Regeling vervallen per 13-07-2022

Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2017

Geldend van 16-08-2017 t/m 12-07-2022

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2017

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a. en Someren en de directie van SUEZ Gemeentelijke Dienstverlening B.V.

Overwegende,

dat intergemeentelijke samenwerking bij de vervulling van overheidstaken op het vlak van inzameling, sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen, gladheidsbestrijding en reiniging met een particuliere partner - die de ontbrekende kennis en ervaring kan inbrengen, waarbij uitgegaan wordt van transparantie en marktconformiteit - leidt tot een maatschappelijke meerwaarde;

dat door het aangaan van casu quo het toetreden tot de regeling door de deelnemende gemeenten zij op basis van een gemeentelijk aanwijzingsbesluit Blink de bevoegdheid hebben gegeven over te gaan tot de inzameling van huishoudelijk afvalstoffen, als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en artikel 10.22 eerste lid Wet milieubeheer;

dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende heeft verzocht om per 1 augustus 2017 toe te kunnen treden tot de gemeenschappelijke regeling Blink 2016, waardoor wijziging van deze regeling noodzakelijk is geworden;

dat op voorhand niet duidelijk is of het besluitvormingsproces bij de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling tijdig voor genoemde datum afgerond kan zijn;

dat vanwege genoemde onzekerheid in artikel 44 vierde lid het Algemeen bestuur de mogelijkheid krijgt om te besluiten dat toetreding gebeurt op een andere datum dan 1 januari;

dat SUEZ Gemeentelijke Dienstverlening B.V. statutair bevoegd is een gemeenschappelijke regeling te treffen waarbij een openbaar lichaam wordt opgericht;

dat de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het geven van een bestemming van de ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen en zij daarvoor momenteel ieder voor zich met derden overeenkomsten gesloten hebben;

dat de ontwikkelingen op het vlak van de verwerking van grof en fijn huishoudelijke afval in een stroomversnelling raken, mede als gevolg van het streven naar meer duurzaamheid;

dat Blink zich in de komende periode naast de inzameltaak van huishoudelijk afval op contractbasis met de deelnemende gemeenten ook bezig zal mogen houden met de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen;

gelet op de artikelen 21 en 22 eerste lid Grondwet, op titel 10.4 Wet milieuibeheer, op de betreffende gemeentelijke Afvalstoffenverordeningen, op artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en op de voet van het gestelde onder b van artikel 93 Wet gemeenschappelijke regelingen bij koninklijk besluit aan de Watco Gemeentelijke Dienstverlening B.V. verleende machtiging, die is overgegaan op de rechtsopvolger SUEZ Gemeentelijke Dienstverlening B.V.

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2016 te wijzigen als volgt: waarna deze luidt

Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2017

HOOFDSTUK I (ALGEMENE BEPALINGEN)

Artikel 1. Instelling en plaats van vestiging

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd “Blink”.

  • 2. Het openbaar lichaam Blink is gevestigd in Helmond.

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      Gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Blink

    • c.

      SUEZ: SUEZ gemeentelijke Dienstverlening B.V., gevestigd te Arnhem, als rechtsopvolger van Sita Gemeentelijke Dienstverlening B.V. gevestigd te Helmond en van Watco Gemeentelijke Dienstverlening B.V. voorheen eveneens gevestigd te Helmond;

    • d.

      Openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid;

    • e.

      Blink: openbaar lichaam,

    • f.

      Deelnemende gemeenten: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1 vierde lid Awb waartoe behoren de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a. en Someren;

    • g.

      Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

    • h.

      Programmakosten: de kosten vastgesteld door het Algemeen bestuur die voortvloeien uit de per deelnemende gemeente te verrichten werkzaamheden door Blink

    • i.

      Wmb: Wet milieubeheer;

    • j.

      Afvalstoffenverordening: de door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten vastgestelde verordening zoals benoemd in artikel 10:21 Wmb;

    • k.

      Brengdepot: milieustraat als bedoeld in artikel 10:28 Wmb;

    • l.

      KWD-bedrijfsafvalstoffen: kantoor-winkel- en dienstenafval;

    • m.

      Personeel Blink B.V.: 100% deelneming van Blink(verbonden partij)

    • n.

      RHCe: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, enige andere wet of gemeentelijke verordening van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen voor de gemeente, respectievelijk de gemeenteraad, burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester gelezen: Blink, respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, respectievelijk de voorzitter.

HOOFDSTUK II (TAAKOPDRACHT, DOELOMSCHRIJVING EN INSTRUMENTEN)

Artikel 3. Belang en doel

  • 1. De colleges en SUEZ treffen deze regeling ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten op het terrein van milieu, zoals benoemd in de Wmb, bij het reinigen van de openbare ruimte en bij de gladheidsbestrijding.

  • 2. De colleges richten samen met SUEZ een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van de afvalinzameling en reinigingstaken die bij wet - in het bijzonder de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer - aan de deelnemende gemeenten zijn opgedragen en/of die voortvloeien uit de aan de gemeenten op grond van de Gemeentewet toevertrouwde zorg voor de eigen huishouding op het terrein van het milieu, zoals benoemd in de Wmb.

  • 3. De gezamenlijke uitvoeringsorganisatie heeft mede tot het doel zorg te dragen voor gemeentelijke uitvoeringstaken op het vlak van de inzameling, sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen, de gladheidsbestrijding en de reiniging van de openbare ruimte van de deelnemende gemeenten.

  • 4. De colleges dragen in samenspraak met SUEZ te samen zorg voor de besturing van de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten evenals met de bevoegdhedenverdeling tussen de vennootschapsrechtelijke organen van SUEZ.

  • 5. Het openbaar lichaam kan daarnaast van een of meer deelnemende gemeenten opdrachten aannemen voor de uitvoering of ondersteuning bij de uitvoering van met name te benoemen gemeentelijke taken op het terrein van het milieu zoals benoemd in de Wmb, mits dat gebeurt op een budgettair neutrale wijze voor de andere deelnemende gemeenten.

Artikel 4. Bevoegdheden

  • 1. Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur treden ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de betreffende organen van de deelnemende gemeenten met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen.

  • 2. Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur hebben verordenende en regelgevende bevoegdheden met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen.

  • 3. De colleges hebben op basis van het bepaalde in de Afvalstoffenverordening, ieder voor zich, besloten Blink aan te wijzen als inzameldienst voor het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen en KWD-bedrijfsafvalstoffen, zoals bedoeld in de Afvalstoffenverordening. Blink is dientengevolge bevoegd tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en artikel 10:22 eerste lid Wet milieubeheer.

  • 4. Het Algemeen bestuur is bevoegd met een of meer deelnemende gemeenten overeenkomsten te sluiten met betrekking tot de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen. Voorts kan het Algemeen bestuur op grond van een door een of meer deelnemende gemeenten verstrekte volmacht overeenkomsten sluiten met derden met betrekking tot sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen.

  • 5. Het Algemeen bestuur is bevoegd met het oog op het in artikel 3 benoemd belang en na verkregen toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten tot het vaststellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling.

  • 6. Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.

  • 7. Het Dagelijks bestuur is bevoegd met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten of met privaatrechtelijke rechtspersonen samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening voor taken waarmee het openbaar lichaam belast is.

Artikel 5. Taken

  • 1. Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van de deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand die belast is met:

    • a.

      de zorg voor de uitvoering van de inzameling, het vervoer, de sortering en overslag en de eventuele opslag van afvalstoffen, een en ander als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en 10.22 eerste lid Wmb, met inachtneming van nadere regelgeving en besluitvorming van de betrokken gemeente(n) gebaseerd op de desbetreffende wettelijke bepalingen;

    • b.

      de zorg voor de uitvoering van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, en KWD-bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in titel 10.4 Wet milieubeheer voor zover deze aan de gemeente is opgedragen en door de deelnemende gemeente(n) uitdrukkelijk met Blink contractueel is overeengekomen;

    • c.

      de zorg voor de uitvoering van reinigingstaken, inclusief gladheidbestrijding, een en ander voor zover deze door de deelnemende gemeente(n) uitdrukkelijk met Blink contractueel is overeengekomen.

    • d.

      de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen afkomstig uit de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het verlenen van andere diensten op contractbasis aan de deelnemende gemeenten gezamenlijk, aan een afzonderlijke deelnemende gemeente of aan derden, passend binnen de in artikel 3 gegeven doelomschrijving.

HOOFDSTUK III (ORGANEN)

Artikel 6. Organen

Het openbaar lichaam kent de volgende organen:

  • a.

    het Algemeen bestuur

  • b.

    het Dagelijks bestuur

  • c.

    de voorzitter

  • d.

    de door het bestuur ingestelde commissies.

HOOFDSTUK IV (ALGEMEEN BESTUUR)

Artikel 7. Samenstelling Algemeen bestuur

  • 1. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen ieder uit hun midden een lid van het Algemeen bestuur aan. Ook wijzen zij ieder uit hun midden een plaatsvervangende lid aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis vervangt.

  • 2. Het daartoe bevoegde orgaan van SUEZ wijst één lid en één plaatsvervangend lid van het Algemeen bestuur aan. Dit orgaan is bevoegd de aanwijzing tussentijds in te trekken en een nieuw lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 3. De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van het lid en het plaatsvervangend lid van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 4. Wanneer het lidmaatschap van het college van burgemeester en wethouders eindigt, eindigt ook het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het Algemeen bestuur.

  • 5. Wanneer het door de SUEZ aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van een vennootschapsrechtelijk orgaan van SUEZ of geen dienstbetrekking meer heeft met SUEZ eindigt ook het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het Algemeen bestuur.

  • 6. Een lid van het Algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Algemeen bestuur.

  • 7. Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college of het daartoe bevoegde orgaan van SUEZ zo spoedig mogelijk een nieuw (plaatsvervangend) lid aan.

  • 8. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 7 eerste lid.

  • 9. Het lidmaatschap van het Algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 8. Werkwijze Algemeen bestuur

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de colleges van de deelnemende gemeenten en aan SUEZ gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 2 leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.

  • 3. De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer 1/5 gedeelte der aanwezige leden hierom verzoekt en het Algemeen bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht en het Algemeen bestuur dienovereenkomstig besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing

  • 4. In een besloten vergadering van het Algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      de vaststelling van het liquidatieplan;

    • d.

      de vaststelling of wijziging van regelingen;

    • e.

      het verlenen van ontslag aan een lid van het dagelijks bestuur;

    • f.

      de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g.

      de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan;

    • h.

      en het voorlopig vaststellen van de bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 35.

  • 5. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 19 tweede lid Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving voor zijn vergaderingen op de gebruikelijke wijze.

  • 6. Derden kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen bestuur bij te wonen. Zij hebben geen stemrecht. De plaatsvervangende leden kunnen als toehoorder eveneens ter vergadering aanwezig zijn. Zij hebben in die hoedanigheid geen stemrecht.

Artikel 9. Besluitvorming

  • 1. Bij het nemen van besluiten door het Algemeen bestuur brengen de leden per lid één stem uit.

  • 2. De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het derde lid plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 3. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen en jaarstukken behoeven unanieme instemming van de leden van het Algemeen bestuur.

  • 4. Het Algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen bestuur aanwezig is.

  • 5. Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.

  • 7. Het Algemeen bestuur kan bij toepassing van het zesde lid over alle onderwerpen met uitzondering van de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Artikel 10. Bevoegdheden

  • 1. Aan het Algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van het openbaar lichaam alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2. Het Algemeen bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regelen overdragen aan het dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekening-courantovereenkomsten of de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van het openbaar lichaam aangaat;

    • d.

      het beoordelen van de voordracht van de directeur als bedoeld in artikel 25 of bij indienstname: de benoeming, de schorsing of het ontslag van de directeur;

    • e.

      het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de wet.

    • f.

      het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 31a van de wet.

    • g.

      het vaststellen van de jaarlijkse vergoeding welke door de deelnemende gemeenten aan Blink moet worden voldaan voor de uitvoering van de werkzaamheden;

    • h.

      het vaststellen van de jaarlijkse vergoeding van de kosten die door Blink aan SUEZ wordt betaald voor het ter beschikking stellen van personeel en voor de directievoering, het vaststellen van een jaarlijkse vergoeding van de inhuur van personeel;

    • i.

      het jaarlijks vaststellen van het ondernemingsplan alsmede het investeringsplan;

    • j.

      het uitoefenen van de vennootschapsrechtelijke bevoegdheden voortvloeiend uit het aandeelhouderschap van Blink in Personeel Blink B.V.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de bevoegdheid bedoeld in het tweede lid onder c delegeren aan het dagelijks bestuur indien dit voor het uitvoeren van de aan Blink opgedragen taken nodig is.

Artikel 11. Geheimhouding

Het Algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK V (DAGELIJKS BESTUUR)

Artikel 12. Samenstelling Dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks bestuur bestaat uit drie leden afkomstig uit de colleges van de deelnemende gemeenten en van SUEZ, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen bestuur.

  • 2. Naast de voorzitter en één lid, beiden aangewezen door het Algemeen bestuur uit de deelnemende gemeenten, wordt door het Algemeen bestuur het door SUEZ aangewezen lid van het Algemeen bestuur aangewezen als lid van het Dagelijks bestuur

  • 3. De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders. De leden kunnen opnieuw worden benoemd. Zij blijven hun functie waarnemen totdat voorzien is in hun opvolging.

  • 4. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks bestuur.

  • 5. Het lid van het Dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur.

  • 6. Een lid, kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen bestuur.

  • 7. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

  • 8. Het bepaalde in artikel 7 met betrekking tot het door SUEZ aangewezen lid van het Algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het betreffende lid van het Dagelijks bestuur

Artikel 13. Taak Dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen bestuur.

  • 2. Het Dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden van de orde van de vergadering van het Dagelijks bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Bevoegdheden Dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks bestuur oefent de taken en bevoegdheden die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks bestuur zijn opgedragen uit.

  • 2. In het bijzonder is het Dagelijks bestuur belast met

    • a.

      het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het Algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      medewerkers te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet en het bepaalde in artikel 10 tweede lid onder c;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

    • g.

      het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • h.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • j.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • 3. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 15. Vergaderingen Dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar en zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. Besluiten van het Dagelijks bestuur vinden plaats op basis van volstrekte meerderheid van stemmen. Bij gelijke stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 3. Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing evenals het bepaalde in artikel 52 tot en met 60 van de Gemeentewet.

Artikel 16. Geheimhouding

  • 1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

  • 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het Dagelijks bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK VI (DE VOORZITTER EN PLAATSVERVANGEND-VOORZITTER)

Artikel 17.

  • 1. De voorzitter van het openbaar lichaam wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen. Het Algemeen bestuur wijst het lid afkomstig uit de qua inwoneraantal grootste gemeente tot voorzitter aan.

  • 2. De voorzitter wordt bij zijn afwezigheid vervangen door een door het Algemeen bestuur aan te wijzen andere lid van het Dagelijks bestuur, niet zijnde het door SUEZ aangewezen lid van het Algemeen bestuur.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot een gemeente die partij is in een geding, waarbij Blink is betrokken, machtigt hij de vice-voorzitter of een ander lid van het Algemeen bestuur, wiens gemeente geen partij is bij het geschil.

  • 5. De voorzitter tekent samen met de secretaris de stukken die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK VII (DE SECRETARIS EN DE CONTROLLER)

Artikel 18. De secretaris

  • 1. De secretaris van het Algemeen en Dagelijks bestuur wordt benoemd door het Algemeen bestuur op voorstel van het Dagelijks bestuur. Benoembaar tot secretaris is alleen een medewerker van een van de deelnemende gemeenten, die op detacheringsbasis voor Blink werkzaam is.

  • 2. De secretaris heeft geen stemrecht.

  • 3. De secretaris is de voorzitter en het Algemeen en Dagelijks bestuur in alles wat de hen opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 4. Hij bereidt de agenda voor van het dagelijks bestuur en van het algemeen bestuur.

  • 5. Hij draagt zorg voor de notulen van de vergadering van het Dagelijks en het Algemeen bestuur en legt de door de beide bestuursorganen genomen besluiten schriftelijk vast.

  • 6. Hij draagt er zorg voor dat de notulen en de besluitenlijst van vergaderingen van het Dagelijks en Algemeen bestuur ter kennis van deze beide bestuursorganen, de voorzitter en de directeur worden gebracht en licht deze zo nodig toe.

  • 7. De stukken die van het Algemeen bestuur en van het Dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.

Artikel 19. De controller

  • 1. De controller wordt op voordracht van het Dagelijks bestuur benoemd door het Algemeen bestuur uit het personeel dat werkzaam is SUEZ. Tot de taak van de controller behoort in ieder geval en in overleg met de directeur:

  • 2. Het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting met de daarbij behorende procedure;

    • a.

      het opstellen van de ontwerpjaarrekening en het ontwerpjaarverslag;

    • b.

      het inrichten van de administratieve organisatie en het vaststellen van de regels voor de interne controle.

  • 3. De controller heeft de bevoegdheid rechtstreeks te rapporteren aan het Dagelijks bestuur en aan het Algemeen bestuur over de taken genoemd in het eerste lid.

  • 4. Op verzoek van het Dagelijks bestuur of Algemeen bestuur kan de controller tijdens de vergaderingen van de hiervoor genoemde bestuursorganen het woord voeren.

HOOFDSTUK VIII (COMMISSIES, WERKGROEPEN, OVERLEG, TEGEMOETKOMING)

Artikel 20. Bestuurscommissies

  • 1. Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 2. Een lid van het Dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid of bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      het toezicht van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • f.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • g.

      de verantwoording aan het Algemeen bestuur;

    • h.

      wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld.

Artikel 21. Commissies van advies

  • 1. Het Algemeen bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen ten behoeve van de uitvoering van de hen opgedragen taken conform artikel 24 van de wet.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen bestuur op voorstel van het Dagelijks bestuur.

  • 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid /bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      het toezicht van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • f.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • g.

      de verantwoording aan het Algemeen bestuur.

  • 4. Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 22. Werkgroepen, overleg

Het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.

Artikel 23. Tegemoetkoming

  • 1. Het Algemeen bestuur kan voor zijn leden, de leden van het Dagelijks bestuur dan wel de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van een van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.

HOOFDSTUK IX (INFORMATIE EN VERANTWOORDINGSPLICHT)

Artikel 24. Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het Dagelijks bestuur geeft het Algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Het Algemeen bestuur kan een lid van het Dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.

Artikel 25. Externe Inlichtingenplicht

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt schriftelijk aan de colleges en de raden de door een of meer leden van die colleges en raden gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2. De inlichtingen worden in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.

Artikel 26. Externe verantwoordingsplicht lid algemeen bestuur

  • 1. Het lid van het Algemeen bestuur is aan het college die dit lid heeft aangewezen verantwoording schuldig over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het Algemeen bestuur verstrekt aan het college die hem heeft aangewezen de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 3. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.

  • 4. Het college kan een door hem aangewezen lid van het Algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.

  • 4. Het reglement van orde van het Algemeen bestuur regelt de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.

  • 5. Het in het eerste en tweede lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de raden.

Artikel 27. Informatieplicht rekenkamer(commissies) en accountant

  • 1. De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het Dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.

  • 2. Het Dagelijks bestuur verstrekt de eigen accountant van SUEZ desgevraagd alle informatie, die voor een ingestelde overheidscontrole op Blink noodzakelijk is.

HOOFDSTUK X (DIRECTEUR)

Artikel 28. De directeur

  • 1. SUEZ doet een voordracht aan het Algemeen bestuur voor de te werkstelling van de directeur van Blink op basis van een te sluiten detacheringsovereenkomst tussen SUEZ en het openbaar lichaam.

  • 2. SUEZ stelt op verzoek van het Algemeen bestuur voorts alle voor een goede directievoering noodzakelijke middelen ter beschikking. De kosten hiervan worden tot uitdrukking gebracht in de begroting van Blink.

  • 3. De directeur voert het dagelijks management van het openbaar lichaam en heeft de zorg voor alle overige uitvoerende werkzaamheden. Tot zijn taken behoren in elk geval:

    • a.

      de dagelijkse leiding van alle uitvoerende werkzaamheden;

    • b.

      het periodiek verantwoorden en rapporteren aan Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • c.

      het uitvoeren van actiepunten, vastgesteld door het Dagelijks of Algemeen bestuur;

    • d.

      het vaststellen van het personeelsbeleid;

    • e.

      de advisering aan het Algemeen en Dagelijks bestuur met betrekking tot de in artikel 10 respectievelijk in artikel 14 genoemde bevoegdheden en de advisering aan het Dagelijks bestuur voor het verstrekken inlichtingen en advies als bedoeld in artikel 24 en 25;

    • f.

      het beheer van de activa en de passiva;

    • g.

      de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden conform artikel 40 en 41 van de Archiefwet 1995 voor zover aan hem opgedragen door het dagelijks bestuur;

    • h.

      het initiëren van de samenspraak met de betrokken beleidsambtenaren van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK XI (PERSONEEL, MATERIEEL, RECHTSPOSITIE)

Artikel 29. Inzet personeel en materieel

  • 1. Blink heeft de beschikking over personeel en het materieel ten behoeve van de uitvoering van de kernactiviteiten van Blink, die door de deelnemende gemeenten aan Blink zijn opgedragen.

  • 2. Het personeel werkzaam voor het openbaar lichaam is in dienst van Personeel Blink B.V., en wordt naar behoefte op detacheringsbasis te werk gesteld bij Blink.

  • 3. Voor zover extra inzet van menskracht en/of materieel noodzakelijk is kunnen deze door SUEZ ten behoeve van BLINK, zulks ter beoordeling van het Algemeen bestuur, tegen transparante, marktconforme condities ter beschikking gesteld worden.

  • 4. Het Algemeen bestuur kan besluiten dat het openbaar lichaam zelf personeel in dienst neemt op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel dat in dienst is van Blink, geschiedt door het Dagelijks bestuur.

  • 6. Het Dagelijks bestuur kan de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van het openbaar lichaam opdragen aan de directeur.

Artikel 30. Rechtspositie

  • 1. Het personeel werkzaam voor Blink of in dienst van Blink wordt te werk gesteld op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2. Blink volgt hierbij de arbeidsvoorwaarden die gelden voor het personeel van SUEZ.

HOOFDSTUK XII (FINANCIËLE BEPALINGEN)

Artikel 31. Financiële informatieplicht

Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de directie van SUEZ.

Artikel 32. Begroting

  • 1. Het Dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp begroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het bepaalde in artikel 186 tot en met 213 Gemeentewet alsmede het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. De ontwerp begroting geeft inzicht in de operationele kosten en de programmakosten per deelnemende gemeente, zodanig dat deelnemende gemeenten deze kosten in hun eigen begroting kunnen opnemen.

  • 3. De ontwerp begroting en begrotingswijzigingen worden minimaal 8 weken voordat deze worden aangeboden aan het Algemeen bestuur aan de raden gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 4. Het Dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp begroting zoals deze aan het Algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting vóór 1 augustus van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient op aan gedeputeerde staten.

  • 6. Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 7. In afwijking van het onder het derde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen bestuur.

Artikel 33. Verrekenmodel Blink-SUEZ-deelnemende gemeenten

  • 1. Blink en SUEZ sluiten een managementovereenkomst voor de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam. SUEZ ontvangt hiervoor een vergoeding, fee genaamd.

  • 2. De door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting, waarin zijn opgenomen de per deelnemende gemeente door het openbaar lichaam te leveren prestaties, is voor SUEZ taakstellend.

  • 3. Van besparingen op de begroting van BLINK, blijkend uit de jaarrekening over het betreffende jaar, ontvangt SUEZ naast de fee over de omzet, tevens een bonusvergoeding van 10% over deze besparingen. De deelnemende gemeenten zullen 90% van deze besparingen ofwel overschot op de begroting, aanwenden voor verlichting van de lasten van de burgers c.q. het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening in hun gemeenten. Uitgangspunt is dat de toedeling van deze middelen geschiedt in relatie tot de te onderscheiden gemeentelijke bijdragen aan BLINK en de vraag of daarop besparingen zijn gerealiseerd. Pas als dat laatste het geval is, kan een deelnemende gemeente zich hierop beroepen.

  • 4. In geval van overschrijding van de taakstellende begroting in enig jaar zullen de extra kosten voor 40% voor rekening van SUEZ en voor 60% voor rekening van de betreffende gemeente zijn.

  • 5. Geen onderdeel van de hierboven in het derde en vierde lid omschreven bonus/malusregeling maken uit de variabele kosten ten aanzien van gladheidbestrijding, clandestiene stort, exploitatie milieustraat, huisuitzettingen en sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvallen. Deze kosten en opbrengsten worden afzonderlijk in de begroting opgenomen en met de betreffende gemeente afgerekend.

Artikel 34. De middelen

  • 1. Blink verkrijgt zijn middelen van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op de programmakosten van de uitvoering van de werkzaamheden welke door de desbetreffende gemeente aan Blink zijn opgedragen en wordt jaarlijks in de ontwerpbegroting opgenomen.

  • 3. Wijziging van de omvang van het grondgebied van een of meer van de deelnemende gemeenten kan van invloed zijn op de afspraken tussen de betreffende gemeente(n) en Blink met betrekking tot de uitvoering van de opgedragen taken en de daarvoor verschuldigde programmakosten

  • 4. De verschuldigde bijdrage dient tijdig betaald te worden op de door het Algemeen bestuur te benoemen tijdstippen.

Artikel 35. Rekening

  • 1. Het Dagelijks bestuur stelt elk jaar de ontwerp jaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op. Deze wordt voor 15 april toegezonden aan de raden.

  • 2. Het Algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.

  • 3. Het Algemeen bestuur neemt het initiatief tot het toelichten van de vastgestelde jaarrekening in een gezamenlijke bijeenkomst van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4. Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening geldt aan gedeputeerde staten en aan de colleges.

  • 5. Het Dagelijks bestuur informeert de colleges tijdig over de gerealiseerde programmakosten en nadere informatie die noodzakelijk is voor de door de deelnemende gemeenten op te stellen jaarrekeningen.

Artikel 36. Jaarverslag

  • 1. Uiterlijk 1 juli van elk jaar stelt het Algemeen bestuur een verslag vast omtrent de werkzaamheden van Blink in het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Het Algemeen bestuur zendt het jaarverslag zo spoedig mogelijk daarna toe aan gedeputeerde staten en aan de deelnemers.

  • 3. Het jaarverslag bevat de hoofdlijnen van de op het betreffende verslagjaar betrekking hebbende rekening en voldoet aan de vereisten voor een beredeneerd jaarverslag.

  • 4. Het Algemeen bestuur neemt het initiatief tot het toelichten van het jaarverslag in een bijeenkomst aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 37. Verplichte uitgaven

Wanneer aan het Algemeen bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 34, doet het Algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

Artikel 38. Financiële gegoedheid

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3. De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Artikel 39. Financiële voorschriften

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3. Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 4. Het Algemeen bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 35 genoemde jaarrekening.

  • 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen bestuur.

  • 6. De verordeningen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten en aan de colleges.

  • 7. Het openbaar lichaam verzekert zich tenminste tegen:

    • a.

      burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

    • c.

      Als de verzekering een voor rekening van het openbaar lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK XIII (ARCHIEF)

Artikel 40. Archiefbescheiden

  • 1. Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Het Dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam gedelegeerde taken.

  • 3. Voor de door deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.

  • 4. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de deelnemende gemeente(n).

  • 5. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam is belast de streekarchivaris van het RHCe.

  • 6. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

Artikel 41. Archiefbewaarplaats

Artikel 42. Ter beschikkingstelling archiefbescheiden

  • 1. De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet zijn afgedaan, worden ter beschikking gesteld aan het openbaar lichaam, dat deze zaken zal afdoen.

  • 2. De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds zijn afgedaan, blijven tot hun overbrenging naar de archiefbewaarplaats berusten onder het archiefvormend overheidsorgaan dat deze zaken heeft afgedaan. Indien noodzakelijk voor de taakuitvoering van het openbaar lichaam worden zij ter beschikking gesteld.

  • 3. Terbeschikkingstelling geschiedt voor 5 jaar en kan, met telkens een aaneengesloten periode van maximaal 5 jaar, worden verlengd tot ten hoogste 20 jaar.

  • 4. Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet ter beschikking waren gesteld.

  • 5. Het openbaar lichaam, dat de archiefbescheiden tot zijn beschikking krijgt, brengt slechts wijzigingen aan in de staat van ordening en toegankelijkheid van en vernietigt slechts uit de bescheiden na machtiging door het ter beschikking stellende overheidsorgaan.

  • 6. De kosten van het beheer van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden komen ten laste van het openbaar lichaam, dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gekregen.

    De zorgdrager voor de archiefbescheiden van het overheidsorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle andere aangelegenheden de zorgdrager voor de archiefbescheiden.

  • 7. Indien de ordening van de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden zich verzet tegen terbeschikkingstelling, is het openbaar lichaam te allen tijde bevoegd inzage te nemen van die archiefbescheiden dan wel daarvan of daaruit reproducties, afschriften of uittreksels te vorderen.

  • 8. Ten aanzien van de terbeschikkingstelling gelden de volgende nadere voorwaarden:

    • a.

      De ter beschikking gestelde archiefbescheiden worden door het openbaar lichaam in goede, geordende en toegankelijke staat bewaard;

    • b.

      Uitlening van terbeschikkinggestelde archiefbescheiden is slechts toegestaan aan functionarissen binnen het openbaar lichaam die ambtelijk zijn belast met behandeling van een aangelegenheid waarvoor uitlening noodzakelijk is.

HOOFDSTUK XIV (EVALUATIE)

Artikel 43. Evaluatie

  • 1. Blink zal periodiek een cyclisch evaluatieonderzoek doen uitvoeren. De daaruit voortvloeiende rapportage zal tezamen met een voorstel omtrent de wenselijkheid van voortzetting van de regeling op een zodanig tijdstip aan de deelnemers toegezonden worden, dat zij uiterlijk op 1 juli 2018 en vervolgens steeds uiterlijk op 1 juli na het verstrijken van een periode van drie jaar over de rapportage van het onderzoek met voorstel zullen beschikken. Het evaluatieonderzoek bevat in ieder geval een onderzoek naar de prijs - kwaliteitsverhouding van de door Blink verrichte diensten alsmede onderzoek naar het juridisch functioneren (o.a. aanbestedingsrechtelijk, milieurechtelijk, arbeidsrechtelijk).

  • 2. De deelnemers aan deze regeling zullen uiterlijk op 1 januari 2019 en vervolgens uiterlijk op 1 januari volgend op het jaar waarin de opvolgende driejaars-evaluatierapportage als bedoeld in het eerste lid beslissen of de evaluatie voor hen aanleiding is om uit te treden.

  • 3. Het algemeen bestuur wordt per aangetekende brief van een beslissing tot uittreding in kennis gesteld vóór de 1 januari data als bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk XV (TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING)

Artikel 44. Toetreding

  • 1. Omtrent een voorstel tot toetreding tot de regeling wordt op basis van unanimiteit beslist door het Algemeen bestuur. Toetreding kan plaatsvinden op schriftelijk verzoek van het college van burgemeester en wethouders na verkregen toestemming van de gemeenteraad van die gemeente.

  • 2. Het Algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.

  • 3. Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, het college van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.

  • 4. Op verzoek van het college van de toetredende gemeente kan het Algemeen bestuur met inachtneming van het bepaalde in het derde lid besluiten dat de toetreding gebeurt op een andere datum.

Artikel 45. Uittreding

  • 1. Uittreding van een aan de regeling deelnemende gemeente vereist onder meer toezending van het daartoe strekkende besluit van het college van burgemeester en wethouders na verkregen toestemming van de gemeenteraad van die gemeente aan het Algemeen bestuur van Blink.

  • 2. Uittreding door SUEZ heeft tot gevolg dat de regeling wordt opgeheven. De gevolgen van deze opheffing staan vermeld in artikel 47.

  • 3. Tussentijds uittreden uit de regeling kan alleen per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het besluit tot uittreding dient een opzegtermijn van minstens één jaar in acht genomen te worden.

  • 4. Tussentijdse uittreding door de deelnemende gemeenten en SUEZ, anders dan naar aanleiding van de periodieke evaluatie bedoeld in artikel 43 tweede lid, dient gebaseerd te zijn op gronden ontleend aan ernstige schending van het algemeen belang, zoals bij voorbeeld doch niet uitsluitend faillissement van SUEZ, ontwrichting van de dienstverlening door Blink, financiële wanorde binnen Blink, overtreding milieuregelgeving door Blink of een ingesteld strafrechtelijk opsporingsonderzoek jegens Blink en/of de bestuurders daarvan uitmondend in vervolging door het openbaar ministerie.

  • 5. Het Algemeen bestuur regelt, na overleg met de betrokken deelnemende gemeente, de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 6. Voor tussentijdse uittreding door een deelnemende gemeente, anders dan naar aanleiding van de periodieke evaluatie als bedoeld in artikel 43, is toestemming van het Algemeen bestuur vereist. Toestemming wordt alleen verleend wegens ernstige redenen, die maken dat voortgezette deelname aan de regeling redelijkerwijze niet kan worden gevergd, een en ander onverminderd de plicht tot betaling van eventuele schadevergoeding verband houdend met de tussentijdse uittreding.

  • 7. De tussentijds uittredende gemeente kan geen recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van Blink.

Artikel 46. Wijziging

  • 1. Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen bestuur, door de colleges van ten minste twee van de deelnemende gemeenten of door SUEZ.

  • 2. De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien het bevoegd orgaan van SUEZ en de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe, met toestemming van de raden, eensluidend besluiten.

Artikel 47. Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven in geval van artikel 45 tweede lid en wanneer het Algemeen bestuur daartoe, na schriftelijke instemming van de colleges van burgemeester en wethouders op basis van verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, unaniem besluit.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in afwikkeling van alle financiële, organisatorische en personele gevolgen. Het liquidatieplan wordt unaniem vastgesteld door het Algemeen bestuur nadat het de deelnemers omtrent het plan heeft gehoord. Indien een voorstel voor een liquidatieplan niet unaniem wordt aanvaard door het Algemeen bestuur wordt het geacht te zijn verworpen.

  • 3. Bij de opheffing van de regeling neemt het Algemeen bestuur de maatregelen die nodig zijn voor liquidatie en vereffening met voor zover mogelijk overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen 2:23 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Een eventueel negatief of positief saldo wordt aan de deelnemers toegerekend dan wel toebedeeld in de verhouding van de gemiddelde bijdragen van de deelnemers in de laatste drie jaar voor de vereffening.

  • 4. De deelnemers nemen bij liquidatie al het door hen ingebrachte personeel en materieel terug van het openbaar lichaam.

  • 5. De deelnemende gemeenten verplichten zich in geval van een toekomstige liquidatie, elk naar rato van het budgettair beslag, tot een uiterste inspanning om het personeel Blink in te schakelen bij een nieuwe inzamelings- en reinigingsorganisatie.

  • 6. De liquidatie heeft plaats door het alsdan fungerende Algemeen bestuur, dat na het tijdstip van opheffing van de regeling formeel in functie blijft, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7. De opheffing gaat niet eerder in dan met ingang van de dag volgende op die waarop het opheffingsbesluit door de deelnemende gemeenten en SUEZ is bekendgemaakt.

HOOFDSTUK XVI (GESCHILLEN, KLACHTEN)

Artikel 48. Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;

    • b.

      één lid, aan te wijzen door het Algemeen bestuur;

    • c.

      één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 49. Klachten

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen bestuur een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK XVII (OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN)

Artikel 50. Samenstelling bestuursorganen

  • 1. Zolang niet is voorzien in de samenstelling van de bestuursorganen als genoemd in artikel 6 van de regeling treden als zodanig op de bestuursorganen van het openbaar lichaam, zoals die bestonden vóór de inwerkingtreding van wijziging van de regeling.

  • 2. In afwijking van het gestelde in artikel 7 derde lid van de regeling is de zittingsduur van de leden van het Algemeen bestuur beperkt tot de periode gelegen tussen de wijziging van de regeling en het tijdstip van het aftreden van de raad van de betreffende gemeente gekozen voor de periode 2014-2018.

Artikel 51. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van een door het Algemeen bestuur te bepalen datum met in achtneming van het bepaalde in artikel 44.

  • 2. De bekendmaking van deze regeling geschiedt door het college van de gemeente Helmond.

Artikel 52. Toezending

De bij de wet voorgeschreven toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door het college van de gemeente Helmond.

Artikel 53. Aanhaling

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Blink 2017”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 8 augustus 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 20 juni 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 27 juni 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 4 juli 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 4 juli 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 20 juni 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 25 juli 2017 Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 12 juni 2017 Aldus vastgesteld op 26 juli 2017

Na verkregen voorafgaande toestemming van de gemeenteraad van Asten d.d. 27 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Asten,

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Deurne d.d. 30 mei 2017.
Burgemeester en wethouders van Deurne

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Gemert-Bakel d.d. 1 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Heeze-Leende d.d. 13 maart 2017
Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Helmond d.d. 27 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Helmond

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Laarbeek d.d. 1 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Laarbeek

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Nuenen c.a. d.d. 6 juli 2017
Burgemeester en wethouders van Nuenen c.a.

burgemeester

secretaris

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Someren d.d. 1 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Someren

burgemeester

secretaris

De directie van SUEZ gemeentelijke Dienstverlening B.V

directeur