Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent commerciële (onder-)huur Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur Participatiewet

Geldend van 22-05-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur Participatiewet

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

vindt het noodzakelijk om vast te stellen wat wordt verstaan onder commerciële (onder-)verhuur en de mogelijkheid tot het verlagen van bijstand in verband met de woonsituatie,

Houdt daarbij rekening met:

  • -

    Artikel 22a, eerste tot en met het derde lid, artikel 27 en artikel 33, vierde lid van de Participatiewet, en

En besluit vast te stellen:

  • -

    de ‘Beleidsregel het verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur’.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • o

      Commerciële (onder-)verhuur: het in gebruik geven van een onroerende zaak voor een bepaalde periode aan een huurder, tegen een periodieke betaling en een marktconforme prijs;

    • o

      De wet: de Participatiewet;

    • o

      Marktconforme prijs: een huurprijs van tenminste € 225,-;

    • o

      De gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel b van de wet;

    • o

      Een woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j van de Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet;

    • o

      Woonkosten;

      • Als een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning de te betalen zakelijke lasten;

      • Als een huurwoning wordt bewoond de per maand geldende huurprijs, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag.

    • o

      Woonlasten: alle kosten die verbonden zijn aan het bewonen van een woning;

    • o

      Dakloze: persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats die de nacht doorgaans buiten doorbrengt of in een instelling voor de opvang van daklozen;

    • o

      Thuisloze: persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats die doorgaans tijdelijk op één of meerdere adressen logeert, niet zijnde een instelling bedoeld voor de opvang van daklozen.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als onder de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Toepassing van deze beleidsregel

  • 1. De bepalingen van deze beleidsregel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.

Artikel 3. Verlaging in verband met de woonsituatie

  • 1. De verlaging in verband met de woonsituatie, zoals bedoeld in artikel 27 van de wet (het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten verschuldigd zijn) bedraagt 20% van de gehuwdennorm.

  • 2. De verlaging van de uitkering van een dak- of thuisloze bedraagt eveneens 20% van de gehuwdennorm.

Artikel 4. Inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur

  • 1. De inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur, zoals bedoeld in artikel 33, lid 4 van de wet worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van € 50,00 per maand.

  • 2. Ten aanzien van het eerste lid moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

    • o

      De afspraken over(onder-) verhuur van (een deel van) de woning moeten op papier staan, in een huurovereenkomst; en,

    • o

      De belanghebbende toont de huurovereenkomst en bankafschriften waaruit duidelijk blijkt dat de werkelijke prijs wordt betaald;

    • o

      In de huurovereenkomst is ten minste opgenomen:

      • wie de huurder is;

      • wie de verhuurder is;

      • de huurprijs (all-in of uitgesplitst in kale huur en servicekosten);

      • het adres en de omschrijving van het gehuurde;

      • de datum van ingang van het huurcontract;

      • het tijdstip en de wijze van betaling;

      • de datum waarop jaarlijks de huur wordt verhoogd;

      • de handtekening van de huurder en de verhuurder.

Artikel 5. Geen commerciële (onder-)verhuur

  • 1. Overeenkomstig artikel 22a, vierde lid onder b van de wet wordt een overeenkomst tussen bloedverwanten in de eerste en tweede graad niet aangemerkt als een commerciële overeenkomst.

  • 2. Een bestaande niet-zakelijke overeenkomst wordt door het aangaan van (onder-) huurcontract niet geaccepteerd als een zakelijke overeenkomst.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 7. In werkintreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 maart 2015, maar werkt terug vanaf 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur Participatiewet.

Ondertekening

De beleidsregel is vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Delft dd …………………..
G.A.A. Verkerk, burgemeester
J.Krul, secretaris

Toelichting

Algemeen

Onder de WWB was het mogelijk om de uitkering van een belanghebbende die geen woning bewoont of iemand die een woning bewoonde waaraan geen kosten waren verbonden te verlagen. De gemeente had dat geregeld in haar toeslagen- en verlagingenbeleid. Dit was vastgelegd in een verordening. Met het van kracht worden van de Participatiewet is het toeslagen- en verlagingenbeleid vervallen.

De enige mogelijkheid die de gemeente heeft om de uitkering te verlagen is vanwege het ontbreken van woonlasten. Immers, als iemand geen woonlasten heeft, heeft hij/zij “ lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan”. De gemeente kan om die reden minder bijstand verstrekken, met andere woorden: belanghebbende kan toe met een lagere uitkering.

Met de invoering van de Participatiewet is ook de kostendelersnorm ingevoerd. De kostendelersnorm is niet van toepassing indien op een adres een andere persoon woonachtig is, bijvoorbeeld als onderhuurder of kostganger, die een commerciële prijs betaalt. Wat een commerciële prijs is, is in de wet niet vastgesteld. Met deze beleidsregel legt het college vast wat hieronder wordt volstaan. Is er sprake van een commerciële (onder-)huur dan worden de inkomsten bij de verhuurder (indien deze een uitkering ontvangt) op de uitkering in mindering gebracht. Is er geen sprake van een commerciële (onder-) huur, dan is de kostendelersnorm van toepassing.

Artikel 1

Voor zover nodig zijn enkele begrippen verduidelijkt. Voor alle overige begrippen geldt dat zij dezelfde betekenis hebben als in de Participatiewet of de Algemene wet bestuursrecht.

In het tweede lid wordt als commerciële huur een bedrag vastgesteld van € 225,00. Dit bedrag is ongeveer gelijk aan het bedrag dat iedereen ten minste aan huur zou moeten kunnen betalen (wet op de huurtoeslag).

Indien de verhuurder een uitkering heeft dan worden de inkomsten uit de (onder-)verhuur of kostgeverschap in mindering gebracht op de uitkering. Omdat hier ook kosten tegenover staan, zoals extra energie, water etc. wordt op de inkomsten een bedrag van € 50,- per maand in mindering gebracht.

Artikel 2

De norm voor jongeren (tot 21 jaar) is lager. Het verlagen van de uitkering zou dan erg grote gevolgen hebben. Ook de kostendelersnorm is pas van toepassing vanaf 21 jaar. Om deze redenen heeft deze beleidsregel alleen betrekking op personen van 21 jaar en ouder.

Artikel 3

Oor de verlaging met 20% van de gehuwdennorm is aangesloten bij de regiogemeenten. Alle regiogemeenten hanteren deze verlaging. Een lagere korting op de uitkering zou een aanzuigende werking kunnen hebben.

Artikel 4

Volledig zakelijk relaties zoals (onder-)huurschap of kostgeverschap blijven voor de kostendelersnorm buiten beschouwing. Bij deze relaties is er immers sprake van deelname aan het economisch verkeer en wordt een commerciële prijs voor het gehuurde en de overeengekomen diensten.

De participatiewet geeft niet aan wat wordt verstaan onder een commerciële prijs. Met deze beleidsregel stelt het college vast wat zij verstaat onder een commerciële prijs en hoe de belanghebbende dit kan aantonen. Kan hij dit aantonen dan is er geen sprake van de zgn. kostendelersnorm. Kan hij dit niet aantonen dan is de kostendelersnorm van toepassing.

Artikel 5

Verder is het van belang dat:

  • -

    een overeenkomst tussen bloedverwanten in de eerste en tweede graad niet als een commerciële overeenkomst wordt erkend. Dit kan worden afgeleid uit artikel 22a, vierde lid onder b.

  • -

    en dat een reeds bestaande niet- zakelijke overeenkomst wordt door het aangaan van een (onder)huurcontract niet geaccepteerd als een zakelijke overeenkomst.

Artikel 6 tot en met 8

Deze artikelen spreken voor zich.