Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent arbeid en ontheffing Beleidsregel Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling 2015

Geldend van 03-04-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • -

    Houdt rekening met de artikelen 9, 9a en artikel 18 van de Participatiewet;

  • -

    Houdt rekening met artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • -

    Houdt rekening met artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • -

    En houdt rekening met de re-integratieverordening;

en besluit op basis hiervan:

  • 1.

    de beleidsregel algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 vast te stellen,

  • 2.

    en tegelijk in te trekken Beleidsregel algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling WWB, IOAW en IOAZ 2012.

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet

    • b.

      het college: Het college van burgemeester en wethouders van Delft;

    • c.

      De uitkeringsgerechtigde: de persoon die algemene bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet of de persoon die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW of IOAZ;

    • d.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      voorziening: specifiek re-integratie-instrument gericht op de arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de wet en artikel 34, eerste lid onder a van de IOAW en de IOAZ;

    • g.

      sociale activering: het doen van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten die gericht zijn op deelnamen op de arbeidsmarkt (arbeidsinschakeling)

    • h.

      tegenprestatie: het in opdracht van het college doen van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten die niet gericht zijn op deelname op de arbeidsmarkt, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c van de wet en artikel 35, eerste lid onder c van de IOAW en van de IOAZ.

  • 2. Alle begrippen die in de beleidsregel staan maar niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de IOAW of de IOAZ.

Artikel 2. Algemeen geaccepteerde arbeid

Algemeen geaccepteerde arbeid, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onder a van de wet, en artikel 37, eerste lid van de IOAW en de IOAZ, houdt in arbeid die maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Dit betekent:

  • a.

    arbeid zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk, of aansluiting op opleiding of ervaring;

  • b.

    met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimumloon;

  • c.

    waarbij het college rekening kan houden met gewetensbezwaren, als deze persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met de te verrichten werkzaamheden.

Artikel 3 Verplichtingen

  • 1. De plicht tot arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid en artikel 18 lid 4 van de wet en artikel 37, eerste lid van de IOAW en IOAZ houdt in:

    • a.

      de arbeidsplicht;

    • b.

      de re-integratieplicht;

    • c.

      het meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van de Plan van Aanpak voor personen tot 27 jaar, zoals bedoeld in artikel 44a van de wet.

  • 2. Het naleven van de arbeidsplicht, zoals bedoeld in het eerste lid onder a, bevat tenminste de volgende gedragingen:

    • a.

      De uitkeringsgerechtigde registreert zich als werkzoekende bij het UWV-Werkbedrijf, en zorgt steeds voor een tijdige verlenging van deze registratie;

    • b.

      de uitkeringsgerechtigde raadpleegt in ieder geval in voldoende mate media waaronder internet, en reageert op hierin vermelde vacatures;

    • c.

      de uitkeringsgerechtigde raadpleegt de vacaturebanken van het UWV Werkbedrijf en reageert op hierin vermelde vacatures;

    • d.

      de uitkeringsgerechtigde schrijft zich bij uitzendbureaus en aanvaardt door een uitzendbureau aangeboden werk;

    • e.

      de uitkeringsgerechtigde brengt verslag uit aan het UWV-werkbedrijf en het college omtrent de voortgang van het solliciteren;

    • f.

      de uitkeringsgerechtigde aanvaardt en behoudt algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij een reistijd tot 3 uur per dag acceptabel wordt geacht;

    • g.

      de uitkeringsgerechtigde is bereid te verhuizen naar een andere gemeente indien dit noodzakelijk is voor de inschakeling in de arbeid waarbij een arbeidscontact kan worden aangegaan voor ten minste 1 jaar met een beloning tenminste die ten minste gelijk is aan het minimumloon;

    • h.

      de uitkeringsgerechtigde laat gedragingen na, inclusief het dragen van bepaalde kleding,die de inschakeling in de arbeid belemmeren.

  • 3. De re-integratieplicht, zoals bedoeld in het eerste lid onder b, geldt voor iedereen die een beroep doet op een uitkering op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ. De invulling hiervan is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de uitkeringsgerechtigde. Naleving van deze verplichting bevat ten minste de volgende gedragingen:

    • a.

      De uitkeringsgerechtigde werkt volledig mee aan een onderzoek naar de mogelijkheden van inschakeling in de arbeid;

    • b.

      De uitkeringsgerechtigde neemt deel aan een scholing of opleiding die naar het oordeel van het college noodzakelijk is;

    • c.

      De uitkeringsgerechtigde ondertekent een Trajectplan, Plan van Aanpak, of een re-integratie-overeenkomst tijdig en ten minste voor gezien. Dit plan, c.q. deze overeenkomst is opgesteld door het college of een door het college aangewezen partner die belast is met de uitvoering van de wet, de IOAW of de IOAZ.

    • d.

      De uitkeringsgerechtigde werkt volledig mee aan de afspraken die zijn gemaakt in het kader van zijn re-integratie, zoals vastgelegd in een Trajectplan, Plan van Aanpak of re-integratieovereenkomst. Dit betekent ook het meewerken aan de evaluatie van de gemaakte afspraken en de geleverde inspanningen.

    • e.

      De uitkeringsgerechtigde werkt mee aan het verkrijgen van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, of als dat nog niet mogelijk is op sociale activering. Kinderopvang kan hiervan deel uit maken.

    • f.

      De uitkeringsgerechtigde maakt gebruik van de voorzieningen die door het college worden aangeboden, gericht op arbeidsinschakeling, of als dat doel nog niet bereikbaar is aan sociale activering.

    • g.

      De uitkeringsgerechtigde geeft gehoor aan uitnodigingen van het college of een door het college aangewezen partner, voor zover dit betrekking heeft op de uitvoering van de wet, de IOAW of de IOAZ.

    • i.

      De uitkeringsgerechtigde die door ziekte e.d. afspraken in het kader van zijn re-integratie niet kan nakomen meldt zich ziek (en later weer beter) binnen de termijnen die de gemeente hiervoor stelt en die de gemeente aan de betrokkene kenbaar heeft gemaakt.

    • j.

      De uitkeringsgerechtigde doet er alles aan om zijn kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen of behouden van arbeid op peil te houden.

Artikel 4 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders

  • 1. Overeenkomstig artikel 9a van de wet of artikel 38 van de IOAW of de IOAZ, verleent het college de alleenstaande ouder, die de volledige zorg heeft voor zijn ten laste komend kind tot 5 jaar, op diens verzoek, een ontheffing van de arbeidsverplichting, inclusief de verplichting tot inschrijving als werkzoekende bij het UWV-Werkbedrijf.

  • 2. De ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid wordt slechts eenmalig verleend (artikel 9a, tweede lid van de wet).

  • 3. Geen ontheffing wordt verleend van de re-integratieplicht.

  • 4. Binnen 6 maanden na het verzoek tot ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid, stelt het college een Plan van Aanpak op, zoals bedoeld in artikel 9a, zevende lid van de wet, of artikel 38, zevende lid van de IOAW en IOAZ.

  • 5. Het college verricht iedere 6 maanden een heronderzoek naar de in het Plan van Aanpak opgenomen voorzieningen en afspraken en de naleving hiervan door de alleenstaande ouder, zoals bedoeld in artikel 9a, achtste lid van de wet .

Artikel 5 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling in individuele gevallen

  • 1. Het college kan in individuele gevallen tijdelijk een volledige of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling. Dat kan als het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht (artikel 9, tweede en/of vierde lid of artikel 37a, eerste lid van de IOAW en IOAZ). Het college kan in ieder geval een ontheffing van de arbeidsplicht verlenen aan:

    • a.

      Een alleenstaande ouder met een zorgtaak voor een zorgtaak met een kind jonger dan 12 jaar. Dit kan als passende kinderopvang ontbreekt of voor het realiseren van voldoende scholing voor de toekomstige zelfstandigheid van de betrokkene. Op basis van de belastbaarheid stelt het college de omvang van de resterende arbeidsplicht vast.

    • b.

      Een uitkeringsgerechtigde die noodzakelijke en niet uitstelbare mantelzorg verricht voor een zorgbehoevend gezinslid voor ten minste tien uur per week. Voor de duur van de volledige ontheffing kan het college een advies vragen van een onafhankelijke externe deskundige;

    • c.

      Een uitkeringsgerechtigde met ernstige medische of sociale belemmeringen die door een onafhankelijke externe deskundige zijn vastgesteld. Het college kan een ontheffing van de arbeidsplicht verlenen voor de mate en duur zoals opgegeven in het advies.

  • 2. Bij ontheffing van de arbeidsplicht blijft de re-integratieplicht van toepassing.

  • 3. Voor een persoon tot 27 jaar geldt de verplichting mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een Plan van Aanpak. Het college kan als zij dringende redenen aanwezig acht een ontheffing geven van deze verplichting.

  • 4. Het college verleent een individuele ontheffing van een of meer verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 3 tot het eerstvolgende heronderzoek tenzij anders is aangegeven. Deze ontheffing is echter nooit meer dan 2 jaar, tenzij het gaat om volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 4 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel 6 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt

Indien de uitkeringsgerechtigde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, gelden de verplichtingen genoemd in artikel 3 niet. Voor het beoordelen van de arbeidsongeschiktheid gelden de criteria die genoemd zijn in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel 7 Ingangsdatum en overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregel gaat in op 1 april i 2015 en werkt terug vanaf 1 januari 2015 .

  • 2. Met het ingaan van deze beleidsregel vervalt de beleidsregel “Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling 2012”.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als de “ Beleidsregel Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college dd. 3 maart 2015.
Mr. Drs. G.A.A. Verkerk , burgemeester
Mr. J. Krul, secretaris