Regeling vervallen per 01-01-2020

Openstellingsbesluit POP-3 weidevogels, biodiversiteit, en landschap Zuid-Holland 2017

Geldend van 07-09-2017 t/m 14-03-2019

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van 29 augustus 2017, PZH-2017-609933606(DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 weidevogels, biodiversiteit en landschap Zuid-Holland 2017 (Prov. Blad 2017, 3907)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland;

Overwegende dat het wenselijk is om investeringen voor herstel- en inrichtingsmaatregelen voor weidevogels, biodiversiteit en landschap, te stimuleren, zodat bijgedragen wordt aan de doelen: een verbetering van de leefgebieden voor weidevogels, behoud en verbetering van biodiversiteit en de ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen uit de Beleidsvisie Groen;

Besluiten:

Vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit POP-3 weidevogels, biodiversiteit en landschap Zuid-Holland 2017

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 18 september 2017 tot en met 15 november 2017 17:00 uur.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Deelplafond

  • 1. Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 3.660.000,-.

  • 2. Het deelplafond bestaat voor 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.5.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor weidevogels, biodiversiteit of landschap.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 2.5.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      niet verrekenbare of compensabele BTW;

    • c.

      voorbereidingskosten.

  • 2. In afwijking van artikel 2.5.3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de kosten van tweedehands goederen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5 Subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.5.4 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1. Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.5.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de kosteneffectiviteit;

    • c.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • d.

      de mate van urgentie.

  • 2. Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vier punten worden behaald.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 1;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 18 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7. Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het achtste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het negende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

Artikel 7 Bevoorschotting

  • 1. In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft een aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 50.000,-.

  • 2. In afwijking van artikel 1.21 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland verstrekken gedeputeerde staten geen voorschoten vooruitlopend op realisatie.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 9 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2024.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3weidevogels, biodiversiteit en landschap Zuid-Holland 2017.

Den Haag, 29 augustus 2017

drs. J.H. de Baas, secretaris.

drs. J. Smit, voorzitter

Toelichting

Algemeen

Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen.

De agrarische sector heeft als grootste grondgebruiker in Nederland aanzienlijke invloed op de natuur- en landschapskwaliteiten in het landelijk gebied, De eisen vanuit de landbouw als gebruiker van het landelijk gebied druisen vaak in tegen de eisen voor behoud van natuur- en landschapskwaliteit. Niet productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap gaan de verschraling van het landschap tegen.

In de Beleidsvisie Groen van de provincie Zuid-Holland zijn het behoud van biodiversiteit en de ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen als doelen opgenomen. De provincie wil werken aan het remmen van de verdere afname van de biodiversiteit in Zuid-Holland.

Het landschap floreert bij de wisselwerking tussen menselijk handelen en natuurlijke processen. Agrarisch weidevogelbeheer, akkervogelbeheer en vergroening in het kader van verduurzaming van de landbouw (onder andere functionele agrobiodiversiteit) dragen bij aan de ecologische basiskwaliteit van het landelijk gebied.

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor niet-productieve investeringen voor herstel- en voor weidevogels, biodiversiteit of landschap.

Met de subsidies worden projecten gestimuleerd waarmee de leefgebieden voor weidevogels, de biodiversiteit en het landschap worden verbeterd. Hiermee wordt bijgedragen aan de doelen van de Beleidsvisie Groen.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor weidevogels, biodiversiteit of landschap.

Een niet-productieve investering is een investering die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg heeft.

Voorbeelden van niet-productieve investeringen zijn: inrichtingsmaatregelen voor specifieke soorten, aanleg en inrichting van landschapselementen en inrichting van weidevogelkerngebieden.

Niet alle investeringen voor natuur, landschap en biodiversiteit komen voor subsidie in aanmerking. De investering moet gedaan worden in, ten behoeve of van invloed op landbouwgebied.

Artikel 4

Op basis van 2.5.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland en dit openstellingsbesluit komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    niet verrekenbare of compensabele BTW;

  • g.

    personeelskosten;

  • h.

    voorbereidingskosten.

voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

  • a.

    de kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • b.

    de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • c.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • d.

    personeelskosten van architecten, ingenieurs en adviseurs in loondienst van de subsidieontvanger, van in loondienst geschreven adviezen en haalbaarheidsstudies als bedoeld onder b en c;

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5

De minimale hoogte van de subsidie is, gelet op de administratieve lasten voor de ontvanger van de subsidie en de provincie, vastgesteld op € 50.000,-. Met dit bedrag zijn de administratieve lasten in verhouding met de subsidie.

Artikel 6

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Aan de selectiecriteria kan een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2 of 3. Op basis van het doel van de openstelling wordt de wegingsfactor per criterium toegekend.

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Het gaat om de mate waarin het resultaat van de activiteit bijdraagt aan de natuur, biodiversiteit of landschap. Hierbij zal worden gelet op de volgende aspecten:

  • ·

    de grote van het gebied waarop de activiteit betrekking heeft. Activiteiten met een gebiedsgerichte aanpak worden als effectiever gekwalificieerd;

  • ·

    het aantal dier- of plantensoorten waarop de activiteit betrekking heeft;

  • ·

    het aantal doelen (weidevogels, biodiversiteit, landschap) waarop de activiteit betrekking heeft;

  • ·

    de mate waarin het project draagvlak heeft bij betrokken partijen (TBO’s, waterschappen, vrijwilligers, gebiedscollectieven). Bij een samenwerking tussen de partijen wordt de mate van effectiviteit hoger gekwalificeerd.

Op basis van bovenstaande punten wordt de effectiviteit van de activiteit als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium b. de kosteneffectiviteit.

Met dit criterium wordt gekeken naar de kosten van de investering in relatie met de effectiviteit van de investering. Vanwege het ontbreken van historische gegevens wordt bij dit criterium geen gebruik gemaakt van normkosten, maar zal de kosteneffectiviteit worden bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect van de activiteit. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de verhouding tussen de directe kosten en de indirecte kosten (overhead).

De kosten van een investering kunnen zeer hoog zijn, maar tegelijk kan de investering ook heel effectief zijn. Bijvoorbeeld: de investering draagt bij aan de verbetering van de biodiversiteit in een groot gebied en draagt daarnaast ook bij aan het landschap. Zijn de kosten van de investering relatief hoog ten opzichte van het effect (het gaat om een relatief kostbare investering met bijvoorbeeld een beperkt effect op de biodiversiteit), dan zal de kosteneffectiviteit matig zijn.

1 punt wordt toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer hoog zijn ten opzichte van het effect op de weidevogels, biodiversiteit of landschap.

2 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten hoog zijn ten opzichte van het effect op de weidevogels, biodiversiteit of landschap.

3 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten redelijk zijn ten opzichte van het effect op de weidevogels, biodiversiteit of landschap.

4 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer redelijk zijn ten opzichte van het effect op de weidevogels, biodiversiteit of landschap.

Criterium c. de haalbaarheid van de activiteit.

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:

  • ·

    de eisen die gesteld worden aan de projectleider (ervaring en opleiding);

  • ·

    kent het project een realistische planning, opzet en begroting;

  • ·

    de kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en zijn gereduceerd;

  • ·

    zijn de relevante partijen (TBO’s, waterschappen, vrijwilligers, gebiedscollectieven) bij de investering betrokken, wordt met de partijen samengewerkt;

  • ·

    de mate waarin het project al is voorbereid / snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid van de activiteit als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium d. de mate van urgentie.

Met dit criterium wordt gekeken naar de urgentie van de investeringen. Aan urgentere investeringen wordt een hogere score toegekend. De urgentie kan worden aangetoond door middel van:

  • a.

    (beleids)plannen van overheden;

  • b.

    (wetenschappelijke) artikelen uit vakbladen;

  • c.

    de feitelijke staat van de weidevogel leefgebieden, landschap of biodiversiteit in een gebied, waarbij gebieden met een slechtere staat als urgenter worden aangemerkt;

  • d.

    de mogelijkheid om aan te sluiten bij andere projecten in een gebied (werk met werk).

Op basis van bovenstaande punten wordt de urgentie van de activiteit als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Wegingsfactoren

De selectiecriteria kunnen een wegingsfactor van 1, 2 of 3 hebben.

Het doel van de openstelling is het door middel van niet-productieve investeringen, bijdragen aan het behoud en versterken van de leefgebieden van weidevogels, biodiversiteit en de ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen.

Het criterium ‘mate van effectiviteit’ is dan ook het belangrijkste selectiecriterium. Effectieve projecten leveren een grotere bijdrage dan minder effectieve. Het criterium ‘mate van effectiviteit’ heeft daarom een wegingsfactor van 3.

Het is ook van belang dat de bijdrage aan het doel van de openstelling op een kosteneffectieve wijze gedaan wordt. Op die manier kan met het opengestelde deelsubsidieplafond het meeste resultaat worden behaald. Het criterium ‘kosteneffectiviteit’ heeft daarom een wegingsfactor van 2.

Het selectiecriterium ‘haalbaarheid’ is voor het bereiken van het doel minder van belang. De omvang van een activiteit is een bepaalde factor voor onder andere de effectiviteit. Dit betekent dat vaak vele partijen aan een activiteit moeten meedoen om de activiteit tot een succes/ effectief te maken. Daarvoor is soms een gebiedsproces noodzakelijk. Zonder een POP-3 subsidie wordt het lastig een gebiedsproces op te starten. Om ook deze projecten mogelijk te maken, heeft het criterium ‘haalbaarheid’ een wegingsfactor van 1.

Het selectiecriterium ‘urgentie’ heeft eveneens een wegingsfactor van 1. Een project dat urgenter is om uitgevoerd te worden, kan een grotere bijdrage leveren aan het doel dan een minder urgent project. Urgentie is een préen is daarom opgenomen als een extra onderscheidend criterium.