Regeling vervallen per 01-02-2022

Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum

Geldend van 06-10-2016 t/m 31-01-2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b. raad: de gemeenteraad;

  • c. burgerinitiatief: een verzoek om een concreet voorstel te plaatsen op de agenda van de raad, die hier vervolgens een besluit over neemt;

  • d. volksinitiatief: een verzoek om een concreet voorstel te plaatsen op de agenda van de raad, waarbij, na verwerping van het voorstel door de raad, een volksstemming mogelijk is;

  • e. volksstemming: een volksraadpleging over een raadsbesluit naar aanleiding van een volksinitiatief;

  • f. referendum: een correctieve raadplegende volksstemming over een besluit dat door de raad is genomen, anders dan naar aanleiding van een volksinitiatief;

  • g. kiesgerechtigde:

    • -

      in het geval van indiening van een burger- of volksinitiatief, een verzoek om een volksstemming, een aankondiging van het voornemen een referendumverzoek te doen, of een referendumverzoek: degene die op de dag van indiening kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad;

    • -

      in het geval van een volksraadpleging: degene die op de drieënveertigste dag vóór de dag van de volksraadpleging kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad;

  • h. startnotitie inrichting besluitvormingsproces: een door de gemeenteraad vastgestelde notitie waarin het besluitvormingsproces van een maatschappelijk vraagstuk waarvan de oplossing veel tijd of veel geld kost, dat diep ingrijpende gevolgen voor de Amsterdamse samenleving heeft of waarbij vele partijen zijn betrokken, staat beschreven;

  • i. vakantieperiode: periode waarin in Amsterdam geen primair onderwijs wordt gegeven;

  • j. beslissing en/of besluit: een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Termijnen

Op de in deze verordening vermelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Artikel 3 Initiatief- en referendumcommissie

  • 1. Er is een Initiatief- en referendumcommissie die het gemeentebestuur in ieder geval over de volgende aangelegenheden adviseert:

    • a.

      of een burgerinitiatief voldoet aan de in artikelen 4 tot en met 6 opgenomen eisen;

    • b.

      of een volksinitiatief voldoet aan de in artikelen 9 tot en met 11 opgenomen eisen;

    • c.

      of het aangekondigde referendumverzoek voldoet aan de in artikelen 26 tot en met 28 opgenomen eisen;

    • d.

      over het in artikel 45 bedoelde referendabele besluit;

    • e.

      of een wijziging van een initiatiefvoorstel zoals bedoeld in artikel 17, derde lid, de kern van het voorstel ongewijzigd laat.

  • 2. De commissie adviseert het college over wijzigingen van deze verordening.

  • 3. De commissie kan het college op eigen initiatief adviseren, wanneer de commissie dat van belang acht.

  • 4. De commissie is belast met de behandeling van klachten, ingediend na inwilliging van het verzoek om een volksstemming of het definitieve referendumverzoek, over de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd. Het oordeel van de commissie over de klacht is openbaar.

  • 5. De commissie is verantwoordelijk voor de redactie van de volksstemmings- en de referendumkrant, bedoeld in de artikelen 25 en 47.

  • 6. De raad benoemt op voordracht van het college een voorzitter en vier gewone leden van de commissie. Een lid heeft voor ten hoogste twaalf jaar zitting.

  • 7. Een lid van de commissie is niet tevens:

    • a.

      burgemeester van Amsterdam;

    • b.

      lid van de raad van Amsterdam;

    • c.

      wethouder van Amsterdam;

    • d.

      ambtenaar door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 8. De raad stelt een reglement vast ten behoeve van de vergaderingen en van de werkwijze van de commissie.

  • 9. De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar, tenzij het de behandeling van een klacht betreft.

  • 10. De adviezen van de commissie zijn openbaar. De commissie kan in bijzondere gevallen beslissen dat adviezen niet openbaar zijn.

Hoofdstuk 2 Burgerinitiatief

Artikel 4 Mogelijkheden indiening burgerinitiatief

  • 1. Een kiesgerechtigde kan een burgerinitiatief indienen over een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de raad valt.

  • 2. Er kan geen burgerinitiatief worden ingediend dat een voorstel bevat:

    • a.

      waarvan de uitvoering naar het oordeel van de raad zou leiden tot een aanzienlijke aantasting van een korter dan vier jaar voor indiening van het burgerinitiatief genomen raadsbeslissing;

    • b.

      over een geagendeerde beslissing van de raad;

    • c.

      over beslissingen van de raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

    • d.

      over beslissingen met betrekking tot individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • e.

      over het vaststellen van de begroting en de rekening;

    • f.

      over het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • g.

      over beslissingen in het kader van deze verordening;

    • h.

      over beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft.

Artikel 5 Inhoud burgerinitiatief

  • Het burgerinitiatief bevat ten minste:

  • a. een nauwkeurige omschrijving en onderbouwing van het in het burgerinitiatief vervatte voorstel;

  • b. de voor- en achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de initiatiefnemer.

Artikel 6 Ondersteuning burgerinitiatief

  • 1. Een burgerinitiatief wordt ondersteund door ten minste 200 kiesgerechtigden.

  • 2. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente ter beschikking gestelde lijsten en/of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde voorstel zijn aangegeven.

  • 3. Een kiesgerechtigde kan het burgerinitiatief ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 7 Indiening en toetsing van het burgerinitiatief

  • 1. Het burgerinitiatief wordt ingediend bij het college.

  • 2. Het college doet binnen acht weken na indiening een voordracht aan de raad, of het burgerinitiatief voldoet aan de in de artikelen 4 tot en met 6 genoemde vereisten. Hij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3. De Initiatief- en referendumcommissie kan adviseren of een burgerinitiatief voldoet aan de in de artikelen 4 tot en met 6 genoemden vereisten. De commissie brengt binnen drie weken advies uit.

Artikel 8 Besluit over het burgerinitiatief

  • 1. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd.

    • a.

      De artikelen 4 tot en met 8 met betrekking tot het burgerinitiatief zijn van overeenkomstige toepassing op bestuurscommissies, met dien verstande dat waar ‘college’ staat ‘dagelijks bestuur van de bestuurscommissie’ gelezen wordt en waar ‘raad’ staat ‘algemeen bestuur van de bestuurscommissie’ gelezen wordt.

    • b.

      In afwijking van artikel 6, eerste lid, waarin staat dat een burgerinitiatief door ten minste 200 kiesgerechtigden ondersteund wordt, wordt een burgerinitiatief bij een bestuurscommissie door ten minste 50 kiesgerechtigden ondersteund.

  • 2. De initiatiefnemer wordt in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling van het burgerinitiatief in de vergadering van de raad kort het woord te voeren.

  • 3. De raad neemt een besluit over het voorstel.

Hoofdstuk 3 Volksinitiatief en volksstemming

Paragraaf 1 Volksinitiatieffase

Artikel 9 Mogelijkheden indiening volksinitiatief

  • 1. Een kiesgerechtigde kan een volksinitiatief indienen over een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de raad valt.

  • 2. Er kan geen volksinitiatief worden ingediend dat een voorstel bevat:

    • a.

      over een voor de raad geagendeerde beslissing of een beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • b.

      voor beslissingen van de raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

    • c.

      voor beslissingen met betrekking tot individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • d.

      over het voor kennisgeving aannemen van nota's en rapporten;

    • e.

      over het vaststellen van de begroting en de rekening;

    • f.

      over het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • g.

      voor beslissingen in het kader van deze verordening;

    • h.

      voor beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft.

    • i.

      voor de vaststelling, de herziening of de intrekking van een bestemmingsplan;

    • j.

      voor het instellen, het samenvoegen of het opheffen van stadsdelen.

  • 3. De raad kan besluiten dat geen volksinitiatief kan worden ingediend, omdat naar zijn oordeel zwaarwegende belangen zich tegen de mogelijkheid tot het houden van een volksstemming verzetten.

Artikel 10 Inhoud volksinitiatief

  • Het volksinitiatief bevat ten minste:

  • a. een nauwkeurige omschrijving en onderbouwing van het in het volksinitiatief vervatte voorstel;

  • b. de voor- en achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de initiatiefnemer.

Artikel 11 Ondersteuning volksinitiatief

  • 1. Een volksinitiatief wordt ondersteund door ten minste 1.200 kiesgerechtigden.

  • 2. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente ter beschikking gestelde lijsten en/of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het in artikel 10, eerste lid, bedoelde voorstel zijn aangegeven.

  • 3. Een kiesgerechtigde kan het volksinitiatief ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 12 Indiening en toetsing volksinitiatief

  • 1. Het volksinitiatief wordt ingediend bij het college.

  • 2. Indien verwezenlijking van het voorstel naar het oordeel van het college aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben, kan het college een kostenraming opstellen en de initiatiefnemer om een financieel dekkingsvoorstel hiervoor vragen. De kostenraming en het verzoek aan de initiatiefnemer behoeven instemming van de raad.

  • 3. De initiatiefnemer kan aanspraak maken op maximaal vier uur ambtelijke ondersteuning, of een financieel equivalent daarvan, voor het uitwerken van het initiatief. Als het college de initiatiefnemer een dekkingsvoorstel vraagt, wordt de ambtelijke bijstand, of het financieel equivalent daarvan, verdubbeld.

  • 4. Het college doet binnen acht weken na indiening, of in voorkomende gevallen na het ontvangen van een dekkingsvoorstel, een voordracht aan de raad, of het volksinitiatief voldoet aan de in dit artikel en in de artikelen 9 tot en met 11 genoemde vereisten. Hij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 5. De Initiatief- en referendumcommissie kan adviseren of een volksinitiatief voldoet aan de in dit artikel en in de artikelen 9 tot en met 11 genoemde vereisten. De commissie brengt binnen drie weken advies uit.

  • 6. Bij de toetsing, of een volksinitiatief voldoende wordt ondersteund, kan het college gebruik maken van de methode van het doen van een steekproef uit het bestand van steunbetuigingen.

Artikel 13 Besluit over het volksinitiatief

  • 1. De raad agendeert een geldig volksinitiatief binnen drie maanden voor zijn vergadering.

  • 2. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor deze vergadering.

  • 3. De initiatiefnemer wordt in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de behandeling van het volksinitiatief in de vergadering kort het woord te voeren.

  • 4. De raad neemt een besluit over het volksinitiatief.

Paragraaf 2 Volksstemmingsfase

Artikel 14 Mogelijkheden indiening volksstemming

  • Een volksstemming over het besluit van de raad op het volksinitiatief is mogelijk:

  • a. indien de raad het volksinitiatief niet of slechts ten dele overneemt, en.

  • b. de raad niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, derde lid, besluit dat zwaarwegende belangen zich tegen de mogelijkheid tot het houden van een volksstemming verzetten.

Artikel 15 Inhoud verzoek volksstemming

  • Het verzoek om een volksstemming bevat ten minste:

  • a. een nauwkeurige omschrijving en onderbouwing van het in het volksinitiatief vervatte voorstel;

  • b. de voor- en achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de kiesgerechtigde.

Artikel 16 Ondersteuning verzoek volksstemming

  • 1. Een verzoek om een volksstemming wordt ondersteund door ten minste 27.000 kiesgerechtigden.

  • 2. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente ter beschikking gestelde lijsten en/of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het in artikel 15, eerste lid, bedoelde voorstel zijn aangegeven.

  • 3. Een kiesgerechtigde kan het volksinitiatief ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 17 Indiening en toetsing verzoek volksstemming

  • 1. Indien een volksstemming mogelijk is, kan de initiatiefnemer binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de raad op het volksinitiatief aankondigen bij het college dat hij het wenselijk acht dat de mogelijkheid wordt opengesteld dat het volksinitiatief wordt doorgezet in de vorm van een volksstemming. Indien er meerdere initiatiefnemers zijn, dan wordt de schriftelijke verklaring ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers.

  • 2. De initiatiefnemer kan bij de raad een verzoek indienen voor een volksstemming binnen zes maanden na de dag waarop een openbare kennisgeving van het besluit zoals bedoeld in artikel 13, vierde lid is gedaan, mits een aankondiging zoals bedoeld in het eerste lid binnen de daarvoor gestelde termijn is gedaan.

  • 3. De initiatiefnemer kan in de aankondiging aangeven dat hij het initiatief doorzet in gewijzigde vorm, mits daarbij het onderwerp en de essentie van het voorstel ongewijzigd blijven.

  • 4. Bij een wijziging van het initiatief als bedoeld in het tweede lid, besluit het college, na advies van de initiatief- en referendumcommissie, of met de wijziging het onderwerp en de essentie van het voorstel ongewijzigd zijn gebleven.

  • 5. Een gewijzigd volksinitiatief wordt nog eenmaal geagendeerd voor de vergadering van de raad.

  • 6. Bij de toetsing, of het verzoek voldoende wordt ondersteund, kan het college gebruikmaken van de methode van het doen van een steekproef uit het bestand van steunbetuigingen.

Artikel 18 Besluit over het verzoek om een volksstemming

  • 1. De raad neemt uiterlijk na acht weken na de dag van ontvangst van het verzoek een besluit hierover.

  • 2. De raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikel 14 tot en met 17 gestelde vereisten.

  • 3. De raad kan beslissen bij de volksstemming een alternatief voorstel voor te leggen.

Artikel 19 Datum volksstemming

De raad bepaalt de datum van de volksstemming, met dien verstande dat deze niet eerder plaatsvindt dan zes maanden na de dag waarop het verzoek is ingewilligd.

Artikel 20 Terugtrekken verzoek volksstemming

  • 1.De initiatiefnemer kan tot drie maanden vóór de door de raad vastgestelde datum van de volksstemming met een schriftelijke verklaring gericht aan het college het verzoek tot het houden van een volksstemming intrekken.

  • 2. Indien er meerdere initiatiefnemers zijn, dan wordt de schriftelijke verklaring ondertekend door een meerderheid van hen.

Artikel 21 Vaststelling vraagstelling

  • 1. Indien de raad geen alternatief voorstel aan de kiesgerechtigden voorlegt, luidt de vraagstelling:

  • "bent u voor of tegen het volksinitiatief (titel)?".

  • 2. Indien de raad een alternatief voorstel aan de kiesgerechtigden voorlegt, worden de volgende twee vragen aan de kiesgerechtigden voorgelegd:

    • a.

      "bent u voor of tegen het volksinitiatief (titel)?";

    • b.

      "bent u voor of tegen het voorstel van de raad (titel)?".

Artikel 22 Vaststellen van de uitslag

  • 1. De uitslag is geldig indien ten minste 20% van alle kiesgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. Indien zowel het volksinitiatief als het voorstel van de raad een meerderheid heeft behaald, is beslissend welk voorstel de grootste meerderheid heeft behaald.

Artikel 23 Gevolgen van de uitslag

De raad neemt naar aanleiding van de uitslag van de volksstemming binnen acht weken na de dag waarop de volksstemming is gehouden een beslissing over het voorgelegde voorstel.

Paragraaf 3 Overige onderwerpen

Artikel 24 Subsidie steunverwerving verzoek en campagne

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken:

    • a.

      aan de initiatiefnemer voor een volksstemming voor de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van voldoende steun voor het indienen van het verzoek;

    • b.

      aan de initiatiefnemer en aan maatschappelijke organisaties voor de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne, nadat het verzoek tot het houden van een volksstemming is ingewilligd. De subsidie wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden vóór de datum van de volksstemming;

  • 2. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de subsidieverstrekking.

Artikel 25 Volksstemmingskrant

  • 1. Uiterlijk twee weken vóór de volksstemming wordt een volksstemmingkrant verspreid waarin gelijke ruimte is gereserveerd voor de standpunten van de initiatiefnemer en de gemeente.

  • 2. De volksstemmingkrant staat onder redactie van de Initiatief- en referendumcommissie.

Hoofdstuk 4 Referendum

Artikel 26 Mogelijkheden indiening referendumverzoek

  • 1. Een kiesgerechtigde kan een referendumverzoek indienen over een beslissing van de raad.

  • 2. Er kan geen referendumverzoek worden ingediend over:

    • a.

      beslissingen van de raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

    • b.

      beslissingen met betrekking tot individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      het voor kennisgeving aannemen van nota's en rapporten;

    • d.

      het vaststellen van de begroting en de rekening;

    • e.

      het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      beslissingen in het kader van deze verordening;

    • g.

      beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

    • h.

      beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • i.

      andere beslissingen dan de beslissing die door de raad in de startnotitie inrichting besluitvormingsproces als referendabel wordt aangewezen, zoals bedoeld in artikel 45;

    • j.

      de vaststelling, de herziening of de intrekking van een bestemmingsplan;

    • k.

      het instellen, het samenvoegen of het opheffen van bestuurscommissies.

  • 3. De raad kan besluiten dat naar zijn oordeel zwaarwegende belangen zich tegen de mogelijkheid tot het houden van een referendum verzetten.

  • Paragraaf 1 Aankondiging van het referendumverzoek

Artikel 27 Inhoud aankondiging referendumverzoek

  • 1. Als er een besluit geagendeerd is, kan een kiesgerechtigde aankondigen dat hij na het nemen van dit besluit een referendumverzoek zal indienen.

  • 2. De aankondiging bevat ten minste:

    • a.

      het voorstel de geagendeerde beslissing niet aldus te nemen;

    • b.

      de voor- en achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker.

Artikel 28 Ondersteuning aankondiging referendumverzoek

  • 1. Een aankondiging wordt ondersteund door ten minste 1.200 kiesgerechtigden.

  • 2. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente ter beschikking gestelde lijsten en/of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het in artikel 27, tweede lid, bedoelde voorstel zijn aangegeven.

  • 3. Een kiesgerechtigde kan de aankondiging ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 29 Indiening en toetsing aankondiging referendumverzoek

  • 1. Een aankondiging wordt ten minste twee dagen vóór de vergadering van de raad waarvoor het besluit is geagendeerd, bij het college ingediend.

  • 2. Het college doet de raad een voordracht, of het aangekondigde referendumverzoek voldoet aan de in de artikelen 26 tot en met 28 opgenomen vereisten na advies van de Initiatief- en referendumcommissie.

Artikel 30 Besluit over het in de aankondiging opgenomen voorstel

  • 1. De raad agendeert de aankondiging en het geagendeerde besluit voor dezelfde vergadering. Hangende het onderzoek, of de aankondiging aan de vereisten voldoet, houdt de raad de besluitvorming aan.

  • 2. Indien de aankondiging aan de vereisten voldoet, betrekt de raad in zijn besluitvorming over het geagendeerde besluit ook het in de aankondiging opgenomen voorstel om het geagendeerde besluit niet te nemen.

  • 3. De raad beslist eerst over het geagendeerde besluit waartegen het aangekondigde referendumverzoek zich richt, en vervolgens over het aangekondigde referendumverzoek.

  • 4. Indien de raad het geagendeerde besluit integraal of gedeeltelijk overneemt, schort de raad de uitvoering of de inwerkingtreding van zijn besluit op.

  • 5. De opschorting eindigt wanneer:

    • a.

      er niet tijdig een inleidend dan wel definitief referendumverzoek is ingediend;

    • b.

      de raad een besluit neemt tot afwijzing van een inleidend of definitief referendumverzoek, als bedoeld in 34, tweede lid, of artikel 37, tweede lid, en

    • c.

      de raad een besluit naar aanleiding van de uitslag van een referendum neemt.

Artikel 31 Mogelijkheden voortzetting referendum

  • Een referendum over het besluit van de raad waartegen het aangekondigde referendumverzoek zich richt, is mogelijk:

  • a. indien de raad het in de aankondiging vervatte voorstel niet of slechts ten dele overneemt, en

  • b. indien de raad niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, derde lid, besluit dat zwaarwegende belangen zich tegen de mogelijkheid tot het houden van een referendum verzetten.

  • Paragraaf 2 Inleidend referendumverzoek

Artikel 32 Inhoud inleidend referendumverzoek

Het verzoek is gedateerd en vermeldt om welk beslissing het gaat.

Artikel 33 Ondersteuning inleidend referendumverzoek

  • 1. Het inleidend verzoek wordt ondersteund door ten minste 6.750 kiesgerechtigden.

  • 2. Voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die de aankondiging van het referendumverzoek hebben ondersteund, niet meegerekend.

  • 3. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente beschikbaar gestelde lijsten of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het referendumverzoek zijn aangegeven.

  • 4. Een kiesgerechtigde kan het verzoek ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 34 Indiening en toetsing inleidend referendumverzoek

  • 1. Degene die een aankondiging heeft gedaan als bedoeld in artikel 27, kan bij het college een inleidend referendumverzoek indienen over een beslissing van de raad als bedoeld in artikel 30, derde lid.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend binnen drie weken na de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan van de in artikel 30, derde lid bedoelde beslissing van de raad. Indien deze termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het college deze desgevraagd.

  • 3. Bij de toetsing, of een verzoek voldoende wordt ondersteund, kan het college gebruik maken van de methode van het doen van een steekproef uit het bestand van steunbetuigingen.

Artikel 35 Besluit over het inleidend referendumverzoek

  • 1. Het college neemt binnen vier weken na de uiterste dag waarop het inleidend verzoek kan worden gedaan een besluit; hij kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen.

  • 2. Het college wijst het verzoek af, indien niet is voldaan aan de in artikel 32 tot en met 34 gestelde vereisten.

  • Paragraaf 3 Definitief referendumverzoek

Artikel 36 Inhoud definitief referendumverzoek

Het verzoek is gedateerd en vermeldt om welk beslissing het gaat.

Artikel 37 Ondersteuning definitief referendumverzoek

  • 1. Dit verzoek wordt ondersteund door ten minste 27.000 kiesgerechtigden.

  • 2. Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde aantal worden de kiesgerechtigden die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 3. Ondersteuning vindt plaats op door de gemeente ter beschikking gestelde lijsten en/of op een gemeentelijke website waarop duidelijk een omschrijving en onderbouwing van het referendumverzoek zijn aangegeven.

  • 4. Een kiesgerechtigde kan het verzoek ondersteunen door het plaatsen van voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening.

Artikel 38 Indiening en toetsing definitief referendumverzoek

  • 1. Degene die een inleidend referendumverzoek heeft gedaan, kan bij de raad een definitief referendumverzoek indienen over een beslissing van de raad dat onderwerp was van een ingewilligd inleidend referendumverzoek.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend binnen zes weken na openbare kennisgeving van het besluit tot inwilliging van het inleidende verzoek. Indien deze termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het college deze desgevraagd.

  • 3. Bij de toetsing, of een verzoek voldoende wordt ondersteund, kan het college gebruik maken van de methode van het doen van een steekproef uit het bestand van steunbetuigingen.

Artikel 39 Besluit over het definitief referendumverzoek

  • 1. De raad neemt uiterlijk na acht weken na de dag van ontvangst van het referendumverzoek een besluit.

  • 2. De raad wijst het verzoek af, indien niet is voldaan aan de in artikel 36 tot en met 38 gestelde vereisten.

Artikel 40 Datum referendum

De raad bepaalt de datum van het referendum, met dien verstande dat dit kan plaatsvinden vanaf vier maanden na de dag waarop het verzoek is ingewilligd.

Artikel 41 Terugtrekken referendumverzoek

  • 1. De verzoeker kan tot drie maanden vóór de door de raad vastgestelde datum van het referendum met een schriftelijke verklaring gericht aan het college het referendumverzoek intrekken.

  • 2. Indien er meerdere verzoekers zijn, dan wordt de schriftelijke verklaring ondertekend door een meerderheid van hen.

  • 3. Het referendum vindt geen doorgang indien het besluit dat onderwerp is van het referendum, wordt ingetrokken.

  • 4. Indien binnen een jaar na intrekking van het in het derde lid genoemde besluit, een besluit met inhoudelijke dezelfde strekking wordt genomen, en de initiatiefnemer wenst daarover opnieuw een referendumverzoek in te dienen, dan kan de raad besluiten dat de initiatiefnemer ter ondersteuning van dit verzoek kan verwijzen naar de steunbetuigingen die bij het oorspronkelijke referendumverzoek zijn overgelegd.

  • 5. De raad beslist of sprake is van een besluit met inhoudelijk dezelfde strekking na advies van de Initiatief- en referendumcommissie.

  • 6. De raad kan beslissen om in gevallen van bijzondere hardheid, af te wijken van de in lid 4 genoemde termijn van één jaar.

Artikel 42 Vaststelling vraagstelling

De vraagstelling luidt:

"Bent u voor of tegen het raadsbesluit waarover het referendum gaat?”

Artikel 43 Vaststellen van de uitslag

  • 1. De uitslag is geldig indien ten minste 20% van alle kiesgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen.

Artikel 44 Gevolgen van de uitslag

De raad neemt naar aanleiding van de uitslag van het referendum uiterlijk binnen acht weken na de dag waarop het referendum is gehouden, een besluit met betrekking tot het onderwerp van het referendum.

Paragraaf 4 Overige onderwerpen

Artikel 45 Referendabel besluit bij grote projecten

  • 1. De raad kan in een startnotitie inrichting besluitvormingsproces besluiten welke beslissing in het besluitvormingsproces referendabel is bij een maatschappelijk vraagstuk waarvan de oplossing veel tijd of veel geld kost, dat diep ingrijpende gevolgen voor de Amsterdamse samenleving heeft of waarbij vele partijen zijn betrokken.

  • 2. Alvorens de raad een dergelijk besluit neemt, kan hij advies aan de Initiatief- en referendumcommissie vragen.

Artikel 46 Subsidie steunverwerving referendumverzoek en campagne

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken:

    • a.

      aan de verzoeker van een referendumverzoek voor de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van voldoende steun voor het indienen van het verzoek;

    • b.

      aan de verzoeker en maatschappelijke organisaties voor de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne indien het definitief referendumverzoek is ingewilligd. De subsidie wordt zo snel mogelijk uitbetaald, doch uiterlijk drie maanden vóór de datum van het referendum.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie.

Artikel 47 Referendumkrant

  • 1. Uiterlijk twee weken vóór het referendum wordt een referendumkrant verspreid waarin gelijke ruimte is gereserveerd voor de standpunten van verzoeker en de gemeente.

  • 2. De referendumkrant staat onder redactie van de Initiatief- en referendumcommissie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 48 Strafbepaling

  • Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a. stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b. stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c. als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 49 Overgangsbepaling

Burgerinitiatieven, volksinitiatieven en aankondigingen van referendumverzoeken die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, vallen onder de werking van deze Verordening tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 50 Grondslag nadere subsidieregels

Na de inwerkingtreding van deze verordening berust de Nadere subsidieregeling referendum op artikel 24, tweede lid, en artikel 46, tweede lid, van deze verordening.

Artikel 51 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum.

Toelichting

Aanleiding voor de herziening

In de oude verordening ‘Amsterdamse verordening op het burgerinitiatief en het referendum' bestond in alle gevallen een hoge drempel voor instrumenten van directe democratie. Dat ook in gevallen waarin daarvoor geen aanleiding bestaat.

Verder was de opbouw van het besluitvormingsproces rond een burgerinitiatief en een referendum erg ingewikkeld en was de tekst van de verordening onduidelijk. Daarom is de gehele verordening inhoudelijk en qua indeling aangepast en opnieuw geformuleerd. In deze verordening zijn de instrumenten aangepast.

Vergelijking tussen de oude en de nieuwe verordening

  • In de oude verordening kwamen de volgende instrumenten van directe democratie voor:

  • 1. burgerinitiatief (1.100 handtekeningen vereist): de mogelijkheid voor burgers om een voorstel op de raadsagenda te plaatsen waarna de raad een beslissing neemt;

  • 2. referendum (25.000 handtekeningen vereist): een volksstemming over een beslissing van de Gemeenteraad.

  • Het burgerinitiatief kon zowel betrekking hebben op een eigen voorstel van de initiatiefnemers als op een besluit dat al (op voorstel van het college of de raad zelf) geagendeerd stond voor de raad. Indien de raad het burgerinitiatief niet overnam of overname op een andere wijze dan de initiatiefnemers voor ogen stond, dan bestond er voor de initiatiefnemers (en voor andere kiesgerechtigden) de mogelijkheid om te vragen om een referendum. Het referendum werd dus altijd voorafgegaan door een burgerinitiatief. Een burgerinitiatief hoefde evenwel niet altijd te worden gevolgd door een referendum.

  • De uitslag van het referendum was niet bindend. Wel moest de raad naar aanleiding van de uitslag opnieuw beslissen; dat besluit kon zijn het eerder genomen besluit te wijzigen.

  • De nieuwe verordening brengt geen principiële verandering in de ter beschikking staande instrumenten. Wel wordt, in navolging van wat elders gebruikelijk is, een gewijzigde naamgeving gehanteerd. Ook de manier waarop de instrumenten procedureel zijn vormgegeven is veranderd. In de nieuwe verordening worden de instrumenten als volgt benoemd:

  • 1. burgerinitiatief: de mogelijkheid voor burgers om een voorstel op de raadsagenda te plaatsen waarna de raad een beslissing neemt; (200 handtekeningen vereist)

  • 2. a. volksinitiatief (1.200 handtekeningen vereist): vergelijkbaar met het burgerinitiatief, maar dan met de mogelijkheid om een afwijzend raadsbesluit hierover aan de kiezers voor te leggen in de vorm van

    • b.

      een volksstemming; (27.000 handtekeningen vereist)

  • 3. referendum: de mogelijkheid voor burgers om ‘correctief' een volksraadpleging te verzoeken over een raadsbesluit. (27.000 handtekeningen vereist)

  • Een burgerinitiatief in de vorm die in de nieuwe verordening wordt voorgesteld bestaat tot nog toe niet in Amsterdam. Dit ‘beperkte' burgerinitiatief biedt uitsluitend de mogelijkheid een voorstel te agenderen, maar kan niet gevolgd worden door een referendum. Er hoeven daarom minder uitzonderingsgronden te gelden. Het volksinitiatief kan wél gevolgd worden door een volksstemming, in wezen een (soort) referendum, en is dus vergelijkbaar met het burgerinitiatief uit de oude verordening. 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

In dit artikel worden de begrippen omschreven. Dit is vooral van belang zodat duidelijk is wat het verschil is tussen de instrumenten burgerinitiatief, volksinitiatief, volksstemming en referendum. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen kiesgerechtigden in geval van een burger- of volksinitiatief en in geval van een volksstemming of referendum.

Artikel 2 (Termijnen)

De Termijnenwet voorziet in het geval dat het einde van een termijn op een zaterdag, zondag of een erkende feestdag zou vallen. Dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Artikel 3 (Initiatief- en referendumcommissie).

De commissie bestaat uit een voorzitter en vier leden. Het college draagt zorg voor ambtelijke ondersteuning van de commissie. Er is een apart reglement opgesteld ten behoeve van de vergaderingen en de werkwijze van de commissie. De commissie neemt een onafhankelijke positie in. Bij bepaalde onderwerpen is het belangrijk om de onafhankelijke en deskundige blik van de commissie in te schakelen. Het eerste lid bepaalt over welke onderwerpen de commissie in ieder geval advies uitbrengt aan het gemeentebestuur. Daarnaast bepaalt het tweede lid dat de commissie het college adviseert over wijzigingen van de verordening. Verder kan het college de commissie ook in andere gevallen om advies vragen. De commissie kan het college ook ongevraagd adviseren.

Hoofdstuk 2 Burgerinitiatief

startpunt 1:

Burgerinitiatief

beslissing van de raad:

burgerinitiatief overnemen

burgerinitiatief níet overnemen

Artikel 4 (Mogelijkheden indiening burgerinitiatief)

Een burgerinitiatief is het recht van burgers om een concreet eigen voorstel te plaatsen op de agenda van de raad, die hierover een standpunt moet innemen en de zaak afdoet. Deze beslissing van de raad kan niet gevolgd worden door een volksstemming die een afwijking zou vormen van het uitgangspunt van een vertegenwoordigende democratie en waarvan de uitvoering hoge kosten met zich kan brengen. De raad heeft met andere woorden in elk opzicht het laatste woord. Gezien deze geringe impact op de bevoegdheidstoedeling in de Gemeentewet hoeven er weinig uitzonderingsgronden te gelden. De lijst met uitzonderingsgronden is dan ook korter dan bij het nog te bespreken volksinitiatief (zie artikel 9, met name de uitzonderingsgronden in het tweede lid, onder d, i en j en in het derde lid).

Bij het burgerinitiatief gaat het om eigen voorstellen die in de burgerij zijn ontstaan. Als burgers in willen haken op lopende besluitvorming, dan is het in hoofdstuk 4 geregelde referendum het geëigende middel. Dat wil niet zeggen dat zich niet de situatie voor zou kunnen doen dat een in een burgerinitiatief vervat voorstel leidt tot aantasting van eerdere besluitvorming. Het mag dan alleen gaan om besluiten die langer dan vier jaar geleden zijn genomen. Dit om te voorkomen dat vrijwel onmiddellijk na het nemen van een besluit langs de weg van het burgerinitiatief geprobeerd wordt hierop terug te komen. In dat stadium, kort na het nemen van het besluit, is dat niet zinvol.

Door het geringere aantal uitzonderingsgronden en de genoemde vierjaarsbepaling vormt deze regeling van het burgerinitiatief een verruiming van de mogelijkheden voor burgerparticipatie ten opzichte van de oude verordening.

Het instrument burgerinitiatief komt in de ‘Amsterdamse Verordening op het burgerinitiatief en het referendum 2004' in feite niet voor. Het instrument dat onder die naam in de oude verordening voorkomt betreft wat in de nieuwe verordening wordt aangeduid als ‘volksinitiatief'.

Artikel 5 t/m 8  (Burgerinitiatief).

Voor een geldig burgerinitiatief zijn 200 handtekeningen van kiesgerechtigde Amsterdammers vereist. Om een onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer zijn 40 duizend adhesies nodig. Amsterdam heeft 800 duizend inwoners, dat is 5% van Nederland. 5% van 40.000 is 200. Dit is een relatief klein aantal in vergelijking met de nog te bespreken andere instrumenten, maar dat is ook logisch gezien het feit dat het burgerinitiatief een licht instrument is. De handtekeningen worden samen met het burgerinitiatief zelf ingediend bij het college. Het college toetst of het voorstel in aanmerking komt voor een burgerinitiatief. Bij de toetsing of het burgerinitiatief voldoende wordt ondersteund, maakt het college gebruik gemaakt van een protocol, dat al onder de voorgaande verordeningen gold. Een steekproef maakt deel uit van deze toets.

Het college toetst ook of het voorstel onder een van de in artikel 4, tweede lid, opgenomen uitzonderingsgronden valt. Indien het college van oordeel is dat het geval is, vraagt het college hierover advies aan de Initiatief- en referendumcommissie. Pas na dit advies, doet het college een voordracht over het ingediende burgerinitiatief aan de raad.

Het is uiteindelijk aan de raad om te beslissen of sprake is van een geldig burgerinitiatief, dat wil zeggen of er voldoende ondersteuning is en het voorstel niet onder de uitzonderingsgronden valt. Als sprake is van een geldig burgerinitiatief, dan beslist de raad over het voorstel dat in het burgerinitiatief is opgenomen. Dit besluit wordt in ieder geval gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Wat betreft het vereiste aantal handtekeningen van kiesgerechtigde Amsterdammers is uitgegaan van de laagste grens die er nu binnen de stadsdelen van kracht is. Dat betekent dat de grens voor het agenderen van burgerinitiatieven bij de bestuurscommissies 50 handtekeningen wordt.

Bestuurscommissies

Eén van de kernelementen van het nieuwe bestuurlijk stelsel is stedelijke kaderstelling. In de nieuwe situatie van verlengd lokaal bestuur oefenen de bestuurscommissies de door burgemeester, college en raad aan hen toegekende bevoegdheden uit binnen (beleids)kaders die voor de gehele stad gelden. Er is alleen nog sprake van lokale invulling voor zover dat vanuit de opgave vanuit het gebied nodig is. In dit geval geldt dat er naast de centrale verordening twee verordeningen bestaan die betrekking hebben op referenda in de stadsdelen en vijf verordeningen die betrekking hebben op burgerinitiatieven binnen de stadsdelen. Vanuit de specifieke opgave vanuit het gebied ligt het echter niet in de rede om een lokale invulling te geven aan referenda en burgerinitiatieven. Voorstel is dan ook dat de verordeningen van de stadsdelen worden ingetrokken en dat alleen de centrale verordening wordt gehandhaafd. Aangezien de bestuurscommissies een belangrijke functie hebben als ogen en oren van de stad, is het voorstel dat de centrale verordening zo wordt aangepast dat burgers wel de mogelijkheid krijgen om ook onderwerpen bij de bestuurscommissies te agenderen. Dit wordt echter wel tot burgerinitiatieven beperkt. De weg naar volksinitiatieven, volksstemmingen en referenda is dan afgesloten.

Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Hoofdstuk 3 Volksinitiatief en volksstemming

startpunt 2:

Volksinitiatief

beslissing van de raad:

Volksinitiatief

overnemen

volksinitiatief níet overnemen

mogelijkheid volksstemming

raad besluit:  uitkomst volksstemming

wel / niet overnemen

Paragraaf 1 Volksinitiatieffase

Artikel 9 (Mogelijkheden indiening volksinitiatief)

Net als het burgerinitiatief, en in tegenstelling tot het referendum, heeft het volksinitiatief betrekking op een voorstel uit de burgerij. In tegenstelling tot het burgerinitiatief echter kan het volksinitiatief gevolgd worden door een volksraadpleging. Dit in de zogenaamde volksstemmingsfase die mogelijk is nadat de raad zich over het voorstel heeft uitgelaten. Een volksstemming lijkt daarmee op een referendum. Echter, als gezegd is het onderwerp van de volksstemming niet een besluit dat op initiatief van het gemeentebestuur is genomen, maar een besluit waarvan een groep kiezers vindt dat het genomen zou moeten worden.

Het voorstel wordt dus op de agenda van de raad geplaatst, en de raad neemt daarover een beslissing. Is deze positief dan blijft het daarbij. Is deze negatief, of wijkt deze af van het voorstel, dan is daarover een volksstemming mogelijk. Om deze reden gelden er dan ook meer uitzonderingsgronden voor een volksinitiatief.

Vanwege de grotere impact die het volksinitiatief heeft, gelden hiervoor meer uitzonderingsgronden. Er is met name expliciet voor gekozen geen volksinitiatieven toe te staan wanneer de raad meent dat zwaarwegende belangen zich verzetten tegen een volksstemming (artikel 9, derde lid). Van dergelijke zwaarwegende belangen is onder meer sprake als de uitvoering van dat volksinitiatief zou leiden tot een aanzienlijke aantasting van een eerder genomen raadsbesluit. Toen dat besluit genomen werd, bestond immers al de mogelijkheid om een referendumverzoek te doen. Via de bepaling in het tweede lid wordt het telkens ter discussie stellen - langs de indirecte weg van de indiening van een burger- of volksinitiatief - van dezelfde besluitvorming voorkomen.

Artikel 11 (Ondersteuning volksinitiatief)

Het aantal van 1.100 handtekeningen werd in de vorige verordening vereist voor een ‘burgerinitiatief'. Nu het volksinitiatief in de huidige verordening vergelijkbaar is met het oude burgerinitiatief, is dit aantal nagenoeg gelijk gebleven. Het aantal uit de vorige verordening  is gebaseerd op 0,2% van de kiesgerechtigden bij de raadsverkiezing van 2002. Nu zijn 1.200 handtekeningen vereist voor een burgerinitiatief. Dit aantal is gebaseerd op 0,2% van de kiesgerechtigden bij de raadsverkiezing van 2010.

Stemgerechtigde burgers van Amsterdam kunnen het volksinitiatief ondersteunen door het plaatsen van hun voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening op een lijst waarop het volksinitiatief duidelijk is vermeld.

Onder de nieuwe verordening mag naast - of in plaats van - de papieren handtekeningenlijsten ook gebruik gemaakt worden van ondersteuning langs elektronische weg (internet). De Tweede Kamer staat voor haar burgerinitiatief toe dat steunverklaringen langs elektronische weg worden ingezonden. Het ontmoet geen bezwaar om elektronische ondersteuning ook voor het gemeentelijke burgerinitiatief, volksinitiatief en referendum toe te laten. Dit kan door het invullen van de personalia op een website. De elektronisch handtekening is op dit moment nog erg in ontwikkeling. Vooralsnog kan bij de steunverwerving genoegen worden genomen met het drukken op een knop op een website als equivalent van de papieren handtekening. Bij het onderzoek van de steunverwerving (zie artikel 13 jo. artikel 8) kan dan in de vorm van een steunproef aan een aantal kiesgerechtigden die het initiatief ondersteund hebben, gevraagd worden om een papieren handtekening.

De lijst of website waarop de steunbetuiging wordt geplaatst moet voldoende duidelijk zijn en aansluiten bij de aankondiging van het volksinitiatief. Onder de oude verordening moest de ondersteuning plaatsvinden op lijsten die door het college werden verstrekt. Het college verstrekte deze lijsten ná de toets van de aankondiging van het volksinitiatief. Dit om te voorkomen dat een initiatiefnemer veel tijd en energie zou steken in het verzamelen van voldoende handtekeningen om er pas na indiening achter te komen dat indiening van zijn of haar voorstel als volksinitiatief helemaal niet mogelijk is.

De regel dat ondersteuning moet plaats vinden op door het college verstrekte lijsten is nu losgelaten. Dit biedt als voordeel voor de indiener dat hij al in een eerder stadium handtekeningen in kan zamelen. Daarbij is het wel zaak dat de initiatiefnemer ervoor zorgt dat de omschrijving van het volksinitiatief op de lijst (of op de website) aansluit op de omschrijving in de aankondiging. Indien het voorstel op de lijsten afwijkt van dat op de aankondiging, dan loopt de indiener het risico dat de raad het volksinitiatief op die grond afwijst. De initiatiefnemer loopt in het nieuwe systeem verder wel het risico dat pas na het verzamelen van de steunbetuigingen blijkt dat een voorstel niet in aanmerking komt voor een volksinitiatief. Dit kan de initiatiefnemer voorkomen door het college te vragen om een informele toets van de ontvankelijkheid voordat ze beginnen met handtekeningen verzamelen.

Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Artikel 12 (Indiening en toetsing volksinitiatief)

Het volksinitiatief wordt ingediend bij het college. De raad is uiteraard het bevoegd orgaan, maar het college dient (snel) een aantal voorbereidende handelingen uit te voeren. De initiatiefnemers kunnen aanspraak maken op maximaal vier uur ambtelijke bijstand voor het uitwerken van een volksinitiatief.

Als het college verwacht dat de uitvoering van het voorstel uit het volksinitiatief aanzienlijke kosten met zich zal brengen, kan het de initiatiefnemers vragen om een financiële onderbouwing. De raad zal met dit verzoek aan de initiatiefnemers moeten instemmen. De initiatiefnemers zijn overigens niet verplicht aan het verzoek te voldoen, al zal een weigering een financiële onderbouwing te leveren de geloofwaardigheid van het desbetreffende volksinitiatief zeker afbreuk doen.

De toets of het onderwerp van het volksinitiatief toelaatbaar is, gebeurt door het college, waarna het college hierover een voordracht doet aan de raad. Voorafgaande aan het besluit van de raad over de toelaatbaarheid van het volksinitiatief kunnen de initiatiefnemers al handtekeningen voor het volksinitiatief verzamelen. De initiatiefnemers lopen hierbij wel het risico dat pas na het inzamelen van 1.200 handtekeningen blijkt dat een onderwerp niet in aanmerking komt voor een volksinitiatief.

Artikel 13 (Besluit over het volksinitiatief)

Het is uiteindelijk aan de raad om te beslissen of sprake is van een geldig volksinitiatief, dat wil zeggen of er voldoende ondersteuning is en het voorstel niet onder de uitzonderingsgronden valt. Als sprake is van een geldig volksinitiatief, dan beslist de raad over het voorstel dat in het volksinitiatief is opgenomen. Het besluit over het volksinitiatief wordt in ieder geval gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Paragraaf 2 Volksstemmingsfase

Artikel 14 (Mogelijkheden indiening volksstemming)

Als de raad afwijzend beslist over het volksinitiatief, is een volksstemming mogelijk. Ook een volksstemming dient aangekondigd te worden bij het college, zodat het college snel over kan gaan tot een aantal voorbereidende handelingen.

Artikel 16 (Ondersteuning verzoek volksstemming)

Voor een geldig verzoek om een volksstemming zijn 27.000 handtekeningen benodigd. Dit aantal is de afgeronde uitkomst van de in de Referendumverordening 1998 gehanteerde formule: tweemaal het aantal kiesgerechtigden bij de laatst gehouden raadsverkiezing, gedeeld door het aantal raadszetels. Dit vereiste aantal is gehandhaafd.

Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Artikel 18 (Besluit over het verzoek om een volksstemming)

Het besluit over het verzoek om een volksstemming wordt in ieder geval gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Artikel 19 (Datum volksstemming)

Een volksstemming vindt niet eerder plaats dan zes maanden na de toewijzing door de raad van het verzoek om een volksstemming. Deze termijn is opgenomen om te garanderen dat er voldoende tijd is voor maatschappelijk debat in de periode voorafgaande aan de stemming. Uit het oogpunt van kostenbesparing, en ter voorkoming van verkiezingsmoeheid, zullen volksstemmingen en verkiezingen zoveel mogelijk geconcentreerd worden op één stemdag per jaar.

Artikel 20 (Terugtrekken verzoek volksstemming)

De verzoekers kunnen tot uiterlijk drie maanden voor de stemming het verzoek tot het houden van een volksstemming intrekken, bijvoorbeeld als zij van mening zijn dat de raad voldoende is tegemoetgekomen aan het initiatiefvoorstel. De termijn van drie maanden is gekozen omdat daarna de meeste kosten voor de organisatie van de stemming al gemaakt zijn.

Artikel 21 (Vaststelling vraagstelling)

Geen toelichting

Artikel 22 (Vaststellen van de uitslag)

De uitslag wordt niet bepaald volgens de methode van de gekwalificeerde meerderheid. De gewone meerderheid geeft de doorslag, onder de voorwaarde dat de opkomst ten minste 20% bedraagt.

Artikel 23 (Gevolgen van de uitslag)

De raad neemt uiterlijk vier weken na de volksstemming een beslissing met betrekking tot het onderwerp van het volksstemming. Een juridische binding van de raad aan de uitslag is niet mogelijk op grond van artikel 129, zesde lid, van de Grondwet: de leden van de gemeenteraad stemmen zonder last. Raadsleden kunnen desgewenst wel, individueel of gezamenlijk, vooraf aangeven of zij de uitslag zullen respecteren. Zij kunnen dit uitspreken per volksstemming of voor een hele bestuursperiode. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om politieke zelfbinding en niet om een juridische binding. Om deze reden is ervan afgezien de zelfbinding in de verordening te regelen.

Artikel 24 (Subsidie steunverwerving verzoek en campagne)

Er bestaat de mogelijkheid voor de verzoeker van de volksstemming om subsidie te vragen voor de kosten ten behoeve van het verkrijgen van de 27.000 handtekeningen. Het college heeft nadere regels hierover opgesteld. De subsidie voor de campagnefase wordt uitbetaald drie maanden voor de stemming. Op dat moment is zeker dat de stemming doorgang zal vinden.

Toekenning van subsidie is geen automatisme. In de huidige tijd is het door het gebruik van sociale media (internet, Facebook, Twitter, etc.) veel gemakkelijker om aandacht te krijgen voor een bepaalde zaak en steunbetuigingen te verwerven. Er zal dan ook weinig (of in ieder geval veel minder) aanleiding toe zijn om subsidie aan te vragen voor de steunverwerving.

Artikel 25 (Volksstemmingskrant)

Een maand voor de stemming wordt huis aan huis een volksstemmingskrant verspreid. Naast procedurele informatie over de spelregels en de gang van zaken bij een volksstemming, wordt in deze krant gelijke ruimte gereserveerd voor de verzoekers en de gemeente. Die ruimte kan naar eigen inzicht worden gevuld. De initiatief- en referendumcommissie is verantwoordelijk voor de redactie van de krant.

Hoofdstuk 4 Referendum

startpunt 3:

aankondiging referendum

Inleidend verzoek referendum

Beslissing college op inleidend verzoek referendum

Definitief verzoek referendum

Raad besluit: uitkomst referendum wel / niet overnemen

Paragraaf 1 Aankondiging van het referendumverzoek

Artikel 26 (Mogelijkheden indiening referendumverzoek)

Er is een wezenlijk verschil tussen een volksstemming en een referendum. Een volksstemming ontstaat naar aanleiding van een eigen voorstel uit de burgerij, terwijl het bij het referendum ‘negatief' is en gaat over een (voorgenomen) besluit dat door een aantal burgers ter discussie wordt gesteld. De uitzonderingsgronden komen grotendeels overeen met die van het volksinitiatief de volksstemming. Artikel 26 spreekt over ‘een besluit van de raad’. Er is aansluiting gezocht bij het besluitbegrip uit de Algemene wet bestuursrecht, waarmee gedoeld wordt op een schriftelijke beslissing gericht op rechtsgevolg. Referendabel is daarmee, in beginsel, elk besluit dat de raad neemt, met uitzondering van de in het tweede lid genoemde besluiten.

Artikel 28 (Ondersteuning aankondiging)

De aankondiging moet worden ondersteund door ten minste 1.200 handtekeningen. Met de inwerkingtreding van de deze verordening mag naast - of in plaats van - de papieren handtekeningenlijsten ook gebruik gemaakt worden van handtekeningen die langs elektronische weg (internet) zijn verworven.

Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Artikel 29 (Indiening en toetsing aankondiging referendumverzoek)

Het referendumproces begint al voordat de raad het besluit neemt dat uiteindelijk bij het referendum aan de bevolking wordt voorgelegd. Tot uiterlijk twee dagen vóór de raadsvergadering kan een initiatiefnemer de aankondiging doen aan de raad van zijn voornemen om een referendumverzoek te doen, nadat de raad het besluit daadwerkelijk heeft genomen. Bij op handen zijnde besluitvorming kan vóór het formele bekend maken van de raadsagenda al contact worden opgenomen met het gemeentebestuur over het precieze voorstel en het moment van agendering. In de regel wordt ca. één week voor de raadsvergadering de agenda bekend. Voorstellen worden voordat zij in de raad worden behandeld eerst in een commissievergadering behandeld. De agenda daarvoor is ongeveer drie weken voor de raadsvergadering bekend.

Het college toetst of het aangekondigde referendumverzoek voldoet aan de vereisten van artikel 26 tot en met 28 van de verordening. Zij vraagt daarover advies van de Initiatief- en referendumcommissie.

Artikel 30 (Besluit over het in de aankondiging opgenomen voorstel)

De aankondiging van het voorgenomen referendumverzoek wordt geagendeerd voor dezelfde raadsvergadering als de voorgenomen beslissing. In veel gevallen impliceert dit dat de voorgenomen beslissing in een latere raadsvergadering wordt behandeld dan oorspronkelijk was gepland. De aankondiging van het referendumverzoek wordt immers pas kort voor de geplande vergaderdatum gedaan. En als de aankondiging gedaan is, moet onderzocht worden of de aankondiging voldoet aan de vereisten die de verordening stelt.

Door de gelijktijdige agendering van de aankondiging en het voorgenomen besluit neemt de raad kennis van het in het voorgenomen referendumverzoek geformuleerde voorstel (om de beslissing niet te nemen). De raad kan dit voorstel betrekken in zijn besluitvorming over de voorgestelde beslissing. De aankondiging van het referendumverzoek kan derhalve de besluitvorming over het collegevoorstel beïnvloeden.

Wordt het collegevoorstel noch verworpen, noch in voornoemde zin geamendeerd, dan neemt de raad vervolgens een beslissing over het in de aankondiging opgenomen voorstel. Als de raad het oorspronkelijk geagendeerde voorstel integraal of gedeeltelijk overneemt, dan schort de raad de uitvoering of inwerkingtreding van zijn beslissing op. De opschorting moet voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen intreden, maar impliceert niet dat er geen voorbereidende handelingen mogen plaatsvinden. Gedurende de periode van opschorting kan degene die eerder de aankondiging heeft gedaan, een inleidend verzoek om een referendum indienen. De opschorting duurt tot de raad een beslissing neemt naar aanleiding van de uitslag van een referendum. De opschorting eindigt eveneens wanneer er geen of een ongeldig inleidend dan wel definitief referendumverzoek wordt gedaan.

Artikel 31 Mogelijkheden voortzetting referendum

Het referendum heeft, gezien het correctieve karakter van het instrument, uitsluitend betrekking op het raadsbesluit op het oorspronkelijk bij de raad geagendeerde voorstel. In dit raadsbesluit kan ook rekening zijn gehouden met de argumenten die ter onderbouwing van de aankondiging zijn aangevoerd. Deze argumenten kunnen bijvoorbeeld aanleiding zijn geweest om het oorspronkelijke voorstel te wijzigen. Het referendumverzoek kan vervolgens alleen gaan over het raadsbesluit, dat eventueel een wijziging bevat op het oorspronkelijke collegevoorstel.

Paragraaf 2 Inleidend referendumverzoek

Artikel 33 (Ondersteuning inleidend referendumverzoek)

Aangezien een referendumverzoek tot gevolg heeft dat de besluitvorming wordt opgeschort, heeft het inleidend verzoek onder andere tot doel erachter te komen of er voldoende steun lijkt te zijn voor een referendum. Vandaar dat de steun van in ieder geval 6.750 kiesgerechtigden is vereist, voordat verder gegaan kan worden met een definitief referendumverzoek.

De 1200 handtekeningen die verworven zijn voor de aankondiging van het referendumverzoek mogen hier niet van worden afgetrokken. De reden hiervoor is dat het raadsbesluit waartegen de aankondiging zich richtte, een andere inhoud kan hebben dan het raadsbesluit dat onderwerp is van het inleidend verzoek.

Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Artikel 35 (Besluit over het inleidend referendumverzoek)

Het inleidend verzoek kan worden gedaan binnen drie weken na de openbare kennisgeving van de beslissing van de raad. Ongeacht wanneer het inleidend verzoek wordt ingediend, begint pas aan het eind van deze drie weken, de termijn van 2 (of 4) weken te lopen voor het college om een beslissing op het inleidend verzoek te nemen. Het besluit wordt in ieder geval gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Paragraaf 3 Definitief referendumverzoek

Artikel 37 (Ondersteuning definitief referendumverzoek)

Een definitief referendumverzoek dient ondersteund te worden met totaal in ieder geval 27.000 handtekeningen. De 6.750 handtekeningen die verworven zijn voor het inleidend verzoek mogen hiervan afgetrokken worden. Indien één van de vereiste gegevens, te weten: voor- en achternaam, adres, geboortedatum en handtekening, ontbreekt, wordt de steunbetuiging ongeldig verklaard.

Artikel 39 (Besluit over het definitief referendumverzoek)

Het besluit over het definitief referendumverzoek wordt in ieder geval gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Artikel 40 (Datum referendum)

Een referendum vindt niet eerder plaats dan vier maanden na de toewijzing door de raad van het referendumverzoek. De termijn van vier maanden is opgenomen om te garanderen dat er voldoende tijd is voor maatschappelijk debat in de periode voorafgaande aan de stemming. Deze termijn is wel korter dan de termijn die geldt voor een volksstemming (zes maanden). Gedurende de referendumprocedure is de uitvoering of inwerkingtreding van het desbetreffende besluit opgeschort. Dit pleit voor niet te lange termijnen. Dit geldt niet zo voor een volksstemming.

Uit het oogpunt van kostenbesparing, en ter voorkoming van verkiezingsmoeheid, zullen referenda en verkiezingen zoveel mogelijk geconcentreerd worden op één stemdag per jaar.

Artikel 41 (Terugtrekken referendumverzoek)

De verzoekers kunnen tot uiterlijk drie maanden voor de stemming het referendumverzoek intrekken, bijvoorbeeld als zij van mening zijn dat de raad voldoende is tegemoetgekomen aan het initiatiefvoorstel. De termijn van drie maanden is gekozen omdat daarna de meeste kosten voor de organisatie van de stemming al gemaakt zijn.

Dat een raadsbesluit onderwerp is van een referendum, staat er niet aan in de weg dat dit raadsbesluit kan worden ingetrokken. Artikel 41, derde lid, regelt expliciet wat dan de gevolgen zijn voor het referendum: het referendum vindt dan geen doorgang. Indien er binnen een jaar na het intrekken van het referendabele besluit, een besluit wordt genomen met inhoudelijk dezelfde strekking, hoeft de initiatiefnemer niet opnieuw handtekeningen te verzamelen indien hij over dit nieuwe besluit ook een referendumverzoek wil indienen. De Initiatief- en referendumcommissie brengt advies uit over de vraag of sprake is van een besluit met inhoudelijk dezelfde strekking.

Uitgangspunt is dat de handtekeningen die bij het eerdere raadsbesluit zijn verzameld, alleen opnieuw mogen worden gebruikt indien er binnen een jaar een nieuw soortgelijke raadsbesluit wordt genomen. Het is echter denkbaar dat het in voorkomende gevallen niet redelijk is om deze termijn van één jaar aan een initiatiefnemer tegen te werpen, zoals bijvoorbeeld in overmachtssituaties. Op grond van het zesde lid kan de raad daarom besluiten dat de in het vierde lid genoemde termijn wordt verlengd.

Artikel 42 (Vaststelling vraagstelling)

Het referendum kan uitsluitend gaan over een duidelijke ja/nee-keuze over een enkel onderwerp en behelst geen keuze tussen alternatieven. Voorwerp van het referendum is steeds het raadsbesluit op de oorspronkelijk geagendeerde beslissing. In dit raadsbesluit kan rekening zijn gehouden met de motieven die aan de aankondiging van het referendum ten grondslag hebben gelegen.

Artikel 43 (Vaststellen van de uitslag)

De uitslag wordt niet bepaald volgens de methode van de gekwalificeerde meerderheid. De gewone meerderheid geeft de doorslag, onder de voorwaarde dat de opkomst ten minste 20% moet bedragen

Artikel 44 (Gevolgen van de uitslag)

De raad neemt uiterlijk vier weken na het referendum een beslissing met betrekking tot het onderwerp van het referendum. Een juridische binding van de raad aan de uitslag is niet mogelijk op grond van artikel 129, zesde lid, van de Grondwet: de leden van de gemeenteraad stemmen zonder last. Raadsleden kunnen desgewenst wel, individueel of gezamenlijk, vooraf aangeven of zij de uitslag zullen respecteren. Zij kunnen dit uitspreken per referendum of voor een hele bestuursperiode. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om politieke zelfbinding en niet om een juridische binding. Om deze reden is ervan afgezien de zelfbinding in de verordening te regelen.

Paragraaf 4 Overige onderwerpen

Artikel 45 (Referendabel besluit bij grote projecten)

Er zijn besluitvormingstrajecten met een lange doorlooptijd, waarbij in de loop van de tijd voor de realisering van een groot project een reeks van beslissingen moet worden genomen. Voorbeelden hiervan zijn de realisatie van de Noord-Zuidlijn en de verzelfstandiging van de Haven. Voor zulke grote projecten is het wenselijk dat de raad beslist welk van die beslissingen zich het beste leent voor een referendum.

Voor zulke grote projecten is het wenselijk dat bij de start van de beleidsvoorbereiding in een notitie wordt vastgelegd op welke momenten beslissingen worden genomen, welke beslissingen referendabel zijn, welke beslissing zich het beste leent voor een referendum en op welke wijze de burgers bij de beleidsontwikkeling worden betrokken. Het vaststellen van een startnotitie inrichting besluitvormingsproces waarin één beslissing wordt aangemerkt die in aanmerking komt voor een referendum, voorkomt dat over elke beslissing een referendum verzocht kan worden. Andere beslissingen dan de door de raad aangewezen beslissing, zijn niet referendabel, zoals ook is vastgelegd in artikel 26, tweede lid, onder i.

Artikel 46 (Subsidie steunverwerving referendumverzoek en campagne)

Er bestaat de mogelijkheid voor de verzoeker van het referendum om subsidie te vragen voor de kosten ten behoeve van het verkrijgen van de 27.000 handtekeningen. Het college heeft nadere regels hierover opgesteld. De subsidie voor de campagnefase wordt uitbetaald drie maanden voor het referendum. Op dat moment is zeker dat de stemming doorgang zal vinden.

Toekenning van subsidie is geen automatisme. In de huidige tijd is het door het gebruik van sociale media (internet, Facebook, Twitter, etc.) veel gemakkelijker om aandacht te krijgen voor een bepaalde zaak en steunbetuigingen te verwerven. Er zal dan ook weinig (of in ieder geval veel minder) aanleiding toe zijn om subsidie aan te vragen voor de steunverwerving.

Artikel 47 (Referendumkrant)

Uiterlijk twee weken voor de stemming wordt huis aan huis een referendumkrant verspreid. Naast procedurele informatie over de spelregels en de gang van zaken bij een referendum, wordt in deze krant gelijke ruimte gereserveerd voor de standpunten van verzoekers en de gemeente. De initiatief- en referendumcommissie is verantwoordelijk voor de redactie van de krant en kan voor het vullen van de standpunten van verzoekers en de gemeente gebruik- maken van de bijdragen die partijen leveren. De commissie toetst of de door partijen aangevoerde bijdragen feitelijk juist zijn en of deze in voldoende mate betrekking hebben op het raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 49 (Overgangsbepaling)

Dit artikel voorziet in de situatie dat een burgerinitiatief zoals bedoeld in de ‘Amsterdamse Verordening op het burgerinitiatief en het referendum 2004' al in procedure is op het moment dat de wijziging van de verordening in werking treedt. Een dergelijk burgerinitiatief wordt vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening afgehandeld volgens de regels van deze verordening. Hiervoor is gekozen om de indieners van in procedure zijnde burgerinitiatieven ook in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de mogelijkheid om langs elektronische weg handtekeningen te verzamelen.

Voor het enige in procedure zijnde burgerinitiatief geldt dat dat ten tijde van de behandeling van de verordening voor de indiener de termijn van zes weken loopt om aan te geven of het burgerinitiatief wordt doorgezet als referendum. Deze zes weken termijn is in de nieuwe verordening komen te vervallen. Om het overzicht te bewaren en de indiener van het burgerinitiatief niet te benadelen, wordt ervoor gekozen om op de dag van inwerkingtreding de nieuwe termijn te laten starten van drie weken (termijn zoals bepaald in artikel 34, tweede lid) om de benodigde handtekeningen (6.750) te verzamelen voor een inleidend referendumverzoek.

Indien deze bepaling niet zou zijn opgenomen, dan zou inwerkingtreding van deze verordening tot gevolg hebben dat - op grond van de nieuwe verordening - deze driewekentermijn al was gaan lopen en zelfs al voor een groot deel verstreken zou zijn.

Artikel 50 (Grondslag nadere regels)

Deze bepaling bewerkstelligt dat de onder de oude referendumverordening vastgesteld ‘Nadere subsidieregeling referendum' hun werking behouden onder de nieuwe verordening.

Artikel 51 (Citeertitel)

Geen toelichting