Regeling vervallen per 01-01-2025

Besluit van Gedeputeerde Staten van 29 augustus 2017, PZH-2017-609933606 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017) (Prov. Blad 2017, 3852)

Geldend van 02-09-2017 t/m 31-12-2024

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van 29 augustus 2017, PZH-2017-609933606 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017) (Prov. Blad 2017, 3852)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op de artikelen 1.3 en 2.8.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland,

Overwegende dat het wenselijk is om samenwerking in het Europees Partnerschap voor innovatie (EIP) te stimuleren met als doel de landbouwketen en voedselketen te verduurzamen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 2.8 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 4 september 2017 tot en met 1 november 2017 17:00 uur.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Deelplafond

  • 1. Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 200.000,-.

  • 2. Het deelplafond, bedoeld in het eerste lid, bestaat voor 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.8.2 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie.

Artikel 4 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 2.8.6 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt subsidie geweigerd indien de operationele groep geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten.

Artikel 5 subsidievereiste

  • 1. In afwijking van artikel 2.8.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit betrekking op de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie, en

    • b.

      versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen.

  • 2. De op te richten operationele groep bestaat uit ten minste een grondgebonden landbouwer en een partij uit de voedselketen of verwerkingsketen, niet zijnde een landbouwer.

  • 3. Tot de voedselketen, bedoeld in het tweede lid, behoren producenten en verwerkers van voedsel, distributeurs en retailers.

  • 4. Tot de verwerkingsketen, bedoeld in het tweede lid, behoren ondernemingen die landbouwproducten verwerken.

Artikel 6 subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.8.8, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    niet verrekenbare of compensabele BTW;

  • b.

    personeelskosten.

Artikel 7 niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.8.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor het verspreiden van de resultaten van het project;

  • b.

    de kosten voor de coördinatie van de operationele groep;

  • c.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • d.

    de kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties;

  • e.

    de kosten van tweedehands goederen;

  • f.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • g.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • h.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • i.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

  • j.

    bijdragen in natura.

Artikel 8 subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.8.10 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland er toe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9 Selectiecriteria

  • 1. Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.8.11 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de kosteneffectiviteit;

    • c.

      de mate van innovatie;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteit.

  • 2. Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vier punten worden behaald.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 24 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het achtste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het negende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, a, b en d, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 11 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2024.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking EIP Zuid-Holland 2017.

Den Haag, 29 augustus 2017

drs. J. Smit, voorzitter

drs. J.H. de Baas, Secretaris.

Toelichting

Algemeen

Het Europese Innovatie Partnerschap voor de landbouw (EIP-AGRI) is een nieuwe aanpak van de Europese Commissie waarbij men met Operationele Groepen (samenwerkingsverbanden) werkt. Deze groepen zijn samengesteld uit minimaal één agrarische ondernemer die kan worden bijgestaan door onderzoekers, adviseurs en andere betrokkenen om zijn/haar vragen zo goed mogelijk te formuleren. De Operationele Groepen stellen een plan op voor het ontwikkelen, testen, aanpassen of uitvoeren van het innovatieve project. In het projectplan moet een beschrijving van de verwachte resultaten opgenomen worden, zoals de bijdrage van het project aan de EIP-doelstelling, de wijze waarop de verworven kennis wordt verspreid en de eventuele verdienmodellen van het project. Een ander belangrijk doel van EIP-AGRI is om een brug te slaan tussen praktijk en onderzoek, zodat de praktische kennis wordt benut en verspreid en de wetenschap beter inspeelt op de behoeften van de boer.Met dit openstellingsbesluit wordt de oprichting van een operationele groep en het schrijven van het projectplan gesubsidieerd.

Uit de SWOT-analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna: POP programma) blijkt dat de agrarische sector en de afzetketen hun kostenreductiestrategie zullen moeten verschuiven naar een meerwaardestrategie. Zo kan de concurrentiekracht worden behouden en kunnen de externe effecten voor milieu, landschap en samenleving worden verminderd. Veel spelers in de agrosector kenmerken zich door kleinschaligheid, initiatieven zijn vaak versnipperd. Samenwerking is noodzakelijk om nieuwe producten, diensten, markten en ketenmodellen te ontwikkelen, om zo zowel het rendement als het imago van de landbouwsector maar ook de omgevingskwaliteit te verbeteren.

Het Ambitiedocument InovatieAgenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland en het POP programma sluiten goed op elkaar aan. In het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw is het volgende opgenomen:

“Samenwerking en gezamenlijke inzet is nodig om de negatieve effecten (onder andere verlies biodiversiteit, mindere leefomgevingskwaliteit en achteruitgang in kwaliteit van het cultuurlandschap) te beperken en de positieve ontwikkelingen ( onder andere kringlooplandbouw, een hoog percentage weidegang) verder te ondersteunen. Om de verduurzaming te bereiken is een duurzame innovatieaanpak met proeftuinen nodig voor de lange termijn. De ambitie is: verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Dit gebeurt met proeftuinen. Proeftuinen zijn een zichtbare plek waar koplopers in de landbouw- en voedselketen innovaties in de duurzame landbouw uitproberen en ontwikkelen”.

Artikel 3 subsidiabele activiteit

Op grond van dit openstellingsbesluit kan subsidie worden verstrekt voor de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie. Artikel 2.8.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland definieert wat een operationele groep is, namelijk een samenwerkingsverband dat deel uit maakt van het een EIP, de groep bestaat uit minimaal twee actoren, waarvan minimaal één landbouwer of een organisatie die hun vertegenwoordigt en de groep is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties.

Het EIP staat voor het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Meer informatie over het EIP kunt u vinden op https://ec.europa.eu/eip/agriculture/ en op https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/publications/eip-agri-brochure-operational-groups-turning-your

Artikel 5 subsidievereiste

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de op te richten operationele groep betrekking hebben op de thema’s “verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie” en “versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen” gezamenlijk.

Deze thema’s sluiten namelijk aan bij de doelen van het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw. In het Ambitiedocument wordt het versterken van regionale voedselketens als een van de doelen genoemd.

Het tweede vereiste is dat de op te richten operationele groep ten minste bestaat uit één grondgebonden landbouwer. Tot de grondgebonden landbouw behoren: akkerbouw, opengronds-groenteteelt, vollegronds-tuinbouw en fruit(boom)teelt en melkrundveehouderij.

Ook de teelten op of in het water worden tot de grondgebonden landbouw gerekend. Essentieel is dat de agrarische bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Een landbouwbedrijf met bijvoorbeeld “vrije uitloop kippen” behoort niet tot de grondgebonden landbouw.

Artikel 6 subsidiabele kosten

Op grond van dit openstellingsbesluit komen, samen met de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor het werven van deelnemers en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie;

  • b.

    niet verrekenbare of compensabele BTW;

  • c.

    personeelskosten ten behoeve van het werven van deelnemers en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie.

De subsidiabele hoogte van de personeelskosten kan op twee manieren worden berekend:

  • 1.

    op basis van IKS. Uw organisatie moet dan beschikken over een door de minister van Economische Zaken goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, of

  • 2.

    op basis van een per medewerker bepaald individueel uurtarief.

Het uurtarief per medewerker wordt als volgt berekend:

Het bruto jaarsalaris (op basis van de meest recente loonstaat) inclusief niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantie uitkering.

Verhoogd met 43,5% voor de werkgeverslasten.

Verhoogd met 15% voor de indirecte kosten.

De uitkomst hiervan wordt gedeeld door 1720 uur op basis van een werkweek van 40 uur.

Een voorbeeld: Het bruto jaarsalaris bedraagt inclusief een niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering 50.000 euro. De 50.000 euro wordt verhoogd met 43,5% tot 71.750 euro. De 71.750 euro wordt vervolgens verhoogd met 15% tot 82.512,50 euro. Het subsidiabele uurtarief bedraagt dan 82.512,50 gedeeld door 1720 is 47,97 euro.

Voor meer informatie over (onder andere) de subsidiabele kosten kunt u het handboek POP3 subsidie raadplegen. Het handboek is te raadplegen via https://regiebureau-pop.eu/sites/default/files/u111/Handboek%20aanvragers%2023%2003%202017.pdf.

Artikel 7 niet subsidiabele kosten

De niet subsidiabele kosten betreffen de kosten voor het door de operationele groep uit te voeren innovatieproject. Dit is immers op grond van dit openstellingsbesluit niet subsidiabel.

Ook de bijdragen in natura zijn niet subsidiabel. Dit omdat de subsidiehoogte 100% van de subsidiabele kosten bedraagt.

Artikel 9 selectiecriteria

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Voor ieder criterium kan 1 tot 4 punten worden behaald. Aan ieder criterium wordt tevens een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2 of 3.

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit ( de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan) waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Bij deze openstelling gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces in het EIP netwerk. Samenwerking kan, binnen het EIP leiden tot meer kennisdeling op nationaal- of internationaalniveau. Door samenwerking kunnen nieuwe innovatieve-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen ontstaan.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • ·

    de meerwaarde van de beoogde innovatie voor het thema van de openstelling “verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie, en versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen”

  • ·

    de bijdrage van het project/ beoogde innovatie aan het EIP. Wat levert het EIP de aanvrager op en welke toegevoegde waarde heeft de aanvrager voor het EIP? Gaat van het project een voorbeeldwerking uit? Levert het project ervaringen op waarmee anderen hun voordeel kunnen doen?

  • ·

    de mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol? ( Of is er een goede kans op een snelle vertaling naar de praktijk?)

puntenscore

1 punt wordt behaald als de effectiviteit niet als voldoende is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld het geval als de activiteit niet in voldoende mate bijdraagt aan de thema’s van de openstelling of dat er zeer weinig gebruikt wordt gemaakt van het EIP.

2 punten worden behaald indien de effectiviteit als voldoende/gemiddeld is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld als de beoogde innovatie toepasbaar is voor meerdere bedrijven of dat er voldoende gebruik wordt gemaakt van het EIP.

3 punten worden behaald indien de effectiviteit als goed is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld het geval als er goed gebruikt wordt gemaakt van het EIP of de innovatie toepasbaar is voor meerdere bedrijven

4 punten worden behaald indien de effectiviteit als zeer goed is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld het geval als er goed gebruikt wordt gemaakt van het EIP en de innovatie toepasbaar is voor meerdere bedrijven of sectoren.

Criterium b. de kosteneffectiviteit;

De kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • ·

    de hoogte van de kosten in relatie tot de prestatie. Het gaat hier om de directe effectiviteit / resultaat van de activiteit. Staat de begroting in reële verhouding tot de geleverde prestaties? Hoe is dat aannemelijk gemaakt? Hierbij wordt gelet op:

    • o

      de omvang van de totale projectkosten in relatie tot de beoogde innovatieopgave;

    • o

      het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector;

    • o

      de omvang van de totale projectkosten in relatie tot het benutten van en bijdragen aan het EIP.

  • ·

    de relevantie van de kosten, wordt de gevraagde subsidie aan de juiste zaken besteed?

  • ·

    Efficiënt gebruik van kennis en arbeid, in hoeverre wordt bestaande kennis ( in het EIP) goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

puntenscore

1 punt wordt behaald indien de kosteneffectiviteit als onvoldoende is te kwalificeren. Dit is het geval als de input (kosten) hoog is ten opzichte van de opbrengst;

2 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als gemiddeld is te kwalificeren. Dit is het geval als de input in verhouding staat met de prestatie;

3 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als goed is te kwalificeren. Dit is het geval als de prestatie en de input helder zijn uitgewerkt en de input ten opzichte van de prestatie laag is;

4 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als zeer goed is te kwalificeren. Dit is het geval als de prestatie en de input helder zijn uitgewerkt en de input ten opzichte van de prestatie buitengewoon goed is.

Criterium c. de mate van innovatie

Met dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin de activiteit innovatief is. Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, het onderwerp van de samenwerking (beoogde innovatie) of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden of verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking (beoogde innovatie), gaat het om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat de activiteit zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces of procedé), of betreft de beoogde innovatie een geheel nieuw product (of dienst, proces of procedé).

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • -

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • -

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”?

  • -

    De innovatieve waarde van de operationele groep – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • -

    Het toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast of is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

1 punt wordt behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als matig is te kwalificeren.

2 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als gemiddeld is te kwalificeren.

3 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als goed is te kwalificeren.

4 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als zeer goed is te kwalificeren.

Criterium d. de haalbaarheid van de activiteit.

Met dit criterium wordt bekeken of de activiteit succesvol uitgevoerd kan worden.

De “haalbaarheid van de activiteit” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking in een operationele groep tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • -

    De kwaliteit procesplan voor de oprichting van de operationele groep en het schrijven van het projectplan – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • -

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de aanvrager er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis (al dan niet in het EIP), aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel ?

  • -

    Blijk van oriëntatie op business model en marktpotentieel – heeft de aanvrager de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden ?

  • -

    De kwaliteit in relatie tot de breedte van de samenstelling, het kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie ?

1 punt wordt behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als onvoldoende is te kwalificeren.

2 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als gemiddeld is te kwalificeren.

3 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als goed is te kwalificeren.

4 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als zeer goed is te kwalificeren

Wegingsfactoren

Het doel van de openstelling en het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame landbouw is om innovaties in de landbouw te stimuleren. Het innovatieve element heeft daarom de hoogste wegingsfactor (3). Het effect van de activiteit (de mate waarmee wordt bijdragen aan de thema’s) heeft eveneens een wegingsfactor van 3. Effectieve deelname aan het EIP is namelijk ook van belang voor het bijdragen aan de doelen van het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame landbouw. De criteria kosteneffectiviteit en haalbaarheid zijn minder van belang voor het doel van de openstelling en hebben daarom een lagere wegingsfactor (2). De activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt zal grotendeels worden uitgevoerd (ingehuurd) personeel. Goedkoper personeel is niet altijd effectiever personeel. Voor het werven van deelnemers en het schrijven van het projectplan, is de kosteneffectiviteit dus minder van belang. Hetzelfde is van toepassing voor het criterium haalbaarheid. Het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan is en activiteit die vrij gemakkelijk uit te voeren is en daarmee vrij snel haalbaar is. Van belang is echter het innovatieve effect van de operationele groep en het projectplan.