Verkeersbesluit voor provinciaal vaarwegtraject 3: het Korte Vlietkanaal, de Rijn ten westen van Leiden, het Additioneel kanaal en het Uitwateringskanaal tussen km 0.00 en km 10.28

Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Intitulé

Verkeersbesluit voor provinciaal vaarwegtraject 3: het Korte Vlietkanaal, de Rijn ten westen van Leiden, het Additioneel kanaal en het Uitwateringskanaal tussen km 0.00 en km 10.28

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

overwegende, dat hun college op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is tot het nemen van de in die wet bedoelde verkeersbesluiten ter regeling van het scheepvaartverkeer op de provinciale vaarwegen;

dat het Korte Vlietkanaal, de Rijn ten westen van Leiden, het Additioneel Kanaal en het Uitwateringskanaal (aansluitend gelegen tussen km 0.00 en km 10.28), hierna genoemd: “traject 3”, vaarwegen zijn die onder het beheer van de provincie Zuid-Holland vallen;

dat het nautisch beheer zich richt op het belang van de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg voor de scheepvaart en het waarborgen van de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart (overeenkomstig artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet) en dat scheepvaart vlot en veilig gebruik

moet kunnen maken van traject 3;

dat in navolging van het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 – 2020 en de beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart uit 2006 op 30 januari 2013 door Provinciale Staten een nieuw ligplaatsenbeleid is goedgekeurd;

dat het nieuwe ligplaatsenbeleid met ingang van 1 april 2013 in werking treedt en dat dit ligplaatsenbeleid als uitgangspunt heeft om ligplaats nemen op provinciale vaarwegen te reguleren;

dat het ingevolge dat nieuwe beleid (onder meer) ongewenst is ligplaats in te nemen langs de oevers van traject 3 en dat in verband met het waarborgen van de veiligheid en de bruikbaarheid van de vaarweg het noodzakelijk is een afmeerverbod af te kondigen op dit traject, met uitzondering van de delen van de vaarweg waar momenteel met ontheffing vaartuigen liggen afgemeerd;

dat ter voorbereiding op het onderhavige besluit uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, alsmede het door hun college vastgestelde Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2013;

BESLUITEN:

I. het volgende Verkeersbesluit te nemen, ter regeling van het innemen van ligplaatsen in het Korte Vlietkanaal, de Rijn ten westen van Leiden, het Additioneel Kanaal en het Uitwateringskanaal tussen km 0.00 en km 10.28 (traject 3):

1. door plaatsing van verkeerstekens A.5, met richtingaanduidingen F.2, zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsverbod in te stellen op traject 3;

2. a. te bepalen dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de met een ontheffing (verleend door of namens Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland) aanwezige ligplaatsen voor vaartuigen;

b. dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op wachtplaatsen

bij bruggen op traject 3 als bedoeld in art. 6.26 lid 2 BPR welke worden aangeduid met aanwijzingstekens E.7, met richtingaanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ‘wachtplaats, art. 6.26 lid 2 BPR’ eventueel aangevuld met ‘groot schip (>20m)’ of ‘klein schip (<20m)’;

II. te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 april 2013;

III. dit besluit ter openbare kennis te brengen door plaatsing in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland en een plaatselijk huis-aan-huisblad;

IV. dit besluit ter kennisneming te zenden aan:

a. Gemeente Leiden, postbus 9100, 2300 PC, Leiden;

b. Gemeente Voorschoten, postbus 393, 2250 AJ, Voorschoten;

c. Gemeente Oegstgeest, postbus 1270, 2340 BG, Oegstgeest;

d. Gemeente Katwijk, postbus 589, 2220 AN, Katwijk;

e. ANWB, afdeling Watersport, postbus 93200, 2509 BA, Den Haag;

f. RWS Waterdienst, Infocentrum Binnenwateren, postbus 17, 8200 AA Lelystad;

g. Koninklijke Schippersvereniging “Schuttevaer”, postbus 23415, 3001 KK Rotterdam;

h. Koninklijk Nederlands Watersportverbond, Postbus 2658, 3430 GB Nieuwegein;

i. Hoogheemraadschap van Rijnland, postbus 156, 2300 AD Leiden;

j. Korps landelijke politiediensten, postbus 100, 3970 AC, Driebergen;

k. Politie Hollands Midden, postbus 4240, 2350 CE Leiderdorp;

V. belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van publicatie van dit besluit bij hun college een bezwaarschrift in te dienen door verzending aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag, onder vermelding van “Awb-bezwaar” in de linkerbovenhoek van de enveloppe en het bezwaarschrift;

VI. belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid, in samenspraak met de mogelijkheid tot het maken van bezwaar, om ingevolge artikel 8:81 van de

Algemene wet bestuursrecht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Prins Clauslaan 60 te Den Haag) een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

voor dezen;

mr. D.P. Boddé

hoofd bureau Juridisch Beheer

district Stedelijk Gebied