wordt voortgezet tot de tweede loopbaan begonnen wordt.

  • 3 Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid na 20 jaar niet medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken, geldt de procedure, bedoeld in artikel 9a:10.

Artikel 9a:10 Medisch niet meer geschikt; overbruggingsuitkering

  • 1 De ambtenaar die niet meer medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken, ontvangt een overbruggingsuitkering.

  • 2 De duur van de overbruggingsuitkering is afhankelijk van het aantal jaren dat betrokkene in een bezwarende functie werkzaam is geweest.

  • 3 Per dienstjaar in een bezwarende functie is de duur van de overbruggingsuitkering 12/10 maand. De maximumduur van de overbruggingsuitkering is 24 maanden.

  • 4 Zodra de medische ongeschiktheid voor de bezwarende functie is vastgesteld, stopt de opbouw van de overbruggingsuitkering.

  • 5 De hoogte van de overbruggingsuitkering bedraagt de eerste 12 maanden 100% van het salaris en de maanden daarna 80% van het salaris.

  • 6 De duur van de overbruggingsuitkering wordt in mindering gebracht op de duur van de loondoorbetaling, bedoeld in artikel 7:3.

  • 7 De overbruggingsuitkering komt tot uitbetaling voor zover deze hoger is dan de loondoorbetaling bij ziekte, bedoeld in artikel 7:3.

Artikel 9a:11 Garantietoeslag, afbouwtoelage en afkoopbedrag

  • 1 In dit artikel wordt onder berekeningsgrondslag verstaan: het inkomen dat wordt verkregen door de optelsom van:

    • i.

      het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 3:3 en paragraaf 3 van hoofdstuk 3;

    • ii.

      de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 3:28 lid 2 sub a en b;

    • iii.

      de TOR, bedoeld in artikel 3:37;

    • iv.

      de toelagen en vergoedingen bedoeld in hoofdstuk 20 en de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend, berekend over een periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het begin van de tweede loopbaan.

  • 2 De ambtenaar die binnen de organisatie van de gemeente de tweede loopbaan begint, krijgt een garantietoeslag ter hoogte van het negatieve verschil tussen het oude en het nieuwe salaris. Het oude salaris wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 3 Op de garantietoeslag wordt een vermindering toegepast tot het bedrag waarmee het nieuwe salaris en eventuele (salaris)toelagen en vergoedingen, behorende bij de nieuwe functie, samen met de garantietoeslag de berekeningsgrondslag overstijgt. De berekeningsgrondslag wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 4 De ambtenaar die als gevolg van de tweede loopbaan binnen de organisatie van de gemeente de toelagen en vergoedingen verliest, die behoorden bij de bezwarende functie, krijgt een aflopende afbouwtoelage ter hoogte van een percentage van het verschil tussen de oude toelagen en vergoedingen en eventuele toelagen en vergoedingen die bij de nieuwe functie behoren. De afbouwtoelage bedraagt:

    • a.

      het eerste jaar 100%;

    • b.

      het tweede jaar 75%;

    • c.

      het derde jaar 50%;

    • d.

      het vierde jaar 25%.

    De oude toelagen en vergoedingen worden niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 5 Op de afbouwtoelage wordt een vermindering toegepast tot het bedrag waarmee het nieuwe salaris en eventuele toelagen en vergoedingen, behorende bij de nieuwe functie, samen met de garantietoeslag en de afbouwtoelage de berekeningsgrondslag overstijgt. De berekeningsgrondslag wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 6 De ambtenaar die een tweede loopbaan begint buiten de organisatie van de gemeente ontvangt een afkoopbedrag ter hoogte van 175% van het verschil tussen de berekeningsgrondslag (op jaarbasis) en het nieuwe jaarsalaris, inclusief eventuele toelagen en vergoedingen. Het nieuwe jaarsalaris, inclusief eventuele toelagen en vergoedingen, wordt berekend naar het bedrag dat voor de ambtenaar bij indiensttreding bij de nieuwe werkgever is vastgesteld.

9b Overgangsrecht ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

  • Artikel 9b:1 Werkingssfeer

Artikel 9b:1 Werkingssfeer

  • 1 Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die:

    • a

      op 31 december 2005 werkzaam was bij een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps of bij een gemeentelijke ambulancedienst; en

    • b

      op 31 december 2005 een betrekking vervulde, waarvoor door het college krachtens artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, leeftijdsgrenzen zijn bepaald; en

    • c

      sinds 31 december 2005 onafgebroken de betrekking heeft vervuld, op grond waarvan krachtens artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, ontslag werd verleend op de leeftijd van 55 jaar of ouder.

  • 2 Het eerste lid is overeenkomstig van toepassing voor de ambtenaar die

    • a

      overstapt naar een andere functie bij dezelfde gemeente of ambulancedienst, of

    • b

      overstapt naar een ander gemeentelijk beroepsbrandweerkorps, dan wel naar een andere gemeentelijke ambulancedienst tenzij bij de overstap tussen de werkgever en ambtenaar andere afspraken zijn gemaakt.

  • 3 Als voorwaarde bij de toepassing van het tweede lid geldt dat de functie waarnaar de ambtenaar overstapt ook een bezwarende functie is, op grond waarvan krachtens artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, ontslag werd verleend op de leeftijd van 55 jaar of ouder.

  • 4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

Paragraaf 2 De ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer in een bezwarende functie op 1 januari 2006 en die op het eerst mogelijke moment van verstrekking van de werkgeversbijdrage levensloop - in december 2006 - als bedoeld in artikel 9e:8 en 9e:9a niet in aanmerking kwam voor een WIA/WAO uitkering en die werkgeversbijdragen levensloop heeft ontvangen

  • Artikel 9b:2 Begripsbepalingen

  • Artikel 9b:3 Werkingssfeer

  • Artikel 9b:4 Keuzemogelijkheid voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:5 Pensioenopbouw tijdens keuzes van artikel 9b:4

  • Artikel 9b:6 Vakantieopbouw tijdens de periode van artikel 9b:4

  • Artikel 9b:7 Toelage onregelmatige dienst, eindejaarsuitkering en vakantietoelage tijdens de periode van artikel 9b:4

  • Artikel 9b:8 Vervallen

  • Artikel 9b:9 Ambtsjubileumgratificatie tijdens periode van artikel 9b:4

  • Artikel 9b:10 Verrekening inkomsten tijdens de periode van artikel 9b:4

  • Artikel 9b:11 Onbezoldigd volledig verlof voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:12 Premieverdeling bij pensioenopbouw tijdens onbezoldigd volledig verlof

  • Artikel 9b:13 Vervallen

  • Artikel 9b:14 Vakantieopbouw tijdens onbezoldigd volledig verlof

  • Artikel 9b:15 Vervallen

  • Artikel 9b:16 Vervallen

  • Artikel 9b:17 Ziekte tijdens onbezoldigd volledig verlof

  • Artikel 9b:18 Ambtsjubileumgratificatie tijdens onbezoldigd volledig verlof

  • Artikel 9b:19 Garantieregeling bij arbeidsongeschiktheid na de leeftijd van 50 jaar voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:20 Salarisgarantie bij definitieve herplaatsing bij ziekte

  • Artikel 9b:21 Levensloop voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:22 Inkoop OP voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:22a Leeftijdsafhankelijke factor voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • Artikel 9b:22b Inkoop OP bij regionalisering

Artikel 9b:2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a

    berekeningsgrondslag: de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 9f:2.

  • b

    bezwarende functie: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten;

  • c

    dienstjaren voor brandweerpersoneel: de jaren in dienst van een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps, de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer, mits dit een functie was, die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag en de jaren als vrijwilliger bij de brandweer, mits het om jaren gaat waarin daadwerkelijk en regelmatig in de uitruk is ingezet en men niet tegelijkertijd een aanstelling had als beroepsbrandweer. Bij twijfel over het aantal dienstjaren als vrijwilliger dient de ambtenaar aannemelijk te maken hoeveel jaren hij als vrijwilliger is ingezet;

  • d

    dienstjaren voor ambulancepersoneel: de jaren werkzaam bij een gemeentelijke ambulancedienst, de jaren werkzaam bij een ambulancedienst van een ziekenhuis of bij een ambulancedienst in de particuliere sector en de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer, mits dit een functie was, die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag;

  • e

    niet-bezwarende functie: een functie die niet valt onder de definitie van onderdeel b;

  • f

    tweede loopbaan: iedere functie binnen de organisatie van de gemeente of buiten de organisatie van de gemeente die, in het kader van het loopbaanplan, volgt op de bezwarende functie;

  • g

    onbetaald volledig verlof: verlof voor de formele arbeidsduur per week, zonder doorbetaling van de berekeningsgrondslag.

  • h

    AOW-hiaat: de periode waarin de ambtenaar van 65 jaar of ouder geen recht had op een AOW-uitkering met een maximum van 24 maanden.

Artikel 9b:3 Werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar die geboren is na 1949 en die op 1 januari 2006 20 dienstjaren of meer had in een bezwarende functie en die op het eerst mogelijke moment van verstrekking van de werkgeversbijdrage levensloop - in december 2006 - als bedoeld in artikel 9e:8 en 9e:9a niet in aanmerking kwam voor een WIA/WAO uitkering en die werkgeversbijdragen levensloop heeft ontvangen.

Artikel 9b:4 Keuzemogelijkheid voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • 1 De ambtenaar wordt op zijn verzoek vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt volledig buitengewoon verlof verleend, tegen doorbetaling van 80% van de voor de ambtenaar geldende berekeningsgrondslag. Voor zover het dienstbelang het toelaat, kan de ambtenaar vanaf de datum bedoeld in de eerste volzin in plaats van het volledig buitengewoon verlof als hiervoor bedoeld, een keuze maken uit de volgende mogelijkheden:

    • a

      100% werken, waarbij voor ieder vol jaar dat gewerkt wordt een bonus wordt verstrekt van 20% van het voor de ambtenaar geldende jaarsalaris in het jaar voorafgaande aan toekenning van de bonus;

    • b

      50% van de voor hem geldende formele arbeidsduur werken, tegen doorbetaling van 90% van de voor de ambtenaar geldende berekeningsgrondslag;

    • c

      volledig ontslag op grond van artikel 8:1, waarbij een bonus wordt verstrekt van 100% van het voor de ambtenaar geldende jaarsalaris in het jaar voorafgaande aan toekenning van de bonus.

    Indien dit voor het behouden van vakbekwaamheidseisen noodzakelijk is en de werkgever dit kan aantonen, geldt voor ambulancepersoneel als alternatief voor onderdeel b: 60% van een volledige betrekking werken tegen doorbetaling van 95% van de voor de ambtenaar geldende berekeningsgrondslag.

  • 2 De ambtenaar maakt zes kalendermaanden voor de in het eerste lid bedoelde datum het college door middel van een verzoek bekend naar welke variant zijn voorkeur uitgaat.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 9b:11, gaat de datum, bedoeld in het eerste lid zoveel later in als het college op 31 december 2005 op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, voor de bezwarende functie een hogere leeftijdsgrens had vastgesteld dan 55 jaar.

  • 4 De ambtenaar die kiest voor het in het eerste lid gestelde onder a en b moet medisch geschikt zijn om in de bezwarende functie door te werken.

  • 5 Voor zover het dienstbelang dit toelaat, kan de ambtenaar, met inachtneming van het derde lid, de in het eerste lid gestelde keuzemogelijkheden later laten ingaan, telkens met een periode van een jaar. Voorwaarde hierbij is dat de ambtenaar medisch geschikt is om door te werken in de bezwarende functie.

  • 6 De ambtenaar die van het vijfde lid gebruik wil maken, moet, met inachtneming van het derde lid, het college uiterlijk zes kalendermaanden voor de beoogde ingangsdatum daartoe verzoeken.

  • 7 De ambtenaar die eenmaal een keuze heeft gemaakt, kan, voor zover het dienstbelang dat toelaat, gedurende de periode tot het moment, bedoeld in artikel 9b:11, zijn keuze herzien, met dien verstande dat de bonus van artikel 9b:4, eerste lid, onderdeel c, berekend wordt naar rato van de tijd die resteert tot de datum, bedoeld in artikel 9b:11, eerste lid. Hierbij geldt als voorwaarde dat als tweede en eventueel volgende keuze alleen een optie in aanmerking komt waarbij minder gewerkt wordt dan bij de eerdere keuze. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De ambtenaar die in de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2011 gebruik maakt van de mogelijkheid, bedoeld in de eerste zin van het eerste lid van dit artikel, en direct daaraan voorafgaand een functie bekleedde waaraan salarisschaal 6 of lager was verbonden, ontvangt gedurende die periode € 500,- netto per kalenderjaar. De ambtenaar die in deze periode geen volledig kalenderjaar gebruik maakt van de genoemde mogelijkheid, ontvangt een bedrag naar rato. Deze uitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald. Aan de ambtenaar die op grond van lokaal beleid al een vergoeding heeft ontvangen, wordt alleen het deel van het totaalbedrag, waarop op grond van dit lid recht bestaat, uitbetaald dat hoger is dan de reeds ontvangen vergoeding.

Artikel 9b:5 Pensioenopbouw tijdens keuzes van artikel 9b:4

Over de bonus, bedoeld in artikel 9b:4, eerste lid onderdeel a en c, wordt geen pensioen opgebouwd.

Artikel 9b:6 Vakantieopbouw tijdens de periode van artikel 9b:4

Gedurende de periode, bedoeld in artikel 9b:4, vindt opbouw van vakantie-uren plaats naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkt.

Artikel 9b:7 IKB, salaristoelagen en TOR tijdens de periode van artikel 9b:4

De ambtenaar, bedoeld in artikel 9b:4 lid 1, eerste volzin en onder a en b heeft geen recht op een IKB, salaristoelage(n) of TOR op grond van hoofdstuk 3 of hoofdstuk 20.

Artikel 9b:8 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 9b:9 Ambtsjubileumgratificatie tijdens periode van artikel 9b:4

De jaren dat de ambtenaar op grond van artikel 9b:4 volledig buitengewoon verlof is verleend, tegen doorbetaling van 80% van de voor de ambtenaar geldende berekeningsgrondslag, tellen voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie niet mee.

Artikel 9b:10 Verrekening inkomsten tijdens de periode van artikel 9b:4

  • 1 Wanneer de ambtenaar tijdens de periode, bedoeld in artikel 9b:4, eerste volzin of onder b, inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de datum waarop artikel 9b:4 van toepassing is geworden, wordt op de doorbetaling van de berekeningsgrondslag, een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmee de inkomsten en de doorbetaalde berekeningsgrondslag, samen de laatstelijk genoten berekeningsgrondslag te boven gaan.

  • 2 Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende verlof, vakantie of non-activiteit, onmiddellijk voorafgaande aan de datum waarop artikel 9b:4 van toepassing is geworden.

  • 3 Wanneer de ambtenaar op of na de datum, bedoeld in het eerste lid, inkomsten of hogere inkomsten verkrijgt uit arbeid of bedrijf ter hand genomen vóór die dag, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De in het derde lid bedoelde vermindering vindt echter niet plaats indien de inkomsten of hogere inkomsten het gevolg zijn van algemene loonsverhogingen, of indien de ambtenaar aannemelijk maakt dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheid of van andere oorzaken, verband houdende met de toepassing van artikel 9b:4.

  • 5 Onder inkomsten, bedoeld in de voorgaande leden, worden niet verstaan inkomsten verkregen wegens overwerk of als gratificatie.

  • 6 De ambtenaar is verplicht tijdig mededeling te doen van het aanvaarden van arbeid of het starten van een bedrijf of het vermeerderen van werkzaamheden uit arbeid of bedrijf.

  • 7 De ambtenaar is verplicht tijdig mededeling te doen van de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die hij ontvangt en van de wijzigingen daarin. Hij is verplicht daarvan de bewijzen te overleggen.

  • 8 Wanneer de ambtenaar de verplichtingen van het zesde lid niet nakomt, kan het college besluiten een korting op de door te betalen berekeningsgrondslag toe te passen.

Artikel 9b:11 Onbetaald volledig verlof voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • 1 De ambtenaar die op grond van artikel 9b:4, eerste lid, gedeeltelijk doorbetaald volledig buitengewoon verlof geniet dan wel die heeft gekozen voor artikel 9b:4, eerste lid, onderdeel a of b, wordt onbetaald volledig verlof verleend vanaf 1 januari 2019 als de ambtenaar op 29 oktober 2016 en 31 december 2018 gedeeltelijk doorbetaald volledig buitengewoon verlof geniet; de periode van gedeeltelijk doorbetaald volledig buitengewoon verlof wordt hierdoor onderbroken met de periode van onbetaald volledig verlof.

    Op verzoek van de ambtenaar die niet het LOGA-pad als bedoeld in artikel 9e:2 tweede lid volgt, wordt geen inhoud gegeven aan de hiervoor bedoelde onderbreking. Het bevoegd gezag stelt de medewerker op de hoogte van deze mogelijkheid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, gaat het onbetaald volledig verlof, bedoeld in het eerste lid, in vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt, wanneer het college op 31 december 2005 op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, voor de bezwarende functie een leeftijdsgrens had vastgesteld van 60 jaar.

  • 3 Het onbetaald volledig verlof wordt uitgesteld met die periode, waarmee de keuze van de ambtenaar, die gebruik heeft gemaakt van het vijfde lid van artikel 9b:4, later is ingegaan.

  • 4 Voor zover het dienstbelang dit toelaat, kan de ambtenaar, wanneer het college op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, een leeftijdsgrens had vastgesteld van 59 of 60 jaar, het onbetaald volledig verlof later laten ingaan, telkens met een periode van een jaar. Voorwaarde hierbij is dat de ambtenaar medisch geschikt is om door te werken in de bezwarende functie.

  • 5 De ambtenaar die van het vierde lid gebruik wil maken, moet het college uiterlijk zes kalendermaanden voor de beoogde ingangsdatum daartoe verzoeken.

Artikel 9b:12 Premieverdeling bij pensioenopbouw tijdens onbetaald volledig verlof

  • 1 Wanneer de periode van het onbetaald volledig verlof, bedoeld in artikel 9b:11, eerste lid, langer is dan drie jaar, is vanaf dat moment het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdragen die voor de ambtenaar zijn verschuldigd.

  • 2 Wanneer de periode van het onbetaald volledig verlof, bedoeld in artikel 9b:11, tweede lid, langer is dan twee jaar, is vanaf dat moment het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdragen die voor de ambtenaar zijn verschuldigd.

Artikel 9b:13 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 9b:14 Vakantieopbouw tijdens onbetaald volledig verlof

Gedurende de periode van het onbetaald volledig verlof, bedoeld in artikel 9b:11, vindt geen opbouw van vakantie-uren plaats.

Artikel 9b:15 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 9b:16 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 9b:17 Ziekte tijdens onbetaald volledig verlof

Ziekte tijdens de periode van het onbetaald volledig verlof, bedoeld in artikel 9b:11, leidt niet tot stopzetting van het onbetaald volledig verlof.

Artikel 9b:18 Ambtsjubileumgratificatie tijdens onbetaald volledig verlof

De periode van het onbetaald volledig verlof, bedoeld in artikel 9b:11, telt niet mee voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie.

Artikel 9b:19 Garantieregeling bij arbeidsongeschiktheid na de leeftijd van 50 jaar voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • 1 Op de ambtenaar wiens eerste ziektedag na de leeftijd van 50 jaar valt en die volledig, maar niet duurzaam, of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, is artikel 8:4 respectievelijk artikel 8:5 niet van toepassing.

  • 2 De ambtenaar, genoemd in het eerste lid, wordt hersteld verklaard vanaf de datum, bedoeld in artikel 9b:4, eerste lid.

  • 3 De datum, bedoeld in het tweede lid gaat zoveel later in als het college op 31 december 2005 op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, voor de bezwarende functie een hogere leeftijdsgrens had vastgesteld dan 55 jaar.

  • 4 Op de ambtenaar, genoemd in het tweede lid, zijn vanaf de datum van herstel, voor zover de medische geschiktheid dat toelaat, artikel 9b:4 tot en met artikel 9b:18 van toepassing.

  • 5 De ambtenaar wiens eerste ziektedag ligt na de leeftijd van 55 jaar en die wegens ziekte ongeschikt wordt om zijn betrekking te vervullen, wordt niet ziek gemeld. Vanaf de datum dat de door deze ambtenaar gemaakte keuze op grond van artikel 9b:4, eerste lid, vanwege medische geschiktheid niet meer mogelijk is, verandert deze keuze in een keuze die op grond van zijn medische geschiktheid nog wel mogelijk is, met dien verstande dat de bonus van artikel 9b:4, eerste lid, onderdeel c, berekend wordt naar rato van de tijd die resteert tot de datum, bedoeld in artikel 9b:11, eerste lid. Op hem blijft artikel 9b:11 van toepassing.

  • 6 De datum, bedoeld in het vijfde lid gaat zoveel later in als het college op 31 december 2005 op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, voor de bezwarende functie een hogere leeftijdsgrens had vastgesteld dan 55 jaar.

Artikel 9b:20 Salarisgarantie bij definitieve herplaatsing bij ziekte

  • 1 De ambtenaar die op grond van hoofdstuk 7 binnen de organisatie van de gemeente definitief herplaatst wordt, heeft recht op een garantietoeslag ter hoogte van het negatieve verschil tussen de berekeningsgrondslag aangevuld met de toeslag bedoeld in artikel 3:28 lid 3 sub a en het nieuwe totaalinkomen van de ambtenaar. Tot het totaalinkomen wordt de berekeningsgrondslag aangevuld met de toeslag bedoeld in artikel 3:28 lid 3 sub a in de nieuwe functie gerekend, alsmede de uitkeringen die de ambtenaar in verband met zijn arbeidsongeschiktheid ontvangt.

  • 2 Wanneer de ambtenaar, op grond van hoofdstuk 7 definitief herplaatst wordt in een functie met een lager totaal inkomen buiten de organisatie van de gemeente, maken het college en de ambtenaar afspraken over een financiële regeling.

Artikel 9b:21 Levensloop voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

Op de ambtenaar, die een bezwarende functie bekleedt, waaraan het college op 31 december 2005 op grond van artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, een leeftijdsgrens had vastgesteld, is de levensloopregeling van hoofdstuk 9e van toepassing.

Artikel 9b:22 Inkoop OP voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • 1 Ten behoeve van de ambtenaar wordt, onder de voorwaarde dat hij daarvoor fiscale ruimte beschikbaar heeft, op de leeftijd van 53 jaar een bedrag in ABP Extra Pensioen gestort ter hoogte van 57% van het geïndexeerde loon maal de leeftijdsafhankelijke factor, die behoort bij de leeftijd van 53 jaar. Hierbij is het geïndexeerde loon het gemiddelde pensioengevend inkomen zoals dat bij ABP bekend is over de dienstjaren tot 53 jaar maal de indexatie per betreffend dienstjaar zoals door ABP is vastgesteld. Indien het loon uit enig dienstjaar bij ABP niet bekend is, toont de ambtenaar wat het loon is geweest.

  • 2 Wanneer er onvoldoende fiscale ruimte is, wordt hetgeen niet in ABP Extra Pensioen gestort kan worden, aan de ambtenaar ter beschikking gesteld.

  • 3 Ten behoeve van de ambtenaar die voor de leeftijd van 53 jaar uittreedt uit een bezwarende functie wordt, met inachtneming van het tweede lid, het in het eerste lid genoemde bedrag in ABP Extra Pensioen gestort op het moment van uittreden, waarbij de leeftijdsafhankelijke factor wordt toegepast die hoort bij de leeftijd op het moment van uittreden en het gemiddelde loon wordt berekend tot het moment van uittreden.

  • 4 Het op grond van dit artikel uitgekeerde bedrag behoort niet tot het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 3.1 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

  • 5 Het op grond van dit artikel uitgekeerde bedrag behoort niet tot de berekeningsgrondslag.

  • 6 De ambtenaar kan zijn werkgever eenmalig verzoeken om een indicatie van het verwachte te storten bedrag. Het college bepaalt, in overleg met de ambtenaar, het geschikte moment voor deze indicatie.

Artikel 9b:22a Leeftijdsafhankelijke factor voor de ambtenaar geboren na 1949 met 20 dienstjaren of meer op 1 januari 2006 in een bezwarende functie

  • 1 De in artikel 9b:22 genoemde leeftijdsafhankelijke factor is afhankelijk van de door ABP gehanteerde actuariële tarieven.

  • 2 De leeftijdafhankelijke factor bedraagt:

    leeftijd

    factor

    leeftijd

    factor

    leeftijd

     

    ffactor

    18

    0.305

    33

    0,474

    48

    0,739

    19

    0.314

    34

    0,489

    49

    0,761

    20

    0.323

    35

    0,503

    50

    0,784

    21

    0.333

    36

    0,518

    51

    0,808

    22

    0.343

    37

    0,534

    52

    0,832

    23

    0.353

    38

    0,550

    53

    0,857

    24

    0.364

    39

    0,566

    54

    0,883

    25

    0.375

    40

    0,583

    55

    0,909

    26

    0.386

    41

    0,601

    56

    0,936

    27

    0.397

    42

    0,619

    57

    0,964

    28

    0.409

    43

    0,638

    58

    0,993

    29