Verordening van de raad van Papendrecht houdende bepalingen over het bewaren van houtopstanden (Bomenverordening Gemeente Papendrecht 2017)

Geldend van 27-11-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Bomenverordening Gemeente Papendrecht 2017

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.

bebouwde kom:

- bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 4.1 onder a Wet natuurbescherming.

b.

Belevingsboom:

- solitair of in groepsverband staande, op de Groene Kaart vermelde Beschermde houtopstand in gemeentelijke eigendom, die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor Belevingsboom.

c.

Beschermde houtopstand:

- Boomzones, Belevingsbomen, Monumentale en Waardevolle houtopstanden die staan op de Groene Kaart.  

d.

bevoegd gezag:

- in deze verordening is het college het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Indien sprake is van, op grond van de Wabo ander bevoegd gezag, dan is het college het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.26 lid 3 Wabo, dat is aangewezen tot advisering.

e.

boom/boomvormers:

- een houtig opgaand overblijvend levend gewas met een stamdwarsdoorsnede van minimaal 20 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamdwarsdoorsnede van 20 cm geldt geen minimale stamdwarsdoorsnede indien het bomen zijn als bedoeld in artikel 10.  

f.

boomdeskundige:

- een deskundige in bezit van een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Technician.

g.

Boomzone:

- aangewezen begrensd gebied met Beschermde houtopstand die tezamen een functioneel geheel vormen zoals boomstructuren of boomgroepen.

h.

bomeneffect-analyse(BEA):

- beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

i.

boomwaarde:

- de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

j.

college:

- college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht.

k.

dunning:

- een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende houtopstand die staat in een Boomzone.

l.

Groene Kaart:

- topografische overzichtstekening “Groene Kaart Papendrecht” met daarop aangegeven Beschermde houtopstand zoals Boomzones, Belevingsbomen, Monumentale en Waardevolle houtopstanden.

m.

hakhout:

- één of meer houtopstanden, vanuit landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt aangeplant als hakhout, die na periodiek terugkerende  velling, opnieuw op de stronk uitlopen.

n.

herplant:

- het opnieuw (elders) planten van een te verplanten houtopstand en/of het vervangen van een gevelde houtopstand door nieuwe.

o.

houtopstand:

- overblijvend levend gewas van één of meer bomen, boomvormers, hakhout, of het betreffen houtachtigen die zijn aangeplant in het kader van herplantplicht.

p.

kandelaberen:

- het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

q.

knotten:

- het afzagen van de kroon van de houtopstand.

r.

Monumentale

houtopstand:

- solitair of in groepsverband staande op de Groene Kaart vermelde Beschermde houtopstand in particulier of gemeentelijk eigendom, die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor Monumentale houtopstand.  

s.

reconstructieplan:

- een door het college goedgekeurd stedenbouwkundig herinrichtingsplan, goedgekeurd reconstructieplan of goedgekeurd rioolvervangingsplan.

t.

vellen:

- betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit is rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van voor de eerste keer kandelaberen of knotten;

- betreft het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

u.

Waardevolle houtopstand:

- solitair of in groepsverband staande, op de Groene Kaart vermelde houtopstand in particulier of gemeentelijk eigendom, die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor Waardevolle houtopstand.

ARTIKEL 2: Groene Kaart met Beschermde houtopstanden

  • 1. Het college stelt een Groene Kaart met binnen de bebouwde kom staande Beschermde houtopstanden vast.

  • 2. De Groene Kaart omvat in ieder geval:

    • a.

      omschrijving status boom;

    • b.

      Nederlandse naam;

    • c.

      Latijnse naam;

    • d.

      boomhoogte;

    • e.

      stamdiameter;

    • f.

      plantjaar.

  • 3. Het college kan de Groene Kaart herzien en opnieuw vaststellen.

  • 4. De Groene Kaart bevat:

    • a.

      Monumentale houtopstanden;

    • b.

      Waardevolle houtopstanden;

    • c.

      Belevingsbomen;

    • d.

      Boomzones.

ARTIKEL 3: Velverbod Beschermde houtopstand

  • 1. Het is verboden Monumentale of Waardevolle houtopstand, Belevingsbomen, of in Boomzones staand hakhout of bomen (indien groter of gelijk aan 20cm stamdiameter) te vellen, te doen vellen of te laten vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek snoeien van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan houtopstand met achterstallig onderhoud;

    • e.

      dunning van bomen of hakhout in Boomzones.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgende houtopstanden:

    • a.

      wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstanden die gelegen zijn buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstanden in erven of tuinen staan of de houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen die:

      • -

        ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      • -

        ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 houtopstanden, gerekend over het totale aantal rijen.

  • 5. Het bevoegd gezag kan indien houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 4: Criteria omgevingsvergunning

  • 1. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning om Beschermde houtopstand te vellen verlenen, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor het vellen van een Beschermde houtopstand kan, slechts bij uitzondering worden verleend:

    • a.

      voor een Monumentale houtopstand als een zeer zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de houtopstand en alternatieven door middel van een BEA zijn onderzocht maar redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn of;

    • b.

      voor een Waardevolle houtopstand als een algemeen maatschappelijk belang of zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard, zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de houtopstand en alternatieven door middel van een BEA zijn onderzocht maar redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn of;

    • c.

      voor een Belevingsboom, een boom of hakhout in een Boomzone, als een algemeen belang zwaarder weegt dan het duurzaam behoud van de Belevingsboom, boom of hakhout in een Boomzone, of sprake is van ernstige overlast.

  • 3. De omgevingsvergunning voor vellen kan tevens worden verleend indien:

    • a.

      de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of;

    • c.

      sprake is van een reconstructieplan waarbij door middel van een BEA alternatieven voor behoud zijn onderzocht maar redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn.

ARTIKEL 5: Aanvraag

  • 1. De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bepalen dat bij de aanvraag een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project, wordt overgelegd.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bepalen dat bij de aanvraag de inhoud van het reconstructieplan wordt overgelegd.

  • 4. In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van de houtopstand kan het bevoegd gezag bepalen dat bij de aanvraag een BEA en een taxatierapport met boomwaarde van alle houtopstand staande binnen de invloedssfeer van de te vellen houtopstand wordt overgelegd.

ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging

De vergunning of omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichtenopgetreden na het verlenen, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of omgevingsvergunning is verleend, is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of omgevingsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 7: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of meerdere houtopstanden al geveld zijn.

ARTIKEL 8: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften, kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de Beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 4. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een BEA op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 4. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn

  • 1. De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is voor bomen die na inwerkingtreding van deze verordening zijn aangeplant, vastgesteld op 0,5 meter en op nihil voor heggen en heesters.

  • 2. Voor bomen in gemeentelijk eigendom die voor inwerkingtreding van de verordening zijn aangeplant, is deze afstand vastgesteld op nihil.

ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer houtachtigen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtachtigen te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtachtigen direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtachtigen of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtachtigen

  • 1. Het is verboden om houtachtigen, die eigendom van de gemeente Papendrecht zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren of anderen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan houtachtigen die eigendom van de gemeente Papendrecht zijn, aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college, met uitzondering van door de gemeente zelf aan te brengen voorwerpen.

ARTIKEL 13: Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met artikel 11 of 12, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Bij de eis tot strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 14: Toezicht en opsporing

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van bevoegd gezag aangewezen personen.

  • 2. Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren.

ARTIKEL 15: Overgangsbepaling

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening gemeente Papendrecht 2017 een aanvraag om een vergunning op grond van Bomenverordening Groene Kaart 2013 is ingediend en voor de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig Bomenverordening Groene Kaart 2013 toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een vergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van Bomenverordening Groene Kaart 2013 wordt beslist conform die verordening.

ARTIKEL 16: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Bomenverordening gemeente Papendrecht 2017”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking na bekendmaking en na de dag nadat de Groene Kaart met Beschermde houtopstand onherroepelijk is geworden.

  • 3.

    Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt Bomenverordening Groene Kaart 2013, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ……..,
de griffier,                                    de voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans A.J. Moerkerke

Bijlage Groene Kaart

Groene kaart

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Bomenverordening gemeente Papendrecht 2017

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

e. boom/boomvormers

Afbakening van het begrip boom en boomvormers is van belang voor het aangeven van de ondergrens van het velverbod voor wat betreft de houtopstanden die staan in Boomzones. Voor deze bomen en boomvormers in Boomzones geldt in beginsel het velverbod vanaf een stamdwarsdoorsnede vanaf 20 cm (gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld) behoudens de opgenomen vrijstellingen. Een uitzondering vormt hakhout in Boomzones. Daarvoor geldt in beginsel een velverbod ongeacht de stamdwarsdoorsnede, behoudens vrijstellingen.

h. bomeneffect-analyse

Houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de houtopstanden, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomeneffect-analyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

k. dunning

Dunning is een vorm van vellen die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende houtopstand zal verbeteren. Voor dunning van bomen en hakhout in Boomzones is geen omgevingsvergunning nodig.

m. hakhout

Hakhout zijn houtopstanden die periodiek en op een hoogte lager dan 1,30 meter boven het maaiveld worden gesnoeid. Ondanks dat hakhout vaak geen stamdwarsdoorsnede van minimaal 20 cm op 1,30 hoogte heeft, valt hakhout mits staand op de Groene Kaart wel onder het velverbod van artikel 3.

o. houtopstand

De term houtopstand wordt als definitie gebruikt voor bomen, boomvormers, hakhout. Verder wordt de term gebruikt voor houtachtigen die zijn aangeplant in het kader van een door het bevoegd gezag opgelegde herplantplicht.

t. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een kroon van een houtopstand tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet omgevingsvergunningsplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is dat wel. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens omgevingsvergunningsplichtig.

ARTIKEL 2: Groene Kaart met Beschermde houtopstanden

Algemeen: Het artikel bevat in BVO 2017 een lid minder en is ingekort. Verwijderd zijn verplichtingen voor de eigenaar van de houtopstand tot het doen van melding van eigendomsoverdracht en/of van het teniet gaan of kan gaan van houtopstand. Deze verplichtingen worden gezien als te ver gaand gezien het eigendomsrecht en vallend buiten het recht tot opstellen van regelgeving.

Lid 1. Vermeld staat nu dat de Groene Kaart alleen geldt voor Beschermde houtopstanden binnen de bebouwde kom (komgrens Wnb).

Lid 2. Omschrijving van registratieverplichting Groene Kaart. Verwijderd is de verplichting tot opname redengevende beschrijving.

Lid 3. Het College kan de Groene Kaart voortaan herzien wanneer daar aanleiding toe is (voorheen om de 4 jaar).

Lid 4. De verschillende beschermde categorieën houtopstanden zijn voortaan samengevat als Monumentale, Waardevolle houtopstanden, Belevingsbomen en Boomzones. Niet in de tekst zijn voortaan opgenomen: boomstructuren, bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, lokale en toekomstige monumentale bomen, bomen die vermeld staan in bestemmingsplannen en herdenkingsbomen. Dergelijke houtopstanden kunnen worden geschaard onder de vier categorieën van artikel 2 lid 4 BVO 2017.

ARTIKEL 3: Velverbod Beschermde houtopstand

Lid 1. Het velverbod is anders omschreven dan in BVO 2013. Het velverbod geldt niet meer voor alle Beschermde houtopstand in gelijke mate. Boomzones geven namelijk een zone als geheel aan. Dit is anders dan de direct aangewezen houtopstanden zoals Monumentale, Waardevolle houtopstand of Belevingsbomen. Daarom is er een specifiek velverbod voor bomen (minimale stamdiameter 20 cm) in Boomzones en een velverbod voor hakhout staande in Boomzones.

Lid 2. Voortaan staat de term ‘omgevingsvergunning’ bij ontheffingsmogelijkheid genoemd. Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel voor toestemmingverlening tot vellen van houtopstanden die op de Groene Kaart staan. Dit in plaats van een vergunningstelsel, om aan te geven dat in beginsel toestemming slechts bij zeer hoge uitzondering wordt verleend.

Lid 3. Hier volgen in de BVO 2017 voortaan een aantal vrijstellingen vergelijkbaar met die van artikel 3 lid 4 BVO 2013. Onder a. wordt vrijstelling van het velverbod niet langer gekoppeld aan de mogelijkheid tot oplegging van een herplantplicht. Onder e. is een vrijstelling voor dunning van in Boomzones staande bomen of in Boomzones staand hakhout opgenomen.

Lid 4. Hier zijn opgenomen, de vrijstellingen als genoemd in artikel 3 lid 4 onder a BVO 2013. Niet is overgenomen de term ‘bosbouwkundige of bedrijfseconomische exploitatie’. De vrijstellingen van lid 4 zijn vergelijkbaar met houtopstanden die vallen of worden genoemd in de regels van hoofdstuk 4 par. 4.1 Wnb (voorheen regelverbod artikel 15 Boswet) en behoeven om die reden geen extra bescherming.

Lid 5. Opgenomen is dat het bevoegd gezag bij direct gevaar (noodkap) een omgevingsvergunning kan verlenen met directe werking met bekendmaking achteraf. Het voordeel is dan dat een herplantplicht aan een omgevingsvergunning kan worden opgelegd. Dit houdt in dat dan direct tot velling overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

ARTIKEL 4: Criteria Omgevingsvergunning

Lid 1. Hierin worden anders dan in artikel 5 BVO 2013 toewijzingscriteria genoemd in plaats van weigeringscriteria.

Lid 2. De tekst wijkt hier af van de artikel 5 lid 2 BVO 2013. Daarin worden vier toewijzingscriteria genoemd die voor alle Beschermde houtopstanden gelden. In de nieuwe tekst is voor iedere categorie Beschermde houtopstand een eigen toewijzingscriterium gesteld. Naarmate een houtopstand tot een minder zware categorie behoort is een minder zwaar toewijzingscriterium van toepassing.

Lid 3. In het toegevoegde lid 3 staan drie voor alle categorieën geldende toewijzingscriteria. Dit zijn:

een levensverwachting van minder dan vijf jaar, als instandhouding niet meer mogelijk is ter voorkoming van letsel of schade of indien is sprake van een reconstructieplan waarbij alternatieven door een BEA zijn onderzocht en redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn.

ARTIKEL 5: Aanvraag

BVO 2017

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 4 BVO 2013. Voortaan staan de vereisten voor aanvraag verdeeld over vier leden in plaats van in een lid.

Lid 1. Dit lid is vergelijkbaar met het eerste gedeelte van artikel 4 BVO 2013.

Lid 2. Hierin staat vergelijkbaar de tweede helft van artikel 4 BVO 2013. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een overzicht van overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor realisatie van een project, worden overlegd.

Lid 3. Hierin is toegevoegd dat bevoegd gezag kan bepalen dat bij aanvraag de inhoud van het reconstructieplan wordt overlegd.

Lid 4. Hierin is toegevoegd dat bevoegd gezag kan vragen tot overleggen van een bomeneffect-analyse of een taxatierapport met boomwaarde van alle houtopstand staande binnen de invloedssfeer van de te vellen houtopstand.

ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging

De tekst is vrijwel gelijk aan artikel 6 BVO 2013. Wel zijn er wijzigingen onder c. en d.

Onder c. In BVO 2013 staat dat intrekking aan de orde is indien beperkingen zijn of worden vervuld. Onder c. In BVO 2017 wordt dit gewijzigd, zodat omgevingsvergunning kan worden gewijzigd als voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen. Onder d. BVO 2013 staat dat bij geen gebruikmaking binnen gestelde of- indien niet gesteld- redelijke termijn, kan worden gewijzigd of ingetrokken. Deze tekst komt in BVO 2017 niet meer terug. In plaats daarvan vervalt de omgevingsvergunning op grond van artikel 7 BVO 2017 bij geen gebruik, na drie jaar.

ARTIKEL 7: Beperking geldigheidsduur

Lid 1. Hierin is gewijzigd dat de omgevingsvergunning maximaal drie jaar zijn werking houdt. Er is geen langere termijn meer mogelijk.

Lid 2. Hierin is gewijzigd dat de omgevingsvergunning maximaal drie jaar zijn werking houdt ook als in fases wordt geveld. Een langere termijn is niet meer mogelijk.

ARTIKEL 8: Bijzondere voorschriften

Lid 2. Deze tekst is vergelijkbaar met de tekst van artikel 8 lid 3 BVO 2013.

Lid 3. Deze tekst is vergelijkbaar met de tekst van artikel 8 lid 5 BVO 2013.

Lid 4. Hierin is de rechtsopvolger aangewezen met de verplichting tot uitvoer van de voorschriften.

ARTIKEL 9: Herplant-/instandhoudingsplicht

BVO 2017

Lid 2. Hier staat een tekst vergelijkbaar met artikel 9 lid 4 BVO 2013.

Lid 3. Deze tekst is vergelijkbaar met artikel 9 lid 5 BVO 2013.

Lid 4. Hierin is de rechtsopvolger aangewezen met de verplichting tot uitvoer van de voorschriften.

ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn

Om te voorkomen dat van bomen die eigendom van de gemeente zijn, de verwijdering op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek gevorderd kan worden, is de afstand van de standplaats van bomen - die na inwerkingtreding van deze verordening zijn aangeplant - tot de erfgrens op 0,5 meter gesteld en voor heesters en hagen op nihil. Eerder aangeplante bomen mogen tot op een nihil afstand tot de erfgrens staan. De reden hiervoor is dat deze bomen een groot algemeen belang dienen en dat hun standplaats om die reden gerechtvaardigd is.

Artikel 11: Bestrijding van boomziekten

In het artikel is de term boom vervangen door houtachtige om zo te voorkomen dat de regel alleen werking heeft op bomen van een minimale stamdiameter van 20 cm. Vergelijkbaar met artikel 12 BVO 2013.

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtachtigen

Het artikel is gewijzigd en vereenvoudigd van opzet. Termen zijn samengevoegd tot de term ‘voorwerpen’ en de term houtopstanden is vervangen door term houtachtigen om te voorkomen dat de definitie van artikel 1 een beperkende werking heeft ten opzichte van dit verbod. Vergelijkbaar met artikel 13 BVO 2013.

ARTIKEL 13: Strafbepaling

Het handelen zonder omgevingsvergunning is strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden staat slechts het behangen/beschadigen van een publieke houtachtige of zonder vergunning onder handen hebben van zieke gevelde houtopstand in de BVO 2017 strafbaar gesteld. De mogelijkheid tot openbaarmaking van een vonnis van rechter is uit BVO verwijderd. Vergelijkbaar met artikel 14 BVO 2013.

ARTIKEL 14: Toezicht en handhaving

Lid 1. College is vervangen door bevoegd gezag.

Lid 2. Hierin staat de aanwijzing van opsporingsambtenaren. Verwijderd is de mogelijkheid tot betreding van gebouwen. Vergelijkbaar met artikel 16 BVO 2013.

ARTIKEL 15: Overgangsbepaling

Vergunningen verleend onder de oude verordening blijven van kracht voor de duur van verlening, verstrijking of intrekking. Omgevingsvergunningenaanvragen die zijn ingediend voordat de BVO 2017 in werking is getreden, vallen onder de oude Bomenverordening 2013 Groene Kaart en worden op grond daarvan afgehandeld. Vergelijkbaar met artikel 17 lid 5 en lid 6 BVO 2013.

ARTIKEL 16: Slotbepaling

Lid 1. Vergelijkbaar met artikel 17 lid 1 BVO 2013.

Lid 2. Anders dan in artikel 17 lid 2 BVO 2013 treedt de BVO 2017 in werking nadat de Groene Kaart onherroepelijk is geworden. Het is belangrijk dat een nieuwe verordening op het juiste moment in werking treedt. Indien het velverbod bijna geheel is opgebouwd rondom de vaststelling van een Groene Kaart, treedt de BVO 2017 in werking op het moment dat de Groene Kaart onherroepelijk is vastgesteld. Dan vervalt tegelijkertijd dan de vigerende BVO 2013 en treedt het overgangsrecht in werking.

Lid 3. Vergelijkbaar met artikel 17 lid 4 BVO 2013.